Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet (eenentwintigste tranche) (Kamerstuk 32127-237)
2020D07732 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken heeft enkele vragen en opmerkingen over
de brief van de Minister voor Milieu en Wonen d.d. 7 februari 2020 inzake het Ontwerpbesluit
tot wijziging van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet (eenentwintigste tranche)
(Kamerstuk 32 127, nr. 237).
De voorzitter van de commissie, Ziengs
De griffier van de commissie, Roovers
Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet (eenentwintigste
tranche) (Kamerstuk 32 127, nr. 237)
I. Algemeen
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het ontwerpbesluit
tot wijziging van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet (eenentwintigste tranche).
Graag willen zij de regering een aantal vragen voorleggen.
De leden van de VVD-fractie ontvangen graag een uitputtend overzicht of transponeringstabel
van alle wijzigingen die gedaan zijn bij deze wijziging van het besluit uitvoering
Crisis- en herstelwet met hierbij een motivatie waarom deze wijzigingen zijn doorgevoerd.
II. Artikelsgewijs
Onderdeel B (nieuwe experimenten)
Artikel 6t (verkorten leegstand Amsterdam)
Met het voorgestelde experiment wordt de periode dat een woning leegstaat zonder dat
een leegstandsoverleg plaatsvindt verkort van maximaal negen maanden naar maximaal
vijf maanden. Wat is de duur van het experiment, zo vragen de leden van de VVD-fractie.
Het voorgestelde artikel 6t, zesde lid, sub f maakt het mogelijk om in een leegstandsbeschikking
«andere» voorwaarden op te nemen die noodzakelijk zijn voor het zo spoedig mogelijk
in gebruik nemen van de woonruimte. Om welke «andere» voorwaarden kan het gaan, zo
vragen de leden van de VVD-fractie.
Onderdeel C (nieuwe experimenten)
Artikel 7ae (innovatieve stalsystemen, Gelderland, Limburg, Noord-Brabant en Overijssel)
De leden van de VVD-fractie vragen de regering om een totaaloverzicht van de acties
die ingezet worden om de procedures tot innovaties in stallen te versnellen.
Op welke manier zijn de sector en het bedrijfsleven betrokken bij dit experiment en
bij de vraag of dit experiment werkbaar en uitvoerbaar is, zo vragen de leden van
de VVD-fractie.
Eén van de twee manieren om de toepassing van innovatieve technieken te versnellen
is het realtime meten van ammoniak via sensoren. Kan de regering aangeven wanneer
het realtime meten onderdeel wordt van het beleid? Deelt de regering de mening van
de leden van de VVD-fractie dat meten een zorgvuldigere methode is dan berekenen?
De leden van de VVD-fractie vragen de regering hoe de proefstalregeling aansluit bij
de ambitie van de regering om te komen tot emissiearme landbouw.
De leden van de VVD-fractie lezen dat als bij een verzoek voor innovatie in de stal
na realisatie en metingen blijkt dat de emissie hoger is dan verwacht, het experiment
instrumenten biedt om aanvullende eisen te stellen of een omgevingsvergunning (gedeeltelijk)
in te trekken om de fysieke leefomgeving te beschermen. Wat wordt hier precies mee
bedoeld? Welke aanvullende eisen zouden gesteld kunnen worden en op basis waarvan
wordt een al verleende omgevingsvergunning mogelijk (gedeeltelijk) ingetrokken?
Artikel 7af (geur en Schone Lucht Akkoord, Gelderland, Limburg en Noord-Brabant)
De leden van de VVD-fractie vragen zich af wat bedoeld wordt met meer mogelijkheden
voor decentrale overheden om rekening te houden met cumulatie en in te grijpen in
bestaande situaties? Welke instrumenten kunnen ingezet worden om in te grijpen in
de bestaande situatie? En op basis van welk juridisch kader kan dit gedaan worden?
Waarom biedt de reguliere wet- en regelgeving op dit moment niet de juiste instrumenten,
welke worden er gemist? Op basis van welke objectieve gegevens worden de cumulatie
en overbelasting in deze gevallen bepaald?
De leden van de VVD-fractie lezen dat als het bevoegd gezag een besluit neemt, waardoor
een veehouder onevenredig wordt benadeeld, dit ertoe kan leiden dat het bevoegd gezag
nadeelcompensatie moet bieden aan de veehouder. Deze leden vragen zich af aan welke
situaties hierbij wordt gedacht en op welke wijze nadeelcompensatie dan vorm gegeven
dient te worden?
