Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over o.a. Wet zorg en dwang (Kamerstuk 35370-1)
2020D05381 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
In de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport bestond bij enkele fracties
behoefte een aantal vragen en opmerkingen voor te leggen aan het kabinet over de brieven
van 20 december 2019 over de Wet Zorg en Dwang psychogeriatrische en verstandelijk
gehandicapte cliënten (Kamerstuk 35 370, nr. 1) en over de Stand van zaken m.b.t. Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Kamerstuk
32 399, nr. 91).
De voorzitter van de commissie, Lodders
De adjunct-griffier van de commissie, Krijger
Inhoudsopgave
blz.
I.
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
1.
Algemeen
2
2.
Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten
3
3.
Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg
9
II.
Reactie van het kabinet
15
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
1. Algemeen
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de brieven over de Wet zorg en
dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten (hierna: Wzd) en de
Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz). Deze leden willen het
kabinet hierover graag een paar vragen stellen.
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de brieven over de Wzd en de
Wvggz. Deze leden vinden het toepassen van onvrijwillige zorg thuis een onacceptabele
ontwikkeling. Zij maken zich dan ook grote zorgen over de uitvoerbaarheid van deze
wetten.
Klopt het dat op dit moment nog onvoldoende geschoold personeel is in het toepassen
van onvrijwillige zorg thuis en dat er te weinig Wzd-functionarissen beschikbaar zijn,
zo willen de leden van de PVV-fractie weten.
De leden van de PVV-fractie vragen verder welke procesafspraken gemaakt zijn om inzicht
te krijgen in het toepassen van onvrijwillige zorg thuis. Hoe wordt de toepassing
van de wetten gemonitord en geborgd?
De leden van de PVV-fractie geven aan dat zorg thuis ook door ouders wordt verleend.
Sommige ouders leveren beroepsmatig de zorg. Hoe is hun rechtspositie geborgd in deze
wetten?
De Wvggz en de Wzd kennen ten opzichte van de Wet bijzondere opnemingen psychiatrische
ziekenhuizen (Wet Bopz) meer vormen van verplichte zorg die geregistreerd moet worden,
zo constateren de leden van de PVV-fractie. Hoe wordt voorkomen dat dit voor een toename
van de administratieve lasten zal zorgen en daarmee ook voor een toename van de werkdruk?
Genoemde leden vragen of het kabinet voornemens is dit te monitoren. Op welke wijze
gaat het kabinet tijdens het overgangsjaar aan de slag met de bestaande zorgen over
de administratieve lasten? Sommige zorgaanbieders geven zelfs aan de Wzd niet te zullen
toepassen in verband met de toenemende administratieve lasten. Deze leden ontvangen
graag een reactie van het kabinet hierover.
De leden van de PVV-fractie vragen of het kabinet kan aangegeven op welke wijze zorgaanbieders,
cliëntenraden en patiëntenorganisaties ondersteund worden bij het vinden van oplossingen
voor deze (administratieve) knelpunten?
De leden van de CDA-fractie vinden dat alleen van onvrijwillige zorg sprake mag zijn
wanneer het echt niet anders kan. Het nee, tenzij principe vinden genoemde leden een
goed uitgangspunt.
Het is belangrijk dat de positie van de cliënt die te maken krijgt met onvrijwillige
zorg geborgd is. Dit alles natuurlijk onder de conditie van zo min mogelijk bureaucratische
en administratieve ballast en vertrouwen in de zorgprofessional(s) die tot het besluit
komt of komen dat onvrijwillige zorg de enige oplossing is. De leden van de CDA-fractie
hebben het kabinetsbesluit om te starten met een overgangsjaar, gezien de uitvoeringsvraagstukken,
een verstandige keuze gevonden. Te meer omdat diverse branche- en beroepsorganisaties
vragen hebben over wie wanneer verantwoordelijk is en hoe bepaalde zaken uitvoeringstechnisch
in elkaar steken.
De leden van de CDA-fractie geven aan dat volgens een cliëntenorganisatie er nog steeds
onduidelijkheid is bij multi problematiek. De Wzd en de Wvggz voorzien in de mogelijkheid
om bijkomende problematiek te behandelen. Er kan in principe slechts één wettelijk
kader tegelijkertijd van toepassing zijn. Vastgesteld moet worden welk wettelijk regime
op dat moment het beste past bij de persoon en zijn actuele zorgbehoefte. Heeft het
kabinet het idee dat dit probleem goed inzichtelijk is en in de praktijk niet tot
problemen gaat leiden?
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brieven
ten aanzien van de Wzd en de Wvggz. Hierover willen zij het kabinet de volgende vragen
voorleggen.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de
brieven van het kabinet betreffende de Wzd en Wvggz. Genoemde leden kunnen zich vinden
in de geest van beide wetten, die immers voorzien in een grotere vrijheid en meer
inspraak – binnen de mogelijkheden van de cliënt – dan voorgaande wetgeving. Veel
met betrekking tot de nieuwe wetten is nog onduidelijk en zal hopelijk in de loop
van dit overgangsjaar nader uitgewerkt worden. De leden van de GroenLinks-fractie
hebben desalniettemin alvast enkele vragen.
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de brief met betrekking tot de
Wzd en de brief over de stand van zaken m.b.t. Wvggg.
2. Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten
a. Stand van zaken
1. Regelgeving en duidingen
In 2020 wordt het wetgevingsproces gestart dat regelt dat toezichtinformatie bij de
Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) op persoonsniveau wordt aangeleverd, zo lezen
de leden van de VVD-fractie. Zij vragen het kabinet wanneer dit naar verwachting klaar
is en hoe tot die tijd toezicht gehouden wordt door de IGJ.
