Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de Wet zorg en dwang en over de stand van zaken m.b.t. Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg
35 370 Zorg en dwang
32 399
Regels voor het kunnen verlenen van verplichte zorg aan een persoon met een psychische
stoornis (Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg)
Nr. 2
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 16 maart 2020
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft een aantal vragen
en opmerkingen voorgelegd aan de Minister en de Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport over de brieven van 20 december 2019 over de Wet zorg en dwang (Kamerstuk
35 370, nr. 1) en over de stand van zaken m.b.t. Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Kamerstuk
32 399, nr. 91).
De vragen en opmerkingen zijn op 10 februari 2020 aan de Minister en de Staatssecretaris
van Volksgezondheid, Welzijn en Sport voorgelegd. Bij brief van 13 maart 2020 zijn
de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Lodders
Adjunct-griffier van de commissie, Krijger
Inhoudsopgave
blz.
I.
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
1.
Algemeen
2
2.
Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten
3
3.
Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg
9
II.
Reactie van het kabinet
14
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
1. Algemeen
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de brieven over de Wet zorg en
dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten (hierna: Wzd) en de
Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz). Deze leden willen het
kabinet hierover graag een paar vragen stellen.
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de brieven over de Wzd en de
Wvggz. Deze leden vinden het toepassen van onvrijwillige zorg thuis een onacceptabele
ontwikkeling. Zij maken zich dan ook grote zorgen over de uitvoerbaarheid van deze
wetten.
Klopt het dat op dit moment nog onvoldoende geschoold personeel is in het toepassen
van onvrijwillige zorg thuis en dat er te weinig Wzd-functionarissen beschikbaar zijn,
zo willen de leden van de PVV-fractie weten.
De leden van de PVV-fractie vragen verder welke procesafspraken gemaakt zijn om inzicht
te krijgen in het toepassen van onvrijwillige zorg thuis. Hoe wordt de toepassing
van de wetten gemonitord en geborgd?
De leden van de PVV-fractie geven aan dat zorg thuis ook door ouders wordt verleend.
Sommige ouders leveren beroepsmatig de zorg. Hoe is hun rechtspositie geborgd in deze
wetten?
De Wvggz en de Wzd kennen ten opzichte van de Wet bijzondere opnemingen psychiatrische
ziekenhuizen (Wet Bopz) meer vormen van verplichte zorg die geregistreerd moet worden,
zo constateren de leden van de PVV-fractie. Hoe wordt voorkomen dat dit voor een toename
van de administratieve lasten zal zorgen en daarmee ook voor een toename van de werkdruk?
Genoemde leden vragen of het kabinet voornemens is dit te monitoren. Op welke wijze
gaat het kabinet tijdens het overgangsjaar aan de slag met de bestaande zorgen over de administratieve lasten? Sommige zorgaanbieders
geven zelfs aan de Wzd niet te zullen toepassen in verband met de toenemende administratieve
lasten. Deze leden ontvangen graag een reactie van het kabinet hierover.
De leden van de PVV-fractie vragen of het kabinet kan aangegeven op welke wijze zorgaanbieders,
cliëntenraden en patiëntenorganisaties ondersteund worden bij het vinden van oplossingen
voor deze (administratieve) knelpunten?
De leden van de CDA-fractie vinden dat alleen van onvrijwillige zorg sprake mag zijn
wanneer het echt niet anders kan. Het nee, tenzij principe vinden genoemde leden een
goed uitgangspunt.
Het is belangrijk dat de positie van de cliënt die te maken krijgt met onvrijwillige
zorg geborgd is. Dit alles natuurlijk onder de conditie van zo min mogelijk bureaucratische
en administratieve ballast en vertrouwen in de zorgprofessional(s) die tot het besluit
komt of komen dat onvrijwillige zorg de enige oplossing is. De leden van de CDA-fractie
hebben het kabinetsbesluit om te starten met een overgangsjaar, gezien de uitvoeringsvraagstukken,
een verstandige keuze gevonden. Te meer omdat diverse branche- en beroepsorganisaties
vragen hebben over wie wanneer verantwoordelijk is en hoe bepaalde zaken uitvoeringstechnisch
in elkaar steken.
De leden van de CDA-fractie geven aan dat volgens een cliëntenorganisatie er nog steeds
onduidelijkheid is bij multi problematiek. De Wzd en de Wvggz voorzien in de mogelijkheid
om bijkomende problematiek te behandelen. Er kan in principe slechts één wettelijk
kader tegelijkertijd van toepassing zijn. Vastgesteld moet worden welk wettelijk regime
op dat moment het beste past bij de persoon en zijn actuele zorgbehoefte. Heeft het
kabinet het idee dat dit probleem goed inzichtelijk is en in de praktijk niet tot
problemen gaat leiden?
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brieven
ten aanzien van de Wzd en de Wvggz. Hierover willen zij het kabinet de volgende vragen
voorleggen.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de
brieven van het kabinet betreffende de Wzd en Wvggz. Genoemde leden kunnen zich vinden
in de geest van beide wetten, die immers voorzien in een grotere vrijheid en meer
inspraak – binnen de mogelijkheden van de cliënt – dan voorgaande wetgeving. Veel
met betrekking tot de nieuwe wetten is nog onduidelijk en zal hopelijk in de loop
van dit overgangsjaar nader uitgewerkt worden. De leden van de GroenLinks-fractie
hebben desalniettemin alvast enkele vragen.
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de brief met betrekking tot de
Wzd en de brief over de stand van zaken m.b.t. Wvggg.
2. Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten
a. Stand van zaken
1. Regelgeving en duidingen
In 2020 wordt het wetgevingsproces gestart dat regelt dat toezichtinformatie bij de
Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) op persoonsniveau wordt aangeleverd, zo lezen
de leden van de VVD-fractie. Zij vragen het kabinet wanneer dit naar verwachting klaar
is en hoe tot die tijd toezicht gehouden wordt door de IGJ.
De leden van de CDA-fractie lezen dat het kabinet stelt dat er in 2020 evenals in
2019 wordt gewerkt aan een nadere verduidelijking van de wet. Kan het kabinet uiteenzetten
op welke onderdelen «het veld» behoefte heeft aan een nadere verduidelijking? Wat
is daar precies het tijdspad van?
Genoemde leden vragen of het kabinet gebruik maakt van het overgangsjaar om praktische ervaringen te verzamelen. Zo ja, kan het kabinet beschrijven
hoe het proces van ervaringen verzamelen vorm gegeven wordt? Op welke wijze worden
patiëntenorganisaties en cliëntenraden hierbij betrokken?
2. Informatie en communicatie
De leden van de VVD-fractie lezen op pagina 2 van de brief over de Wzd dat wordt verwezen
naar het beleidsstandpunt gelijkgestelde aandoeningen. Deze leden vragen wanneer de
lijst met aandoeningen wordt uitgebreid.
De leden van de SP-fractie lezen dat het kabinet spreekt over praktische vraagstukken
die opgelost moeten worden om de Wzd goed te kunnen uitvoeren. Kan het kabinet aangeven
welke praktische problemen dit betreffen en vervolgens welke maatregelen genomen worden
om deze problemen op te lossen?
Zoals door het kabinet in de brief wordt geschreven zijn er veel zorgen over de wet
en de invoering daarvan. Ook de leden van de SP-fractie krijgen bezorgde en kritische
meldingen binnen. Kan het kabinet reageren op berichten dat de nieuwe Wzd minder bureaucratie
moest bewerkstellingen, maar dat het omgekeerde lijkt te worden bereikt?
3. Gegevensuitwisseling
De leden van de CDA-fractie concluderen dat daar waar met meerdere zorgprofessionals
moet worden gewerkt, goede gegevensuitwisseling ongelofelijk belangrijk is. Begrijpen
de leden van de CDA-fractie het nu goed dat de elektronische gegevensuitwisseling
in de thuissituatie rond de Wzd nog niet goed is geregeld? Kan het kabinet deze zorg
bij deze leden wegnemen? Mocht het inderdaad nog niet goed geregeld zijn, kan het
kabinet dan aangeven waar de problemen liggen en wie daarvoor verantwoordelijk zijn?
De leden van de D66-fractie lezen in de brief over de Wzd dat met veldpartijen wordt
gewerkt aan de standaardisering van de gegevensuitwisseling en dat in 2020 verder
zal worden gegaan met standaardisering van informatieproducten en het ontwikkelen
van Zorg Informatie Bouwstenen en technische informatieproducten. Het verbaast deze
leden dat deze essentiële zaken nog niet afgerond zijn bij invoering van de wet. Zij
vragen het kabinet wat heeft veroorzaakt dat deze zaken nog niet zijn afgerond en
wanneer deze naar verwachting wel afgerond zijn.
De leden van de fractie van GroenLinks constateren dat pas twee maanden voor de inwerkingtreding
van de Wzd door het kabinet bekend is gemaakt welke gegevens zorgaanbieders moeten
verstrekken aan de IGJ. Inmiddels is ook dit weer per laatste brief gewijzigd. Voor
veel zorgverleners en medewerkers is de rapportageverplichting en bijkomende omscholing
een grote aanslag op tijd en inzet. Is het kabinet bereid tot (naar verwachting begin
2021) coulance te betrachten in de wijze waarop onvrijwillige zorgverlening gerapporteerd
wordt?
4. Bekostiging
Op pagina 3 van de brief wordt geschreven dat door een zestal zorgaanbieders is geoefend
met het stappenplan van de Wzd. De leden van de VVD-fractie vragen welke rol en/of
plek de directbetrokkenen en/of familie in het stappenplan van de Wzd hebben.
De leden van de CDA-fractie lezen dat de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) bezig is
met een eerste verkenning over bekostiging in relatie tot de Wzd en dat het streven
is om dit in juli 2020 te hebben afgerond. Kan het kabinet eens kort schetsen hoe
dit proces tot nog toe verloopt? Deze leden vragen tevens hoe de NZa dit gaat verkennen,
zeker gezien het feit dat dit jaar een overgangsjaar is.
5. Ondersteuning veld
De leden van de PVV-fractie lezen dat er praktijkpilots hebben plaatsgevonden. Uit
deze pilots kwam een zevental punten naar voren. Kan het kabinet deze punten nader
uitwerken en toelichten? Zo vragen deze leden bijvoorbeeld welke zorg tegen de verwachting
in niet tot onvrijwillige zorg volgens de definitie van Wzd behoort.
De leden van de CDA-fractie lezen dat het kabinet stelt dat een van de problemen is,
hoe moet worden omgegaan met het verplaatsen van cliënten als de problematiek verandert.
Ook is de beschikbaarheid van crisisbedden een aandachtspunt. Waarom is dat precies
een aandachtspunt? Over welke doelgroep gaat het? Hoe wil het kabinet waarborgen dat
de continuïteit van zorg niet in het gedrang komt?
De CDA-fractie heeft signalen gekregen dat enkele crisisdiensten stoppen met het opnemen
en beoordelen van cliënten met psychogeriatrische aandoeningen. Kan het kabinet aangeven
wat maakte dat het werken met de Wet Bopz voor de crisisdiensten eenvoudiger is en/of
was dan werken met de huidige Wzd? Hoe kijkt het kabinet aan tegen het voorstel om
crisisbedden voor ouderen met psychogeriatrische aandoeningen regionaal in te zetten
waarbij deze patiënten geobserveerd worden? Hoe kijkt hij aan tegen het voorstel om
ggz-organisaties te bewegen hun huidige werkwijze rond crisisdiensten en crisisplaatsen
voort te zetten?
De leden van de D66-fractie lezen in de brief ten aanzien van de Wzd dat er weer veranderingen
aangebracht zijn in de wijze van rapportage. Deze leden zouden graag van het kabinet
vernemen of het verstandig is om zo veel wijzigingen in de rapportagevoorschriften
op dermate korte termijn aan te kondigen. Deze leden vragen daarnaast aan het kabinet
of deze nieuwe rapportagevoorschriften getoetst zijn met zorgaanbieders zelf en of
deze volgens hen haalbaar zijn.
6. Cliëntenvertrouwenspersoon (CVP)
De leden van de PVV-fractie lezen dat iedere cliënt of zijn vertegenwoordiger onder
de Wzd een beroep kan doen op een cliëntenvertrouwenspersoon (CVP). Hoeveel van deze
personen zijn er beschikbaar? Kan het kabinet aangeven welke stappen tijdens het overgangsjaar
worden ondernomen om de bekendheid van de CVP onder mantelzorgers te vergroten?
De leden van de GroenLinks-fractie zijn tevreden over het feit dat ook de organisatie
en financiering van de CVP opgenomen is in de Wzd. Zij vragen nog op welke manier
de diensten van de CVP onder de aandacht gebracht worden van niet-zorgprofessionals
zoals mantelzorgers.
b. Geuite zorgen door de veldpartijen
De leden van de VVD-fractie vragen wat de stand van zaken is betreffende de acties
naar aanleiding van de motie Ellemeet/Hermans.1 Deze leden vragen eveneens of recent overleg heeft plaatsgevonden met de Landelijke
Huisartsen Vereniging (LHV).
De leden van de PVV-fractie lezen dat er volgens het kabinet nog vraagstukken liggen
die om een oplossing vragen. Kan worden aangegeven welke vraagstukken dit zijn?
De leden van de PVV-fractie lezen dat het kabinet meldt dat enkele veldpartijen nog
steeds zorgen hebben over de uitvoering van de wet in het ambulante domein. ActiZ
en de Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland (VGN) geven aan dat daarvoor drie belangrijke
oorzaken zijn:
1. Het is niet duidelijk aan wie ambulante onvrijwillige zorg kan worden verleend,
2. De inzet van professionals is noodzakelijk, maar zij verlenen geen medewerking (huisartsen,
specialisten ouderengeneeskunde, verzorgenden en verpleegkundigen hebben grote twijfels
over de uitvoerbaarheid van de Wzd in de thuissituatie),
3. De financiering is niet goed geregeld.
Kan het kabinet aangeven welke oplossingen er voor deze knelpunten zijn?
De leden van de PVV-fractie constateren dat in het overgangsjaar 2020 partijen tegen
vraagstukken zullen aanlopen waarvoor nog een oplossing gevonden moet worden. In het
overgangsjaar is hiervoor tijd en ruimte. Is het kabinet bereid de Kamer te informeren
over deze vraagstukken? Zo nee, waarom niet?
Kan het kabinet uitgebreider ingaan op de beschikbaarheid van Wzd-functionarissen
met expertise op het gebied van dementie? Op welke concrete wijze worden mantelzorgers
van mensen met dementie betrokken bij de evaluatie van de inzet bij gedwongen zorg
bij mensen met dementie?
De leden van de PVV-fractie constateren dat Verenso (de vereniging van specialisten
ouderengeneeskunde) aangeeft dat er inmiddels acute problemen ontstaan. Diverse ggz-instellingen
weigeren alle Wzd-gerelateerde patiënten. Patiënten worden de dupe en vallen tussen twee wetten in. Volgens
Verenso ontstaat er een onwerkbare en onveilige situatie. Hoe gaat het kabinet ervoor
zorgen dat ggz-instellingen op korte termijn ook Wzd-gerelateerde cliënten opnemen?
Wat gaat het kabinet ondernemen om deze knelpunten weg te nemen?
Tevens geeft Verenso aan dat de bekostiging niet goed geregeld is. Klopt het dat de
bekostiging van de betrokken professionals niet goed geregeld is? Klopt het dat er
geen geld beschikbaar gesteld is voor crisisbedden?
De leden van de CDA-fractie begrijpen dat met de komst van de Wzd bij verschillende
zorgverleners, denk aan huisartsen en wijkverpleegkundigen, nog steeds onduidelijkheden
bestaan ten aanzien van de rollen en verantwoordelijkheden. Dit geldt met name in
het ambulante domein. Waar bestaan die onduidelijkheden precies uit? De LHV vindt
dat het Besluit zorg en dwang (Bzd) onvoldoende duidelijkheid biedt over verantwoordelijkheidsverdeling
bij ambulante dwang en onvoldoende bescherming op het gebied van patiëntonveiligheid.
In zijn brief schrijft het kabinet deze visie niet te delen. Daarbij wordt door het
kabinet aangegeven dat ervaringen opdoen in dit overgangsjaar met onvrijwillige zorg
in de ambulante setting ook kan helpen.
Genoemde leden vragen hoe deze specifieke monitoring wordt ingericht en in hoeverre
de inschatting van het kabinet is dat dit partijen dichter bij elkaar brengt, aangezien
zij het in de basis met elkaar oneens zijn. Kan het kabinet deze verschillende zorgverleners
antwoorden geven ten aanzien van de verschillende rollen en verantwoordelijkheden?
Hoe verloopt de scholing van verzorgenden en verpleegkundigen in het toepassen van
onvrijwillige zorg en kennis over alternatieven in de thuissituatie, zo vragen de
leden van de CDA-fractie.
De leden van de CDA-fractie vragen hoe het kabinet aankijkt tegen het meer inzetten
van de specialist ouderen geneeskunde (SO) in de eerste lijn, waardoor deze expertise
beter benut kan worden. Deze expertise is immers erg belangrijk bij de toepassing
van onvrijwillige zorg. Heeft het kabinet er weet van of er voldoende Wzd-functionarissen
met expertise op het gebied van dementie beschikbaar zijn? Worden bij evaluaties ook
mantelzorgers betrokken wanneer het gaat om de toepassing van onvrijwillige zorg?
Voorts vragen deze leden welke stappen ondernomen worden om de bekendheid van de CVP
onder mantelzorgers te vergroten.
De leden van de CDA-fractie lezen tenslotte dat het kabinet tevens stelt dat het gaat
om bestaande knelpunten in de procedures voor crisisopnamen te adresseren. Kan het
kabinet eens uitleggen welke bestaande problemen naar voren worden gebracht?
De leden van de D66-fractie constateren dat met betrekking tot Ambulante zorg met
dwang er nog veel onduidelijkheid bestaat bij zorgverleners, met name in het geval
van ambulante zorg. Zo lezen genoemde leden in de brief over de Wzd dat de LHV opnieuw
stelt dat deze wet vooralsnog onvoldoende uitgewerkt is om op verantwoorde wijze ambulante
dwang toe te kunnen passen. Daarnaast staat bij de handreiking over de zorgprofielen
op dwangindezorg.nl ook dat deze voor ambulante zorg nog niet zijn uitgewerkt. Deze
leden zouden graag van het kabinet willen vernemen welke actie is ondernomen om zo
snel mogelijk voldoende duidelijkheid te krijgen over ambulante zorg met dwang en
of deze implementatie ook getoetst is bij de partijen in de zorg zelf. Daarnaast vragen
deze leden het kabinet welke actie is ondernomen om ervoor te zorgen dat wijkverpleegkundigen
hun werk goed kunnen uitvoeren, ondanks het gebrek aan Wzd-functionarissen en het
knelpunt met betrekking tot de rol van de huisarts zoals hierboven omschreven.
De leden van de D66-fractie vragen het kabinet bij bovengenoemde vragen specifiek
in te gaan op ouderen (met dementie) die thuis wonen en ouder-familie-initiatieven
waarbij familie zelf de regie neemt over de zorg voor hun naasten. Genoemde leden
vernemen graag welke actie het kabinet heeft ondernomen om voor deze specifieke groepen
de regeldruk laag te houden en hoe zij ondersteund worden bij de implementatie van
de Wzd.
De leden van de D66-fractie lezen in de brief over de Wzd dat ggz-crisisdiensten knelpunten
voorzien bij de crisisopnamen van Wzd-cliënten. Genoemde leden vragen in hoeverre
de genoemde oplossing zoals gepresenteerd – het verder in kaart brengen – afdoende
is geweest voor voldoende duidelijkheid bij de ggz-crisisdiensten. Deze leden vragen
tevens aan het kabinet of er snel in overleg getreden kan worden met ggz-crisisdiensten
hoe bij hen zo spoedig mogelijk de administratieve lastendruk kan worden verminderd
zodat zij toekomen aan de belangrijke taken die in beide wetten aan hen zijn toegekend.