Artikel 7ag (aardgasvrije wijken, Utrecht)
De leden van de VVD-fractie hebben een aantal vragen over het voorgestelde artikel
7ag. Zij lezen hierin dat de gemeente Utrecht bij bestemmingsplan een verbod op het
hebben van een kookgasaansluiting mag instellen. Zij vragen hoe dit plan zich verhoudt
tot de brief «voorstel voor een klimaatakkoord» (Tweede Kamer, 2018–2019, 32 813-342). Specifiek vragen deze leden hoe invulling wordt gegeven aan de passages uit deze
kabinetsbrief onder de kop «Wat betekent het Klimaatakkoord voor mensen?» Zij vragen
de regering hierbij expliciet aan te geven hoe invulling wordt gegeven aan het kabinetsstandpunt
dat uit deze brief blijkt (blz. 5): «Bij de transitie naar een aardgasvrije gebouwde
omgeving worden huishoudens ondersteund door hun gemeenten, ze kunnen zelf meepraten
over de plannen in hun wijk en ze krijgen de financieringsmogelijkheden om, toegesneden
op hun situatie, de overgang op een woonlastenneutrale wijze te kunnen maken.»
Daarnaast vragen de leden van de VVD-fractie wat de bestuursrechtelijke consequenties
zijn van het voorgestelde verbod op het hebben van een kookgasaansluiting (art. 7ag).
Zij vragen om duidelijk te maken op welke wijze de gemeente een dergelijk verbod (bestuursrechtelijk)
kan handhaven en hoe dit zich verhoudt tot de eerder aangehaalde brief van de regering
«voorstel voor een klimaatakkoord». Ook vragen deze leden hoe het voorgestelde artikel
7ag zich verhoudt tot de vereisten die gesteld worden in artikel 2.4, derde lid, sub
b en c Crisis- en herstelwet (Chw). Deze leden lezen niet terug hoe aan de vereisten
uit dit artikel van de Chw is voldaan. Gaarne krijgen zij een reactie van de regering.
In de brief van 19 februari 2020 (Reactie op kosten verduurzaming Planbureau voor
de Leefomgeving en schriftelijke beantwoording vragen gesteld tijdens het Algemeen
Overleg, gehouden op 12 februari 2020, over het Klimaatakkoord Gebouwde Omgeving)
gaat de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in op een vraag van
het lid Koerhuis over doorzettingsmacht in het klimaatakkoord. De leden van de VVD-fractie
merken op dat deze doorzettingsmacht gekoppeld is aan het kunnen uitoefenen van de
regierol die gemeenten hebben in de wijkgerichte aanpak. In het klimaatakkoord zijn
daar heldere randvoorwaarden en eisen aan gesteld, die ook blijken uit de antwoorden
van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. De leden van de VVD-fractie
vragen de regering hoe het instellen van een verbod voor bewoners op het hebben van
een kookgasaansluiting, past bij het antwoord van de Minister van Binnenlandse Zaken
en Koninkrijksrelaties dat de focus van gemeenten ligt op het «stimuleren en verleiden
van bewoners om hun woning te verduurzamen en op termijn aardgasvrij te maken». Ook
vragen zij de regering om expliciet aan te geven hoe is voldaan aan de voorwaarden
die de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties ook in de beantwoording
noemt: (1) het voorzien in voldoende waarborgen voor burgers, (2) een haalbaar en
betaalbaar transitiepad naar alternatieve warmtevoorziening en (3) van verdeling van
kosten, waaronder kosten voor verwijderen van gasaansluitingen, afbouw van het gebruik
van gasnetten en verwijderen van netten.
De leden van de CDA-fractie hebben kennis genomen van het Ontwerpbesluit tot wijziging
van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet (eenentwintigste tranche).
De leden van de CDA-fractie constateren dat ten aanzien van onderdeel A, experimenten
aardgasvrije wijken, de discussies nog niet uitgekristalliseerd zijn. Zij vragen zich
af of in een later stadium wellicht een betere afweging van alle belangen gemaakt
kan worden.
De leden van de CDA-fractie zien ook bij onderdeel B waarmee een aantal gemeenten
kan afwijken van de Huisvestingswet 2014. Zij vragen zich af of in een later stadium
wellicht een betere afweging van alle belangen gemaakt kan worden.
De leden van de CDA-constateren dat in onderdeel C vijf nieuwe experimenten worden
toegevoegd inzake de maximale verkoopprijs van een sociale koopwoning. Zij zijn benieuwd
naar de uitkomsten.
Ten aanzien van het onderdeel inzake een experiment waarmee de gemeente Utrecht de
mogelijkheid krijgt om in een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte gebieden aan
te wijzen waarbinnen het beschikken over bestaande kookgasaansluitingen niet langer
is toegestaan, vragen deze leden of besluitvorming die parallel gevoerd wordt in de
Kamer betrokken wordt bij de verdere verwerking.