De leden van de CDA-fractie lezen dat het kabinet stelt dat er in 2020 evenals in
2019 wordt gewerkt aan een nadere verduidelijking van de wet. Kan het kabinet uiteenzetten
op welke onderdelen «het veld» behoefte heeft aan een nadere verduidelijking? Wat
is daar precies het tijdspad van?
Genoemde leden vragen of het kabinet gebruik maakt van het overgangsjaar om praktische
ervaringen te verzamelen. Zo ja, kan het kabinet beschrijven hoe het proces van ervaringen
verzamelen vorm gegeven wordt? Op welke wijze worden patiëntenorganisaties en cliëntenraden
hierbij betrokken?
2. Informatie en communicatie
De leden van de VVD-fractie lezen op pagina 2 van de brief over de Wzd dat wordt verwezen
naar het beleidsstandpunt gelijkgestelde aandoeningen. Deze leden vragen wanneer de
lijst met aandoeningen wordt uitgebreid.
De leden van de SP-fractie lezen dat het kabinet spreekt over praktische vraagstukken
die opgelost moeten worden om de Wzd goed te kunnen uitvoeren. Kan het kabinet aangeven
welke praktische problemen dit betreffen en vervolgens welke maatregelen genomen worden
om deze problemen op te lossen?
Zoals door het kabinet in de brief wordt geschreven zijn er veel zorgen over de wet
en de invoering daarvan. Ook de leden van de SP-fractie krijgen bezorgde en kritische
meldingen binnen. Kan het kabinet reageren op berichten dat de nieuwe Wzd minder bureaucratie
moest bewerkstellingen, maar dat het omgekeerde lijkt te worden bereikt?
3. Gegevensuitwisseling
De leden van de CDA-fractie concluderen dat daar waar met meerdere zorgprofessionals
moet worden gewerkt, goede gegevensuitwisseling ongelofelijk belangrijk is. Begrijpen
de leden van de CDA-fractie het nu goed dat de elektronische gegevensuitwisseling
in de thuissituatie rond de Wzd nog niet goed is geregeld? Kan het kabinet deze zorg
bij deze leden wegnemen? Mocht het inderdaad nog niet goed geregeld zijn, kan het
kabinet dan aangeven waar de problemen liggen en wie daarvoor verantwoordelijk zijn?
De leden van de D66-fractie lezen in de brief over de Wzd dat met veldpartijen wordt
gewerkt aan de standaardisering van de gegevensuitwisseling en dat in 2020 verder
zal worden gegaan met standaardisering van informatieproducten en het ontwikkelen
van Zorg Informatie Bouwstenen en technische informatieproducten. Het verbaast deze
leden dat deze essentiële zaken nog niet afgerond zijn bij invoering van de wet. Zij
vragen het kabinet wat heeft veroorzaakt dat deze zaken nog niet zijn afgerond en
wanneer deze naar verwachting wel afgerond zijn.
De leden van de fractie van GroenLinks constateren dat pas twee maanden voor de inwerkingtreding
van de Wzd door het kabinet bekend is gemaakt welke gegevens zorgaanbieders moeten
verstrekken aan de IGJ. Inmiddels is ook dit weer per laatste brief gewijzigd. Voor
veel zorgverleners en medewerkers is de rapportageverplichting en bijkomende omscholing
een grote aanslag op tijd en inzet. Is het kabinet bereid tot (naar verwachting begin
2021) coulance te betrachten in de wijze waarop onvrijwillige zorgverlening gerapporteerd
wordt?
4. Bekostiging
Op pagina 3 van de brief wordt geschreven dat door een zestal zorgaanbieders is geoefend
met het stappenplan van de Wzd. De leden van de VVD-fractie vragen welke rol en/of
plek de directbetrokkenen en/of familie in het stappenplan van de Wzd hebben.
De leden van de CDA-fractie lezen dat de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) bezig is
met een eerste verkenning over bekostiging in relatie tot de Wzd en dat het streven
is om dit in juli 2020 te hebben afgerond. Kan het kabinet eens kort schetsen hoe
dit proces tot nog toe verloopt? Deze leden vragen tevens hoe de NZa dit gaat verkennen,
zeker gezien het feit dat dit jaar een overgangsjaar is.
5. Ondersteuning veld
De leden van de PVV-fractie lezen dat er praktijkpilots hebben plaatsgevonden. Uit
deze pilots kwam een zevental punten naar voren. Kan het kabinet deze punten nader
uitwerken en toelichten? Zo vragen deze leden bijvoorbeeld welke zorg tegen de verwachting
in niet tot onvrijwillige zorg volgens de definitie van Wzd behoort.
De leden van de CDA-fractie lezen dat het kabinet stelt dat een van de problemen is,
hoe moet worden omgegaan met het verplaatsen van cliënten als de problematiek verandert.
Ook is de beschikbaarheid van crisisbedden een aandachtspunt. Waarom is dat precies
een aandachtspunt? Over welke doelgroep gaat het? Hoe wil het kabinet waarborgen dat
de continuïteit van zorg niet in het gedrang komt?
De CDA-fractie heeft signalen gekregen dat enkele crisisdiensten stoppen met het opnemen
en beoordelen van cliënten met psychogeriatrische aandoeningen. Kan het kabinet aangeven
wat maakte dat het werken met de Wet Bopz voor de crisisdiensten eenvoudiger is en/of
was dan werken met de huidige Wzd? Hoe kijkt het kabinet aan tegen het voorstel om
crisisbedden voor ouderen met psychogeriatrische aandoeningen regionaal in te zetten
waarbij deze patiënten geobserveerd worden? Hoe kijkt hij aan tegen het voorstel om
ggz-organisaties te bewegen hun huidige werkwijze rond crisisdiensten en crisisplaatsen
voort te zetten?
