Lijst van vragen : Lijst van vragen over de beleidsdoorlichting artikel 8 begroting SZW (oudedagsvoorziening) (Kamerstuk 30982-54)
2020D07322 LIJST VAN VRAGEN
De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft over de brief van de
                  Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 19 december 2019 inzake Beleidsdoorlichting
                  artikel 8 begroting SZW (oudedagsvoorziening) (Kamerstuk 30 982, nr. 54) de navolgende vragen ter beantwoording aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
                  voorgelegd.
               
De voorzitter van de commissie, Rog
De adjunct-griffier van de commissie, Freriks
Nr.
Vraag
                         
                         
1.
Bent u het eens met de externe expert dat er in de beleidsdoorlichting te weinig aandacht
                              is voor de heterogeniteit binnen de groep ouderen? Zo ja, wat gaat u concreet met
                              deze kritiek doen?
                           
2.
Deelt u de kritiek van de externe expert dat de positie van mensen die onvolledige
                              AOW hebben opgebouwd vanwege het feit dat men een deel van het leven niet in Nederland
                              woonachtig is geweest, onderbelicht is gebleven in deze beleidsdoorlichting?
                           
3.
Wat is uw oordeel over de kanttekeningen van de onafhankelijk deskundige Henkens over
                              dat enkele aspecten onderbelicht zijn gebleven, zoals de positie van mensen met onvolledige
                              AOW en dat in de beleidsdoorlichting weinig aandacht is voor de heterogeniteit binnen
                              de groep AOW’ers doordat er niet is gekeken naar bijvoorbeeld geslacht, migratieachtergrond
                              en verschillende leefvormen?
                           
4.
Wat is uw oordeel over de kanttekening van de onafhankelijk deskundige Henkens over
                              dat de positie van mensen met onvolledige AOW onderbelicht is gebleven?
                           
5.
Wat gaat u concreet doen aan het probleem dat het percentage niet-gebruik van de aanvullende
                              inkomensvoorziening ouderen (AIO) zo hoog is?
                           
6.
Hoe is het mogelijk dat u van het Centraal Planbureau (CPB) te horen kreeg dat er
                              nog 3,2 miljard euro beschikbaar was voor het vertragen van de verhoging van de AOW-leeftijd,
                              terwijl er nu een houdbaarheidstekort van 16 miljard euro blijkt te zijn?
                           
7.
In hoeverre kunt u alsnog informatie geven over de Algemene Ouderdomsverzekering (AOV)-ontvangers
                              in Caribisch Nederland?
                           
8.
Kunt u in het kader van het niet-gebruik van de AIO meer zeggen over de privacytoets
                              en de koppeling met de polisadministratie? Wat zijn precies de privacybezwaren? Waarom
                              is het voor burgers vervelend als de Sociale Verzekeringsbank (SVB) meer informatie
                              heeft over hun inkomensgegevens?
                           
9.
Bent u bereid te onderzoeken onder welke condities voldaan kan worden aan de privacywetgeving,
                              zodat gegevensuitwisseling beter mogelijk wordt? Bent u bereid om met wetswijzigingen
                              te komen op dit punt?
                           
10.
Zou het niet beter zijn als de SVB wel gebruik kon maken van inkomensgegevens uit
                              de polisadministratie, opdat de SVB deze groep gericht kan benaderen en het niet-gebruik
                              van de AIO kan terugdringen?
                           
11.
Wat zijn de voor- en nadelen als de SVB een wettelijke taak zou krijgen
om te voorkomen dat ouderen een inkomen onder het bestaansminimum
hebben?
12.
Is het mogelijk om te besluiten dat alle Surinaamse Nederlanders tussen 1957 en 1975
                              AOW hebben opgebouwd? Is dit juridisch mogelijk? Wat zijn de budgettaire consequenties?
                              Wordt daarmee het probleem voor deze groep opgelost?
                           
13.
Wat zijn de voor- en nadelen van het verkorten van de AOW-opbouwperiode van 50 naar
                              40 jaar? Waarom is dit na het Sociaal-Economische Raad (SER)-rapport (2000) niet veranderd?
                           
14.
In hoeverre houdt de conclusie stand dat de AOW doeltreffend is als het gaat om het
                              voorkomen van armoede terwijl er zo'n hoog niet-gebruik van de AIO is?
                           
15.
Kunt u garanderen dat er van uitstel geen afstel komt als het gaat om het doorlichten
                              van de Wet algemene ouderdomsverzekering (AOV) BES?
                           
16.
Klopt het dat studenten die (minstens) een jaar in het buitenland gaan studeren AOW-opbouw
                              mislopen? In hoeverre dragen studenten in Nederland AOW-premie af gelet op hun beperkte
                              inkomsten?
                           