Voorts vernemen deze leden graag wat exact de criteria zullen zijn om tot gedwongen
afsluiting van gas over te gaan en hoe die criteria zich verhouden met eerder gemaakte
afspraken.
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister met
betrekking tot het Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit uitvoering Crisis-
en herstelwet (eenentwintigste tranche). Zij hebben nog enkele vragen die ze de regering
willen voorleggen.
De leden van de D66-fractie zijn content dat de Minister het experiment heeft uitgewerkt
om gemeenten via de bestemmingscategorie sociale koop de mogelijkheid te geven tot
het aanbieden van goedkope koopwoningen. Deze leden vragen de Minister of zij uiteen
kan zetten hoe gemeenten van deze wijziging op de hoogte worden gebracht en of zij
de mogelijkheid tot deze sociale koop in de permanente gesprekken met relevante partijen
onder de aandacht kan brengen?
De leden van de D66-fractie constateren content dat er met een experiment ruimte wordt
gegeven aan de gemeente Utrecht om het aantal gasaansluitingen terug te brengen. Zij
hopen dat inzichten uit deze experimenten een bijdrage kunnen leveren aan de ambitie
om in 2050 tot een CO2-neutrale gebouwde omgeving te komen. Deze leden vragen of de
Minister nader in kan gaan op welke wijze de bewoners onder dit experiment worden
begeleid en ondersteund bij het vrijwillig beëindigen van kookgasaansluitingen? Zij
vragen de Minister of zij de Kamer van de uitkomsten van de experimenten op de hoogte
wil stellen, en daarbij in te gaan op welke lessen hieruit te trekken zijn voor de
grote duurzaamheidsopgaven in de gebouwde omgeving?
De leden van de SP-fractie hebben kennis genomen van het Ontwerpbesluit tot wijziging
van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet (21e tranche).
Algemeen
Is de Minister het met de leden van de SP-fractie eens dat er een grens behoord te
zitten aan de toepassing en reikwijdte van de Crisis- en herstelwet en deelt de Minister
de mening van de SP-fractie dat deze grens inmiddels ruimschoots is bereikt?
Aardgasvrije wijken
De leden van de SP-fractie vragen om een toelichting op de voorgestelde verbrede reikwijdte
van het bestemmingsplan met betrekking tot het experiment aardgasvrije ruimte. Wat
kan allemaal onder deze zogenaamde verbreding gaan vallen? Ook willen deze leden weten
waarom is gekozen dit via de Crisis- en herstelwet te regelen.
De leden van de SP-fractie kunnen het plan steunen om juist die wijken waar gerenoveerd
moet worden of gasaansluitingen vervangen moeten worden als eerste aan te pakken.
Maar hierbij moet draagvlak onder de bewoners en betaalbaarheid leidend zijn. Aan
deze twee uitgangspunten mag nooit getoornd worden. Daar lijkt met voorliggend voorstel
compleet aan voorbij te worden gegaan. Hoe wordt vastgelegd dat kookgasaansluitingen
niet meer altijd mogelijk zijn? Dit lijkt middels een verbod te gaan, klopt dat? De
leden van de SP-fractie willen hier graag een verdere toelichting op. Is een dergelijk
verbod niet in strijd met andere wetgeving, zoals het eigendomsrecht waar het particuliere
woningen betreft en huurwetten waar het huurders betreft? Ook vragen zij wat dit in
de praktijk gaat betekenen. Hoe wordt het benodigde draagvlak gecreëerd, is er sprake
van een instemmingsvereiste? Hoe kunnen huishoudens tot de benodigde verbouwing van
hun keuken en aanschaf van nieuwe apparatuur worden gedwongen? Door wie worden de
kosten betaald? Of wordt geaccepteerd dat wie dit niet wil of kan betalen geen kookvoorziening
heeft? Wat gaat de voorgestelde «redelijke termijn» zijn? Hoe en met wie worden de
afsluitkosten verrekend?
Al deze vragen lijken ook door de gemeente en betrokken woningcorporatie en netbeheerder
niet duidelijk te zijn beantwoord. Dit nu wel wettelijk mogelijk maken is dan ook
niet alleen vele stappen te vroeg, maar ook een veel te drastische ingreep. De leden
van de SP-fractie vinden dat met deze mate van dwang lijnrecht tegen het creëren van
draagvlak wordt ingegaan. Dit ondermijnt de energietransitie en gaat onnodig voor
veel weerstand zorgen. Met deze manier van handelen komen de gestelde doelen en de
verduurzamingsopgave juist in gevaar, menen deze leden. Ook vragen zij waarom dit
via de Crisis- en herstelwet zou moeten lopen. Zij achten dit een te vergaande maatregel
en zijn van mening dat dit niet op deze wijze via wijziging van de Crisis- en herstelwet
dient te geschieden.