De leden van de D66-fractie lezen in de brief ten aanzien van de Wzd dat er weer veranderingen
aangebracht zijn in de wijze van rapportage. Deze leden zouden graag van het kabinet
vernemen of het verstandig is om zo veel wijzigingen in de rapportagevoorschriften
op dermate korte termijn aan te kondigen. Deze leden vragen daarnaast aan het kabinet
of deze nieuwe rapportagevoorschriften getoetst zijn met zorgaanbieders zelf en of
deze volgens hen haalbaar zijn.
6. Cliëntenvertrouwenspersoon (CVP)
De leden van de PVV-fractie lezen dat iedere cliënt of zijn vertegenwoordiger onder
de Wzd een beroep kan doen op een cliëntenvertrouwenspersoon (CVP). Hoeveel van deze
personen zijn er beschikbaar? Kan het kabinet aangeven welke stappen tijdens het overgangsjaar
worden ondernomen om de bekendheid van de CVP onder mantelzorgers te vergroten?
De leden van de GroenLinks-fractie zijn tevreden over het feit dat ook de organisatie
en financiering van de CVP opgenomen is in de Wzd. Zij vragen nog op welke manier
de diensten van de CVP onder de aandacht gebracht worden van niet-zorgprofessionals
zoals mantelzorgers.
b. Geuite zorgen door de veldpartijen
De leden van de VVD-fractie vragen wat de stand van zaken is betreffende de acties
naar aanleiding van de motie Ellemeet/Hermans.1 Deze leden vragen eveneens of recent overleg heeft plaatsgevonden met de Landelijke
Huisartsen Vereniging (LHV).
De leden van de PVV-fractie lezen dat er volgens het kabinet nog vraagstukken liggen
die om een oplossing vragen. Kan worden aangegeven welke vraagstukken dit zijn?
De leden van de PVV-fractie lezen dat het kabinet meldt dat enkele veldpartijen nog
steeds zorgen hebben over de uitvoering van de wet in het ambulante domein. ActiZ
en de Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland (VGN) geven aan dat daarvoor drie belangrijke
oorzaken zijn:
1. Het is niet duidelijk aan wie ambulante onvrijwillige zorg kan worden verleend,
2. De inzet van professionals is noodzakelijk, maar zij verlenen geen medewerking (huisartsen,
specialisten ouderengeneeskunde, verzorgenden en verpleegkundigen hebben grote twijfels
over de uitvoerbaarheid van de Wzd in de thuissituatie),
3. De financiering is niet goed geregeld.
Kan het kabinet aangeven welke oplossingen er voor deze knelpunten zijn?
De leden van de PVV-fractie constateren dat in het overgangsjaar 2020 partijen tegen
vraagstukken zullen aanlopen waarvoor nog een oplossing gevonden moet worden. In het
overgangsjaar is hiervoor tijd en ruimte. Is het kabinet bereid de Kamer te informeren
over deze vraagstukken? Zo nee, waarom niet?
Kan het kabinet uitgebreider ingaan op de beschikbaarheid van Wzd-functionarissen
met expertise op het gebied van dementie? Op welke concrete wijze worden mantelzorgers
van mensen met dementie betrokken bij de evaluatie van de inzet bij gedwongen zorg
bij mensen met dementie?
De leden van de PVV-fractie constateren dat Verenso (de vereniging van specialisten
ouderengeneeskunde) aangeeft dat er inmiddels acute problemen ontstaan. Diverse ggz-instellingen
weigeren alle Wzd-gerelateerde patiënten. Patiënten worden de dupe en vallen tussen
twee wetten in. Volgens Verenso ontstaat er een onwerkbare en onveilige situatie.
Hoe gaat het kabinet ervoor zorgen dat ggz-instellingen op korte termijn ook Wzd-gerelateerde
cliënten opnemen? Wat gaat het kabinet ondernemen om deze knelpunten weg te nemen?
Tevens geeft Verenso aan dat de bekostiging niet goed geregeld is. Klopt het dat de
bekostiging van de betrokken professionals niet goed geregeld is? Klopt het dat er
geen geld beschikbaar gesteld is voor crisisbedden?
De leden van de CDA-fractie begrijpen dat met de komst van de Wzd bij verschillende
zorgverleners, denk aan huisartsen en wijkverpleegkundigen, nog steeds onduidelijkheden
bestaan ten aanzien van de rollen en verantwoordelijkheden. Dit geldt met name in
het ambulante domein. Waar bestaan die onduidelijkheden precies uit? De LHV vindt
dat het Besluit zorg en dwang (Bzd) onvoldoende duidelijkheid biedt over verantwoordelijkheidsverdeling
bij ambulante dwang en onvoldoende bescherming op het gebied van patiëntonveiligheid.
In zijn brief schrijft het kabinet deze visie niet te delen. Daarbij wordt door het
kabinet aangegeven dat ervaringen opdoen in dit overgangsjaar met onvrijwillige zorg
in de ambulante setting ook kan helpen.
Genoemde leden vragen hoe deze specifieke monitoring wordt ingericht en in hoeverre
de inschatting van het kabinet is dat dit partijen dichter bij elkaar brengt, aangezien
zij het in de basis met elkaar oneens zijn. Kan het kabinet deze verschillende zorgverleners
antwoorden geven ten aanzien van de verschillende rollen en verantwoordelijkheden?
Hoe verloopt de scholing van verzorgenden en verpleegkundigen in het toepassen van
onvrijwillige zorg en kennis over alternatieven in de thuissituatie, zo vragen de
leden van de CDA-fractie.
