Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over het sponsorconvenant 2020-2022 (Kamerstuk 35300-VIII-148)
2020D11648 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hebben enkele fracties
de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen over de brief van de Minister
voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media d.d. 11 februari 2020 inzake sponsorconvenant
2020–2022 (Kamerstuk 35 300 VIII, nr. 148).
De voorzitter van de commissie, Tellegen
De adjunct-griffier van de commissie, Verouden
Inhoud
Blz.
I
Vragen en opmerkingen uit de fracties
2
•
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
2
•
Inbreng van de leden van de SP-fractie
2
•
Inbreng van de leden van de PvdD-fractie
3
II
Reactie van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
6
I Vragen en opmerkingen uit de fracties
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het sponsorconvenant
2020–2022 en hebben hierover nog enkele vragen.
Deze leden lezen dat bij ongeveer twee vijfde van scholen die sponsoring ontvangen
niet altijd de medezeggenschapsraad bij het sponsorbeleid wordt geraadpleegd, terwijl
ze wel instemmingsrecht hebben. Hoe gaat de Minister ervoor zorgen dat dit voortaan
wel gebeurt?
In hoeverre zijn er bij het convenant restricties opgelegd op sponsoring uit onvrije
landen? Ziet de Minister mogelijkheden om dit nog extra te onderschrijven in het convenant?
Heeft de Minister signalen dat er sponsoring afkomstig is uit onvrije landen? Zo ja,
welke signalen zijn dit? Zo nee, op welke manier ziet de Minister hierop toe? Welke
landen typeert de Minister als onvrij?
Voornoemde leden vragen welke mogelijkheden de Minister of de Inspectie van het Onderwijs
heeft om specifieke sponsoring tegen te houden, bijvoorbeeld sponsoring uit onvrije
landen. Deze leden lezen dat de sponsoring dient bij te dragen aan een goede toekomst
van kinderen, kan de Minister hier meer uitleg over geven? Hoe wordt er getoetst dat
er sprake is dat bepaalde sponsoring bijdraagt aan «een goede toekomst van kinderen»?
Kan de Minister sponsoring verbieden van organisaties of bedrijven die ongelijkheid
tussen jongens en meisjes nastreven, die anti-LHBT zijn, die antidemocratisch of anti-integratief
handelen, of die een samenleving prediken waar mensen niet gelijk behandeld moeten
worden? Zo ja, hoe wordt hierop toegezien? Zo nee, waarom niet, zo vragen deze leden.
Inbreng van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het sponsorconvenant 2020–2022.
Zij hebben daar nog enkele vragen over.
Deze leden vragen allereerst of de Minister van mening is dat ieder bedrijf of iedere
organisatie scholen zou mogen sponsoren voor welke tegenprestatie dan ook? Kan de
Minister zijn antwoord toelichten? Kan de Minister daarnaast een overzicht geven van
de bedrijven en organisaties die actief zijn als sponsoren in het onderwijs? Kan de
Minister tevens aangeven hoeveel euro er jaarlijks als sponsorgeld het onderwijs instroomt
in totaal en uitgesplitst naar bedrijf en organisatie? Zo niet, is de Minister bereid
hier onderzoek naar te doen en de resultaten met de Kamer te delen?
De Minister geeft in zijn brief aan dat sponsering veelal kleine, incidentele bedragen
betreft. Echter uit de Evaluatie sponsorconvenant 2015–20181 blijkt dat er ook scholen zijn die meer dan 10.000 euro aan sponsorgeld ontvangen,
namelijk 13 procent van de bevraagde scholen. Kan de Minister toelichten waar scholen
dit geld voor gebruiken, wie deze hoge bedragen sponsoren en welke tegenprestaties
daarvoor gevraagd worden?