De leden van de SP-fractie vragen waarom de regering wél een artikel opneemt over
oude gasleidingen, maar niet over loden leidingen. Ook hierbij zouden immers risico’s
kunnen ontstaan. Vooral in gebieden waar ook gasleidingen moeten worden vervangen
lijkt het logisch om ook eventueel aanwezige andere verouderde of loden leidingen
aan te pakken. Een gemeente hoeft de grond dan maar één keer te openen en de bewoners
ervaren minder overlast. Kan de regering hierop reflecteren en uitleggen of zij bereid
is om deze win-win-situatie te bespreken met gemeenten en als nodig in regelgeving
te gieten, zo vragen de leden van de SP-fractie.
Doelbinding woningmarkt
De leden van de SP-fractie vragen hoe de experimenten worden gemonitord.
De leden van de SP-fractie vragen een toelichting waarom de verruiming van de grens
naar 30% voor economisch of maatschappelijk gebonden mensen niet zal gelden voor een
gemeente maar voor een woningmarktregio. Daarnaast vragen de leden van de SP-fractie
hoe dit zich verhoudt tot een huisvestingsverordening die wel per gemeente geldt,
en het niet overschrijden van de grens waarvan het handhaven bij dezelfde gemeente
ligt.
De leden van de SP-fractie willen weten wat er gebeurt als de grens van 30% wordt
overschreden.
Kan de Minister specifiek aangeven welke doelgroepen door deze verruiming een verminderde
kans hebben op een woning, welke gevolgen dit heeft voor deze groepen en welke gevolgen
dit heeft voor de regio?
Tot slot bij dit experiment willen de leden van de SP-fractie graag weten waarom er
niet voor een hoger percentage dan 30% is gekozen, en waarom dit niet in de Huisvestingswet
wordt geregeld.
Verkorten leegstand Amsterdam
De leden van de SP-fractie vernemen graag wat de totale leegstand van woonhuizen nu
is. En daarnaast wat de leegstand van woningen is per woningmarkt regio. Graag zien
de leden van de SP-fractie een overzicht tegemoet.
Waarom wordt dit experiment om de regels bij leegstand aan te scherpen niet direct
in gedegen wetgeving gegoten, vragen de leden van de SP-fractie. Wat is de reden om
hiervoor de crisiswet te gebruiken en niet de Leegstandswet?
De leden van de SP-fractie zouden graag zien dat ook andere gemeenten dan Amsterdam
gebruik kunnen maken van deze mogelijkheden. Op welke manier kunnen zij dat doen,
als het niet in de Leegstandswet is opgenomen maar er wél een grote woningnood is,
zo vragen de leden van de SP-fractie.
De leden van de SP-fractie lezen dat een excessieve huurprijs alleen wordt verboden
als er sprake is van schaarste en leegstand bij koopwoningen. Graag zien de leden
van de SP-fractie hier een toelichting op tegemoet.
Waarom wil de regering überhaupt excessieve huurprijzen toestaan, omdat zij eerder
heeft gesteld dit niet te willen, vragen de leden van de SP-fractie. Daarnaast vragen
deze leden waar de door de regering beloofde «noodknop» blijft.
De leden van de SP-fractie begrijpen dat het 2 maanden kan duren voordat burgemeester
en wethouders van een gemeente gaan praten met een eigenaar van een leegstaand pand
ná een leegstandmelding. Dat betekent dat een pand 5 maanden leeg kan staan voordat
er een eerste gesprek plaats vindt. De leden van de SP-fractie vinden dat ten tijde
van de wooncrisis te lang duren. Zij vragen of het mogelijk is deze procedure te verkorten.
Dan wel in de maanden voor de melding, dan wel na de ontvangst van de melding. Is
het mogelijk om binnen 3 maanden een eerste gesprek te hebben met een eigenaar, zo
vragen de leden van de SP-fractie.
Sociale koop, woningdealgebieden
De leden van de SP-fractie vragen een nadere toelichting voor het loslaten van de
bovengrens van 200.000 euro voor sociale koop en het hanteren van de NHG-grens. De
leden van de SP-fractie vinden een verhoging van ruim een ton van de bovengrens erg
veel. De vraag rijst bij de leden van de SP-fractie wat de regering nog een betaalbare
koopwoning vindt, en welke andere mogelijke grenzen zijn overwogen door de regering.