De leden van de CDA-fractie vragen hoe het kabinet aankijkt tegen het meer inzetten
van de specialist ouderen geneeskunde (SO) in de eerste lijn, waardoor deze expertise
beter benut kan worden. Deze expertise is immers erg belangrijk bij de toepassing
van onvrijwillige zorg. Heeft het kabinet er weet van of er voldoende Wzd-functionarissen
met expertise op het gebied van dementie beschikbaar zijn? Worden bij evaluaties ook
mantelzorgers betrokken wanneer het gaat om de toepassing van onvrijwillige zorg?
Voorts vragen deze leden welke stappen ondernomen worden om de bekendheid van de CVP
onder mantelzorgers te vergroten.
De leden van de CDA-fractie lezen tenslotte dat het kabinet tevens stelt dat het gaat
om bestaande knelpunten in de procedures voor crisisopnamen te adresseren. Kan het
kabinet eens uitleggen welke bestaande problemen naar voren worden gebracht?
De leden van de D66-fractie constateren dat met betrekking tot Ambulante zorg met
dwang er nog veel onduidelijkheid bestaat bij zorgverleners, met name in het geval
van ambulante zorg. Zo lezen genoemde leden in de brief over de Wzd dat de LHV opnieuw
stelt dat deze wet vooralsnog onvoldoende uitgewerkt is om op verantwoorde wijze ambulante
dwang toe te kunnen passen. Daarnaast staat bij de handreiking over de zorgprofielen
op dwangindezorg.nl ook dat deze voor ambulante zorg nog niet zijn uitgewerkt. Deze
leden zouden graag van het kabinet willen vernemen welke actie is ondernomen om zo
snel mogelijk voldoende duidelijkheid te krijgen over ambulante zorg met dwang en
of deze implementatie ook getoetst is bij de partijen in de zorg zelf. Daarnaast vragen
deze leden het kabinet welke actie is ondernomen om ervoor te zorgen dat wijkverpleegkundigen
hun werk goed kunnen uitvoeren, ondanks het gebrek aan Wzd-functionarissen en het
knelpunt met betrekking tot de rol van de huisarts zoals hierboven omschreven.
De leden van de D66-fractie vragen het kabinet bij bovengenoemde vragen specifiek
in te gaan op ouderen (met dementie) die thuis wonen en ouder-familie-initiatieven
waarbij familie zelf de regie neemt over de zorg voor hun naasten. Genoemde leden
vernemen graag welke actie het kabinet heeft ondernomen om voor deze specifieke groepen
de regeldruk laag te houden en hoe zij ondersteund worden bij de implementatie van
de Wzd.
De leden van de D66-fractie lezen in de brief over de Wzd dat ggz-crisisdiensten knelpunten
voorzien bij de crisisopnamen van Wzd-cliënten. Genoemde leden vragen in hoeverre
de genoemde oplossing zoals gepresenteerd – het verder in kaart brengen – afdoende
is geweest voor voldoende duidelijkheid bij de ggz-crisisdiensten. Deze leden vragen
tevens aan het kabinet of er snel in overleg getreden kan worden met ggz-crisisdiensten
hoe bij hen zo spoedig mogelijk de administratieve lastendruk kan worden verminderd
zodat zij toekomen aan de belangrijke taken die in beide wetten aan hen zijn toegekend.
De leden van de GroenLinks-fractie constateren dat niet alleen de door het kabinet
in de brief genoemde huisartsen onzeker zijn over hun rol binnen de ambulante onvrijwillige
zorg. Ook geriaters, verzorgenden en verpleegkundigen ervaren grote onzekerheid over
de mogelijkheid tot uitvoering van de Wzd in een thuissituatie. Zo is voor hen niet
duidelijk aan welke cliënt precies ambulante vrijwillige zorg verleend kan worden,
welke professional in welke situatie de verantwoordelijkheid heeft en hoe de financieringsstromen
van deskundigen lopen. Kan het kabinet aangeven of en hoe ten aanzien van deze onzekerheden
zo snel mogelijk een uitwerking komt?
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat uit het locatieregister tevens blijkt
dat maar een zeer gering aantal aanbieders ambulante onvrijwillige zorg kan leveren.
Dit betekent dat patiënten toch opgenomen moeten worden als onvrijwillige zorg aan
de orde is. Genoemde leden vragen of het kabinet van mening is dat een getrapte aanpak
van implementatie, indien de randvoorwaarden en voldoende personeel aanwezig zijn,
ook extramuraal en/of ambulant, zorgvuldiger en gepaster zijn? Zo ja, wat zijn hiervoor
de wettelijke mogelijkheden?
De leden van de GroenLinks-fractie constateren dat in sommige gevallen de benodigde
zorg in thuis(situaties) door ouders als zorgprofessional wordt geboden. Kan het kabinet
aangeven in hoeverre de rechtspositie van zorg verlenende ouders in de Wzd gewaarborgd
is, zo vragen deze leden.
In andere gevallen zullen ook mantelzorgers te maken krijgen met de Wzd. Kan het kabinet
aangeven op welke manier mantelzorgers, bijvoorbeeld van mensen met dementie, betrokken
worden bij de uitvoering en evaluatie van de Wzd?
De leden van de SP-fractie lezen dat meerdere belangenorganisaties aangeven dat zorgverleners
niet goed weten hoe de nieuwe regels werken. Kan het kabinet aangeven wat daaraan
gegaan wordt? Kan het kabinet tevens reageren op de zorgen van een zorgverlener die
aangeeft dat er wel zes voltijds medewerkers nodig zijn om aan alle regels en rapportages
te voldoen?2 Genoemde leden vrezen dat met de huidige personeelstekorten en de toename van bureaucratie
er minder tijd voor de patiënt overblijft. Hoe gaat het kabinet om met dit probleem?