De leden van de GroenLinks-fractie constateren dat niet alleen de door het kabinet
in de brief genoemde huisartsen onzeker zijn over hun rol binnen de ambulante onvrijwillige
zorg. Ook geriaters, verzorgenden en verpleegkundigen ervaren grote onzekerheid over
de mogelijkheid tot uitvoering van de Wzd in een thuissituatie. Zo is voor hen niet
duidelijk aan welke cliënt precies ambulante vrijwillige zorg verleend kan worden,
welke professional in welke situatie de verantwoordelijkheid heeft en hoe de financieringsstromen
van deskundigen lopen. Kan het kabinet aangeven of en hoe ten aanzien van deze onzekerheden
zo snel mogelijk een uitwerking komt?
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat uit het locatieregister tevens blijkt
dat maar een zeer gering aantal aanbieders ambulante onvrijwillige zorg kan leveren.
Dit betekent dat patiënten toch opgenomen moeten worden als onvrijwillige zorg aan
de orde is. Genoemde leden vragen of het kabinet van mening is dat een getrapte aanpak
van implementatie, indien de randvoorwaarden en voldoende personeel aanwezig zijn,
ook extramuraal en/of ambulant, zorgvuldiger en gepaster zijn? Zo ja, wat zijn hiervoor
de wettelijke mogelijkheden?
De leden van de GroenLinks-fractie constateren dat in sommige gevallen de benodigde
zorg in thuis(situaties) door ouders als zorgprofessional wordt geboden. Kan het kabinet
aangeven in hoeverre de rechtspositie van zorg verlenende ouders in de Wzd gewaarborgd
is, zo vragen deze leden.
In andere gevallen zullen ook mantelzorgers te maken krijgen met de Wzd. Kan het kabinet
aangeven op welke manier mantelzorgers, bijvoorbeeld van mensen met dementie, betrokken
worden bij de uitvoering en evaluatie van de Wzd?
De leden van de SP-fractie lezen dat meerdere belangenorganisaties aangeven dat zorgverleners
niet goed weten hoe de nieuwe regels werken. Kan het kabinet aangeven wat daaraan
gegaan wordt? Kan het kabinet tevens reageren op de zorgen van een zorgverlener die
aangeeft dat er wel zes voltijds medewerkers nodig zijn om aan alle regels en rapportages
te voldoen?2 Genoemde leden vrezen dat met de huidige personeelstekorten en de toename van bureaucratie
er minder tijd voor de patiënt overblijft. Hoe gaat het kabinet om met dit probleem?
De leden van de SP-fractie geven aan dat de ggz-kliniek Lentis te kennen heeft gegeven
te vrezen voor extra lange wachtlijsten vanwege de invoering van de wet.3 Deze leden vragen het kabinet of aangegeven kan worden of dit bijgehouden wordt en
als deze situatie reëel is, wat het kabinet hiertegen gaat doen? Voorts vragen de
leden van de SP-fractie hoe het kabinet oordeelt over het advies dat V&VN aan verpleegkundigen
geeft om geen onvrijwillige zorg toe te passen omdat de randvoorwaarden voor de uitvoering
onduidelijk blijken.4 Kan het kabinet reageren op de kritiek van de VGN waarin wordt aangegeven dat de
gehandicaptenzorg 88 miljoen euro extra kwijt is aan bureaucratie vanwege de invoering
van deze wet?5 Kan het kabinet voorts reageren op die gehandicapteninstellingen die weigeren overbodig
werk uit te voeren en besloten hebben om bepaalde administratie niet meer in te vullen?
Hoe reflecteert het kabinet hierop? Is het kabinet achteraf van mening dat de wet
te overhaast is ingevoerd? Zo neen, waarom niet?
De leden van de SP-fractie vragen vervolgens of tevens gereageerd kan worden op de
vrees van Verenso dat patiënten met dementie niet meer terechtkunnen bij crisisdiensten
van ggz-instellingen aangezien de vereniging signalen heeft gekregen dat enkele crisisdiensten
dreigen op te houden met opname en beoordeling van deze doelgroep als gevolg van de
nieuwe wetten voor verplichte zorg. Graag ontvangen deze leden een reactie op deze
vrees. Is de vrees gegrond en zo ja wat wordt hieraan gedaan? 6
c. Monitoring & evaluatie
De administratieve lasten zullen gemonitord worden, zo lezen de leden van de VVD-fractie.
Zij vragen of echter nu al bekend is dat deze hoog zijn. Genoemde leden willen graag
van het kabinet weten welke acties dit jaar nog genomen worden om deze terug te dringen.
d. Vooruitblik overgangsjaar 2020
Op pagina 9 van de brief wordt geschreven over de samenwerkingsafspraken tussen de
Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en de IGJ. De leden van de VVD-fractie
vragen of deze afspraken zijn geconcretiseerd en in uitvoering zijn.
e. Persoonsgebonden budget (pgb)
Voorts hebben de leden van de CDA-fractie enkele vragen over de Wzd in relatie tot
het persoonsgebonden budget (pgb). Deze leden lezen artikel 9 van de Wzd zo dat men
op zoek moet naar alternatieven alvorens gestart wordt met het doorlopen van het stappenplan
om onvrijwillige zorg toe te passen. Hierbij moet overleg plaatsvinden tussen de zorgverantwoordelijke
en de deskundige. In het geval van een pgb is de zorgverantwoordelijke niet per definitie
gekoppeld aan een organisatie, dus men heeft geen directe collega’s om mee te overleggen.
Kan het kabinet aangeven hoe een dergelijke casus moet worden opgelost? Daarnaast
kan het ook zo zijn dat er geen zorgverantwoordelijke kan worden aangewezen, omdat
de pgb-zorgverlener(s) niet voldoen aan de criteria. Hoe ziet de oplossing in een
dergelijke casus eruit? Voorts vragen deze leden wie de zorgverantwoordelijke is in
het geval dat er meerdere pgb-zorgverleners zijn die voldoen aan de criteria van zorgverantwoordelijke
of waarbij pgb en ZIN (zorg in natura) worden gecombineerd. De leden van de CDA-fractie
vragen bovendien hoe in geval van een pgb omgegaan moet worden met de bepalingen van
de Wzd. Krijgt het kabinet deze signalen ook? Wordt bijvoorbeeld met Per Saldo, de
belangenbehartiger van pgb-houders, gewerkt aan een handreiking die invulling geeft
aan bovenstaande vragen?
3. Stand van zaken m.b.t. Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg
a. Gerealiseerde voorbereiding
1. Algemeen
De leden van de SP-fractie constateren dat per 1 januari 2020 de Wvggz in werking
is getreden. Zij zien, net als in de brief benoemd, nog zeker uitdagingen voor de
komende tijd. In de brief wordt aangegeven dat de nieuwe procedures kunnen leiden
tot een verhoging van de werkdruk in de psychiatrie en dat ook GGZ Nederland en de
Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie (NVvP) dergelijke signalen hebben afgegeven.
Genoemde leden begrijpen dat er hierop verschillende acties zijn ingezet, maar vragen
tegelijkertijd of de NVvP en GGZ Nederland met de voorgenomen maatregelen nu van mening
zijn dat er voldoende aan hun signaal tegemoet is gekomen. De NVvP stuurde recent
een brief aan het kabinet met daarin hun zorgen over de uitvoerbaarheid van de wet.
Zij maakten zich zorgen over de invoering van de Wvggz en de gevolgen voor de kwaliteit
van zorg na 1 januari 2020. Deze psychiaters maakten zich bijvoorbeeld hard voor het
uitstellen van de invoering van de wet en vreesden dat reparatiewetgeving lang zou
duren. Kunnen de leden van de SP-fractie nadere toelichting ontvangen over eventuele
reparatiewetgeving? In welke situatie wordt overgegaan tot reparatiewetgeving en hoe
lang duurt het voordat reparatiewetgeving beschikbaar is en behandeld is?
2. Implementatie en communicatie
De leden van de CDA-fractie lezen dat door het kabinet gesteld wordt dat in de Wvggz
is vastgelegd dat partijen minimaal vier keer per jaar overleggen om regionale knelpunten
ten aanzien van verplichte zorg te bespreken. Kan door het kabinet worden toegelicht
welke knelpunten dit zijn. Moeten genoemde leden denken aan het bespreken van casuïstiek
of komen hier juist andere zaken aan bod? Wie participeren in dit overleg en hoe is
de besluitvorming?
De leden van de D66-fractie lezen in de brief over de Wvggz dat aangegeven wordt dat
materiaal is ontwikkeld voor proefimplementaties om het proces van de uitgifte van
een crisismaatregel of zorgmachtiging te doorlopen. Deze leden zouden graag van het
kabinet vernemen of ketenorganisaties het aangeleverde materiaal als voldoende hebben
ervaren en tegen welke problemen zij aanliepen wanneer ze met dit materiaal werkten.
De leden van de D66-fractie zouden graag van het kabinet vernemen of het verstandig
is geweest om grotendeels afwijzend te reageren op de brandbrief van VG- en PG-organisaties
d.d. 16 april 2019, constaterende dat de implementatie van de Wzd inderdaad tot grote
knelpunten heeft geleid.7 Daarnaast vragen de leden of er risico’s bestaan voor de patiënten en hun welzijn.
Enkele geluiden vanuit het veld over de praktische uitvoerbaarheid van de Wvggz bereikten
de leden van de GroenLinks-fractie. Het betreft hier onder andere de uitbreiding van
verplichte zorg bij een crisismaatregel. Deze kan niet plaatsvinden via de procedure
zoals beschreven in artikel 8.12, zesde lid Wvggz. Wanneer extra verplichte zorg gegeven
moet worden, moet er weer een nieuwe crisismaatregel komen. Ziet het kabinet een mogelijkheid
om bij een crisismaatregel verplichte zorg toe te passen via de manier die in artikel
8.12 Wvggz beschreven is? Zo nee, waarom niet?
Verder constateren de leden van de GroenLinks-fractie dat sommige maatregelen, die
juist het belang van de cliënt centraal wilden stellen, averechts blijken te werken.
Zo krijgen genoemde leden vanuit deskundigen uit het veld het signaal dat de intentie
van de wetgever om de cliënt beter te beschermen door vooraf vast te stellen welke
verplichte zorg toegepast wordt, juist tot een vertrouwensbreuk kan leiden tussen
behandelaar en cliënt. De cliënt kan niet goed inschatten dat het hier om een procedurele
kant gaat in plaats van een mogelijke daadwerkelijke uitvoering en verliest het vertrouwen in de behandelaar. Herkent het
kabinet dit signaal? Zo ja, op welke manier meent hij dat deze onzekerheid kan worden
weggenomen?
De leden van de GroenLinks-fractie constateren dat de procedures rond het opstarten
van verplichte zorg als onnodig ingewikkeld worden ervaren. Zij worden omschreven
als juridisch-technisch en dus niet toegesneden op de doelgroep. Met deze teksten
werd juist de bescherming van die doelgroep beoogd. Ziet het kabinet mogelijkheden
om zorgverleners te ondersteunen bij het eenvoudiger en effectiever informeren van
de cliënt-doelgroep? Zo ja, op welke manier? Zo nee, waarom niet?
Tenslotte vragen genoemde leden welke stappen het kabinet onderneemt om ervoor te
zorgen dat diverse partijen (ggz en vvt) op zeer korte termijn afspraken maken over
de beschikbaarheid van voldoende 24/7 crisisbedden, beoordeling en aanvraag van ibs
(inbewaringstelling op grond van de Wet Bopz) en rm (rechterlijke machtiging) procedures.
De invoering van de Wvggz betekent ook extra taken voor gemeenten. De leden van de
SP-fractie vragen of wordt gemonitord of gemeenten deze taken voldoende kunnen oppakken
en of ze dat dan ook doen.
3. Informatievoorziening
De leden van de VVD-fractie lezen dat het Zorginstituut Nederland (ZIN) is verzocht
de informatiestandaard voor de Wvggz (verder) te ontwikkelen. Genoemde leden vragen
wanneer deze standaarden verwacht kunnen worden. Kan de wet al 100% functioneren nu
deze informatiestandaard er nog niet is? Welke risico’s worden gelopen voordat de
standaard er is?
De leden van de CDA-fractie begrijpen dat op grond van de Wvggz bijzondere persoonsgegevens
in de keten worden gedeeld. Het is dan des te meer van belang dat die uitwisseling
veilig gebeurt. De ketenpartijen hebben daarom applicaties aangeschaft waarmee beveiligde
e-mails kunnen worden verzonden. In opdracht van GGZ Nederland wordt een centraal
koppelpunt gebouwd, dat medio 2020 klaar moet zijn. Wanneer is het precies medio 2020?
Voorts vragen deze leden wat dit betekent voor de periode voor «medio 2020». Hoe vindt
de gegevensuitwisseling nu plaats? Daarnaast horen deze leden verhalen vanuit gemeenten
dat de eenmalige invoeringskosten (implementatiekosten) niet mee gefinancierd worden
en dat dit de gemeenten voor extra kosten stelt. Hoe gaat het kabinet dit compenseren?
De leden van de CDA-fractie vragen verder of er een herijking plaatsvindt voor wat
de structurele kosten voor gemeenten betreft, omdat bij de septembercirculaire de
juiste gegevens nog niet voorhanden waren. Kan het kabinet aangeven hoe dit allemaal
precies in elkaar zit? Tevens vragen deze leden of hierover overleg met de VNG plaatsvindt.
De leden van de CDA-fractie begrijpen dat door het kabinet wordt gesteld dat zorgaanbieders
verantwoordelijk zijn voor de correcte registratie van hun locaties. De locaties van
zorgaanbieders met een BOPZ-aanmerking zijn automatisch in het register opgenomen.
De desbetreffende zorgaanbieders moeten hun gegevens voor 1 januari 2020 controleren
en waar nodig wijzigen. Hebben alle instellingen dit inmiddels gedaan? Zo nee, hoeveel
instellingen hebben dit nog niet gedaan en waarom niet? Kan het kabinet een laatste
overzicht verstekken van het aantal locaties? Deze leden vragen tenslotte of het kabinet
kan aangeven op welke locaties er nu precies crisisdiensten zijn en hoeveel capaciteit
die hebben.
De leden van de D66-fractie lezen in de brief over de Wvggz dat het kabinet aan het
ZIN heeft verzocht om de informatiestandaard voor de Wvggz verder te ontwikkelen.
Deze leden willen graag weten of het kabinet met informatiestandaard hetzelfde bedoelt
als de door de ketenpartners ontwikkelde informatieproducten. Deze leden vragen tevens
of het ontwikkelen van dit product was afgerond op het moment van ingang van de wet.
Zo niet, wanneer wordt deze dan afgerond? Indien het informatieproduct nog niet is
afgerond, vernemen deze leden graag wat de reden is dat dit informatieproduct nog
niet af was op het moment van inwerkingtreding van de Wvggz. Aangegeven wordt dat
er tussen verschillende ketenpartners bilaterale systeemkoppelingen zijn aangelegd.
De leden van de D66-fractie vragen of dit heeft plaatsgevonden bij alle ketenpartners
waarbij een dergelijk koppeling wenselijk is. Deze leden willen graag weten of er
nog meer koppelpunten worden bijgelegd. Genoemde leden lezen dat er binnen de ggz
een centraal koppelpunt komt, maar dat dit pas medio 2020 gereed is. Deze leden vragen
hoe het kan dat dit product niet klaar was bij de inwerkingtreding van de wet op 1 januari
2020.
4. Terugdringen dwang
De leden van de VVD-fractie lezen dat het terugdringen van dwang, het afbouwen van
separeercellen en méér ambulantisering ook in deze brief terugkomen als belangrijke
streefpunten in de Wvggz. Genoemde leden vragen hoe onder de Wvggz toegezien wordt
op een veilige werkomgeving van zorgprofessionals in de ggz, met name in de ambulante
omgeving.
De registratie en de analyse van verplichte zorg kunnen behulpzaam zijn bij het terugdringen
van verplichte zorg. De leden van de VVD-fractie vragen in hoeverre de registratie
voor de zorgverzekeraar of gemeenten toegankelijk is. In hoeverre wordt erop toegezien
door zorgverzekeraars en/of gemeenten dat zorgaanbieders de data gebruiken voor interne,
zorginhoudelijke sturings- en managementinformatie om zo zorgverlening te verbeteren?
De leden van de CDA-fractie lezen dat ggz-instellingen in 2016 met het Dolhuys Manifest
de ambitie hebben uitgesproken om in 2020 separeervrij te zijn. Door het kabinet wordt
gesteld dat dit doel op 1 januari 2020 niet gehaald zal zijn. Kan het kabinet aangeven
welke positieve ontwikkelingen er zijn ten aanzien van separatie en ook aangeven met
hoeveel procent het gedaald is? Tevens vragen genoemde leden of het kabinet kan aangeven
welke instellingen wel en (nog) niet participeren in het landelijk netwerk.
De leden van de D66-fractie lezen dat ggz-instellingen het doel hebben om separeervrij
te zijn. Deze leden vernemen graag van het kabinet binnen welke termijn redelijkerwijs
verwacht kan worden dat de ggz separeervrij is.
De leden van de GroenLinks-fractie zien ook bij de Wvggz de noodzakelijke vernieuwing
tot stand komen, zoals meer inspraak van de cliënten zelf bij de behandeling en een
steviger juridische positie van de familie en andere naasten. Tegelijkertijd horen
genoemde leden ook veel geluiden dat bij de implementatie van deze wet dat de praktijk
nog niet altijd overeenkomt met de geest van de wet. Daarom stellen zij nog enkele
vragen.
De leden van de GroenLinks-fractie constateren dat de wet, die in eerste instantie
was bedoeld als behandelwet, in de loop van de tijd meer op maatschappelijke sentimenten
in is gaan spelen. Zo is de tekst van een «gevaar» zijn voor jezelf of anderen, veranderd
in een «ernstig nadeel». Genoemde leden vragen of het kabinet het met hen eens is
dat dit het risico in zich draagt van een té ruime interpretatie van deze wet. Zo
nee, waarom niet? Zo ja, welke maatregelen heeft het kabinet getroffen of gaan nog
getroffen worden om dit risico zo klein mogelijk te houden?
Tevens vragen deze leden hoe de wet in overeenstemming is gebracht met de ratificatie
van het VN-verdrag Handicap, waarin immers is opgenomen dat gedwongen zorg verboden
is. Zij ontvangen hierover graag een reactie.
De leden van de SP-fractie vragen of het kabinet het eens is met de opmerking van
de NVvP dat de wet zich steeds meer is gaan richten op veiligheid in plaats van dat
sprake is van een behandelwet.8 Wat is vervolgens de reactie van het kabinet op de opmerking van een crisisdienstverpleegkundige:
«Er is te weinig experimenteerruimte in het huidige systeem en het maatschappelijke
klimaat ontmoedigt om echt over andere oplossingen (– voor het toepassen van dwang
–) na te denken. Zeker wanneer we de nadruk blijven leggen op veiligheid en we bij
elke vorm van verward gedrag uit gaan van gevaar.» Graag ontvangen genoemde leden
een reflectie op het bovenstaande. Tenslotte vragen deze leden om een reactie op de
stelling van hoogleraar en klinisch psycholoog Philippe Delespaul, die met de ingang
van de Wvggz een toename van toepassing van dwang verwacht. Volgens hem biedt de nieuwe
wet meer mogelijkheden om een dwangmaatregel op te leggen dan de Wet Bopz én dat het
begrip gevaar verder opgerekt is. 9
Het streven naar een separeer-vrije ggz per 1 januari 2020 is niet gehaald. De leden
van de SP-fractie vinden het een ambitieus doel en begrijpen dat het doel niet volledig
is gehaald. Wel vragen deze leden om nadere informatie over de vraag in hoeverre het
doel is gerealiseerd en of er een nieuwe datum is vastgesteld voor dit doel.
b. 2020 en verder
1. Ketensamenwerking
De samenwerking tussen de leden van het ketenprogramma zal na inwerkingtreding van
de wet doorgezet worden. De leden van de VVD-fractie vragen wanneer het advies over
de ketensamenwerking vanaf 1 juli 2020 verwacht kan worden.