Volgens de Minister maken recente technologische ontwikkelingen het aannemelijker
dat scholen in aanraking komen met bedrijven die data via digitale hulpmiddelen in
het onderwijs zouden kunnen vergaren. Vindt de Minister dat scholen en medezeggenschapsraden
voldoende kennis hebben over digitalisering en de mogelijke gevolgen daarvan? Hebben
scholen en medezeggenschapsraden bijvoorbeeld voldoende kennis over de manier waarop
(internationale) technologiebedrijven data kunnen vergaren via digitale hulpmiddelen
in het onderwijs en wat de gevolgen daarvan kunnen zijn? Is de Minister het eens met
deze leden dat al deze technologiebedrijven die in het onderwijs te vinden zijn, het
privacy convenant zouden moeten tekenen? Mede zodat scholen en medezeggenschapsraden
weten dat deze bedrijven zich aan de gemaakte afspraken zullen houden.
Voornoemde leden vragen de Minister wie overkoepelend toezicht houdt op de communicatie
richting scholen op de logische momenten en of medezeggenschapsraden dan ook apart
worden benaderd. Is het, gezien de coronacrisis, nog steeds de planning om dit voorjaar
het convenant onder de aandacht van alle scholen te brengen? Zo niet, wanneer dan?
In de toelichting van het sponsorconvenant staat dat een tegenprestatie kan bestaan
uit vermelding van de naam van de sponsor in communicatiemiddelen, maar ook het gebruik
van bepaald lesmateriaal of het verplicht uitdragen van een boodschap namens de sponsor.
Hebben signalen de Minister bereikt dat er scholen zijn die uit financiële nood sponsorgeld
hebben aangenomen in ruil voor een van deze mogelijke tegenprestaties? Heeft de Minister
zicht op hoe vaak er een tegenprestatie door de school is afgesproken, maar dat de
medezeggenschapsraad hiervan niet op de hoogte was gedurende de looptijd van het vorige
sponsorconvenant, zo vragen deze leden.
Kan de Minister toezeggen dat particuliere bijlesinstituten worden uitgezonderd van
de mogelijkheid tot sponsoring van scholen, zodat zij als tegenprestatie niet kunnen
eisen dat er bijvoorbeeld reclame gemaakt wordt op scholen, naar aanleiding van de
aangenomen moties Kwint/Westerveld2 en Westerveld/Kwint3 betreffende het terugdringen van particuliere bijlesinstituten op scholen?
Inbreng van de leden van de PvdD-fractie
De leden van de PvdD-fractie hebben kennisgenomen van de stukken en hebben hierover
nog enkele kritische vragen en opmerkingen.
Deze leden vragen regelmatig aandacht voor vormen van ongewenste beïnvloeding van
het onderwijs4, bijvoorbeeld door bedrijven uit de fossiele industrie en bio-industrie, maar ook
door jagers. Door kinderen al op jonge leeftijd te beïnvloeden proberen bepaalde bedrijven
of organisaties zichzelf een positief imago aan te meten, terwijl daar in de werkelijkheid
soms veel op aan te merken valt. Het instrument om hier iets tegen te doen is het
sponsorconvenant. Het sponsorconvenant 2020–2022 heeft een reeks goede uitganspunten.
Zo mag de betreffende samenwerking de ontwikkeling van kinderen niet schaden en mag
de onderwijsinhoud niet worden beïnvloed. Deze leden ondersteunen dergelijke uitgangspunten,
maar wijzen er op dat het sponsorconvenant ook de nodige beperkingen bevat, waardoor
een deel van deze uitgangspunten in de praktijk in de knel kunnen komen. Die beperkingen
beginnen bij de keuze voor een convenant als instrument. Bedrijven met kwade intenties
trekken zich er tot nu toe weinig van aan. Bekende voorbeelden zijn Shell5, veevoergigant De Heus6 en de Jagersvereniging7 die allen het onderwijs lastigvallen met als lesmateriaal vermomde reclame voor zaken
die moreel zeer discutabel zijn en daarbij bovendien een veel rooskleurigere voorstelling
van zaken geven dan in de werkelijkheid het geval is.