De leden van de SP-fractie geven aan dat de ggz-kliniek Lentis te kennen heeft gegeven
te vrezen voor extra lange wachtlijsten vanwege de invoering van de wet.3 Deze leden vragen het kabinet of aangegeven kan worden of dit bijgehouden wordt en
als deze situatie reëel is, wat het kabinet hiertegen gaat doen? Voorts vragen de
leden van de SP-fractie hoe het kabinet oordeelt over het advies dat V&VN aan verpleegkundigen
geeft om geen onvrijwillige zorg toe te passen omdat de randvoorwaarden voor de uitvoering
onduidelijk blijken.4 Kan het kabinet reageren op de kritiek van de VGN waarin wordt aangegeven dat de
gehandicaptenzorg 88 miljoen euro extra kwijt is aan bureaucratie vanwege de invoering
van deze wet?5 Kan het kabinet voorts reageren op die gehandicapteninstellingen die weigeren overbodig
werk uit te voeren en besloten hebben om bepaalde administratie niet meer in te vullen?
Hoe reflecteert het kabinet hierop? Is het kabinet achteraf van mening dat de wet
te overhaast is ingevoerd? Zo neen, waarom niet?
De leden van de SP-fractie vragen vervolgens of tevens gereageerd kan worden op de
vrees van Verenso dat patiënten met dementie niet meer terechtkunnen bij crisisdiensten
van ggz-instellingen aangezien de vereniging signalen heeft gekregen dat enkele crisisdiensten
dreigen op te houden met opname en beoordeling van deze doelgroep als gevolg van de
nieuwe wetten voor verplichte zorg. Graag ontvangen deze leden een reactie op deze
vrees. Is de vrees gegrond en zo ja wat wordt hieraan gedaan? 6
c. Monitoring & evaluatie
De administratieve lasten zullen gemonitord worden, zo lezen de leden van de VVD-fractie.
Zij vragen of echter nu al bekend is dat deze hoog zijn. Genoemde leden willen graag
van het kabinet weten welke acties dit jaar nog genomen worden om deze terug te dringen.
d. Vooruitblik overgangsjaar 2020
Op pagina 9 van de brief wordt geschreven over de samenwerkingsafspraken tussen de
Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en de IGJ. De leden van de VVD-fractie
vragen of deze afspraken zijn geconcretiseerd en in uitvoering zijn.
e. Persoonsgebonden budget (pgb)
Voorts hebben de leden van de CDA-fractie enkele vragen over de Wzd in relatie tot
het persoonsgebonden budget (pgb). Deze leden lezen artikel 9 van de Wzd zo dat men
op zoek moet naar alternatieven alvorens gestart wordt met het doorlopen van het stappenplan
om onvrijwillige zorg toe te passen. Hierbij moet overleg plaatsvinden tussen de zorgverantwoordelijke
en de deskundige. In het geval van een pgb is de zorgverantwoordelijke niet per definitie
gekoppeld aan een organisatie, dus men heeft geen directe collega’s om mee te overleggen.
Kan het kabinet aangeven hoe een dergelijke casus moet worden opgelost? Daarnaast
kan het ook zo zijn dat er geen zorgverantwoordelijke kan worden aangewezen, omdat
de pgb-zorgverlener(s) niet voldoen aan de criteria. Hoe ziet de oplossing in een
dergelijke casus eruit? Voorts vragen deze leden wie de zorgverantwoordelijke is in
het geval dat er meerdere pgb-zorgverleners zijn die voldoen aan de criteria van zorgverantwoordelijke
of waarbij pgb en ZIN (zorg in natura) worden gecombineerd. De leden van de CDA-fractie
vragen bovendien hoe in geval van een pgb omgegaan moet worden met de bepalingen van
de Wzd. Krijgt het kabinet deze signalen ook? Wordt bijvoorbeeld met Per Saldo, de
belangenbehartiger van pgb-houders, gewerkt aan een handreiking die invulling geeft
aan bovenstaande vragen?
3. Stand van zaken m.b.t. Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg
a. Gerealiseerde voorbereiding
1. Algemeen
De leden van de SP-fractie constateren dat per 1 januari 2020 de Wvggz in werking
is getreden. Zij zien, net als in de brief benoemd, nog zeker uitdagingen voor de
komende tijd. In de brief wordt aangegeven dat de nieuwe procedures kunnen leiden
tot een verhoging van de werkdruk in de psychiatrie en dat ook GGZ Nederland en de
Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie (NVvP) dergelijke signalen hebben afgegeven.
Genoemde leden begrijpen dat er hierop verschillende acties zijn ingezet, maar vragen
tegelijkertijd of de NVvP en GGZ Nederland met de voorgenomen maatregelen nu van mening
zijn dat er voldoende aan hun signaal tegemoet is gekomen. De NVvP stuurde recent
een brief aan het kabinet met daarin hun zorgen over de uitvoerbaarheid van de wet.
Zij maakten zich zorgen over de invoering van de Wvggz en de gevolgen voor de kwaliteit
van zorg na 1 januari 2020. Deze psychiaters maakten zich bijvoorbeeld hard voor het
uitstellen van de invoering van de wet en vreesden dat reparatiewetgeving lang zou
duren. Kunnen de leden van de SP-fractie nadere toelichting ontvangen over eventuele
reparatiewetgeving? In welke situatie wordt overgegaan tot reparatiewetgeving en hoe
lang duurt het voordat reparatiewetgeving beschikbaar is en behandeld is?
2. Implementatie en communicatie
De leden van de CDA-fractie lezen dat door het kabinet gesteld wordt dat in de Wvggz
is vastgelegd dat partijen minimaal vier keer per jaar overleggen om regionale knelpunten
ten aanzien van verplichte zorg te bespreken. Kan door het kabinet worden toegelicht
welke knelpunten dit zijn. Moeten genoemde leden denken aan het bespreken van casuïstiek
of komen hier juist andere zaken aan bod? Wie participeren in dit overleg en hoe is
de besluitvorming?