2. Versoepeling van de uitvoering
De leden van de CDA-fractie krijgen vanuit verschillende branche- en beroepsorganisaties
signalen dat de Wvggz een verhoging van de werkdruk met zich mee zou brengen. Zo hebben
de psychiaters in een petitie aangegeven dat zij per patiënt die onvrijwillige zorg
nodig heeft vijf uur aan administratieve lasten kwijt zijn.10 Wat vindt het kabinet hiervan? Hoe moeten genoemde leden dit begrijpen, omdat door
het kabinet in onderhavige brief wordt gesteld dat met alle ketenpartijen is gezocht
naar mogelijkheden om werkdruk te verlichten? Welke concrete afspraken zijn dan gemaakt
om de werkdruk te verlichten? In hoeverre wordt de werkdruk veroorzaakt doordat er
geen adequate gegevensuitwisseling is en data bijvoorbeeld meerdere keren «ingeklokt»
moeten worden?
3. Toezicht
De leden van de D66-fractie constateren dat de implementatie van beide wetten tot
een grote stijging van de administratieve lastendruk bij zorgverleners heeft geleid
en dat zij ondanks alle handreikingen en factsheets nog niet goed op de hoogte zijn
wat er van hen verwacht wordt. De zorgverleners zitten duidelijk in een overgangsjaar
en kunnen zich daarom ook vaak niet goed houden aan de wettelijke voorschriften. Daarom
vragen genoemde leden aan het kabinet om te reflecteren op deze situatie en aan te
geven hoe het kabinet ervoor zorg zal dragen dat eventuele problemen als gevolg van
deze onduidelijkheid op een goede manier geadresseerd zullen worden door de IGJ en
niet tot disproportionele handhaving zal leiden of tot juridische kwetsbaarheden voor
zorgverleners in deze gevallen. De leden van de D66-fractie vragen het kabinet hierop
in te gaan, specifiek in het licht van de uitspraken tijdens de behandeling van de
aanpassingswet Wzd dat de Minister van VWS deze wet niet zal doordouwen en dat niet
doof en blind is voor het veld.11 Genoemde leden horen graag wat deze beloften concreet inhouden nu het veld zo duidelijke
knelpunten ondervindt. In diezelfde wetsbehandeling constateerden deze leden tevens
dat het kabinet heeft toegezegd dat de helderheid goed vormgegeven moet worden over
wat het heeft te doen en over wat de wetgever van het veld verwacht. Deze leden vragen
het kabinet of deze helderheid op dit moment goed is vormgegeven en of dat getoetst
is in het veld zelf.
De leden van de D66-fractie lezen in de brief over de Wvggz dat de randvoorwaarden
voor verantwoorde verplichte zorg zijn dat er voldoende en deskundig personeel is.
Deze leden zouden graag van het kabinet willen weten in welke mate hij verwacht dat
betrokken sectoren hieraan kunnen voldoen en te benoemen welke sectoren hier naar
verwachting niet aan kunnen voldoen, indien dit het geval is. Mocht dit het geval
zijn, dan vernemen deze leden tevens graag welke verregaande stappen het kabinet zal
zetten om deze acute personeelstekorten terug te dringen, aangezien deze er nu voor
zorgen dat de implementatie van de Wvggz sterk bemoeilijkt wordt. Genoemde leden lezen
dat de afspraken tussen de gemeentelijke toezichthouder op de Wmo en de rijksinspecties
worden geactualiseerd. Deze leden nemen aan dat deze actualisering op dit moment is
afgerond en zij vernemen graag welke aanpassingen zijn doorgevoerd. Tevens lezen deze
leden dat de eerste wetsevaluatie binnen twee jaar na de inwerkingtreding zal worden
toegestuurd aan beide Kamers. Deze leden vernemen tevens of het een juiste aanname
is dat de eerste rapporten van de Wmo-toezichthouder en de rijksinspectie begin 2021
verwacht worden. Deze leden vragen het kabinet ook te reflecteren op de kwaliteit
van dit toezicht en of erop gestuurd zal worden dat deze rapporten voldoende duidelijkheid
geven over deze problemen.
c. Tot slot
De leden van de VVD-fractie geven aan dat er maatregelen zijn genomen om administratieve
lasten naar beneden te brengen. Naast de lasten rondom klachtrecht en afspraken over
het starten en stoppen van procedures, zijn er nog meer aspecten van de Wvggz waar
administratieve belasting wordt ervaren. De petitie-aanbieding op 28 januari 2020
12 maakte inzichtelijk welke administratieve belasting er binnen de Wvggz is opgetuigd.
Kunnen genoemde leden hierover een evaluatie verwachten en zo ja, wanneer?
De leden van de SP-fractie constateren dat het arbeidsmarktprobleem in de brief kort
ter sprake komt, maar toch vragen zij of de verwachting klopt dat voor de uitvoering
van de wet 130 fte aan extra psychiaters nodig zou zijn. Zo ja, welke extra acties
worden op dit terrein genomen? 13
II. Reactie van het kabinet
Met belangstelling heeft de regering kennisgenomen van de vragen en opmerkingen van
de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 10 februari 2020 inzake
de brieven van 20 december 2019 over de Wet Zorg en Dwang psychogeriatrische en verstandelijk
gehandicapte cliënten (Kamerstuk 35 370, nr. 1) en over de Stand van zaken m.b.t. Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Kamerstuk
32 399, nr. 91). De regering dankt de leden van de VVD-fractie, de PVV-fractie, de D66-fractie,
de CDA-fractie, de GroenLinks-fractie en de SP-fractie voor hun inbreng.
De regering gaat graag in op de gestelde vragen en gemaakte opmerkingen van de leden
van de verschillende fracties. Daarbij is de indeling van het verslag aangehouden.
De vragen van de leden van de fracties zijn daarbij integraal cursief opgenomen. De
regering hoopt met deze beantwoording opheldering te bieden over de vragen die bij
de leden van de fracties leven.
1. Algemeen
1.1. De leden van de PVV-fractie vragen naar de beschikbaarheid van voldoende geschoold
personeel om onvrijwillige zorg in de thuissituatie toe te passen en naar de beschikbaarheid
van Wzd-functionarissen.
Antwoord 1.1.
Belangrijk is dat mensen de juiste zorg op de juiste plaats krijgen. De Wet Zorg en
Dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten (Wzd) maakt het voor
het eerst mogelijk dat onvrijwillige zorg ook in de thuissituatie toegepast mag worden,
mits dit op een zorgvuldige en veilige wijze gebeurt. Het kabinet benadrukt hier dat
het enkel de mogelijkheid heeft gecreëerd om in een ambulante setting deze zorg rechtmatig
te verlenen en dat zorgaanbieders hier alleen aan moeten beginnen indien dit op een
veilige en verantwoorde wijze kan. Van belang hierbij is dat de juiste mix van professionals
betrokken is. Meer specifiek over de beschikbaarheid van Wzd-functionarissen is reeds
bij de behandeling van deze wet in beide Kamers uitvoerig gesproken. Deze functie
kon eerst enkel door een ter zake kundige arts worden bekleed. Daarom is de wet op
dit punt ook aangepast zodat deze functie ook door GZ-psychologen en orthopedagoog-generalisten kan worden bekleed. Gedurende het overgangsjaar
wordt, samen met het veld, gekeken hoe dit in de praktijk vorm gegeven kan worden.
VWS zal het veld hier actief bij ondersteunen.
1.2. De leden van de PVV-fractie vragen verder welke procesafspraken gemaakt zijn
om inzicht te krijgen in het toepassen van onvrijwillige zorg thuis. Hoe wordt de
toepassing van de wetten gemonitord en geborgd?
Antwoord 1.2.
In 2020 en 2021 worden de Wzd en de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz)
gemonitord om de voortgang van de uitvoering van de wetten te volgen. Monitoring is
belangrijk bij het signaleren van knelpunten. Onderdeel van de monitoring van de Wzd
is de toepassing van onvrijwillige zorg in de ambulante setting en cliëntervaringen
zoals ook is toegezegd in de Kamerbrief Wet zorg en dwang van 20 december 2019 (Kamerstuk
35 370, nr. 1). De monitoring van de Wvggz wordt uitgevoerd door de ketenpartijen. In de wetsevaluatie
Wvggz en Wzd is ambulante zorg uiteraard ook een aandachtspunt.
1.3. De leden van de PVV-fractie geven aan dat zorg thuis ook door ouders wordt verleend.
Sommige ouders leveren beroepsmatig de zorg. Hoe is hun rechtspositie geborgd in deze
wetten?
Antwoord 1.3.
De Wzd is alleen van toepassing op zorgverleners die beroepsmatig zorg verlenen. Informele
zorg valt niet onder de Wzd. In (thuis)situaties waar ouders als zorgprofessional
zorg verlenen aan hun kinderen, doen zij dit via een PGB onder het informele tarief.
Zorgaanbieders die familie zijn van de budgethouder mogen immers geen formeel tarief
rekenen. De regering hanteert het uitgangspunt dat zorg die onder het informele tarief
wordt geleverd niet onder de Wzd valt. Deze ouders hoeven dus ook niet aan de vereiste
van de Wzd te voldoen.
1.4. De leden van de PVV-fractie vragen hoe een toename van de administratieve lasten
wordt voorkomen nu de Wvggz en de Wzd meer vormen van verplichte zorg kennen die geregistreerd
moet worden dan de Wet Bopz en of het kabinet voornemens is dit te monitoren.
Antwoord 1.4.
Registratie van gedwongen zorg was al geregeld in de Wet bijzondere opnemingen in
psychiatrische ziekenhuizen (Wet Bopz) en blijft onverminderd van belang omdat het
gaat om de inperking van de grondrechten van een betrokkene en de bescherming van
diens rechtspositie. De wijze waarop dit gebeurt, is met de komst van de Wvggz en
de Wzd veranderd. De individuele meldplicht van elke separate dwangmaatregel zoals
onder de Wet Bopz gold, was administratief belastend voor zowel zorgaanbieders als
de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ). Deze individuele meldplicht is met de
komst van de Wvggz en de Wzd vervangen door de plicht om tenminste halfjaarlijks een
digitaal overzicht van de verleende verplichte zorg en een analyse daarvan aan de
IGJ te verstrekken. In afstemming met het veld is zo veel mogelijk aangesloten bij
de reeds bestaande registratie van dwangzorg om zo geen verzwaring van de regeldruk
te bewerkstelligen. Voor de regeldruk betekent dit voor een zorgaanbieder dat de registratie
van verplichte zorg blijft, maar de vermindering in de regeldruk wordt behaald door
een aanzienlijke vermindering in aanlevermomenten aan de IGJ. In de wetsevaluatie
van de Wvggz en de Wzd worden de administratieve lasten onderzocht. Daarnaast is de
mogelijke toename van administratieve lasten als gevolg van de invoering van de Wzd
onderdeel van de monitoring zoals ook is toegezegd in de Kamerbrief Wet zorg en dwang
van 20 december 2019 (Kamerstuk 25 370, nr. 1). Ook voor de Wvggz wordt voorafgaand aan de wetsevaluatie gemonitord op administratieve
lasten.
1.5. De leden van de PVV-fractie vragen op welke wijze het kabinet in het overgangsjaar
aan de slag gaan met zorgen over administratieve lasten.
Antwoord 1.5.
Voor het verminderen van de regeldruk op grond van de Wvggz worden op drie manieren
actie ondernomen: Ten eerste werken de ketenpartners aan het gestructureerd uitwisselen
van informatie binnen de keten door hun IT-systemen te koppelen. Doordat informatie
dan niet langer handmatig hoeft te worden overgenomen zullen de administratieve lasten
in de hele keten substantieel dalen. Een deel van deze koppelingen werkt al en een
ander deel moet komend jaar worden gerealiseerd. Zo wordt een belangrijk koppelpunt
in opdracht van GGZ Nederland (GGZ NL) gebouwd. Dit proces wordt ondersteund door
het ketenprogramma dat is gefinancierd door JenV en VWS. Ten tweede zal het ketenprogramma
de ketenpartners ondersteunen om, waar mogelijk, informatieproducten die door de ketenpartners
zelf zijn opgesteld te vereenvoudigen. Als laatste worden op dit moment twee wetsvoorstellen
voorbereid, om de uitvoerbaarheid van de Wvggz en Wzd op onderdelen te verbeteren.
Het streven van het kabinet is om vóór het zomerreces een spoedreparatiewetsvoorstel
aan de Tweede Kamer aan te bieden. Het spoedreparatiewetsvoorstel bevat een beperkt
aantal concrete punten die breed worden gedragen door alle ketenpartijen, die de uitvoerbaarheid
van de Wvggz en Wzd verbeteren en relatief snel kunnen worden gewijzigd. Het tweede
wetsvoorstel ter verdere aanscherping van de uitvoerbaarheid van de Wvggz en de Wzd,
zal punten bevatten die meer uitwerking behoeven. Het streven is om dit tweede wetsvoorstel
rond de jaarwisseling aan uw Kamer aan te bieden. Tot slot: zoals bij u bekend, worden
de wetten vóór het einde van 2021 geëvalueerd. In de evaluatie zal er, zoals met uw
Kamer is afgesproken, veel aandacht zijn voor de uitvoerbaarheid van de wetten. Uit
de evaluatie kan blijken dat verdere aanpassing van de Wvggz en de Wzd wenselijk is.
Ten aanzien van de Wzd hebben VGN en ActiZ aangegeven dat zorgaanbieders de kern van
de wet – het verminderen van onvrijwillige zorg, het stimuleren van alternatieven
hiervoor en het beschermen van de rechtspositie van cliënten – ondersteunen. Sommige
aanbieders hebben tegelijkertijd hun zorgen uitgesproken over het tempo waarop de
nieuwe wet wordt ingevoerd. Daarnaast hebben een aantal aanbieders ook aangegeven
dat zij zich zorgen maken over de administratieve lasten die de nieuwe wet met zich
meebrengt.
Daarom heeft de Minister van VWS besloten dat 2020 een overgangsjaar is.
Dat betekent dat zorgaanbieders de ruimte krijgen om hun procedures aan te passen
aan de nieuwe wetgeving, en dat de set aan gegevens die moeten worden aangeleverd
bij de IGJ zo vorm wordt gegeven dat enerzijds rekening zal worden gehouden met de
administratieve lasten bij aanbieders en anderzijds met de informatiepositie van de
IGJ over de ontwikkeling van onvrijwillige zorg onder de nieuwe wetgeving. De gegevensaanlevering
voor de cliënten die door de overgangsbepalingen nog onder de Wet Bopz vallen loopt
gedeeltelijk nog door.
Het betekent echter niet dat er nog niet gehandeld hoeft te worden langs de lijnen
van de nieuwe wet. Zo is het niet toegestaan om de wet op essentiële onderdelen niet
uit te voeren. Zeker waar het gaat om de bescherming van de positie van de cliënt.
Met VGN en ActiZ zijn gesprekken gaande over een werkwijze die de administratieve
lasten verder kan beperken, zonder dat afbreuk wordt gedaan aan de rechtsbescherming
van de cliënt. Daar waar het nu al duidelijk is dat dit aan de orde is, wordt reparatiewetgeving
voorbereid.
1.6. De leden van de PVV-fractie vragen of het kabinet kan aangegeven op welke wijze
zorgaanbieders, cliëntenraden en patiëntenorganisaties ondersteund worden bij het
vinden van oplossingen voor deze (administratieve) knelpunten?
Antwoord 1.6.
Voor de implementatie van de Wvggz is in 2016 een ketenprogramma gestart. In het programma
werken ketenpartijen, zoals GGZ NL, de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie (NVvP)
en MIND, samen aan de implementatie van de wet waaronder het gestructureerd uitwisselen
van gegevens binnen de keten. De ondersteuning van dit ketenprogramma is verlengd
tot 1 juli 2020. Ketenpartners hebben besloten dat ze ook na 1 juli 2020 de samenwerking
willen voortzetten tot in ieder geval eind 2021.
Voor de Wzd geldt dat in 2020 zorgaanbieders en zorgprofessionals via diverse activiteiten
ondersteund worden bij het vinden van oplossingen voor (administratieve) knelpunten.
Zo is voor de zorgprofessionals het programma «van Bopz naar Wzd» van Vilans gestart
en wordt binnenkort begonnen met het actieonderzoek. Bij beide trajecten worden op
de werkvloer, dichtbij de cliënt, de betrokken professionals en de dagelijkse werkpraktijk
knelpunten getraceerd waarna stap voor stap toegewerkt wordt naar oplossingen en de
verankering van de resultaten van de geleerde lessen. Deze kennis zal daarnaast ook
verspreid worden zodat anderen ervan kunnen leren.
Actieonderzoek zal meehelpen bij het genereren van antwoorden op thema’s en vragen
van zorgaanbieders en zorgverleners, als uitvoerbaarheid, beschikbaarheid van benodigde
expertise, terugdringen administratieve lasten.
Daarnaast staat het onderwerp administratieve lasten op de agenda van de monitoring.
Specifiek voor cliëntenraden en cliëntenorganisaties worden in 2020 diverse bijeenkomsten
georganiseerd.
1.7. De leden van de CDA-fractie vragen of de uitvoering van de wetten bij multi-problematiek
tot problemen leidt.
Antwoord 1.7.
Vooropgesteld zij dat een bewuste keuze is gemaakt om de Wvggz en de Wzd toe te spitsen
op de verschillende doelgroepen. De patiënt of cliënt en zijn of haar zorgbehoefte
staan centraal. De vraag is waar een patiënt of cliënt het beste op zijn of haar plek
is. Ook bij multiproblematiek zal vaak sprake zijn van problematiek of een stoornis
die op dat moment op de voorgrond staat en daarmee bepaalt welke zorgvraag leidend
is en welk regime van toepassing is.
Een belangrijke factor die hierbij meespeelt is continuïteit van zorg in een vertrouwde
omgeving. Beide wetten voorzien daarom ook in de mogelijkheid om bijkomende problematiek
uit het andere (Wvggz- of Wzd-)domein te behandelen. Bijvoorbeeld: een cliënt met
een verstandelijke beperking of een psychogeriatrische aandoening, die hierdoor onder
de Wzd valt, maar die daarnaast ook een psychische stoornis heeft of ontwikkelt, kan
in principe onder de Wzd blijven zolang de psychische stoornis niet voorliggend wordt
en de instelling zichzelf in staat acht om kwalitatief goede zorg te kunnen geven.
Mocht de psychische stoornis op een gegeven moment centraal komen te staan in de problematiek
en daarmee voorliggend worden, dan dient het regime van de Wvggz te gaan gelden.Om
de praktijk handvatten te bieden bij multiproblematiek, is een handreiking samenloop
gepubliceerd op www.dwangindezorg.nl.
Daarnaast wordt, zoals aan de Eerste Kamer14 is toegezegd, in de monitoring meegenomen of het toepassen van beide regimes door
één zorgaanbieder in de praktijk tot een onevenredige administratieve belasting gaat
leiden voor zorgaanbieders.
2. Wet zorg en dwang
2.1. De leden van de VVD-fractie vragen het kabinet wanneer de aanpassing van de wet
om op persoonsniveau informatie met de IGJ te mogen uitwisselen naar verwachting klaar
is en hoe tot die tijd toezicht gehouden wordt door de IGJ.
Antwoord 2.1.
Het voornemen is om rond de komende jaarwisseling een wetsvoorstel aan de Tweede Kamer
aan te bieden. De planning van de behandeling van het voorstel, en daarmee de datum
van inwerkingtreding, is uiteraard aan beide Kamers.
