Memorie van toelichting : Memorie van toelichting
35 390 Wijziging van het Wetboek van Strafrecht BES ter uitvoering van het op 4 april 2014 te Montreal tot stand gekomen Protocol tot wijziging van het Verdrag inzake strafbare feiten en bepaalde andere handelingen begaan aan boord van luchtvaartuigen (Trb. 2019, 140 en Trb. 2020, 3)
Nr. 3
MEMORIE VAN TOELICHTING
Algemeen
Dit wetsvoorstel houdt verband met het op 4 april 2014 te Montreal tot stand gekomen
Protocol tot wijziging van het Verdrag inzake strafbare feiten en bepaalde andere
handelingen begaan aan boord van luchtvaartuigen (Trb. 2019, 140 en Trb. 2020, 3, hierna: het Protocol). Dit Protocol wijzigt enkele onderdelen van het op 14 september
1963 te Tokio tot stand gekomen Verdrag inzake strafbare feiten en bepaalde andere
handelingen begaan aan boord van luchtvaartuigen, dat ook wel bekendstaat als het
Verdrag van Tokio (Trb. 1964, 115 en Trb. 1964, 186, hierna: het Verdrag).
Het Verdrag richt zich primair op het verzekeren van de veiligheid, de goede orde
en discipline aan boord van luchtvaartuigen. Het Verdrag is niet enkel van toepassing
op strafbare feiten, maar ook op andere handelingen die de veiligheid van het vliegtuig,
passagiers of goederen kunnen bedreigen of anderszins de goede orde en discipline
aan bood in gevaar brengen. Het Protocol richt zich met name op de internationale
samenwerking in de aanpak van personen die zich aan boord van vliegtuigen schuldig
maken aan ongewenst gedrag zoals dronkenschap, agressiviteit en het niet voldoen aan
aanwijzingen van de gezagvoerder.
Het Protocol geeft aanleiding tot wijziging van Nederlandse wetgeving. Een deel van
de benodigde uitvoeringswetgeving is vervat in dit wetsvoorstel, dat ziet op de uitbreiding
van rechtsmacht voor de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Het gaat
daarbij om de situatie dat een strafbaar feit is gepleegd aan boord van een luchtvaartuig
en dat luchtvaartuig vervolgens in een van die openbare lichamen landt met de verdachte
aan boord.
Het andere deel van de benodigde uitvoeringswetgeving wordt opgenomen in een algemene
maatregel van bestuur. Hierin zal onder meer het Besluit internationale verplichtingen
extraterritoriale rechtsmacht worden gewijzigd, waarbij voor het Europese deel van
Nederland dezelfde vorm van rechtsmacht wordt gevestigd als dit wetsvoorstel voor
de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba doet. In dit kader wordt verwezen
naar de implementatietabel die is opgenomen bij de memorie van toelichting bij het
voorstel van rijkswet tot goedkeuring van het op 4 april 2014 te Montreal tot stand
gekomen Protocol tot wijziging van het Verdrag inzake strafbare feiten en bepaalde
andere handelingen begaan aan boord van luchtvaartuigen (Trb. 2019, 140 en Trb. 2020, 3).
Artikelsgewijze toelichting
Artikel I
Artikel II van het Protocol wijzigt artikel 3 van het Verdrag, dat de verdragsstaten
verplicht tot het vestigen van rechtsmacht voor strafbare feiten die zijn begaan aan
boord van luchtvaartuigen die in de desbetreffende staat zijn ingeschreven. Artikel 3
van het Verdrag maakt daarbij een onderscheid tussen de mogelijkheid om in bepaalde
gevallen rechtsmacht te vestigen en daarmee uit te oefenen (eerste lid) en de verplichting
om in bepaalde gevallen rechtsmacht te vestigen (tweede lid).
Het Protocol breidt artikel 3 uit door een nieuw lid 1 bis, een nieuw lid 2 bis en
een nieuw lid 2 ter toe te voegen.
Het nieuwe artikel 3, lid 2 bis, onderdeel a, van het Verdrag vergt wijziging van
de rechtsmachtregeling die krachtens artikel 6 van het Wetboek van Strafrecht is opgenomen
in het Besluit internationale verplichtingen extraterritoriale rechtsmacht en de rechtsmachtregeling
die is opgenomen in het Wetboek van Strafrecht BES. Dit onderdeel verplicht tot de
vestiging van rechtsmacht voor het geval aan boord van een luchtvaartuig een strafbaar
feit is gepleegd dat de veiligheid of de goede orde en discipline aan boord in gevaar
brengt en dat luchtvaartuig vervolgens in Europees of Caribisch Nederland landt met
de verdachte aan boord. In dergelijke gevallen moet strafrechtelijk kunnen worden
opgetreden tegen ernstig overlastgevende passagiers. Overigens is niet vereist dat
voor elk strafbaar feit rechtsmacht wordt gevestigd. De te vestigen rechtsmacht is
uitdrukkelijk beperkt tot feiten waardoor de veiligheid van het luchtvaartuig, de
veiligheid van passagiers of goederen aan boord of de goede orde en discipline aan
boord in gevaar worden gebracht.
Voor Caribisch Nederland wordt voorgesteld deze vorm van rechtsmacht te vestigen door
de rechtsmachtgrondslagen in artikel 4 van het Wetboek van Strafrecht BES aan te vullen.
Voor het Europese deel van Nederland wordt deze vorm van rechtsmacht gevestigd door
wijziging van het Besluit internationale verplichtingen extraterritoriale rechtsmacht.
Omdat dit de wijziging van een algemene maatregel van bestuur betreft, wordt deze
wijziging in een apart wijzigingsbesluit doorgevoerd.
Artikel II
Dit betreft een gebruikelijke inwerkingtredingsbepaling.
De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.