De leden van de D66-fractie lezen in de brief over de Wvggz dat aangegeven wordt dat
materiaal is ontwikkeld voor proefimplementaties om het proces van de uitgifte van
een crisismaatregel of zorgmachtiging te doorlopen. Deze leden zouden graag van het
kabinet vernemen of ketenorganisaties het aangeleverde materiaal als voldoende hebben
ervaren en tegen welke problemen zij aanliepen wanneer ze met dit materiaal werkten.
De leden van de D66-fractie zouden graag van het kabinet vernemen of het verstandig
is geweest om grotendeels afwijzend te reageren op de brandbrief van VG- en PG-organisaties
d.d. 16 april 2019, constaterende dat de implementatie van de Wzd inderdaad tot grote
knelpunten heeft geleid.7 Daarnaast vragen de leden of er risico’s bestaan voor de patiënten en hun welzijn.
Enkele geluiden vanuit het veld over de praktische uitvoerbaarheid van de Wvggz bereikten
de leden van de GroenLinks-fractie. Het betreft hier onder andere de uitbreiding van
verplichte zorg bij een crisismaatregel. Deze kan niet plaatsvinden via de procedure
zoals beschreven in artikel 8.12, zesde lid Wvggz. Wanneer extra verplichte zorg gegeven
moet worden, moet er weer een nieuwe crisismaatregel komen. Ziet het kabinet een mogelijkheid
om bij een crisismaatregel verplichte zorg toe te passen via de manier die in artikel
8.12 Wvggz beschreven is? Zo nee, waarom niet?
Verder constateren de leden van de GroenLinks-fractie dat sommige maatregelen, die
juist het belang van de cliënt centraal wilden stellen, averechts blijken te werken.
Zo krijgen genoemde leden vanuit deskundigen uit het veld het signaal dat de intentie
van de wetgever om de cliënt beter te beschermen door vooraf vast te stellen welke
verplichte zorg toegepast wordt, juist tot een vertrouwensbreuk kan leiden tussen
behandelaar en cliënt. De cliënt kan niet goed inschatten dat het hier om een procedurele
kant gaat in plaats van een mogelijke daadwerkelijke uitvoering en verliest het vertrouwen in de behandelaar. Herkent het
kabinet dit signaal? Zo ja, op welke manier meent hij dat deze onzekerheid kan worden
weggenomen?
De leden van de GroenLinks-fractie constateren dat de procedures rond het opstarten
van verplichte zorg als onnodig ingewikkeld worden ervaren. Zij worden omschreven
als juridisch-technisch en dus niet toegesneden op de doelgroep. Met deze teksten
werd juist de bescherming van die doelgroep beoogd. Ziet het kabinet mogelijkheden
om zorgverleners te ondersteunen bij het eenvoudiger en effectiever informeren van
de cliënt-doelgroep? Zo ja, op welke manier? Zo nee, waarom niet?
Tenslotte vragen genoemde leden welke stappen het kabinet onderneemt om ervoor te
zorgen dat diverse partijen (ggz en vvt) op zeer korte termijn afspraken maken over
de beschikbaarheid van voldoende 24/7 crisisbedden, beoordeling en aanvraag van ibs
(inbewaringstelling op grond van de Wet Bopz) en rm (rechterlijke machtiging) procedures.
De invoering van de Wvggz betekent ook extra taken voor gemeenten. De leden van de
SP-fractie vragen of wordt gemonitord of gemeenten deze taken voldoende kunnen oppakken
en of ze dat dan ook doen.
3. Informatievoorziening
De leden van de VVD-fractie lezen dat het Zorginstituut Nederland (ZIN) is verzocht
de informatiestandaard voor de Wvggz (verder) te ontwikkelen. Genoemde leden vragen
wanneer deze standaarden verwacht kunnen worden. Kan de wet al 100% functioneren nu
deze informatiestandaard er nog niet is? Welke risico’s worden gelopen voordat de
standaard er is?
De leden van de CDA-fractie begrijpen dat op grond van de Wvggz bijzondere persoonsgegevens
in de keten worden gedeeld. Het is dan des te meer van belang dat die uitwisseling
veilig gebeurt. De ketenpartijen hebben daarom applicaties aangeschaft waarmee beveiligde
e-mails kunnen worden verzonden. In opdracht van GGZ Nederland wordt een centraal
koppelpunt gebouwd, dat medio 2020 klaar moet zijn. Wanneer is het precies medio 2020?
Voorts vragen deze leden wat dit betekent voor de periode voor «medio 2020». Hoe vindt
de gegevensuitwisseling nu plaats? Daarnaast horen deze leden verhalen vanuit gemeenten
dat de eenmalige invoeringskosten (implementatiekosten) niet mee gefinancierd worden
en dat dit de gemeenten voor extra kosten stelt. Hoe gaat het kabinet dit compenseren?
De leden van de CDA-fractie vragen verder of er een herijking plaatsvindt voor wat
de structurele kosten voor gemeenten betreft, omdat bij de septembercirculaire de
juiste gegevens nog niet voorhanden waren. Kan het kabinet aangeven hoe dit allemaal
precies in elkaar zit? Tevens vragen deze leden of hierover overleg met de VNG plaatsvindt.
De leden van de CDA-fractie begrijpen dat door het kabinet wordt gesteld dat zorgaanbieders
verantwoordelijk zijn voor de correcte registratie van hun locaties. De locaties van
zorgaanbieders met een BOPZ-aanmerking zijn automatisch in het register opgenomen.