17.
In hoeverre worden studenten die (minstens) een jaar in het buitenland gaan studeren
                              op de hoogte gesteld van het feit dat zij AOW-opbouw mislopen?
                           
18.
Wat is het voordeel van een losse Inkomensondersteuning AOW (IOAOW) ten opzichte van
                              het verhogen van het AOW-bedrag met € 25,23 per maand? Of zijn er doelgroepen die
                              wel recht hebben op de AOW maar niet op de IOAOW?
                           
19.
Zijn er gegevens bekend over hoeveel Nederlanders een uitkering ontvangen uit het
                              buitenland (vergelijkbaar met de AOW)?
                           
20.
Wat zijn de gevolgen van het afschaffen van de kostendelersnorm bij de AIO (aantal
                              mensen, budgettair, niet-gebruik)?
                           
21.
Wat zijn de mogelijkheden voor erkenning/reparatie van de door Surinaamse ouderen
                              opgebouwde AOW-jaren voordat zij naar
                           
Nederland kwamen, zodat zij geen beroep meer hoeven te doen op de AIO en velen van
                              hen hierdoor ook van hun aanvullend pensioen kunnen genieten?
                           
22.
Klopt het dat voor diegenen die een arbeidsongeschiktheidsuitkering ontvangen en geen
                              aansprak kunnen maken op de overbruggingsregeling (OBR), er geen mogelijkheden zijn
                              om het AOW-hiaat te vermijden of te dichten (zie SEO-rapport)? Gaat u op de korte
                              termijn nog iets voor deze groep doen of hebben ze gewoon pech gehad?
                           
23.
Wat is uw reactie op de CPB-berekeningen waaruit blijkt dat jongeren bij een lage
                              rentescenario uit moeten gaan van een vervangingswaarde van 50% in plaats van 70%?
                           
24.
Is het met de actuele CPB-cijfers van het lage rentescenario nog wel mogelijk om te
                              voldoen aan de doelen van het Pensioenakkoord (80% middelloon na 42 jaar werken)?
                           
25.
Kunnen de verschillen in inkomensgrootte tussen zelfstandigen en werkenden nader worden
                              gespecificeerd?
                           
26.
Hebben bestaande en aankomende zelfstandigen een adequate financiële oudedagsvoorziening
                              qua inkomen en vermogen? Zo nee, hoe gaat u deze oudedagsvoorziening adequaat maken?
                           
27.
Waarom worden er bij de beleidsopties besparingsvarianten opgenomen die veel weerstand
                              oproepen? Kunt u zich harder uitspreken dat sommige besparingsvarianten niet realistisch
                              zijn en deze opties niet worden uitgewerkt?
                           
28.
Kan een beleidsoptie worden uitgevoerd waarbij de AOW wordt verhoogd?
29.
Wat zou een mooie norm zijn voor het niveau waarop de AOW als basisvoorziening zou
                              moeten liggen?
                           
30.
Kunt u toelichten waarom u de doelmatigheid en doeltreffendheid van het beleid niet
                              wil vergroten ook al worden in de beleidsdoorlichting enkele beleidsvarianten en beleidsopties
                              gepresenteerd die dat zouden kunnen realiseren?
                           
31.
In hoeverre en in welke mate ziet u nu al dat de instroomkansen van 60–65-jarigen
                              in een arbeidsongeschiktheidsuitkering zijn toegenomen door de verhoging van de AOW-leeftijd?
                              Hoeveel instromers zijn er onder 66-jarigen?
                           
32.
In hoeverre kunt u alsnog inzicht geven in de doeltreffendheid van de AOW over de
                              jaren 2016 en 2017, zoals u had toegezegd in ieder geval over 2016 in de beantwoording
                              van vragen bij de opzet van de beleidsdoorlichting in november 2018?
                           
33.
In hoeverre kunt u alsnog informatie geven over de inkomens- en vermogenspositie van
                              de 400.000 AOW-gerechtigden in het buitenland?
                           
34.
Hebben bestaande en aankomende zelfstandigen een adequate financiële oudedagsvoorziening
                              (opgebouwd) qua inkomen en vermogen? Is er een tweedeling zichtbaar tussen werknemers
                              in loondienst en zelfstandigen?
                           
35.
Welke van de door SEO genoemde beleidsopties worden meegenomen in de door u genoemde
                              verkenning? Welke niet, en waarom?
                           
36.
Wordt in de verkenning ook gekeken hoe de opties uitpakken voor migrantenouderen (naast
                              mannen en vrouwen)? En voor mensen met een laag, middelgroot en hoog inkomen?
                           