Daarnaast vragen de leden van de SP-fractie wat de regering doet om de enorm hoge
prijzen van koophuizen te temperen. Is het niet logischer om eerst de prijzen te doen
zakken, vragen deze leden. Het verhogen van de bovengrens maakt een woning minder
betaalbaar en dus minder sociaal, wat het uitgangspunt zou moeten zijn. De leden van
de SP-fractie zien graag een onderbouwing tegemoet.
Ook vragen de leden van de SP-fractie of gemeenten hiermee gestimuleerd worden om
hun grond duurder te verkopen, omdat er een duurder huis op gebouwd kan worden. De
leden van de SP-fractie vrezen dat het prijsopdrijvende mechanisme hiermee in stand
wordt gehouden en vernemen graag hoe de regering hier tegenaan kijkt, en het prijsopdrijvende
mechanisme denkt te voorkomen.
De leden van de SP-fractie vragen hoeveel sociale koopwoningen er momenteel zijn in
Nederland. Tevens vragen de leden van de SP-fractie naar de ontwikkeling van de sociale
koopvoorraad sinds 2010. Graag ontvangen de leden van de SP-fractie een overzicht
per jaar van zowel het aantal afgegeven bouwvergunningen voor sociale koop, als het
aantal opgeleverde sociale koopwoningen.
De leden van de SP-fractie vragen de Minister welk effect het verhogen van de normprijs
voor sociale koopwoningen met meer dan 100.000 euro naar ruim 300.000 euro en het
daardoor vergroten van de voorraad sociale woningen, heeft op de bouw van betaalbare
sociale huurwoningen?
Is de Minister het met de leden van de SP-fractie eens dat sociale koopwoningen boven
de grens van 200.000 niet mogen meetellen als zijnde deel uit makend van de voorraad
sociale woningen?
Innovatieve stalsystemen
De leden van de SP-fractie delen de mening dat het direct meten van emissiewaarden
bij bestaande stallen een voordeel kan zijn voor zowel het verminderen van de uitstoot
als de bedrijfsvoering. Maar zij hebben grote vraagtekens bij het experiment om eerst
een bepaald type stal te bouwen en pas daarna te meten. Ook het op basis van deze
meetgegevens aanpassen of intrekken van de omgevingsvergunning lijkt de leden van
de SP-fractie een onwenselijke ontwikkeling.
Kan de Minister motiveren waarom deze methode, die een grote overeenkomst vertoont
met de Programmatische Aanpak Stikstof, stand zal houden bij de Raad van State?
Is de Minister het met de leden van de SP-fractie eens dat het geheel of gedeeltelijk
intrekken van een omgevingsvergunning voor een reeds gebouwde stal in de praktijk
vrijwel onmogelijk zal blijken en dat het daarnaast onredelijk is te verwachten dat
de daardoor ontstane schade geheel voor rekening en risico van de aanvrager zal komen?
Is de Minister het met de leden van de SP-fractie eens dat, door zowel de omvang van
de betrokken provincies als de looptijd tot 2031, de omvang en reikwijdte van een
«experiment» ruim wordt overstegen?
Is de Minister het met de leden van de SP-fractie eens dat investeren in natuurherstel
en de uitkoop van agrarische bedrijven een veel groter effect hebben op het verlagen
van ongewenste emissies, dan het investeren in effectieve innovatieve stalvloeren
en andere voorzieningen?
Kan de Minister aangeven hoe zowel de ijking van de gebruikte meetapparatuur als de
meetresultaten zelf geborgd worden?
Is de Minister het met de leden van de SP-fractie eens dat er een tegenstelling zit
tussen het argument dat «realtime» meten een voordeel is voor zowel de bedrijfsvoering
als de beperking van de uitstoot en het ontheffen van de meetplicht als een bepaalde
innovatie elders al meetresultaten heeft opgeleverd?
Is de Minister het met de leden van de SP-fractie eens dat direct meten ook direct
meten behoort te betekenen en dat meetgegevens, alleen al door mogelijke verschillen
in werkwijze, niet een op een kunnen worden toegepast op andere stallen?
Afrondend merken de leden van de SP nogmaals op dat voorliggende wijziging niet in
de geest is van de oorspronkelijke Crisis- en herstelwet. Dit zijn alle voorstellen
die via of afzonderlijke of meer geëigende wetgevingsprocedures geregeld moeten worden.
Hier is de Crisis- en herstelwet niet voor bedoeld. De leden van de SP roepen op te
stoppen allerhande maatregelen onder de Crisis- en herstelwet te laten vallen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E. Ziengs, voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
C.J.M. Roovers, griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.