In de stand van zakenbrief van december 2019 over de invoering van de Wzd is aangegeven
hoe de IGJ in het overgangsjaar het toezicht vormgeeft. Voor de halfjaarlijkse aanlevering
van de overzichten en analyse (art. 17 en 18 Wzd) geldt dat zorgaanbieders die hier
inmiddels klaar voor zijn, dit over het eerste halfjaar van 2020 kunnen doen. Voor
de zorgaanbieders die dit nog niet kunnen, zal de set aan gegevens die moeten worden
aangeleverd bij de IGJ zo worden vormgegeven dat enerzijds rekening wordt gehouden
met de administratieve lasten bij aanbieders en anderzijds met de informatiepositie
van de IGJ over de ontwikkeling van onvrijwillige zorg onder de nieuwe wetgeving.
De gegevensaanlevering voor de cliënten die door de overgangsbepalingen nog onder
de Wet Bopz vallen loopt gedeeltelijk nog door. Wel worden alle zorgaanbieders geacht
een kwalitatieve analyse op te stellen (conform artikel 7 van de Regeling zorg en
dwang (Rzd)) en die openbaar te maken via hun website.
De IGJ heeft hierdoor wel een verminderde informatiepositie. Daarnaast gelden tot
halverwege 2020 nog overgangsbepalingen, waardoor nog de Wet Bopz op bepaalde cliënten
van toepassing zal zijn. Tevens zijn in het kader van de zogenaamde roadmap specifieke
afspraken gemaakt. Vanwege deze situatie heeft de IGJ gekozen voor een toezichtstrategie
in 2020 waarbij ze snel en flexibel kan opereren. Door de inzet van een multidisciplinair
team kan zij de praktijk van de nieuwe wetten intensief volgen om risico’s snel te
signaleren en hierover informatie te geven. Het team zal meldingen op grond van de
Wzd (en de Wvggz) oppakken en het thematisch toezicht uitvoeren met een verbinding
naar het bredere toezicht op de zorg.
2.2. De leden van de CDA-fractie vragen op welke onderdelen «het veld» behoefte heeft
aan verduidelijking. Zij vragen wat hier het tijdspad van is.
Antwoord 2.2.
Eind 2019 heeft VWS op verzoek van het veld een aantal factsheets uitgebracht met
een nadere duiding/verduidelijking van aspecten van de Wzd. Enkele voorbeelden zijn:
«Wet zorg en dwang en de Wgbo», «twee regimes in een instelling» en een handreiking
«samenloop» (tussen Wzd en Wvggz)15.
Op dit moment wordt in opdracht van VWS een handreiking voor de Wzd in het (speciaal)
onderwijs ontwikkeld. Deze zal mei/juni 2020 beschikbaar zijn. Daarnaast is de regering
bijvoorbeeld voornemens een handreiking voor ziekenhuizen te laten ontwikkelen. Het
opstellen van deze nadere duidingen gebeurt samen met het veld. De handreikingen en
factsheets zijn te vinden op www.dwangindezorg.nl. Verder worden op deze website veelgestelde vragen over praktijksituaties beantwoord.
Dit is een continu proces, waarbij wordt uitgegaan van vragen die vanuit de praktijk
worden gesteld.
2.3.
De leden van de CDA-fractie vragen of het kabinet gebruik maakt van het overgangsjaar
om praktische ervaringen te verzamelen? Ze vragen of het kabinet kan beschrijven hoe
het proces van ervaringen verzamelen wordt vormgegeven en op welke wijze patiëntenorganisaties
en cliëntenraden hier bij betrokken zijn? Ook de leden van de GroenLinks-fractie hebben
hier vragen over gesteld.
Antwoord 2.3.
In 2020 worden zorgaanbieders en zorgprofessionals via diverse activiteiten ondersteund
bij de implementatie van de Wzd.
Zo is voor de zorgprofessionals het programma «van Bopz naar Wzd» van Vilans gestart
en wordt binnenkort begonnen met het actieonderzoek. Bij beide trajecten worden op
de werkvloer, dichtbij de cliënt, de betrokken professionals en de dagelijkse werkpraktijk
praktische ervaringen verzameld en knelpunten getraceerd waarna stap voor stap toegewerkt
wordt naar oplossingen en de verankering van de resultaten van de geleerde lessen.
Deze kennis zal daarnaast ook verspreid worden zodat anderen ervan kunnen leren.
Het actieonderzoek zal meehelpen bij het genereren van antwoorden op thema’s en vragen
van zorgaanbieders en zorgverleners, als uitvoerbaarheid, beschikbaarheid van benodigde
expertise, terugdringen administratieve lasten.
Monitoring is een belangrijk instrument om de voortgang van de uitvoering van de Wzd
te volgen. Met monitoring kunnen knelpunten worden gesignaleerd en waar mogelijk direct
van een oplossing voorzien. Uiteraard worden patiëntenorganisaties en cliëntenraden
hier actief bij betrokken
2.4. De leden van de VVD-fractie vragen wanneer de lijst van gelijkgestelde aandoeningen
wordt uitgebreid.
Antwoord 2.4.
Het kabinet zal het syndroom van Korsakov, de ziekte van Huntington en niet-aangeboren
hersenletsel, voor zover er sprake is van gedragsproblemen en regieverlies zoals deze
voorkomen bij een psychogeriatrische aandoening of verstandelijke beperking, in 2020
als gelijkgestelde aandoening in de Wzd onderbrengen. De verwachting is dat de amvb
die dit mogelijk maakt medio mei 2020 wordt gepubliceerd. Tijdens de monitoring en
de evaluatie van de Wzd en de Wvggz zal worden onderzocht of er naast de voorgenoemde
aandoeningen, andere (uitingen van) aandoeningen zijn die vanuit zorgperspectief onder
de Wzd kunnen worden gebracht.
2.5. De leden van de SP-fractie vragen het kabinet om aan te geven tegen welke praktische
problemen men nu aanloopt en op welke maatregelen genomen worden om deze problemen
op te lossen. Ook de leden van de PVV-fractie vragen hiernaar.
Antwoord 2.5.
In een deel van de regio’s doen zich knelpunten voor bij de crisiszorg. Voor de manier
hoe het kabinet hiermee omgaat wordt verwezen naar het antwoord op vraag 2.24 en 2.25.
Verder bestaat er een knelpunt bij de afgifte van de medische verklaring. Anders dan
onder de Wet Bopz en de Wvggz mag deze niet meer worden afgegeven door een arts die
verbonden is aan de instelling waar een cliënt al verblijft. Gebleken is dat dit bij
een aantal instellingen tot directe uitvoeringsproblemen leidt bij het aanvragen van
een rechterlijke machtiging. Daarom is besloten om bij de eerstvolgende mogelijkheid
dit punt te herstellen. Vooruitlopend op deze wetswijziging zal het CIZ ook medische
verklaringen accepteren van artsen die verbonden zijn aan de instellingen waar de
betrokken cliënten al verblijven, mits deze wel zijn afgegeven door artsen die niet
bij de zorg betrokken zijn en onafhankelijk van de aanbieder kunnen opereren. Hiermee
wordt de situatie zoals die onder de Wet Bopz was weer hersteld. Bij de beantwoording
van vraag 2.20 wordt nader ingegaan op enkele andere knelpunten.
2.6. De leden van de SP-fractie merken op dat de nieuwe Wzd minder bureaucratie moest
bewerkstelligen, maar dat het omgekeerde lijkt te worden bereikt. Zij vragen het kabinet
om een reactie.
Antwoord 2.6.
Het primaire doel van de Wzd is om de rechtsbescherming voor cliënten te verbeteren.
Tegelijkertijd beoogt de regering uiteraard te voorkomen dat onnodige administratieve
lasten worden opgelegd. Daarom worden deze nadrukkelijk meegenomen in de monitoring
en evaluatie van de Wzd. Ook worden aanbieders ondersteund om de Wzd op een zo praktische
mogelijke wijze in te voeren.
2.7. De leden van de CDA-fractie concluderen dat daar waar met meerdere zorgprofessionals
moet worden gewerkt, goede gegevensuitwisseling ongelofelijk belangrijk is en vragen
naar de wijze hoe de elektronische gegevensuitwisseling in de thuissituatie rond de
Wzd is geregeld?
Antwoord 2.7.
De regering is het eens dat een goede gegevensuitwisseling erg belangrijk is als er
meerdere zorgprofessionals met elkaar moeten werken, ongeacht of het nu voor de uitvoering
van de Wzd is of niet. Daarom is het kabinet voornemens om nog dit jaar te komen met
een zorgbreed wetsvoorstel om elektronische gegevensuitwisseling tussen zorgverleners
te verbeteren. Daarnaast wordt dit jaar ook gebruikt om samen met het veld te bekijken
hoe ambulante onvrijwillige zorg op een verantwoorde en veilige wijze in de praktijk
gebracht kan worden. Belangrijk onderdeel hierbij zal uiteraard de gegevensuitwisseling
zijn tussen de verschillende betrokken professionals. Ook ondersteunt het Ministerie
van VWS hen hierbij via een apart i-Wzd programma.
2.8. De leden van de D66 fractie hebben vragen gesteld over de standaardisering van
informatieproducten en het ontwikkelen van Zorg Informatie Bouwstenen en technische
informatieproducten. Zij vragen waarom deze zaken nog niet zijn afgerond en wanneer
deze naar verwachting wel afgerond zijn.
Antwoord 2.8.
De standaardisering van informatieproducten en het proces van gegevensuitwisseling
stelt veldpartijen in staat om gemakkelijker gegevens uit te wisselen, maar is geen
vereiste om de Wzd op een goede manier te kunnen uitvoeren. De (wijze van) uitwisseling
van gegevens is in eerste instantie ook een verantwoordelijkheid van de veldpartijen
zelf. Omdat het kabinet het met D66 eens is dat een bepaalde mate van standaardisering
zeer wenselijk is faciliteert de regering het veld bij de ontwikkeling van informatieproducten.
Hierbij moet bijvoorbeeld worden gedacht aan een format voor de medische verklaring
of afspraken met softwareleveranciers om de ECD’s op een eenduidige wijze aan te passen.
Het uiteindelijke doel hierbij is om in gezamenlijkheid tot een i-standaard te komen.
2.9. De leden van de fractie van GroenLinks vragen het kabinet bereid tot (naar verwachting
begin 2021) coulance te betrachten in de wijze waarop onvrijwillige zorgverlening
gerapporteerd wordt?
Antwoord 2.9.
Het kabinet is hiertoe bereid. In de stand van zakenbrief van december 2019 over de
invoering van de Wzd is aangegeven dat er samen met de IGJ, ActiZ en VGN overleg wordt
gevoerd over een praktische oplossing voor de aanlevering van de overzichten en de
analyse in het overgangsjaar alsmede de omzetting van zorgplannen bij zorgaanbieders
met een Bopz-aanmerking. Naar aanleiding hiervan is tot het volgende gekomen.
Voor de halfjaarlijkse aanlevering van de overzichten en analyse (art. 17 en 18 Wzd)
geldt dat zorgaanbieders die hier inmiddels klaar voor zijn, dit over het eerste halfjaar
van 2020 moeten kunnen doen. Er zijn immers diverse zorgaanbieders die dit al kunnen.
Voor de zorgaanbieders die dit niet kunnen, zal de set aan gegevens die moeten worden
aangeleverd bij de IGJ zo worden vormgegeven dat enerzijds rekening zal worden gehouden
met de administratieve lasten bij aanbieders en anderzijds de informatiepositie van
de IGJ over de ontwikkeling van onvrijwillige zorg onder de nieuwe wetgeving. De gegevensaanlevering
voor de cliënten die door de overgangsbepalingen nog onder de Wet Bopz vallen loopt
gedeeltelijk nog door. Wel worden zij geacht een kwalitatieve analyse op te stellen
(conform artikel 7 van de Rzd) en die openbaar te maken via hun website.
De IGJ heeft hierdoor wel een verminderde informatiepositie. Daarnaast gelden tot
halverwege 2020 nog overgangsbepalingen, waardoor nog de Wet Bopz op bepaalde cliënten
van toepassing zal zijn. Tevens zijn in het kader van de roadmap specifieke afspraken
gemaakt. Vanwege deze situatie heeft de IGJ gekozen voor een toezichtstrategie in
2020 waarbij ze snel en flexibel kan opereren. Door de inzet van een multidisciplinair
team kan zij de praktijk van de nieuwe wetten intensief volgen om risico’s snel te
signaleren en hierover informatie te geven. Het team zal meldingen op grond van de
Wzd (en de Wvggz) oppakken en het thematisch toezicht uitvoeren met een verbinding
naar het bredere toezicht op de zorg.
2.10. De leden van de VVD-fractie vragen het kabinet welke rol en/of welke plek de
directbetrokkene en/of familie hebben in het stappenplan van de Wzd bij de zestal
zorgaanbieders waar geoefend is met het stappenplan?
Antwoord 2.10.
Bij de uitvoering van de pilots zijn cliënten en familie en/of directbetrokkenen geïnformeerd
over de opzet en de impact van deelname aan de pilot. Ook zijn de cliënten en familie
en/of directbetrokkenen zorgvuldig geïnformeerd over hun rechtspositie. Alle cliënten
of naasten (indien cliënten hier niet toe in staat waren) hebben toestemming gegeven
voor deelname aan de pilots Wzd.
2.11. De leden van de CDA-fractie vragen het kabinet kort te schetsen hoe het proces
rondom het onderzoek dat door de NZa wordt gedaan tav de meerkosten van de WZD eruitziet.
Ook de leden van de PVV-fractie vragen hiernaar.
Antwoord 2.11.
In het onderzoek van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) wordt een select aantal zorgaanbieders
geselecteerd en geconsulteerd via vragenlijsten. Hierover vindt afstemming plaats
met de brancheverenigingen. De uitkomsten van dit onderzoek zullen in de tweede helft
van dit jaar tot aanpassing van de NZa-beleidsregels kunnen leiden, zodat dit meeloopt
in de tarieven van 2021.
2.12.
De leden van de PVV-fractie vragen het kabinet de punten die uit de pilots naar voren
zijn gekomen verder uit te werken en toe te lichten. Daarnaast vragen zij een voorbeeld
welke zorg tegen de verwachting in niet tot onvrijwillige zorg volgens de definitie
van de Wzd behoort.
Antwoord 2.12.
In de Kamerbrief komen de volgende punten naar voren, die hieronder per punt worden
toegelicht.
Uit deze pilots kwam naar voren dat de zorginstellingen ervaren dat:
– de Wzd goed aansluit bij de bestaande werk- en denkwijzen om onvrijwillige zorg te
voorkomen;
Toelichting: De betrokkenen bij de pilots geven aan dat de manier van denken en werken
volgens de Wzd nauw aansluit bij de huidige werkpraktijk. Het centraal stellen van
de persoon die zorg ontvangt en het voorkomen van onvrijwillige zorg door te zoeken
naar alternatieve vormen van zorg (waar mogelijk), is bij zorgaanbieders ook gebruikelijk
in de huidige uitvoering van de zorg.
– de toepassing van het stappenplan uit de Wzd leidt tot meer bewustwording;
Toelichting: Bij pilots in de intramurale setting met een Bopz-aanmerking ervaren
de pilotorganisaties dat het werken met het stappenplan van de Wzd motiveert tot het
afbouwen van onvrijwillige zorg. Er wordt nog bewuster stilgestaan bij alternatieve
vormen van zorg.
– in tegenstelling tot de verwachting is in veel gevallen geen sprake is van onvrijwillige
zorg volgens de definitie van de Wzd;
Toelichting: Er is sprake van onvrijwillige zorg als een cliënt of zijn vertegenwoordiger
níet instemt met zorg of waartegen de cliënt zich verzet. Als de cliënt bijvoorbeeld
instemt met leefstijlinterventies en de cliënt verzet zich niet, dan is de Wzd niet
van toepassing en hoeft het stappenplan dus ook niet te worden doorlopen.
– de Wzd veel nadruk legt op de rechtspositie van de cliënt;
Toelichting: Veel cliënten hebben al een persoonlijk begeleider en vaak een wettelijk
vertegenwoordiger, waardoor cliënten zich kunnen afvragen wat een cliëntenvertrouwenspersoon
toevoegt. Het gesprek over de rechtpositie en de cliëntvertrouwenspersoon heeft (nog)
geen natuurlijke plek in het zorgproces. De pilotorganisaties proberen daarom zoveel
mogelijk cliënten te wijzen op de mogelijkheid van een cliëntenvertrouwenspersoon.
– de cliënt een gelijkwaardiger gesprekspartner is in relatie tot de hulpverlener door
de inzet van de cliëntenvertrouwenspersoon;
Toelichting: Doordat de cliëntenvertrouwenspersoon de cliënt en/of diens vertegenwoordiger
op diens verzoek advies en bijstand kan verlenen over aangelegenheden die samenhangen
met onvrijwillige zorg, zijn opname of verblijf in een accommodatie of in het doorlopen
van een klachtprocedure is het voor de cliënt gemakkelijker om hier het gesprek over
aan te gaan met de hulpverlener.
– het doorlopen van het stappenplan de nodige tijd vraagt, de afbouw van onvrijwillige
zorg op knelpunten kan stuiten wegens capaciteitsgebrek;
Toelichting: Afhankelijk van hoe zorgaanbieders hun processen nu georganiseerd hebben,
voorzien pilotorganisaties dat het toepassen van de Wzd extra inspanning gaat vragen
van de eigen organisatie, zowel initieel als structureel. Tegelijkertijd geven zorgaanbieders
aan dat de uitvoering van de Wzd ook tot minder werklast kan leiden. Wanneer medicatie
wordt afgebouwd, is de verwachting van de betrokkenen bij de pilot dat er meer toezicht
nodig zal zijn (vanwege verandering in gedrag). Dit vraagt extra capaciteit van personeel,
dat momenteel op veel plekken al schaars is. Een andere bevinding is dat onvrijwillige
zorg niet altijd kan worden voorkomen, in verband met bijvoorbeeld de functionaliteiten
van een gebouw of de omgeving. De implementatie van sommige alternatieven, zoals werken
met sensoren om cliënten meer bewegingsvrijheid te geven, is niet mogelijk in iedere
setting. Wanneer een locatie is verouderd of een bepaalde constructie kent, kunnen
deze (ICT-afhankelijke) alternatieven niet worden ingezet. Daarnaast vraagt dit een
flinke investering, die op korte termijn vaak niet te realiseren is.
– er nog behoefte is aan duidingen over sommige onderwerpen.
Toelichting: Ten tijde van de pilots was de invulling van de verschillende Wzd-functies
nog niet altijd duidelijk voor de zorgaanbieders, bijvoorbeeld als het gaat om de
rollen van zorgverantwoordelijke, de Wzd-functionaris, de niet bij de zorg betrokken
collega en de externe deskundige. De vraag omtrent de rol van de externe deskundige
gaat met name over de praktische uitvoerbaarheid van het betrekken van deze zorgverlener.
Inmiddels zijn over deze onderwerpen handreikingen gepubliceerd op www.dwangindezorg.nl.
2.13. De leden van de CDA-fractie lezen dat het kabinet stelt dat een van de problemen
is hoe moet worden omgegaan met het verplaatsen van cliënten als de problematiek verandert.
Ook is de beschikbaarheid van crisisbedden een aandachtspunt. De leden vragen over
welke doelgroep het daarbij gaat en hoe het kabinet wil waarborgen dat de continuïteit
van zorg niet in het gedrang komt?
Antwoord 2.13.
Het gaat hier om de doelgroep met multiproblematiek. Denk daarbij aan iemand met een
verstandelijke beperking of ouderdomsproblematiek die op een gegevens moment ook een
ernstige psychische stoornis krijgt die behandeling vergt door een hulpverlener vanuit
de GGZ. Of iemand met chronische psychische problematiek die daarnaast dementie krijgt.
In de handreiking samenloop16 worden handvatten gegeven hoe in dat geval op de grens van wetten toch de continuïteit
van zorg kan worden gewaarborgd.