Een «aanbeveling» van de Reclame Code Commissie is voor sommige bedrijven helaas geen
reden om te stoppen met het verspreiden van hun schadelijke boodschap. Neem bijvoorbeeld
Shell, dat recent werd teruggefloten vanwege hun misleidende boodschap over het fossiele
product GTL op «techniekfestival» Generation Discover8. In plaats van dat Shell haar fout erkende en een stevige rectificatie plaatste,
reageerde Shell doodleuk dat ze het fossiele product GTL de volgende keer wat beter
zal proberen uit te leggen9. Geen woord over de schadelijke effecten van het fossiele product waarvan Shell deed
alsof het een bijdrage zou leveren aan een goed milieu en de Duurzame Ontwikkelingsdoelen
van de VN.
Erkent de Minister dat sommige bedrijven zich niets aan wensen te trekken van vrijblijvende
afspraken? Erkent de Minister dat een convenant daarmee een relatief zwak instrument
is om bedrijven met kwade intenties af te schrikken? Zo nee, waarom niet? Wat vindt
de Minister van bedrijven die, ondanks een aanbeveling van de Reclame Code Commissie,
toch doorgaan met het verspreiden van hun misleidende boodschap? Is de Minister van
mening dat bij herhaaldelijke overtredingen de mogelijkheid zou moeten bestaan om
boetes uit te delen? Zo nee, waarom niet? Welke mogelijkheden ziet de Minister voor
het creëren of uitbreiden van deze mogelijkheid? Kan de Minister toelichten waaruit
blijkt dat het nieuwe sponsorconvenant 2020–2022 wel als gevolg zal hebben dat bedrijven
met kwade intenties afgeschrikt zullen worden?
De verantwoordelijkheid om misleidende kindermarketing te herkennen is voornamelijk
neergelegd bij de scholen. Wat gaat de Minister doen om leraren, ouders, schooldirecties
en medezeggenschapsraden te helpen bij het herkennen van misleidend lesmateriaal?
Kan de Minister al meer vertellen over de aangekondigde checklist? Deelt de Minister
de mening dat deze checklist ook een passsage dient te bevatten die duidelijk maakt
dat sponsoring van een bedrijf of organisatie geen boodschap zou moeten bevatten die
niets of verwaarloosbaar weinig te maken heeft met de daadwerkelijke activiteiten
van het betreffende bedrijf of organisatie om greenwashing of antireclame te voorkomen?
Zo nee, waarom niet?
Deelt de Minister de mening dat het misleidend is als er grote discrepanties bestaan
tussen het verdienmodel van het betreffende bedrijf en de inhoud van de aangeleverde
sponsoring? Zo nee, waarom niet? Erkent de Minister dat het niet de bedoeling zou
moeten zijn dat een bepaalde vorm van misleidende kindermarketing door de ene school
wel en door de andere school niet geweerd zou worden? Hoe gaat de Minister in dat
kader voorkomen dat er grote verschillen ontstaan tussen scholen in de wijze waarop
zij omgaan met vergelijkbare vormen van kindermarketing? Hoe gaat de Minister stimuleren
dat scholen nog meer van elkaars ervaringen met ongewenste sponsoring kunnen leren?
In het stappenplan uit het sponsorconvenant 2020–2022 lijkt enige tegenstrijdigheid
te zitten.
In stap 1 staat onder andere de volgende opmerking: «Namen en logo’s in lesmateriaal
van een sponsor zijn ongewenst». In stap 2 wordt echter gesteld dat het voor de hand
ligt dat naam en logo van de sponsor worden getoond in de school of in communicatiemiddelen
van de school. Wat is hierop de zienswijze van de Minister? Kan de Minister meer toelichting
geven op donaties die in de afgelopen jaren werden gedaan door bedrijven aan scholen?
Kan de Minister voorbeelden geven van donaties die in de ogen van de Minister gewenst
en ongewenst waren? Kan de Minister toelichten hoe de controle is georganiseerd op
het mogelijk alsnog leveren van tegenprestaties, waardoor een donatie een vorm van
sponsoring wordt?