37.
Wanneer spreekt u zich uit over de wenselijkheid of onwenselijkheid van de varianten
                              en opties uit de beleidsdoorlichting?
                           
38.
Klopt het dat AOW-gerechtigden met volledige opbouw die een partner hebben met een
                              gedeeltelijke AOW-opbouw, onder omstandigheden met die twee personen samen minder
                              AOW krijgen dan als die persoon alleen was geweest?
                           
39.
In hoeverre is de conclusie gerechtvaardigd dat de beperkte extra instroom in de AIO
                              van AOW’ers met een volledige AOW-opbouw erop wijst dat een partnertoeslag voor 97%
                              van de AOW’ers met een jongere partner niet meer noodzakelijk is, gelet op de bevindingen
                              van de Algemene Rekenkamer over het hoge niet-gebruik van de AIO?
                           
40.
Waarom is het noodzakelijk om bij elke beleidsdoorlichting standaard een bezuinigingsoptie
                              van 20% als beleidsvariant op te nemen?
                           
41.
Waarom wordt niet er in de beleidsdoorlichting gekeken naar onder meer de economische
                              effecten en de budgettaire effecten in bredere zin?
                           
42.
Waarom wordt er geen rekening gehouden met de verhouding tussen de eerste pijler ten
                              opzichte van de tweede en derde pijler?
                           
43.
Welke aanpassingen zijn mogelijk om het aantal mensen dat gekort wordt op de AOW te
                              laten dalen?
                           
44.
Wat zijn de voor- en nadelen voor een gedifferentieerde ingangsleeftijd van de AOW?
45.
Wat is de precieze toename van de scholingsdeelname sinds de AOW-leeftijdsverhoging?
46.
Waar zitten precies de inconsistenties bij de samenleefnormen?
47.
Welke mogelijkheden voor aanpassing worden in de verkenning voor de vereenvoudiging
                              van het stelsel van leefvormen worden meegenomen? Worden daar in ieder geval de twee
                              beleidsopties uit de beleidsdoorlichting en de vijf opties uit het SEO-rapport bij
                              betrokken?
                           
48.
Hoe verhouden de cijfers uit figuur 5.5 zich tot het lage rentescenario van het CPB
                              waaruit blijkt dat jongeren nog maar een vervangingswaarde van 50% zullen hebben?
                           
49.
Wat is de verklaring voor het feit dat de inkomensongelijkheid onder 90-plussers licht
                              hoger is dan bij de overige AOW-gerechtigden?
                           
50.
Hoe ver is het kabinet met nieuwe cijfers over vermogensongelijkheid waarbij pensioenen
                              worden meegenomen?
                           
51.
Klopt het dat de meest recente cijfers (inclusief pensioenen) stammen uit 2014 waaruit
                              blijkt dat de rijkste 10% in Nederland de helft van het totale pensioenvermogen bezit
                              en de rijkste 1% zelfs 17% bezit (Caminada, Goudswaard & Knoef)?
                           
52.
Kunt u figuur 5.15 aanvullen met jongere leeftijdsgroepen (25–35, 35–45 en 45–55)?
53.
Kan op basis van figuur 5.15 geconcludeerd worden dat de vermogensongelijkheid in
                              Nederland niet (alleen) verklaard kan worden door een verschil tussen jong en oud,
                              aangezien de vermogensongelijkheid binnen leeftijdsgroepen bijna net zo hoog ligt?
                           
54.
Waarom spande de SVB zich voor januari 2017 minder in om niet-gebruik tegen te gaan
                              gezien uw stelling dat de SVB zich ook na januari 2017 actief heeft ingespannen om
                              niet-gebruik tegen te gaan? Waarom verwacht u er nu meer van aangezien dit probleem
                              ook al in 2000 door de SER werd genoemd?
                           
55.
Wat zijn de gevolgen van een inkomensafhankelijke AOW? Kunt u voor een aantal varianten
                              de budgettaire gevolgen in kaart brengen, de gevolgen voor het houdbaarheidstekort
                              en voor de ongelijkheid? Wat zijn de voor- en nadelen van een inkomensafhankelijke
                              AOW?
                           
56.
Wat zijn de gevolgen van het fiscaliseren van de AOW? Kunt u voor een aantal varianten
                              de budgettaire gevolgen in kaart brengen, de gevolgen voor het houdbaarheidstekort
                              en voor de ongelijkheid? Wat zijn de voor- en nadelen van het fiscaliseren van de
                              AOW?
                           
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
M.R.J. Rog, voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid - 
              
                  Mede ondertekenaar
J.F.C. Freriks, adjunct-griffier 
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.