2.14. De leden van de CDA-fractie vragen of het kabinet kan aangeven wat maakte dat
het werken met de Wet Bopz voor de crisisdiensten eenvoudiger was dan met de huidige
Wzd. Vervolgens vragen dezelfde leden hoe het kabinet aankijkt tegen het voorstel
om crisisbedden voor ouderen met psychogeriatrische aandoeningen regionaal in te zetten
en hoe het kabinet aankijkt tegen het voorstel om ggz-organisaties te bewegen hun
werkwijze rond crisisdiensten en -plaatsen voort te zetten.
Antwoord 2.14.
Een verschil tussen de situatie onder de Wet Bopz en de huidige situatie is dat in
de huidige situatie sprake is van twee verschillende wetten, namelijk de Wzd en de
Wvggz. De procedures van de Wzd en de Wvggz rondom crises komen grotendeels overeen.
De invoering van de wetten maken de waarschijnlijk al langer bestaande knelpunten
in de capaciteit volgend op crisiszorg voor gehandicaptenzorg en ouderenzorg scherper
zichtbaar. Samen met de veldpartijen worden de knelpunten nader in kaart gebracht
en waar mogelijk opgelost
2.15. De leden van de D66-fractie vragen of het verstandig is om nogmaals veranderingen
aan te brengen in de wijze van rapporteren aan de IGJ en of deze getoetst zijn met
zorgaanbieders zelf en of deze volgens hen haalbaar zijn?
Antwoord 2.15.
In de stand van zakenbrief van december 2019 over de invoering van de Wzd is aangegeven
hoe de IGJ in het overgangsjaar het toezicht vormgeeft. Voor de halfjaarlijkse aanlevering
van de overzichten en analyse (art. 17 en 18 Wzd) geldt dat zorgaanbieders die hier
inmiddels klaar voor zijn, dit over het eerste halfjaar van 2020 kunnen doen. Voor
de zorgaanbieders die dit nog niet kunnen, zal de set aan gegevens die moeten worden
aangeleverd bij de IGJ zo worden vormgegeven dat enerzijds rekening wordt gehouden
met de administratieve lasten bij aanbieders en anderzijds met de informatiepositie
van de IGJ over de ontwikkeling van onvrijwillige zorg onder de nieuwe wetgeving.
De gegevensaanlevering voor de cliënten die door de overgangsbepalingen nog onder
de Wet Bopz vallen loopt gedeeltelijk nog door. Wel worden alle zorgaanbieders geacht
een kwalitatieve analyse op te stellen (conform artikel 7 van de Rzd) en die openbaar
te maken via hun website.
2.16. De leden van de PVV-fractie lezen dat iedere cliënt of zijn vertegenwoordiger
onder de Wzd een beroep kan doen op een cliëntenvertrouwenspersoon (CVP). Hoeveel
van deze personen zijn er beschikbaar? Kan het kabinet aangeven welke stappen tijdens
het overgangsjaar worden ondernomen om de bekendheid van de CVP onder mantelzorgers
te vergroten?
Antwoord 2.16.
Elke cliënt die onder de reikwijdte van de Wzd valt heeft recht op een CVP. Deze CVP
is werkzaam bij één van vier CVP-aanbieders. Deze CVP-en worden nu opgeleid en maken
kennis met de zorgaanbieders en cliënten/ vertegenwoordigers in hun regio. Er zijn
momenteel 79 CVP-en werkzaam, en streven is dat nog 8 tot 10 geworven worden bij 2
van de aanbieders.
De Landelijke Faciliteit (LFCVP) heeft als taak om de kwaliteit van deze CVP-en te
toetsen en te monitoren op basis van het» Kwaliteitskader CVP in de Wzd» dat door
de veldpartijen is ontwikkeld. De LFCVP is betrokken bij de kwaliteitsbewaking van
de opleiding tot CVP zodat CVP-en voldoen aan het kwaliteitskader CVP. Daarnaast worden
alle CVP-en die een opleiding hebben gedaan die volgens de LFCVP voldoet aan het kwaliteitskader,
in het register-CVP vermeld.
De LFCVP, de zorgkantoren die de CVP-en inkopen en de CVP-aanbieders werken (in het
overgangsjaar) samen om te komen tot de uitvoering van het kwaliteitskader. Dit gebeurt
volgens een groeimodel. Hierbij is veel aandacht voor een goede bereikbaarheid van
de CVP. De LFCVP is in gesprek met diverse belangenorganisaties om de functie onder
de aandacht te brengen en hiermee ook bekendheid te creëren bij hun achterban. Hierbij
gaat ook aandacht uit naar het feit dat elke cliënt en vertegenwoordiger die een beroep
wil doen op een CVP hiervoor terecht kan bij de CVP-aanbieders uit de desbetreffende
regio. Daarnaast zal VWS ervoor zorgen dat er diverse informatiebijeenkomsten worden
georganiseerd voor cliënten, waar ook het recht op een CVP onder de aandacht zal worden
gebracht. Mantelzorgers zijn hier vanzelfsprekend ook welkom.
2.17. De leden van de GroenLinks-fractie zijn tevreden over het feit dat ook de organisatie
en financiering van de CVP opgenomen is in de Wzd. Zij vragen nog op welke manier
de diensten van de CVP onder de aandacht gebracht worden van niet-zorgprofessionals
zoals mantelzorgers.
Antwoord 2.17.
Zoals in vraag 2.16 is aangegeven, speelt de LFCVP hier een rol in en zal het Ministerie
van VWS ervoor zorgen dat diverse bijeenkomsten worden georganiseerd voor cliënten,
waar mantelzorgers vanzelfsprekend ook welkom zijn.
2.18. De leden van de VVD-fractie vragen wat de stand van zaken is betreffende de
acties naar aanleiding van de motie Ellemeet/Hermans.
Antwoord 2.18.
In de brief over Langer Thuis, die voorafgaand aan het AO Langer Thuis op 16 april,
aan de Tweede Kamer wordt verzonden, wordt ingegaan op de stand van zaken rond de
motie Ellemeet/Hermans.
2.19. De leden van de PVV-fractie lezen dat er volgens het kabinet nog vraagstukken
liggen die om een oplossing vragen. Kan worden aangegeven welke vraagstukken dit zijn?
Antwoord 2.19.
Het kabinet verwijst hiervoor naar het antwoord op vraag 2.5 van de leden van de fractie
van de SP over de praktische vraagstukken die er nog spelen.
2.20. «De leden van de PVV-fractie lezen dat het kabinet meldt dat enkele veldpartijen
nog steeds zorgen hebben over de uitvoering van de wet in het ambulante domein. ActiZ
en de Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland (VGN) geven aan dat daarvoor drie belangrijke
oorzaken zijn:
1. Het is niet duidelijk aan wie ambulante onvrijwillige zorg kan worden verleend,
2. De inzet van professionals is noodzakelijk, maar zij verlenen geen medewerking (huisartsen,
specialisten ouderengeneeskunde, verzorgenden en verpleegkundigen hebben grote twijfels
over de uitvoerbaarheid van de Wzd in de thuissituatie),
3. De financiering is niet goed geregeld.
Kan het kabinet aangeven welke oplossingen er voor deze knelpunten zijn?». Ook de
leden van de fractie van GroenLinks en het CDA vragen hierna.
Antwoord 2.20.
Het eerste punt heeft betrekking op de doelgroep van de Wzd. Het is blijkbaar nog
niet voor iedereen duidelijk welke cliënten hieronder vallen. In het kort gaat het
hier om mensen met een Wlz-indicatie waarbij is vastgesteld dat er sprake is van een
verstandelijke beperking of een psychogeriatrische aandoening. De rechtsbescherming
van de wet geldt daarnaast ook voor mensen zonder Wlz-indicatie waarbij dezelfde diagnose
is gesteld. Ten tweede betreft het de uitvoerbaarheid van de wet in de thuissituatie.
Voor het antwoord hierop wordt terugverwezen naar het eerdere antwoord dat gegeven
is op de vraag van dezelfde leden bij vraag 1.1. Ten aanzien van de vragen over de
financiering wordt terugverwezen naar het antwoord op de vragen van het CDA over het
bekostigingsonderzoek van de NZa (vraag 2.11).
2.21. De leden van de PVV-fractie vragen om geïnformeerd te worden over de vraagstukken
waar zorgaanbieders gedurende het overgangsjaar nog tegen aan zullen lopen.
Antwoord 2.21.
Uiteraard is het kabinet bereid de Kamer hierover te informeren.
2.22. Voorts vragen de leden van de PVV-fractie of het kabinet uitgebreider in kan
gaan op de beschikbaarheid van Wzd-functionarissen met expertise op het gebied van
dementie?
Antwoord 2.22.
Bij de Wzd-functionarissen met expertise op het gebied van dementie gaat het met name
om de specialist ouderengeneeskunde (so). Bij de functie van so is thans sprake van
een tekort. Er worden momenteel actieplannen uitgevoerd en verder ontwikkeld om de
tekorten terug te dringen. Deze acties zijn onder andere gericht op versterking van
de instroom, aantrekkelijker maken van het beroep, beperken van de uitstroom en ook
gericht op taakherschikking, waardoor de beschikbare capaciteit optimaal benut wordt.
In de regio’s wordt bezien hoe de inzet van de Wzd-functionaris in onderling overleg
tussen de partijen zo optimaal mogelijk georganiseerd kan worden.
2.23. De leden van de PVV-fractie vragen op welke wijze mantelzorgers van mensen met
dementie betrokken zijn bij evaluatie van de inzet van gedwongen zorg bij mensen met
dementie.
Antwoord 2.23.
VWS is voornemens de evaluatie van de Wzd te laten uitvoeren door een onafhankelijke
partij. In de evaluatie wordt het perspectief van cliënten en hun naasten nadrukkelijk
meegenomen. De onderzoeksopzet voor de evaluatie van de Wzd zal in het eerste halfjaar
van 2020 verder worden uitgewerkt.
2.24 en 2.25. De leden van de PVV-fracties vragen hoe het kabinet ervoor gaat zorgen
dat ggz-instellingen op korte termijn Wzd-gerelateerde cliënten gaan opnemen en wat
het kabinet doet om knelpunten weg te nemen. Aansluitend daarop vragen dezelfde leden
of de bekostiging voor de betrokken professionals goed is geregeld en of genoeg geld
beschikbaar is gesteld voor crisisbedden. Ook de leden van de SP-fractie hebben hier
vragen over gesteld.
Antwoord 2.24 en 2.25.
Vooropgesteld zij dat cliënten de zorg moeten krijgen die zij nodig hebben, zij het
in een ggz-instelling, een instelling voor ouderenzorg of een instelling voor verstandelijk
gehandicaptenzorg. GGZ Nederland heeft aangegeven dat ggz-instellingen op basis van
goed hulpverlenerschap geen cliënten in de kou laten staan, maar dat er soms geen
vervolgplek is in de VG- of PG-sector.17 Vanwege de verschillende en soms tegenstrijdige signalen, wordt momenteel in opdracht
van VWS onderzoek uitgevoerd om de knelpunten nader in kaart te brengen. Hoewel voornoemd
onderzoek nog niet is afgerond, lijkt de ervaren problematiek per regio te verschillen.
Onderwerp van het onderzoek en overleg is ook de bekostiging. Er lijkt sprake te zijn
van een tekort aan (ingekochte) crisisbedden of (ingekochte) bedden in de VG/PG-sector
in bepaalde regio’s, waardoor de doorstroom vanuit de crisisdienst niet overal goed
verloopt. Er ligt een duidelijke rol voor de zorgkantoren en zorgverzekeraars om hier
samen met de zorgaanbieders heldere afspraken over te maken.
Op 11 maart is op uitnodiging van VWS gesproken met betrokken partijen over de knelpunten
die ervaren worden. In dit overleg bleek dat er behoefte is aan een gezamenlijke visie
wat er van een crisisdienst verwacht mag worden en een aanpak hoe daar te komen inclusief
de nodige randvoorwaarden. Met partijen is afgesproken om daar begin april verder
over door te spreken.
2.26. De leden van de CDA-fractie vragen naar de onduidelijkheden over de wet die
met name in de ambulante setting nog spelen.
Antwoord 2.26.
Hiervoor wordt verwezen naar het antwoord op vraag 2.20
2.27.
Leden van de CDA-fractiestellen dat de LHV van mening is dat het Besluit zorg en dwang
(Bzd) onvoldoende duidelijkheid biedt over verantwoordelijkheidsverdeling bij ambulante
dwang en onvoldoende bescherming biedt op het gebied van patiëntveiligheid. Het kabinet
deelt deze mening niet en ervaringen in het overgangsjaar kunnen hierbij helpen. Zij
vragen het kabinet hoe specifieke monitoring wordt ingericht en hoe dit de partijen
dichter bij elkaar brengt. Daarnaast vragen zij antwoorden te geven ten aanzien van
verschillende rollen en verantwoordelijkheden.
Antwoord 2.27.
In 2020 worden zorgaanbieders en zorgprofessionals via diverse activiteiten ondersteund
bij de implementatie van de Wzd. Zo is voor de zorgprofessionals het programma «Van
Bopz naar Wzd» van Vilans gestart en wordt binnenkort begonnen met het actieonderzoek.
Bij beide trajecten worden op de werkvloer, dichtbij de cliënt, de betrokken professionals
en de dagelijkse werkpraktijk praktische ervaringen verzameld en knelpunten getraceerd
waarna stap voor stap toegewerkt wordt naar oplossingen en de verankering van de resultaten
van de geleerde lessen. Deze kennis zal daarnaast ook verspreid worden zodat anderen
ervan kunnen leren. Het kabinet verwacht dat actieonderzoek meehelpt bij het genereren
van antwoorden op thema’s en vragen van zorgaanbieders en zorgverleners zowel in de
ambulante als in de intramurale setting. Het betreft thema’s als uitvoerbaarheid,
beschikbaarheid van benodigde expertise en het terugdringen van administratieve lasten.
Monitoring is een belangrijk instrument om de voortgang van de uitvoering van de Wzd
te volgen. Met monitoring kunnen knelpunten worden gesignaleerd en waar mogelijk direct
van een oplossing voorzien. Deze monitor wordt opgezet door een onafhankelijk onderzoeksbureau
waarbij alle relevante partijen betrokken worden.
Voor knelpunten op systeemniveau worden voorbereidingen getroffen voor een zogenoemde
«vliegende brigade». Dit team zal knelpunten die ontstaan in de infrastructuur aanpakken.
De knelpunten zullen per regio bepaald worden aangezien nu al blijkt dat deze per
regio kunnen verschillen.
Ten aanzien van rollen en verantwoordelijkheden heeft het Ministerie van VWS meer
duidelijkheid gegeven in de betreffende handreikingen die hierover zijn gemaakt en
geplaatst op www.dwangindezorg.nl. In onder andere de handreiking «Wzd voor zorgaanbieders», het profiel voor de zorgverantwoordelijke,
het profiel van de Wzd-functionaris, maar ook diverse andere handreikingen worden
de verschillende rollen en verantwoordelijkheden uitgelegd, en wie die rollen kunnen
vervullen. In de Wzd is vastgelegd welke zorgverleners, welke rollen/verantwoordelijkheden kunnen invullen. De zorgaanbieder is vrij om het stappenplan, binnen de
vereisten van de wet, naar eigen inzicht te regelen en in te passen in het multidisciplinair
overleg, zolang het voldoet aan de minimale eisen van de wet. Het is daarbij aan de
zorgaanbieders om in de eigen setting te bepalen hoe de verschillende rollen worden
ingevuld.
2.28. Hoe verloopt de scholing van verzorgenden en verpleegkundigen in het toepassen
van onvrijwillige zorg en kennis over alternatieven in de thuissituatie, zo vragen
de leden van de CDA-fractie
Antwoord 2.28.
Met betrekking tot de scholing hebben verzorgenden en verpleegkundigen in 2019 en
2020 deel kunnen nemen aan de bijeenkomsten die VWS in het kader van de Wzd heeft
georganiseerd. Tijdens deze bijeenkomsten zijn diverse workshops gehouden over onder
ander «onvrijwillige zorg», «verzet» en het stappenplan. Voor deze bijeenkomsten krijgen
de deelnemende zorgverleners ook een accreditatie. In totaal hebben ruim 2800 personen
deelgenomen.
Daarnaast start dit jaar, zoals eerder toegelicht, het programma van Vilans «van Bopz
naar Wzd». Dit programma zorgt ervoor dat, naast alle informatie die Vilans al beschikbaar
heeft gesteld over (alternatieven voor) onvrijwillige zorg, de zorgverlener kennis
opdoet.
2.29. De leden van de CDA-fractie vragen hoe het kabinet aankijkt tegen het meer inzetten
van de specialist ouderen geneeskunde (SO) in de eerste lijn?
Antwoord 2.29.
De ambitie van het kabinet is gericht op goede zorg voor iedereen op de juiste plek
op het juiste moment. Bij voorkeur thuis of in de eigen omgeving, waardoor mensen
langer zelfstandig thuis kunnen wonen. Het kabinet versterkt de zorg en ondersteuning
aan kwetsbare mensen met een complexe zorgvraag in de thuissituatie doordat de so
per 1 januari 2020 ingezet kan worden in de eerste lijn. Dit ondersteunt de huisarts
en de wijkverpleegkundige, voorkomt crisissituaties, vermindert het beroep op acute
zorg en draagt bij aan verschuiving van zorg uit de instellingen naar de eerste lijn.
2.30.
De leden van de CDA-fractie vragen het kabinet of bij de evaluaties ook mantelzorgers
worden betrokken als het gaat om de toepassing van onvrijwillige zorg? Tevens vragen
zij welke stappen worden ondernomen om de bekendheid van de CVP onder mantelzorgers
te vergroten.
Antwoord 2.30.
VWS is voornemens de evaluatie van de Wzd te laten uitvoeren door een onafhankelijke
partij. In de evaluatie wordt het perspectief van cliënten en hun naasten meegenomen.
Verder zal VWS ervoor zorgen dat er bijeenkomsten worden georganiseerd voor cliënten
en mantelzorgers. Daarnaast wordt in de monitoring van de Wzd meegenomen of de informatievoorziening
aan cliënten en mantelzorgers voldoende is, alsmede of de bekendheid van de cliëntvertrouwenspersoon.
2.31. De leden van de CDA-fractie vragen welke knelpunten rond de crisisopnames naar
voren worden gebracht.
Antwoord 2.31.
Sinds de inwerkingtreding van Wzd en Wvggz per 1 januari komen er signalen van o.a.
Verenso, beroepsvereniging Specialisten oudergeneeskunde, dat sommige regionale crisisdiensten
niet meer in staat of bereid zouden zijn om crises in de ouderenzorg of gehandicaptenzorg
te beoordelen dan wel cliënten vanuit de verstandelijk gehandicaptenzorg of de ouderenzorg
in sommige regio’s niet meer willen of kunnen opnemen. Vanuit de GGZ komt juist het
signaal dat er in de ouderenzorg en gehandicaptenzorg onvoldoende crisisplekken beschikbaar
zijn en dat men de (ook schaarse) ggz-crisisplekken beschikbaar wil houden voor de
ggz-cliënten. GGZ Nederland geeft daarbij wel aan dat ggz-instellingen geen enkele
cliënt, ongeacht de problematiek, in de kou laat staan. In een aantal regio’s zijn
al goede afspraken tussen de sectoren gemaakt. Door de invoering van de Wzd en Wvggz
worden knelpunten die zich waarschijnlijk al langer voordeden nu duidelijker. Het
Ministerie van VWS is reeds met betrokken partijen in overleg om de knelpunten te
bespreken en waar mogelijk op te lossen.
2.32. Deze leden zouden graag van het kabinet willen vernemen welke actie is ondernomen
om zo snel mogelijk voldoende duidelijkheid te krijgen over ambulante zorg met dwang
en of deze implementatie ook getoetst is bij de partijen in de zorg zelf.