De desbetreffende zorgaanbieders moeten hun gegevens voor 1 januari 2020 controleren
en waar nodig wijzigen. Hebben alle instellingen dit inmiddels gedaan? Zo nee, hoeveel
instellingen hebben dit nog niet gedaan en waarom niet? Kan het kabinet een laatste
overzicht verstekken van het aantal locaties? Deze leden vragen tenslotte of het kabinet
kan aangeven op welke locaties er nu precies crisisdiensten zijn en hoeveel capaciteit
die hebben.
De leden van de D66-fractie lezen in de brief over de Wvggz dat het kabinet aan het
ZIN heeft verzocht om de informatiestandaard voor de Wvggz verder te ontwikkelen.
Deze leden willen graag weten of het kabinet met informatiestandaard hetzelfde bedoelt
als de door de ketenpartners ontwikkelde informatieproducten. Deze leden vragen tevens
of het ontwikkelen van dit product was afgerond op het moment van ingang van de wet.
Zo niet, wanneer wordt deze dan afgerond? Indien het informatieproduct nog niet is
afgerond, vernemen deze leden graag wat de reden is dat dit informatieproduct nog
niet af was op het moment van inwerkingtreding van de Wvggz. Aangegeven wordt dat
er tussen verschillende ketenpartners bilaterale systeemkoppelingen zijn aangelegd.
De leden van de D66-fractie vragen of dit heeft plaatsgevonden bij alle ketenpartners
waarbij een dergelijk koppeling wenselijk is. Deze leden willen graag weten of er
nog meer koppelpunten worden bijgelegd. Genoemde leden lezen dat er binnen de ggz
een centraal koppelpunt komt, maar dat dit pas medio 2020 gereed is. Deze leden vragen
hoe het kan dat dit product niet klaar was bij de inwerkingtreding van de wet op 1 januari
2020.
4. Terugdringen dwang
De leden van de VVD-fractie lezen dat het terugdringen van dwang, het afbouwen van
separeercellen en méér ambulantisering ook in deze brief terugkomen als belangrijke
streefpunten in de Wvggz. Genoemde leden vragen hoe onder de Wvggz toegezien wordt
op een veilige werkomgeving van zorgprofessionals in de ggz, met name in de ambulante
omgeving.
De registratie en de analyse van verplichte zorg kunnen behulpzaam zijn bij het terugdringen
van verplichte zorg. De leden van de VVD-fractie vragen in hoeverre de registratie
voor de zorgverzekeraar of gemeenten toegankelijk is. In hoeverre wordt erop toegezien
door zorgverzekeraars en/of gemeenten dat zorgaanbieders de data gebruiken voor interne,
zorginhoudelijke sturings- en managementinformatie om zo zorgverlening te verbeteren?
De leden van de CDA-fractie lezen dat ggz-instellingen in 2016 met het Dolhuys Manifest
de ambitie hebben uitgesproken om in 2020 separeervrij te zijn. Door het kabinet wordt
gesteld dat dit doel op 1 januari 2020 niet gehaald zal zijn. Kan het kabinet aangeven
welke positieve ontwikkelingen er zijn ten aanzien van separatie en ook aangeven met
hoeveel procent het gedaald is? Tevens vragen genoemde leden of het kabinet kan aangeven
welke instellingen wel en (nog) niet participeren in het landelijk netwerk.
De leden van de D66-fractie lezen dat ggz-instellingen het doel hebben om separeervrij
te zijn. Deze leden vernemen graag van het kabinet binnen welke termijn redelijkerwijs
verwacht kan worden dat de ggz separeervrij is.
De leden van de GroenLinks-fractie zien ook bij de Wvggz de noodzakelijke vernieuwing
tot stand komen, zoals meer inspraak van de cliënten zelf bij de behandeling en een
steviger juridische positie van de familie en andere naasten. Tegelijkertijd horen
genoemde leden ook veel geluiden dat bij de implementatie van deze wet dat de praktijk
nog niet altijd overeenkomt met de geest van de wet. Daarom stellen zij nog enkele
vragen.
De leden van de GroenLinks-fractie constateren dat de wet, die in eerste instantie
was bedoeld als behandelwet, in de loop van de tijd meer op maatschappelijke sentimenten
in is gaan spelen. Zo is de tekst van een «gevaar» zijn voor jezelf of anderen, veranderd
in een «ernstig nadeel». Genoemde leden vragen of het kabinet het met hen eens is
dat dit het risico in zich draagt van een té ruime interpretatie van deze wet. Zo
nee, waarom niet? Zo ja, welke maatregelen heeft het kabinet getroffen of gaan nog
getroffen worden om dit risico zo klein mogelijk te houden?
Tevens vragen deze leden hoe de wet in overeenstemming is gebracht met de ratificatie
van het VN-verdrag Handicap, waarin immers is opgenomen dat gedwongen zorg verboden
is. Zij ontvangen hierover graag een reactie.
De leden van de SP-fractie vragen of het kabinet het eens is met de opmerking van
de NVvP dat de wet zich steeds meer is gaan richten op veiligheid in plaats van dat
sprake is van een behandelwet.8 Wat is vervolgens de reactie van het kabinet op de opmerking van een crisisdienstverpleegkundige:
«Er is te weinig experimenteerruimte in het huidige systeem en het maatschappelijke
klimaat ontmoedigt om echt over andere oplossingen (– voor het toepassen van dwang –)
na te denken. Zeker wanneer we de nadruk blijven leggen op veiligheid en we bij elke
vorm van verward gedrag uit gaan van gevaar.» Graag ontvangen genoemde leden een reflectie
op het bovenstaande. Tenslotte vragen deze leden om een reactie op de stelling van
hoogleraar en klinisch psycholoog Philippe Delespaul, die met de ingang van de Wvggz
een toename van toepassing van dwang verwacht. Volgens hem biedt de nieuwe wet meer
mogelijkheden om een dwangmaatregel op te leggen dan de Wet Bopz én dat het begrip
gevaar verder opgerekt is. 9
Het streven naar een separeer-vrije ggz per 1 januari 2020 is niet gehaald. De leden
van de SP-fractie vinden het een ambitieus doel en begrijpen dat het doel niet volledig
is gehaald. Wel vragen deze leden om nadere informatie over de vraag in hoeverre het
doel is gerealiseerd en of er een nieuwe datum is vastgesteld voor dit doel.
b. 2020 en verder
1. Ketensamenwerking
De samenwerking tussen de leden van het ketenprogramma zal na inwerkingtreding van
de wet doorgezet worden. De leden van de VVD-fractie vragen wanneer het advies over
de ketensamenwerking vanaf 1 juli 2020 verwacht kan worden.