Het sponsorconvenant is momenteel nauwelijks bekend in het onderwijsveld, zo bleek
uit de recente evaluatie10. Kan de Minister uitgebreid toelichten hoe het onderwijsveld concreet geïnformeerd
zal worden over het sponsorconvenant 2020–2022? Kan de Minister al meer informatie
verschaffen over de gezamenlijke communicatiestrategie die zal worden ontwikkeld door
de ondertekenaars van het sponsorconvenant? Hoe gaat de Minister het onderwijsveld
wijzen op het algemene gevaar van als lesmateriaal vermomde kindermarketing, zeker
wanneer deze lesmaterialen zijn opgesteld door bedrijven met een verdienmodel dat
rechtstreeks in gaat tegen de belangen van kinderen, zoals bepaalde bedrijven uit
de fossiele industrie, bio-industrie en luchtvaart?
De aan het woord zijnde leden wijzen de Minister op het feit dat de klimaatcrisis
en biodiversiteitscrisis een grote impact zullen hebben op onder andere de levens
van kinderen en toekomstige generaties. Waarom wordt in het convenant niet gesproken
over sponsoring door bedrijven die nadrukkelijk hebben bijgedragen aan het veroorzaken
van de klimaatcrisis en biodiversiteitscrisis en nu hun markt proberen te verdedigen
door via het klaslokaal draagvlak en sympathie te creëren? Is de Minister bereid om
in kaart te brengen welke bedrijven en sectoren verdienmodellen hebben die in strijd
zijn met de belangen van kinderen? Zo nee, waarom niet? Deelt de Minister de mening
dat dergelijke bedrijven niets te zoeken hebben in het onderwijs? Zo nee, waarom niet?
Kan de Minister reflecteren op bedrijven die bewust geld hebben uitgegeven aan klimaatontkenners,
met als expliciet doel om twijfel te zaaien over klimaatverandering en de rol van
de mens daarin?11 Deelt de Minister de mening dat dergelijke bedrijven niets te zoeken hebben in het
onderwijs? Zo nee, waarom niet?
Misleidende sponsoring door bedrijven komt voor in allerlei vormen. Erkent de Minister
dat sponsoring een vorm is van marketing? Zo nee, waarom niet? Erkent de Minister
dat sponsoring op scholen een vorm is van marketing? Zo nee, waarom niet? Wat is volgens
de Minister de definitie van «misleiding» in relatie tot lesmateriaal en sponsoring
op scholen? Erkent de Minister dat de kans op misleiding groot zou zijn als bijvoorbeeld
een fastfoodketen zoals McDonald’s voornamelijk lesmateriaal zou aanbieden over gezonde
voeding, of als een fossiel bedrijf lesmateriaal zou aanbieden over duurzame energie,
of als de bio-industrie lesmateriaal zou aanbieden over dierenwelzijn? Zo nee, waarom
niet?
De Inspectie van het Onderwijs heeft momenteel slechts een beperkte rol in het aanpakken
van ongewenste beïnvloeding door bedrijven. De Kamer nam recent echter een motie aan
van het lid Van Raan12, waarin de regering wordt verzocht om parallel aan de verkenning naar informele scholing,
te bezien of en hoe de Inspectie van het Onderwijs een toezichthoudende rol kan krijgen
op die elementen van het onderwijs die worden georganiseerd door bedrijven. Het verzet
tegen ongewenste beïnvloeding groeit! De uitvoering door de Minister van deze aangenomen
motie bleef echter ronduit ondermaats. In enkele korte alinea’s schreef de Minister
wat de Kamer al wist en bleef een serieuze verkenning van de mogelijkheden uit13. Wat gaat de Minister doen om deze motie alsnog uit te voeren? Kan de Minister toelichten
hoe de Inspectie van het Onderwijs op de hoogte wordt gehouden van ongewenste vormen
van sponsoring? Ziet de Minister aanleiding om deze informatiepositie nog verder te
verbeteren? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet? Kan de Minister toelichten hoe de verschillende
klachten over sponsoring op scholen worden gemonitord? Is de Minister bereid om de
Kamer op regelmatige basis te informeren over de klachten die binnenkwamen? Zo nee,
waarom niet, zo vragen deze leden.
II Reactie van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
O.C. Tellegen, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede ondertekenaar
E.M. Verouden, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.