Antwoord 2.32.
Zoals eerder genoemd maakt de Wzd, anders dan de Wet Bopz, mogelijk dat er op een
zorgvuldige wijze ook dwang buiten een instelling toegepast kan worden. Dit gaat uiteraard
in nauw overleg met de partijen in de zorg zelf. Voor het overige verwijst de regering
terug naar het antwoord van de leden van de PVV-fractie hierover (vraag 2.20).
2.33. Daarnaast vragen de leden van de D66-fractie het kabinet welke actie is ondernomen
om ervoor te zorgen dat wijkverpleegkundigen hun werk goed kunnen uitvoeren, ondanks
het gebrek aan Wzd-functionarissen en het knelpunt met betrekking tot de rol van de
huisarts zoals hierboven omschreven.
Antwoord 2.33.
Naast de verschillende handreikingen die hierover beschikbaar zijn, benadrukt de regering
andermaal dat als zorgaanbieders of zorgverleners van mening zijn dat als zij niet
op een verantwoorde en veilige manier onvrijwillige zorg kunnen verlenen, zij dit
dan ook niet moeten doen. Wat dat betreft, verandert de Wzd voor hen ook weinig ten
opzichte van de Wet Bopz. Onderdeel van de acties die genomen worden om de Wzd ook
in de ambulante setting op een verantwoorde wijze in te voeren is het samen met alle
veldpartijen uitzoeken hoe dit in de praktijk kan plaatsvinden en hen hierbij te ondersteunen.
Uiteraard worden ook de huisartsen hierbij betrokken.
2.34. De leden van de D66-fractie vernemen daarnaast graag welke actie het kabinet
heeft ondernomen om voor ouder-familie initiatieven en voor cliënten waarbij de naasten
de regie voeren over de zorg de regeldruk laag te houden en hoe zij ondersteund worden
bij de implementatie van de Wzd.
Antwoord 2.34.
Onderdeel van de zogenaamde roadmap is het versterken van de infrastructuur die voor
een goede uitvoering van de Wzd in de thuissituatie nodig is. Daarnaast bevat de website
dwangindezorg.nl tal van informatieproducten voor zorgaanbieders waaronder een specifiek
voor ouder-initiatieven. Ook ouder-familie-initiatieven kunnen hiervan gebruik maken.
Overigens is het kabinet met Per Saldo in overleg over vragen van ouders over de uitvoering
van de Wzd bij pgb-gefinancierde zorg.
2.35. De leden van de D66-fractie vragen het kabinet of en hoe ten aanzien van enkele
vraagstukken rondom ouder-initiatieven zo snel mogelijk een uitwerking komt?
Antwoord 2.35.
Samen met Per Saldo wordt er op dit moment gekeken hoe deze vraagstukken op de beste
manier uitgewerkt kunnen worden. Waarbij opgemerkt wordt dat het overgrote deel van
de Wzd alleen geldt voor professionele zorgverleners en alleen als er sprake is van
verzet door de cliënt of de vertegenwoordiger tegen het toepassen van (vrijwillige)
zorg.
2.36.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen het kabinet of er wettelijke mogelijkheden
zijn voor een getrapte aanpak van implementatie in de ambulante setting en vraagt
of het deze getrapte aanpak ook gepaster vindt, ook vragen zij hoe de regering duidelijkheid
verschaft over een aantal vraagstukken in een ambulante setting.
Antwoord 2.36.
De regering kan bevestigen dat een getrapte aanpak past binnen de wet. De wet biedt
enkel de mogelijkheid om onvrijwillige zorg toe te passen buiten de instelling onder
de voorwaarde dat dit op een veilige en verantwoorde manier geschied. Met andere woorden,
alleen als een zorgaanbieder er klaar voor is kan en mag er overgegaan worden op het
toepassen van ambulante onvrijwillige zorg. Ten aanzien van de vraagstukken die spelen
in de ambulante setting wordt verwezen naar het antwoord op de vraag van de leden
van de PVV-fractie (vraag 2.20).
2.37. De leden van de GroenLinks-fractie vragen op welke wijze de rechtspositie van
ouders die in de thuissituatie zorg als zorgprofessional verlenen wordt gewaarborgd.
Antwoord 2.37.
De Wzd is alleen van toepassing op zorgverleners die beroepsmatig zorg verlenen. Informele
zorg valt niet onder de Wzd. In (thuis)situaties waar ouders als zorgprofessional
zorg verlenen aan hun kinderen, doen zij dit middels PGB onder het informele tarief.
Zorgaanbieders die familie zijn van de budgethouder mogen immers geen formeel tarief
rekenen. Zorg onder het informele tarief valt niet onder de Wzd.
2.38. In andere gevallen zullen ook mantelzorgers te maken krijgen met de Wzd. Kan
het kabinet aangeven op welke manier mantelzorgers, bijvoorbeeld van mensen met dementie,
betrokken worden bij de uitvoering en evaluatie van de Wzd?
Antwoord 2.38.
Bij de monitoring worden ook de ervaringen van cliënten, diens vertegenwoordigers
en eventuele mantelzorgers betrokken. Bij het antwoord op de vraag van de leden van
de CDA-fractie is hier uitvoeriger op ingegaan (vraag 2.3).
2.39. De leden van de SP-fractie lezen dat meerdere belangenorganisaties aangeven
dat zorgverleners niet goed weten hoe de nieuwe regels werken en vragen het kabinet
om aan te geven wat daaraan gedaan wordt.
Antwoord 2.39.
Dat zorgverleners tijd nodig hebben om te werken met deze nieuwe wet is zeer te begrijpen.
Voor iedere wet geldt dat er tijd overheen kan gaan voordat deze in alle lagen van
de organisaties is ingedaald. Het Kabinet is zich hier bewust van en zet hiervoor
doelgerichte informatiecampagnes in. Zo heeft het Ministerie van VWS in de afgelopen
maanden in het land 14 bijeenkomsten georganiseerd waaraan meer dan 2800 zorg professionals
aan deel hebben genomen. Ook verstrekt de website www.dwangindezorg.nl informatie die specifiek gemaakt is voor de professionals die met de Wzd en de Wvggz
te maken hebben. Daar staan vele handreikingen op die samen met de beroeps- en brancheverenigingen
tot stand zijn gekomen. Het Ministerie van VWS ondersteunt ook kwaliteitsprogramma’s
van beroepsgroepen zoals bijvoorbeeld Verenso, om de door hen ontwikkelde handreiking(en)
te implementeren door scholing.
Tenslotte wordt de zorgverlener op de werkvloer via diverse activiteiten ondersteund
met het programma van Vilans «Van Bopz naar Wzd» en met het actie-onderzoek (zie ook
antwoord 1.6.). Naast dit alles zijn ook zorgaanbieders zelf aan de slag gegaan om
het personeel bekend te maken met deze nieuwe wet.
2.40. Ook vragen de leden van de SP-fractie om een reactie op de zorgen van een zorgverlener
die aangeeft dat er wel zes voltijds medewerkers nodig zijn om aan alle regels en
rapportages te voldoen?
Antwoord 2.40.
Belangrijk hierbij is dat zorgaanbieders de wet op een zo praktisch mogelijk wijze
werkbaar krijgen in de praktijk. Daarom is 2020 ook echt een overgangsjaar. Zorgverleners
en zorgaanbieders mogen dit jaar ook echt gebruiken om te leren in de praktijk. Een
mooi voorbeeld is van een aanbieder in de regio Haaglanden die de Wzd voor de intramurale
setting zo heeft weten te implementeren dat het aansluit bij de reeds bestaande multidisciplinaire
overleggen. Op die manier leidt de uitvoering van het stappenplan niet tot extra uitvoeringslasten.
Zoals al toegezegd bij de wetsbehandeling wordt de toepassing van het stappenplan
en de gevolgen hiervan voor de administratieve lasten gemonitord en als blijkt dat
een eis echt geen meerwaarde voor de cliënt heeft dan zal het kabinet voorstellen
deze eis ook gewoon te schrappen.
2.41. De leden van de SP-fractie vragen het kabinet n.a.v. een uitspraak van ggz-kliniek
Lentis over extra lange wachttijden voor mensen die verward gedrag vertonen, om aan
te geven of dit bijgehouden wordt en, als deze situatie reëel is, wat het kabinet
hiertegen gaat doen.18
Antwoord 2.41.
In het aangehaalde artikel spreekt Lentis van «extra lange wachtlijsten voor mensen
die verward gedrag vertonen (waaronder ook vaak mensen met dementie vallen).» Daarbij
merk ik op dat slechts een zeer beperkte groep van personen met verward gedrag zodanig
ernstig nadeel veroorzaakt dat verplichte zorg op grond van de Wvggz of Wzd aangewezen
is. Over de stand van zaken van de persoonsgerichte aanpak voor kwetsbare personen
is de Tweede Kamer op 10 december 2019 geïnformeerd (Kamerstuk 25 424, nr. 494).
Dat neemt niet weg dat de uitvoering van de Wzd en de Wvggz wordt gemonitord en binnen
twee jaar geëvalueerd. Eén van de belangrijke doelen van de wetten is het voorkomen
van dwang, onder andere door vroeg signaleren en de juiste zorg op de juiste plek.
Als wachtlijsten tot problemen leiden, kan dat in de monitoring en evaluatie naar
voren komen. Tegelijkertijd wordt er gewerkt aan het verminderen van administratieve
lasten voor zorgaanbieders bij de uitvoering van de Wzd en de Wvggz, onder andere
door het voorbereiden van de twee wetsvoorstellen. Zie hiervoor de beantwoording van
vragen 1.5 en 1.6.
Over de bredere voortgang van de aanpak wachttijden in de ggz en de langdurige zorg
is uw Kamer geïnformeerd in de brieven van 19 december 2019 (Kamerstuk 25 424, nr. 504) en 20 december 2019 (Kamerstuk 31 765, nr. 458).
2.42. Voorts vragen de leden van de SP-fractie hoe het kabinet oordeelt over het advies dat V&VN
aan verpleegkundigen geeft om geen onvrijwillige zorg toe te passen omdat de randvoorwaarden
voor de uitvoering onduidelijk blijken.
Antwoord 2.42.
Het uitgangspunt dat pas onvrijwillige zorg toegepast wordt als aan belangrijke randvoorwaarden
wordt voldaan onderschrijft het kabinet van harte. Daar waar dit zit in onduidelijkheid
over de wet wordt samengewerkt met de V&VN om deze onduidelijkheden weg te nemen.
2.43. De leden van de SP-fractie vragen het kabinet om te reageren op de kritiek van
de VGN waarin wordt aangegeven dat de gehandicaptenzorg 88 miljoen euro extra kwijt
is aan bureaucratie vanwege de invoering van deze wet?
Antwoord 2.43.
Zoals eerder genoemd zal de NZa nog dit jaar een kostenonderzoek uitvoeren naar de
eventuele meerkosten. Daarnaast is ook voor dit kabinet belangrijk dat er geen sprake
is van onnodige bureaucratie, daarom is dit ook een belangrijk onderdeel van de monitoring.
2.44. Daarnaast vragen de leden van de PVV-fractie om een reactie op het standpunt
van bepaalde gehandicapteninstellingen die weigeren overbodig werk uit te voeren en
besloten hebben om bepaalde administratie niet meer in te vullen waarbij zij ook vragen
of de wet niet overhaast is ingevoerd?
Antwoord 2.44.
Met de VGN vindt overleg plaats over een wijze van uitvoering van de wet die zo min
mogelijk administratieve lasten met zich meebrengt. Er wordt gekeken hoe dit mogelijk
is zonder de bescherming van de rechtspositie van de cliënt aan te tasten. Het is
uiteraard niet toegestaan om de wet op essentiële onderdelen niet uit te voeren, zoals
brancheorganisaties VGN en ActiZ voorstellen. Het kabinet is daarbij niet van mening
dat de wet overhaast is ingevoerd. Belangrijk is dat knelpunten en problemen die inherent
zijn aan de invoering van nieuwe complexe wetten en die pas echt naar voren komen
als er gestart wordt met de implementatie op een goede manier geïdentificeerd, opgepakt
en opgelost worden. Dit gebeurt door de monitoring en door reguliere overleggen met
alle betrokken veldpartijen.
2.45. De leden van de SP-fractie vragen of gereageerd kan worden op de vrees van Verenso
dat crisisdiensten van ggz-instellingen dreigen op te houden met de opname en beoordeling
van patiënten met dementie en, als deze vrees gegrond is, wat daaraan wordt gedaan.
Antwoord 2.45.
Zie voor het antwoord op deze vraag de beantwoording van vraag 2.24 en 2.25.
2.46.
De leden van de VVD-vragen of nu al bekend is of de administratieve lasten hoog zijn.
Ze willen graag van het kabinet weten welke acties dit jaar nog genomen worden om
deze terug te dringen.
Antwoord 2.46.
Hierover worden verschillende signalen afgegeven. Sommige aanbieders geven aan door
de Wzd een flinke toename van administratieve lasten te ervaren, terwijl andere aangeven
de Wzd zonder noemenswaardige toename van de administratieve lasten te kunnen laten
aansluiten bij de reeds bestaande overleg- en organisatiestructuren. Dit onderstreept
het belang van de monitoring en het belang van het kostenonderzoek dat de NZa uitvoert.
2.47. De leden van de VVD-fractie vragen of de afspraken tussen de Vereniging van
Nederlandse Gemeenten (VNG) en de IGJ zijn geconcretiseerd en in uitvoering zijn.
Antwoord 2.47.
Zoals in de brieven van 20 december 2019 is aangegeven is ten aanzien van de Wzd en
de Wvggz aangesloten bij het bestaande afsprakenkader tussen colleges van burgemeester
en wethouders en de rijksinspecties en de praktische werkafspraken tussen de rijksinspecties
en de Wmo-toezichthouder vastgelegd in een draaiboek. Deze afspraken bestaan al sinds 2016 en daar
wordt dus al uitvoering aan gegeven. De actualisatie van dit afsprakenkader – onder
meer aan de inwerkingtreding van de Wzd en Wvggz – zal in april afgerond zijn.
2.48. De leden van de CDA-fractie vragen hoe de PGB-setting zich verhoudt tot de Wzd.
In dit geval is een zorgverantwoordelijke niet per se gekoppeld aan een organisatie,
dus heeft men geen directe collega’s om mee te overleggen. Daarnaast kan het zo zijn
dat er geen zorgverantwoordelijke kan worden aangewezen, omdat de PGB-zorgverlener
niet voldoet aan de criteria. Voorts vragen deze leden wie de zorgverantwoordelijke
is in het geval dat er meerdere PGB-zorgverleners zijn die voldoen aan de criteria
van zorgverantwoordelijke of waarbij PGB en ZIN (zorg in natura) worden gecombineerd.
De leden van de CDA-fractie vragen bovendien hoe in geval van een PGB omgegaan moet
worden met de bepalingen van de Wzd. Tot slot wordt gevraagd of het kabinet deze signalen
ook krijgt, en of met Per Saldo wordt gewerkt aan een handreiking die invulling geeft
aan bovenstaande vragen.
Antwoord 2.48.
Het kabinet herkent de signalen die door de CDA-fractie worden overgebracht, en is
hierover in gesprek met Per Saldo. De regering merkt graag op dat een zorgaanbieder
nooit verplicht kan worden onvrijwillige zorg (in de ambulante setting) toe te passen.
Ten aanzien van de uitvoering van de Wzd in de ambulante setting gelden de waarborgen
uit de wet en de aanvullende eisen van het Besluit zorg en dwang (Bzd). De rol van
de zorgverantwoordelijke kan worden belegd bij een verzorger/begeleider met minimaal
MBO niveau 3. Wanneer iemand niet voldoet aan deze eis, kan hij of zij niet als zorgverantwoordelijke
optreden.
Het is de regering bekend dat in de ambulante setting niet altijd gebruik kan worden
gemaakt van bestaande structuren om de juiste disciplines te betrekken. Indien een
zorgaanbieder niet aan de eisen van de wet kan voldoen, kan deze zorgaanbieder geen
onvrijwillige zorg in de thuissituatie toepassen. Eén van de acties waaraan in het
kader van de roadmap bij de Kamerbrief d.d. 5 juli 2019 (Kamerstuk 35 087, nr. 21) wordt gewerkt, is het versterken van de infrastructuur die voor een goede uitvoering
van de Wzd in de thuissituatie nodig is. Dit geldt ook voor PGB.
3. Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg
3.1. De leden van de SP-fractie vragen in welke situatie wordt overgegaan tot reparatiewetgeving
en hoe lang duurt het voordat reparatiewetgeving beschikbaar is en behandeld is.
Antwoord 3.1.
Zie ook het antwoord op vraag 1.5. De reparatie van de Wvggz en de Wzd wordt op dit
moment voorbereid. Ik heb aan de sector al eerder een wetsvoorstel toegezegd om op
onderdelen de uitvoerbaarheid van de wet te aan te scherpen. Op basis van de zorgen
over de uitvoerbaarheid van de wet, zal ik daaraan voorafgaand een spoedreparatiewetsvoorstel
voorbereiden. Het spoedreparatiewetsvoorstel bevat een beperkt aantal concrete punten
die breed worden gedragen door alle ketenpartijen, die de uitvoerbaarheid van de Wvggz
en Wzd verbeteren en relatief snel kunnen worden gewijzigd. Het streven is om het
spoedreparatiewetsvoorstel vóór het zomerreces aan de Tweede Kamer aan te bieden.
In het tweede wetsvoorstel ter aanscherping van de uitvoerbaarheid van de Wvggz en
de Wzd, worden de punten opgenomen die meer uitwerking behoeven. Het streven is om
dit tweede wetsvoorstel rond de komende jaarwisseling aan uw Kamer aan te bieden.
3.2. De leden van de CDA fractie vragen het kabinet welke knelpunten worden besproken
in de overleggen die partijen minimaal vier keer per jaar hebben om regionale knelpunten
ten aanzien van verplichte zorg te bespreken en wie in het overleg participeren.
Antwoord 3.2.
Het regio-overleg is bedoeld om te spreken over de beschikbaarheid van verplichte
zorg in een Wvggz-regio, de knelpunten bij de uitvoering daarvan en bij de toeleiding
daarnaartoe. Het regio-overleg is niet bedoeld om individuele casussen te bespreken,
tenzij deze kunnen worden gebruikt ter illustratie voor op bredere schaal spelende
knelpunten. In elk geval participeren in het regio-overleg het OM (officier van justitie),
de gemeenten (college van B&W), vertegenwoordigers van zorginstellingen (geneesheren-directeur)
en de politie. Al naar gelang de aard van de agenda kunnen er ook nog vertegenwoordigers
van andere organisaties aansluiten, zoals van patiënten belangenorganisaties, familie-organisaties,
verslavingszorg en/of organisaties actief bij de uitvoering van de Wzd. In de praktijk
blijkt dat er een breed scala aan knelpunten wordt besproken; knelpunten in het proces
van het horen door de burgemeester, knelpunten in het proces van de toevoeging van
de advocaat, knelpunten in het proces van de beoordeling van personen in detentie
zijn enkele voorbeelden.
3.3. De leden van de D66-fractie vragen het kabinet of ketenorganisaties het aangeleverde
materiaal voor proefimplementaties als voldoende hebben ervaren en tegen welke problemen
zij aanliepen wanneer ze met dit materiaal werkten.
Antwoord 3.3.
In de regio’s waar gebruik is gemaakt van de mogelijkheid om te oefenen of waar gebruik
is gemaakt om een proefimplementatie te houden, is gevraagd of het oefenmateriaal
dat is vervaardigd, voldoende was voor het doel. In alle gevallen is op deze vraag
positief gereageerd. Wel is in enkele regio’s de vraag vernomen of er ook voor het
taakgebied «jeugd» nog oefenmateriaal kon worden geleverd. In overleg met de ketenorganisaties
is vervolgens nog aanvullend oefenmateriaal vervaardigd en beschikbaar gesteld voor
het taakgebied Wvggz-jeugd.