2. Versoepeling van de uitvoering
De leden van de CDA-fractie krijgen vanuit verschillende branche- en beroepsorganisaties
signalen dat de Wvggz een verhoging van de werkdruk met zich mee zou brengen. Zo hebben
de psychiaters in een petitie aangegeven dat zij per patiënt die onvrijwillige zorg
nodig heeft vijf uur aan administratieve lasten kwijt zijn.10 Wat vindt het kabinet hiervan? Hoe moeten genoemde leden dit begrijpen, omdat door
het kabinet in onderhavige brief wordt gesteld dat met alle ketenpartijen is gezocht
naar mogelijkheden om werkdruk te verlichten? Welke concrete afspraken zijn dan gemaakt
om de werkdruk te verlichten? In hoeverre wordt de werkdruk veroorzaakt doordat er
geen adequate gegevensuitwisseling is en data bijvoorbeeld meerdere keren «ingeklokt»
moeten worden?
3. Toezicht
De leden van de D66-fractie constateren dat de implementatie van beide wetten tot
een grote stijging van de administratieve lastendruk bij zorgverleners heeft geleid
en dat zij ondanks alle handreikingen en factsheets nog niet goed op de hoogte zijn
wat er van hen verwacht wordt. De zorgverleners zitten duidelijk in een overgangsjaar
en kunnen zich daarom ook vaak niet goed houden aan de wettelijke voorschriften. Daarom
vragen genoemde leden aan het kabinet om te reflecteren op deze situatie en aan te
geven hoe het kabinet ervoor zorg zal dragen dat eventuele problemen als gevolg van
deze onduidelijkheid op een goede manier geadresseerd zullen worden door de IGJ en
niet tot disproportionele handhaving zal leiden of tot juridische kwetsbaarheden voor zorgverleners
in deze gevallen. De leden van de D66-fractie vragen het kabinet hierop in te gaan,
specifiek in het licht van de uitspraken tijdens de behandeling van de aanpassingswet
Wzd dat de Minister van VWS deze wet niet zal doordouwen en dat niet doof en blind
is voor het veld.11 Genoemde leden horen graag wat deze beloften concreet inhouden nu het veld zo duidelijke
knelpunten ondervindt. In diezelfde wetsbehandeling constateerden deze leden tevens
dat het kabinet heeft toegezegd dat de helderheid goed vormgegeven moet worden over
wat het heeft te doen en over wat de wetgever van het veld verwacht. Deze leden vragen
het kabinet of deze helderheid op dit moment goed is vormgegeven en of dat getoetst
is in het veld zelf.
De leden van de D66-fractie lezen in de brief over de Wvggz dat de randvoorwaarden
voor verantwoorde verplichte zorg zijn dat er voldoende en deskundig personeel is.
Deze leden zouden graag van het kabinet willen weten in welke mate hij verwacht dat
betrokken sectoren hieraan kunnen voldoen en te benoemen welke sectoren hier naar
verwachting niet aan kunnen voldoen, indien dit het geval is. Mocht dit het geval
zijn, dan vernemen deze leden tevens graag welke verregaande stappen het kabinet zal
zetten om deze acute personeelstekorten terug te dringen, aangezien deze er nu voor
zorgen dat de implementatie van de Wvggz sterk bemoeilijkt wordt. Genoemde leden lezen
dat de afspraken tussen de gemeentelijke toezichthouder op de Wmo en de rijksinspecties
worden geactualiseerd. Deze leden nemen aan dat deze actualisering op dit moment is
afgerond en zij vernemen graag welke aanpassingen zijn doorgevoerd. Tevens lezen deze
leden dat de eerste wetsevaluatie binnen twee jaar na de inwerkingtreding zal worden
toegestuurd aan beide Kamers. Deze leden vernemen tevens of het een juiste aanname
is dat de eerste rapporten van de Wmo-toezichthouder en de rijksinspectie begin 2021
verwacht worden. Deze leden vragen het kabinet ook te reflecteren op de kwaliteit
van dit toezicht en of erop gestuurd zal worden dat deze rapporten voldoende duidelijkheid
geven over deze problemen.
c. Tot slot
De leden van de VVD-fractie geven aan dat er maatregelen zijn genomen om administratieve
lasten naar beneden te brengen. Naast de lasten rondom klachtrecht en afspraken over
het starten en stoppen van procedures, zijn er nog meer aspecten van de Wvggz waar
administratieve belasting wordt ervaren. De petitie-aanbieding op 28 januari 2020
12 maakte inzichtelijk welke administratieve belasting er binnen de Wvggz is opgetuigd.
Kunnen genoemde leden hierover een evaluatie verwachten en zo ja, wanneer?
De leden van de SP-fractie constateren dat het arbeidsmarktprobleem in de brief kort
ter sprake komt, maar toch vragen zij of de verwachting klopt dat voor de uitvoering
van de wet 130 fte aan extra psychiaters nodig zou zijn. Zo ja, welke extra acties
worden op dit terrein genomen?13
II. Reactie van het kabinet
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.J.H. Lodders, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
H.W. Krijger, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.