3.4. Deze vraag gaat over de Wzd, maar is gesteld onder het hoofdstuk Wvggz, vandaar
dat het antwoord in dit hoofdstuk is opgenomen. De leden van de D66-fractie zouden
graag van het kabinet vernemen of het verstandig is geweest om grotendeels afwijzend
te reageren op de brandbrief van VG- en PG-organisaties d.d. 16 april 2019, constaterende
dat de implementatie van de Wzd inderdaad tot grote knelpunten heeft geleid. Daarnaast
vragen de leden of er risico’s bestaan voor de patiënten en hun welzijn.
Antwoord 3.4.
Naar aanleiding van die brief zijn twee bestuurlijke overleggen geweest met de koepels
van zorgaanbieders, zorgverleners en cliënten betrokken bij de uitvoering van de Wzd.
Daarnaast zijn individuele gesprekken gevoerd met de koepels om te achterhalen waar
de zorgen zaten en om te zoeken naar de beste oplossingen. Waarbij de cliëntenorganisaties
hebben opgeroepen om nu toch eindelijk, na meer dan 10 jaar discussie te starten met
de Wzd om tot een betere rechtpositie van cliënten te komen. Mede naar aanleiding
hiervan is besloten tot een overgangsjaar en de roadmap, waarover de Kamer op 5 juli
2019 is bericht (Kamerstuk 35 087, nr. 21). Dit zorgt ervoor dat zorgaanbieders de tijd hebben om op een veilige en verantwoorde
wijze de Wzd te implementeren. De veiligheid voor cliënten komt hier dan ook niet
mee in het geding.
3.5. De leden van de GroenLinks-fractie vragen of het kabinet een mogelijkheid ziet
om bij een crisismaatregel verplichte zorg toe te passen via de manier die in artikel
8.12 Wvggz beschreven is en zo nee, waarom niet.
Antwoord 3.5.
Verplichte zorg waar een crisismaatregel, machtiging tot voortzetting van een crisismaatregel
of zorgmachtiging niet in voorziet, kan in noodsituaties worden verleend voor een
periode van maximaal drie dagen. Het is dus bij een crisismaatregel mogelijk om in
een noodsituatie verplichte zorg toe te passen volgens de procedure die is beschreven
in artikel 8:12. Na die periode van drie dagen kan verplichte zorg waarin niet was
voorzien enkel worden verlengd als een verzoek tot wijziging van de zorgmachtiging
wordt ingediend. Omdat de geldigheidsduur van een crisismaatregel ten hoogste drie
dagen is en de daarop volgende machtiging tot voortzetting van een crisismaatregel
maximaal drie weken, is in de Wvggz niet voorzien in een wijzigingsprocedure. Er zijn
signalen binnengekomen dat een wijzigingsprocedure van deze machtiging tot voortzetting
van de crisismaatregel (die maximaal drie weken duurt) in de praktijk wordt gemist,
dus dit zal worden besproken met de sector.
3.6.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen het kabinet of deze het signaal herkent
dat sommige maatregelen in de Wvggz die juist de positie van de cliënt centraal stellen,
averechts blijken te werken wat tot een vertrouwensbreuk kan leiden in de behandelrelatie.
En zo ja, op welke manier het kabinet meent dat deze onzekerheid kan worden weggenomen.
Antwoord 3.6.
Het kabinet heeft dit signaal ontvangen. Een doel van de Wvggz is om de rechtsbescherming
van de betrokken te versterken. Onderdeel daarvan is dat alle vormen van verplichte
zorg vooraf door de rechter worden getoetst voordat de mogelijkheid in de zorgmachtiging
wordt opgenomen en bij daadwerkelijke toepassing nogmaals worden afgewogen door de
zorgverantwoordelijke. Enige onzekerheid die de betrokkene kan ervaren, zou door goede
informatieverstrekking en begeleiding van bijvoorbeeld de zorgverantwoordelijke, patiëntenvertrouwenspersoon
of advocaat weggenomen kunnen worden. De Wvggz is nog maar net in werking getreden,
waardoor het nog te vroeg is om conclusies te trekken over de uitwerking ervan. In
de evaluatie van de Wvggz worden onder meer de ervaringen van betrokkenen en die van
de zorgprofessionals meegenomen.
3.7. De leden van de GroenLinks-fractie constateren dat de procedures rond het opstarten
van verplichte zorg worden omschreven als juridisch-technisch en dus niet toegesneden
op de doelgroep. De leden vragen of het kabinet mogelijkheden ziet om zorgverleners
te ondersteunen bij het eenvoudiger en effectiever informeren van de cliënt-doelgroep.
Antwoord 3.7.
Ja, hier wordt aan gewerkt. Het ketenbureau zal de ketenpartners ondersteunen om informatieproducten
beter te richten op de doelgroep, bijvoorbeeld door het taalgebruik aan te passen.
3.8. De leden van de GroenLinks-fractie vragen het kabinet welke stappen het onderneemt
om ervoor te zorgen dat de ggz- en vvt-sector op zeer korte termijn afspraken maken
over de beschikbaarheid van voldoende 24/7 crisisbedden en de beoordeling en aanvraag
van de inbewaringstelling en rechterlijke machtiging op grond van de Wzd.
Antwoord 3.8.
Het kabinet heeft verschillende signalen ontvangen over de samenwerking tussen de
ggz- en vvt-sector wat betreft gedwongen crisiszorg. Het Ministerie van VWS heeft
GGZ Nederland, Actiz, VGN en Verenso uitgenodigd om deel te nemen aan een werkgroep
om het probleem in kaart te brengen. Ook wordt een onderzoek in opdracht van het Ministerie
van VWS uitgevoerd om de knelpunten omtrent crisiszorg voor de Wzd-doelgroep per regio
in kaart te brengen. In het voorjaar zijn de eerste resultaten van dit onderzoek naar
verwachting bekend. De werkgroep is voor het eerst op 11 maart jongstleden bijeengekomen.
3.9. De leden van de SP-fractie vragen of wordt gemonitord of gemeenten deze taken
op grond van de Wvggz voldoende kunnen oppakken en of ze dat dan ook doen.
Antwoord 3.9.
In elke regio komt minstens eenmaal per drie maanden het regio-overleg samen waarin
ook de colleges van burgemeesters en wethouders vertegenwoordigd zijn. De regio-overleggen
zijn bedoeld om knelpunten te signaleren en te bespreken. Door de ketenpartners wordt
daarnaast proces- en getalsmatig gemonitord hoe de praktische uitvoering van de Wvggz
verloopt. Eventuele knelpunten bij gemeenten kunnen hierin worden gesignaleerd. Eind
2021 is de wetsevaluatie Wvggz gereed. In de wetsevaluatie wordt integraal gekeken
naar de doelen van de wet en de uitvoerbaarheid. Hierin worden de gegevens uit de
monitoring en de ervaringen uit de regio-overleggen meegenomen.
3.10.
De leden van de VVD-fractie vragen wanneer de informatiestandaard voor de Wvggz gereed
is, of de wet al 100% kan functioneren nu deze informatiestandaard er nog niet is
en welke risico’s worden gelopen voordat de standaard er is.
Antwoord 3.10.
Ongestructureerde informatie-uitwisseling, zoals onder de Wet Bopz ook het geval was,
heeft als gevolg dat bepaalde informatie handmatig in het systeem moet worden overgezet.
Inherent daaraan is dat daarbij fouten gemaakt kunnen worden en dat dit tijd in beslag
neemt. In de voorbereiding op de inwerkingtreding van de Wvggz hebben de ketenpartijen
gezamenlijk afspraken gemaakt en informatieproducten ontwikkeld om de Wvggz uit te
voeren. Die informatieproducten zijn bedoeld voor gestructureerde gegevensuitwisseling
en vormen mede de basis voor de digitale informatiestandaard voor de Wvggz, de zogenoemde
iWvggz. Volgens de huidige planning levert het Zorginstituut Nederland op 1 juli 2020
de specificaties voor de eerste versie van de iWvggz op. Die specificaties kunnen
vervolgens door de softwareleveranciers in de systemen van ketenpartijen worden ingebouwd,
waarmee de eerste release van de iWvggz per 1 januari 2021 operationeel kan zijn.
Tot die tijd kunnen de informatieproducten gebruikt worden als formulier voor ongestructureerde
gegevensuitwisseling, bijvoorbeeld door verzending ervan via veilige e-mail.
3.11. De leden van de CDA-fractie vragen wanneer het koppelpunt, dat in opdracht van
GGZ Nederland wordt gebouwd, gereed is en hoe de gegevensuitwisseling nu plaatsvindt.
Antwoord 3.11.
Volgens de huidige planning van GGZ Nederland wordt het koppelpunt op 1 juli 2020
technisch opgeleverd. Vervolgens hebben verschillende ketenpartijen zoals de GGZ-instellingen,
het Openbaar Ministerie, de IGJ en het patiëntenvertrouwenswerk zes maanden de tijd
om op het koppelpunt aan te sluiten, zodat het per 1 januari 2021 in gebruik kan worden
genomen. Gegevensuitwisseling tussen de GGZ en de overige ketenpartijen vindt vanaf
1 januari 2020 tot aan de ingebruikname van het koppelpunt beveiligd plaats via Veilige
E-mail en via webformulieren in portalen. Ook wordt gebruik gemaakt van al bestaande
koppelingen, zoals die tussen de politie en het Openbaar Ministerie. Informatie-uitwisseling
voor het aanvragen en afgeven van een crisismaatregel gebeurt via het voormalige «Bopz-online»,
dat aan de vereisten van de Wvggz is aangepast.
3.12. De leden van de CDA-fractie horen verhalen vanuit gemeenten dat de eenmalige
invoeringskosten (implementatiekosten) niet mee gefinancierd worden en dat dit de
gemeenten voor extra kosten stelt. De leden vragen hoe het kabinet dit gaat compenseren.
Antwoord 3.12.
De Ministeries van JenV en VWS hebben de implementatie van de wet ondersteund door
het financieren van een ketenprogramma en het verstrekken van een subsidie aan de
VNG. De VNG heeft mede door deze subsidie de gemeenten kunnen helpen bij de implementatie,
bijvoorbeeld door het maken van handreikingen en informatieproducten.
3.13. De leden van de CDA-fractie vragen verder of er een herijking plaatsvindt voor
wat de structurele kosten voor gemeenten betreft, omdat bij de septembercirculaire
de juiste gegevens nog niet voorhanden waren. De leden vragen of het kabinet kan aangeven
hoe dit allemaal precies in elkaar zit. Tevens vragen deze leden of hierover overleg
met de VNG plaatsvindt.
Antwoord 3.13.
De financiële gevolgen van de Wvggz worden meegenomen in de wetsevaluatie die eind
2021 met de Kamer wordt gedeeld. Met de VNG is afgesproken dat de VNG en VWS het gesprek
aangaan als blijkt dat de financiële gevolgen fors afwijken van het overgehevelde
bedrag. Het is echter geen gegeven dat er bijstelling zal plaatsvinden (naar boven
dan wel naar beneden), omdat een eventuele bijstelling ook in relatie zal worden gezien
tot andere ontwikkelingen die op dat moment spelen.
3.14. De leden van de CDA-fractie vragen of alle zorgaanbieders hun gegevens in het
locatieregister inmiddels hebben gecontroleerd en waar nodig gewijzigd hebben. Zo
nee, dan vragen de leden hoeveel instellingen dit nog niet gedaan hebben en waarom
niet. De leden vragen ook om een laatste overzicht van het aantal locaties.
Antwoord 3.14.
448 zorgaanbieders zijn automatisch in het locatieregister opgenomen op basis van
hun aanmerking op grond van de Wet Bopz (89 Wvggz-aanbieders, 355 Wzd-aanbieders en
4 aanbieders die zowel op grond van de Wvggz als de Wzd zorg kunnen verlenen). Al
deze zorgaanbieders hebben in november 2019 het verzoek gekregen om een account te
koppelen en de gegevens in het register te controleren en waar nodig te wijzigen.
Op 19 februari 2020 hadden 51 zorgaanbieders nog geen account aangevraagd. Dit betekent
dat zij geen gegevens hebben gewijzigd, maar het is goed mogelijk dat de gegevens
wel correct zijn. De gegevens zijn immers automatisch overgenomen op basis van hun
Bopz-aanmerking. Eind februari 2020 is een brief gestuurd aan deze 51 zorgaanbieders,
om hen nogmaals te vragen zich te registreren. Het locatieregister bevatte op 19 februari
2020 bijna 11.000 locaties waar gedwongen zorg kan worden verleend door 545 zorgaanbieders.
3.15. Met betrekking tot de crisisdiensten vragen de leden van de CDA-fractie op welke
locaties er crisisdiensten zijn en wat hun capaciteit is.
Antwoord 3.15.
In onderstaand overzicht staan de instellingen van de 28 regio’s van de crisisdiensten.
De crisisdiensten dragen zorg voor een regioplan waarin met de betrokken ketenpartners,
zoals de verslavingszorg en de psychiatrische afdeling van een algemeen ziekenhuis,
afspraken zijn gemaakt over de beschikbare bedden waar in geval van nood een beroep
op kan worden gedaan. De NZa is op dit moment bezig met de beoordeling van ingediende
budgetaanvragen van de crisisdiensten. De capaciteit van de crisisdiensten wordt gemonitord.
Hiervoor wordt aangesloten bij de monitor in het kader van de implementatie van de
generieke module acute psychiatrie. De monitor met landelijke uitkomsten wordt in
2022 opgeleverd en zal zowel kwalitatieve als kwantitatieve informatie bevatten. Ook
op regionaal niveau zal een jaarlijkse evaluatie plaatsvinden, waarmee in 2021 wordt
gestart.
Naam instelling
Regio
Altrecht
Utrecht en omgeving
Arkin
Amsterdam en omgeving
Dimence
Overijssel
Drenthe
Drenthe
GGZ Centraal
Centraal Nederland
GGZ Friesland
Friesland
Ingeest
Amstelland Meerlanden en Kennemerland
Parnassia Groep BV
Rotterdam en omgeving
Parnassia Groep BV
Zaanstreek Waterland Midden Kennemerland
Rivierduinen
Zuid-Holland Noord
Emergis
Zeeland
GGz Breburg
Midden West Brabant
MET Ggz
Midden Limburg
Mondriaan
Zuid Limburg
Oost Brabant
Oost Brabant
Zuyderland
Zuid Midden Limburg
Delfland
Delft Westland Oostland
GGNet
Gelderland Noord
Lentis
Groningen
Mediant
Twente
Pro Persona
Gelderland Zuid
GGZ NHN
Noord-Holland Noord
GGZ West Brabant
West Brabant
GGZE
Zuid Oost Brabant
Parnassia
Haaglanden
Renier van Arkel
Noord Oost Brabant
Vincent van Gogh Instituut
Noord Limburg
Yulius
Waardenland
3.16. De leden van de D66-fractie vragen of het kabinet met de informatiestandaard
hetzelfde bedoelt als de door de ketenpartijen zelf ontwikkelde informatieproducten
en of die informatieproducten voor inwerkingtreding van de Wvggz gereed waren.
Antwoord 3.16.
De informatieproducten zijn voor inwerkingtreding van de Wvggz door de ketenpartijen
gezamenlijk ontwikkeld en vastgesteld. Nu ervaring wordt opgedaan met de uitvoering
van de Wvggz, worden enkele informatieproducten door de ketenpartijen zelf herzien
om de uitvoering te versoepelen. De informatieproducten zijn ontwikkeld om gestructureerde
gegevensuitwisseling mogelijk te maken en vormen mede de basis voor de digitale informatiestandaard
voor de Wvggz, de zogenoemde iWvggz. Het Zorginstituut Nederland heeft de opdracht
gekregen om de iWvggz te ontwikkelen.
3.17. De leden van de D66-fractie vragen tevens of bilaterale systeemkoppelingen zijn
gelegd bij alle ketenpartijen waar dit wenselijk is en of nog andere koppelpunten
zijn voorzien.
Antwoord 3.17.
Specifiek voor de crisismaatregel is een systeem voor beveiligde gegevensuitwisseling
voorhanden, namelijk het voormalige «Bopz-online» dat is aangepast aan de Wvggz. De
nodige bilaterale koppelingen tussen dat systeem en het Openbaar Ministerie, de IGJ,
de Raad voor de Rechtsbijstand en vertrouwenswerk zijn gerealiseerd. Voor het proces
van de zorgmachtiging worden, naast het centrale koppelpunt dat in opdracht van GGZ
Nederland wordt gebouwd, de bilaterale koppelingen van het Openbaar Ministerie en
de IGJ met de rechtspraak en van de IGJ met patiëntenvertrouwenswerk nog gerealiseerd.
Waar de koppelingen nog niet zijn gerealiseerd, wordt als alternatief gebruik gemaakt
van Veilige E-mail.
3.18. De leden van de D66-fractie vragen hoe het kan dat het centrale koppelpunt binnen
de ggz niet klaar was bij de inwerkingtreding van de wet op 1 januari 2020.
Antwoord 3.18.
GGZ Nederland is verantwoordelijk voor de bouw van het koppelpunt en de bouw heeft
vanwege de aanbesteding ervan vertraging opgelopen.
3.19. De leden van de VVD-fractie vragen hoe onder de Wvggz wordt toegezien op een
veilige werkomgeving van zorgprofessionals in de ggz, met name in de ambulante omgeving.
Antwoord 3.19.
De Wvggz maakt het inderdaad mogelijk om ook in ambulante setting verplichte zorg
toe te passen. De afweging om in ambulante setting dwang toe te passen is mede afhankelijk
van de wensen en voorkeuren van de betrokkene. Die kan bijvoorbeeld (na een eerdere
ervaring) aangeven een gedwongen opname zodanig ingrijpend te vinden dat hij liever
thuis (verplichte) zorg ontvangt. De vervolgvraag is dan of ambulante dwang veilig
en verantwoord kan. In het Besluit verplichte geestelijke gezondheidszorg (Bvggz)
zijn aanvullende eisen gesteld, naast de waarborgen die de wet stelt. De aanvullende
eisen zien met name op het verschil met zorg binnen een instelling, waar makkelijker
de hulp van collega’s ingeschakeld kan worden als dat nodig is. De NVvP beschrijft
in de handreiking ambulante verplichte zorg hoe de fysieke en emotionele veiligheid
voor de betrokkene en die van de naasten en hulpverleners kan worden afgewogen. De
IGJ ziet toe op de uitvoering van de Wvggz.
3.20. De leden van de VVD-fractie vragen naar het toezicht door zorgverzekeraars en/of
gemeenten op het gebruik van de registratie en analyse van verplichte zorg ten behoeve
van zorginhoudelijke sturings- en managementinformatie.
Antwoord 3.20.
In de wet is geregeld dat de gegevens over de verleende verplichte zorg worden geregistreerd
en geanalyseerd en ten behoeve van het toezicht ook worden aangeleverd aan de IGJ.
Onderdeel van deze analyse is een duiding van verschillen in de toepassing in de tijd
of tussen locaties en welke maatregelen een zorgaanbieder heeft getroffen om dwang
terug te dringen. Deze analyse kan dus worden gebruikt voor zorginhoudelijke sturing.
3.21, 3.22 en 3.28. De fractieleden van het CDA, respectievelijk D66 en de SP vragen
naar de ambitie van ggz-instellingen om separeervrij te worden en naar de cijfers.
Antwoord 3.21, 3.22 en 3.28.
De IGJ heeft in een meerjarig traject specifiek toezicht uitgevoerd naar separaties
in de ggz. Van de 66 ggz-instellingen die separaties toepassen heeft de helft een
reductie gerealiseerd. Zorgverleners die geen reductie hebben gerealiseerd geven als
oorzaak aan dat de groep patiënten die is opgenomen, zwaardere problematiek heeft
dan voorheen. Tegelijk zijn er ook positieve ontwikkelingen. Instellingen spannen
zich sterk in voor het terugdringen van dwang en als separaties nodig zijn worden
die zorgvuldig uitgevoerd. Er vindt een substantiële verschuiving plaats van separeerruimtes
naar Extra Beveiligde Kamers (EBK) of afzonderingskamers, waarbij de betrokkene meer
contact en regie houdt. Meer informatie over het aantal meldingen over de aanvang
van dwangbehandelingen en over de aanvang van middelen of maatregelen kunt u vinden
op de website van de IGJ.19
De ggz-instellingen hebben in december 2019 een bijeenkomst georganiseerd over de
evaluatie van het Dolhuys Manifest. Er is afgesproken dat zij samen met de patiënten
een nieuwe ambitie te formuleren. Dit is nog niet afgerond. Daarnaast is er een actualisatie
van de Generieke Module Dwang en Drang in verband met de inwerkingtreding van de Wvggz
gepland voor medio 2020.
Het is van belang om in gesprek te blijven over het terugdringen van dwang. De Wvggz
biedt meer mogelijkheden om ook gedwongen zorg op maat te verlenen. Met de gegevens
over verplichte zorg op grond van de Wvggz en de analyses die de zorgaanbieders zullen
doen, is de verwachting dat er in de toekomst beter zicht zal zijn op de trends en
oorzaken.
3.23 en 3.25.
Leden van de GroenLinks-fractie vragen naar het criterium ernstig nadeel in relatie
tot de Wvggz als behandelwet.
Ook de leden van de SP-fractie vragen of de wet zich niet teveel richt op veiligheid.
Antwoord 3.23 en 3.25.
De regering heeft met het veranderen van het criterium «gevaar» onder de Wet Bopz
naar «ernstig nadeel» geen ruimere interpretatie beoogd. De jurisprudentie over het
gevaarbegrip onder de Wet Bopz is in de Wvggz en Wzd gecodificeerd. Dat de Wvggz een
behandelwet is, blijkt vooral uit het feit dat in de crisismaatregel of zorgmachtiging
verschillende vormen van verplichte zorg kunnen worden opgelegd. Behandeling is dus
niet afhankelijk van opname. Onder de Wet Bopz kon het voorkomen dat iemand weliswaar
werd opgenomen, maar dat daarmee het gevaar was weggenomen en er geen (gedwongen)
behandeling kon volgen. Met de Wvggz kan iemand zo nodig (ambulant) behandeld worden
en is meer maatwerk mogelijk.
Daarbij hoort ook een afweging van de veiligheid van zowel de betrokkene als die van
zijn of haar omgeving en die van de zorgverleners. Dit uitgangspunt geldt als algemeen
criterium, net zoals proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid bij de voorbereiding,
uitvoering en beëindiging van verplichte zorg wordt afgewogen. De andere uitgangspunten
van de wet gelden onverkort: dwang is een uiterst middel als er geen vrijwillige alternatieven
zijn, de wensen en voorkeuren van de betrokkene worden zo mogelijk gehonoreerd, de
familie wordt zo mogelijk betrokken en er wordt rekening gehouden met de voorwaarden
die noodzakelijk zijn voor deelname aan het maatschappelijk leven.
3.24. De leden van de GroenLinks-fractie vragen hoe de wet in overeenstemming is gebracht
met de ratificatie van het VN-verdrag Handicap.
Antwoord 3.24.
Ten tijde van de ratificatie van het VN-verdrag inzake de rechten van personen met
een handicap (hierna: VN-verdrag) heeft Nederland een interpretatieve verklaring toegevoegd.
Hierin wordt aangegeven dat de Nederlandse Staat het VN-verdrag, specifiek artikel
14, als volgt interpreteert: gedwongen zorg of behandeling van personen, ook behandeling
van psychische aandoeningen, psychogeriatrische aandoeningen of een verstandelijke
handicap, mag volgens het VN-verdrag worden toegepast wanneer dit noodzakelijk is,
als ultimum remedium, en wanneer wettelijke rechtsbescherming wordt geboden tijdens
de behandeling. Dat past in de tekst van artikel 14 van het VN-verdrag, waarin gesteld
wordt dat personen met een handicap niet onrechtmatig of willekeurig van hun vrijheid
worden beroofd, dat iedere vorm van vrijheidsontneming geschiedt in overeenstemming
met de wet, en dat het bestaan van een handicap in geen geval vrijheidsontneming rechtvaardigt.
In de Wvggz is het hebben van een psychische stoornis als zodanig, dus het enkel bestaan
daarvan, geen grond voor verplichte zorg. Gedwongen zorg mag uitsluitend worden toegepast
als uiterste middel. Het gaat dan om de situatie dat het gedrag van iemand leidt tot
schade of gevaar voor hemzelf of zijn omgeving. De Wvggz en de Wzd zijn in overeenstemming
met deze interpretatieve verklaring en het VN-verdrag.
3.25. De leden van de SP-fractie vragen of de wet zich teveel is gaan richten op veiligheid
in plaats van dat sprake is van een behandelwet
Antwoord 3.25.
Zie het antwoord op vraag 3.23 van de leden van de GroenLinks-fractie.
3.26. De leden van de SP-fractie vragen een reflectie op het zoeken naar alternatieven
voor dwang.
Antwoord 3.26.
De Wvggz ziet op de procedures voor verplichte zorg, maar heeft als uitgangspunt het
voorkomen van dwang en zoeken naar alternatieven. De wet kent enkele elementen die
zien op het voorkomen van dwang. Zo kan een betrokkene een eigen plan van aanpak opstellen
om verplichte zorg af te wenden en hoeft een verkennend onderzoek door de gemeente
naar aanleiding van een melding niet te leiden tot verplichte zorg, maar bij voorkeur
tot toeleiding naar zorg of bemoeizorg. Ook de vormen van verplichte zorg zijn zodanig
(limitatief) geformuleerd dat rechtsbescherming wordt geboden en tegelijkertijd innovatie
niet wordt gehinderd. Denk aan de definitie van insluiten, die ruimte biedt voor het
vinden van alternatieven voor een separeerruimte (zoals een EBK).
3.27. De leden van de SP-fractie vragen een reactie op de stelling dat de Wvggz «meer
mogelijkheden biedt om een dwangmaatregel op te leggen dan de Wet Bopz én dat het
begrip gevaar verder opgerekt is».
Antwoord 3.27.
Het eerste deel van de stelling klopt. De Wvggz is een behandelwet en kent meer vormen
van verplichte zorg die in een crisismaatregel of zorgmachtiging kunnen worden opgelegd
en de Wvggz maakt het daarnaast mogelijk om dit in ambulante setting te doen. Daarmee
is meer maatwerk mogelijk. Het criterium «ernstig nadeel» is, zoals ook in antwoord
3.23 is aangegeven, niet bedoeld als verruiming ten opzichte van het gevaarbegrip
onder de Wet Bopz.
3.28. De leden van de SP-fractie vragen om nadere informatie over de vraag in hoeverre
het doel van een separeer-vrije ggz is gerealiseerd en of er een nieuwe datum is vastgesteld
voor dit doel.
Antwoord 3.28.
Zie het antwoord op vraag 3.21 van de leden van de CDA-fractie.
3.29. De leden van de VVD-fractie vragen wanneer het advies over de ketensamenwerking
vanaf 1 juli 2020 verwacht kan worden.
Antwoord 3.29.
De ketenpartijen hebben een samenwerkingsconvenant opgesteld dat naar verwachting
in maart wordt ondertekend. Op basis hiervan wordt een plan uitgewerkt voor de ondersteuning
van de samenwerking in de Wvggz-keten. De planning is erop gericht dat dit eind juni
door de ketenpartijen wordt vastgesteld.
3.30. De leden van de CDA-fractie vragen een reactie op de verhoging van de werkdruk
die de Wvggz met zich mee zou brengen. Ze vragen in hoeverre de werkdruk wordt veroorzaakt
doordat er geen adequate gegevensuitwisseling is.
Antwoord 3.30.
Het verminderen van administratieve lasten van de Wvggz is een aandachtspunt. Een
belangrijke stap daarin is de gestructureerde gegevensuitwisseling tussen verschillende
partijen in de keten. Ketenpartners werken zelf aan het koppelen van hun IT-systemen
en het gestructureerd uitwisselen van informatie, waardoor de administratieve lasten
substantieel kunnen dalen. Een deel van deze koppelingen werkt en een ander deel zal
volgens de planning komend jaar worden gerealiseerd.
3.31.
De leden van de D66-fractie hoe het kabinet ervoor zorg zal dragen dat eventuele onduidelijkheid
bij zorgaanbieders over het uitvoeren van de wetten op een goede manier geadresseerd
zullen worden door de IGJ en niet tot disproportionele handhaving zal leiden of tot
juridische kwetsbaarheden voor zorgverleners in deze gevallen.
Antwoord 3.31.
De IGJ heeft in haar toezichtsvisie al aangegeven dat zij met haar toezicht wil bijdragen
aan een goede uitvoering van de Wzd en Wvggz, waarbij wordt behouden wat onder de
Wet Bopz is bereikt met het terugdringen van dwang en de zorgvuldige uitvoering daarvan.
Daarbij ligt de verantwoordelijkheid voor het terughoudend en verantwoord uitvoeren
van onvrijwillige en verplichte zorg primair bij de zorgaanbieders en -professionals.
De IGJ begrijpt dat zij de kans moeten krijgen om hun zorg in te richten volgens de
nieuwe wetgeving. De IGJ wil met haar toezicht ook signalerend en agenderend optreden
om zo snel mogelijk risico’s die optreden bij de uitvoering van de nieuwe wetten inzichtelijk
te maken, ervaringen breder te delen en signalen neer te leggen bij partijen die hier
actie op moeten ondernemen. Belangrijk is dat aanbieders en professionals laten zien
dat zij zich bewust zijn van de nieuwe wettelijke kaders, de ingrijpendheid van onvrijwillige
zorg en de zorgvuldigheid waarmee deze zorg gepaard moet gaan, voor elke patiënt.
Dit neemt niet weg dat het gaat om ingrijpende zorg aan kwetsbare patiënten. Als het
nodig is en de kwaliteit en veiligheid van de zorg in het geding is of als gedwongen
zorg onrechtmatig wordt uitgevoerd, dan zal de IGJ wel handhaven. Deze afweging is
en blijft aan de IGJ.
3.32. De leden van de D66-fractie vragen of het kabinet vindt dat helder genoeg is
wat de wetgever van het veld verwacht en of dat getoetst is in het veld zelf.
Antwoord 3.32.
Door middel van informatieproducten, handreikingen, afspraken over de informatievoorziening
en andere afspraken met de ketenpartijen, zoals over de (gezamenlijke) communicatie,
is zoveel mogelijk helderheid en eenduidigheid gegeven aan het veld. Het ketenprogramma
van alle betrokken partijen gezamenlijk heeft hierbij een belangrijke rol gespeeld.
Door de ketenpartners wordt daarnaast gemonitord hoe de praktische uitvoering van
de wet verloopt.
3.33. De leden van de D66-fractie vragen het kabinet in welke mate het verwacht dat
betrokken sectoren voldoende en deskundig personeel kunnen inzetten en om te benoemen
welke sectoren hier naar verwachting niet aan kunnen voldoen, indien dit het geval
is. Mocht dit het geval zijn, dan vernemen deze leden tevens graag welke verregaande
stappen het kabinet zal zetten om deze acute personeelstekorten terug te dringen,
aangezien de leden menen dat deze er nu voor zorgen dat de implementatie van de Wvggz
sterk bemoeilijkt wordt.
Antwoord 3.33.
Op dit moment is er sprake van een krappe arbeidsmarkt in de sector zorg en welzijn.
Dat geldt ook voor de ggz branche. Uit cijfers van het CBS over het tweede kwartaal
van 2019 blijkt dat ruim één derde (37%) van de werkgevers in de ggz het aankomende
jaar een tekort in bepaalde functies verwacht. Daarnaast was ruim de helft (55%) van
de vacatures volgens ggz-werkgevers moeilijk vervulbaar. Het is echter niet duidelijk
of deze moeilijk vervulbare vacatures en verwachte tekorten direct gevolgen hebben
voor de implementatie van de Wvggz. Dat kan bovendien ook per ggz-instelling verschillen.
Het kabinet blijft zich de komende periode vol inzetten voor voldoende en deskundig
personeel in de ggz. In 2017 is daartoe het Actieprogramma «Werken in de Zorg» gelanceerd
om de personeelstekorten in de gehele sector zorg en welzijn aan te pakken. De afgelopen
jaren zijn er goede resultaten geboekt als het gaat om instroom in de zorgsector.
Ook in de ggz zijn er ruim 9.000 nieuwe werknemers ingestroomd.
Daarnaast zijn er in 2019 en 2020 extra middelen beschikbaar gesteld, waarmee met
name voor GZ-psychologen en verpleegkundig specialisten fors meer opleidingsplaatsen
gefinancierd kunnen worden. Deze komen naar verwachting dit jaar en de twee daaropvolgende
jaren uit de opleiding.
Tegelijkertijd is het van groot belang dat het aantal medewerkers dat de sector verlaat,
eveneens wordt teruggebracht. Het Ministerie van VWS stimuleert organisaties dan ook
om goed werkgeverschap bovenaan de agenda te plaatsen en aandacht te hebben voor de
zorgprofessional en de randvoorwaarden waarbinnen het werk wordt verricht. Daarvoor
is onder meer het Actie Leer Netwerk ingericht. Dit netwerk inspireert en stimuleert
zorg- en onderwijsinstellingen om succesvolle initiatieven om personeelstekorten aan
te pakken over te nemen, verder te brengen of om zelf initiatieven te starten. Een
uitgebreid overzicht van de voortgang van het Actieprogramma «Werken in de Zorg» vindt
u in de op 20 december 2019 verzonden voortgangsrapportage (Kamerstuk 29 282, nr. 391).
3.34. De leden van de D66-fractie lezen dat de afspraken tussen de gemeentelijke toezichthouder
op de Wmo en de rijksinspecties worden geactualiseerd. Deze leden nemen aan dat deze
actualisering op dit moment is afgerond en vragen welke aanpassingen zijn doorgevoerd.
Antwoord 3.34.
Zoals ook is aangegeven in antwoord op vraag 2.47 zal de actualisatie van het afsprakenkader
naar verwachting in april zijn afgerond. Het afsprakenkader bevat de uitgangspunten
en afspraken tussen colleges van burgemeester en wethouders en de rijksinspecties
en de praktische werkafspraken tussen de rijksinspecties en de Wmo-toezichthouder
die zijn vastgelegd in een draaiboek. Het document zal het afsprakenkader en de draaiboeken
uit 2016 vervangen.
Het is op een aantal onderdelen gewijzigd en om reden van leesbaarheid opnieuw integraal
vastgesteld. Het is opgesteld door een samenwerkingsverband van de betrokken rijksinspecties20, de VNG en GGD GHOR Nederland. De belangrijkste wijzigingen ten opzichte van de vorige
versie uit 2016 zijn dat de vier afzonderlijke draaiboeken zijn vervangen door één
draaiboek, er is een matrix toegevoegd over de uitwisseling van gegevens tussen rijksinspecties,
gemeenten en Wmo-toezichthouders, er is een gegevensformat toegevoegd voor contact
met het loket van de IGJ en er is rekening gehouden met de Wvggz en de Wzd.
3.35. De leden van de D66-fractie vragen of het een juiste aanname is dat de eerste
rapporten van de Wmo-toezichthouder en de rijksinspectie begin 2021 verwacht worden.
Deze leden vragen het kabinet ook te reflecteren op de kwaliteit van dit toezicht
en of erop gestuurd zal worden dat deze rapporten voldoende duidelijkheid geven over
deze problemen.
Antwoord 3.35.
De IGJ is belast met het toezicht op de uitvoering van de Wzd en de Wvggz en niet
de Wmo-toezichthouder. Als een Wmo-aanbieder uitvoering geeft aan de Wzd of de Wvggz
valt deze, voor wat betreft de uitvoering van deze wetten, ook onder het toezicht
van de IGJ. De IGJ voert nu reeds toezichtsbezoeken uit, waarbij wordt gekeken naar
de uitvoering van de Wvggz en de Wzd. Zoals gebruikelijk stelt de IGJ afzonderlijke
rapporten op over haar toezichtsbezoeken. Daarnaast zal zij ook signalerende rapportages
uitbrengen om risico’s die optreden bij de uitvoering van de nieuwe wetten inzichtelijk
te maken, ervaringen breder te delen en signalen neer te leggen bij partijen die hier
actie op moeten ondernemen. De rapportages zullen al in 2020 verschijnen.
Daarnaast heeft het kabinet aan uw Kamer toegezegd dat de IGJ thematisch onderzoek
zal verrichten naar de vraag of er voldoende vrijwillige zorg wordt verleend voorafgaand
aan gedwongen zorg en daarmee ook naar de vraag of er minder dwang wordt ingezet conform
het doel van de wet. Bij de uitvoering van dit thematisch toezicht zal ook samen worden
opgetrokken met de VNG en de gemeentelijke toezichthouders. Bij de evaluatie van de
wetten zal ook gekeken worden naar het toezicht.
3.36. De leden van de VVD-fractie geven aan dat er maatregelen zijn genomen om administratieve
lasten naar beneden te brengen. Kunnen genoemde leden hierover een evaluatie verwachten
en zo ja, wanneer?
Antwoord 3.36.
De administratieve lasten zullen worden meegenomen in de wetsevaluatie die eind 2021
afgerond is. Hierin wordt voortgebouwd op een nulmeting die door het Trimbos is uitgevoerd.
Daarnaast wordt er door VWS en de ketenpartners gewerkt aan het verbeteren van de
uitvoering van de wet, o.a. door het koppelen van IT-systemen, gestructureerde gegevensuitwisseling
en reparatiewetgeving. VWS en de ketenpartners houden in het ketenprogramma een vinger
aan de pols.
3.37. De leden van de SP-fractie vragen of het klopt dat voor de uitvoering van de
Wvggz 130 fte aan extra psychiaters nodig zijn en welke acties het kabinet onderneemt
op het gebied van de arbeidsmarkt.
Antwoord 3.37.
De NVvP heeft berekend dat 130 fte extra aan psychiaters nodig zou zijn voor de uitvoering
van de Wvggz. De NVvP heeft toegelicht dat deze berekening is gebaseerd op een drietal
ggz-instellingen die een precieze inschatting hebben gemaakt van de benodigde extra
inzet van psychiaters. Op basis van inwonersaantallen van regio’s van die instellingen
is vervolgens geëxtrapoleerd en een inschatting voor heel Nederland gemaakt. Het is
voor het kabinet niet mogelijk om na te gaan of deze berekening accuraat is.
Al een aantal jaren stelt het kabinet voor de opleiding psychiatrie meer opleidingsplaatsen
beschikbaar dan het maximumaantal, dat het Capaciteitsorgaan adviseert. Het is aan
het Capaciteitsorgaan om ontwikkelingen te volgen die impact kunnen hebben op de capaciteitsraming
voor de diverse medische vervolgopleidingen. Bij de voorbereiding van het laatste
capaciteitsadvies van december 2019 heeft het Capaciteitsorgaan nog niet de mogelijke
effecten van de Wvggz kunnen betrekken. Recent heeft het Capaciteitsorgaan op verzoek
van partijen aan de tafel van het hoofdlijnenakkoord GGZ besloten een tussentijdse
raming uit te voeren voor diverse ggz opleidingen. De problematiek rond de acute psychiatrie
komt aan de orde in het tussentijds advies, zowel bij de Kamer Beroepen Geestelijke
Gezondheid als bij de Kamer Medisch Specialisten van het Capaciteitsorgaan. Het tussentijds
advies wordt naar verwachting in juni uitgebracht.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.J.H. Lodders, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
H.W. Krijger, adjunct-griffier