Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over het speciaal verslag: De EU-vereisten voor nationale begrotingskaders: behoefte aan verdere versterking en betere monitoring van de uitvoering’
2020D01944 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Financiën heeft op 22 januari 2020 enkele vragen en opmerkingen
aan de Minister van Financiën voorgelegd over het op 6 december 2019 door de Europese
Rekenkamer toegezonden «speciaal verslag: De EU-vereisten voor nationale begrotingskaders:
behoefte aan verdere versterking en betere monitoring van de uitvoering».
De voorzitter van de commissie, Anne Mulder
De adjunct-griffier van de commissie, Schukkink
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het rapport
«De EU-vereisten voor nationale begrotingskaders: behoefte aan verdere versterking
en betere monitoring van de uitvoering». De leden van de VVD-fractie hebben daarover
nog wel enkele vragen en/of opmerkingen. De leden van de VVD-fractie willen allereerst
graag in meer algemene zin weten wat de Minister vindt van dit rapport van de Europese
Rekenkamer en de daarin gedane aanbevelingen. En wat gaat de Minister met de uitkomsten
van dit rapport doen? Hoe moet dit rapport gezien worden in relatie tot de voorlichting
van de Raad van State over de verdieping van de Europese Monetaire Unie (EMU)?
De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat de EU-begrotingsregels vragen om een
strikte handhaving. De begrotingsregels worden nu niet altijd goed nageleefd. De VVD-fractie
is er daarnaast voorstander van dat de begrotingsregels eenvoudiger worden en minder
ruimte geven voor flexibiliteit. De begrotingsregels zouden ook onafhankelijker beoordeeld
moeten worden.
De leden van de VVD-fractie willen allereerst graag weten hoe en door wie opvolging
wordt gegeven aan de aanbevelingen van de Europese Rekenkamer uit dit rapport. Voorts
willen zij graag weten wat de Minister vindt van de aanbevelingen en hoe hij ervoor
zorgt dat die opgevolgd worden.
De leden van de VVD-fractie lezen dat de wetgevingsmaatregelen van de EU een impuls
hebben gegeven aan de versterking van de nationale begrotingskaders, maar dat in vergelijking
met internationale normen en beste praktijken de vereisten in meerdere opzichten soepeler
zijn, met name in het geval van begrotingskaders voor de middellange termijn en onafhankelijke
begrotingsinstellingen. In welke gevallen speelt dit? Wat vindt de Minister hiervan?
En hoe kan dit worden verbeterd?
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Europese Commissie regelmatig gebruikmaakt
van haar discretionaire bevoegdheden en dat daardoor de mogelijkheid bestaat van het
risico van inconsistentie tussen de beoordeling van de Europese Commissie en de onafhankelijke
begrotingsinstellingen ten aanzien van de naleving van de EU-begrotingsregels. In
welke gevallen is dit het geval geweest? En hoe kan dit worden voorkomen?
De leden van de VVD-fractie constateren dat het Europees Begrotingscomité in feite
een wassen neus is, aangezien de Europese Commissie zonder passende toelichting kan
voorbijgaan aan de voorstellen en aanbevelingen van het Europees Begrotingscomité.
Welke veranderingen zijn er nodig om ervoor te zorgen dat het Europees Begrotingscomité
geen papieren tijger is en kan zorgen voor effectieve en onafhankelijke toetsing van
de EU-begrotingsregels?
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Europese Commissie niet heeft verduidelijkt
hoe zij mogelijke verschillen zal beperken tussen de beoordelingen van de onafhankelijke
begrotingsinstellingen en de Europese Commissie inzake de naleving van de EU-begrotingsregels.
Hoe gaat de Minister ervoor zorgen dat die duidelijkheid er wel komt?
Welke gevallen zijn er geweest waarin de Europese Commissie en een onafhankelijke
begrotingsinstelling tot verschillende conclusies kwamen, zoals in het ERK-rapport
op pagina 46 wordt vermeld? Wat vindt de Minister van de toepassing van de discretionaire
bevoegdheid van de Europese Commissie, bijvoorbeeld waar het gaat om «uitzonderlijke
omstandigheden»?
De leden van de VVD-fractie zouden het wenselijk vinden dat de onafhankelijke begrotingsinstellingen
van de lidstaten niet alleen de naleving van de nationale begrotingsregels beoordelen,
maar ook de EU-begrotingsregels naleven, zoals de Raad van State in Nederland doet.
In hoeverre is de Minister het met de VVD-fractie eens? En wat gaat hij doen om dit
ook te bereiken?
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PVV
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van het verslag van de Europese Rekenkamer
inzake de EU-vereisten voor nationale begrotingskaders. Naar aanleiding van het genoemde
punt brengen de leden van de PVV-fractie het volgende naar voren.
Allereerst merken de leden van de PVV-fractie op dat er een risico van inconsistentie
bestaat tussen de beoordeling door de Commissie en de onafhankelijke begrotingsinstellingen
ten aanzien van de naleving van de EU-begrotingsregels. Kan de Minister dit verschil
nader verklaren, verduidelijken en hier tevens meer voorbeelden van geven?
Daarnaast merken de leden van de PVV-fractie op dat de Europese Rekenkamer aanbeveelt
dat de Commissie de samenwerking met de onafhankelijke begrotingsinstellingen moet
versterken om verschillen tussen de beoordelingen tot een minimum te beperken. De
leden van de PVV-fractie vragen op welke wijze deze samenwerking op dit moment plaatsvindt
en kan worden versterkt.
Verder willen de leden van de PVV-fractie weten hoe het precies komt dat de Commissie
tot dusver slechts een beperkte zekerheid heeft dat de EU-vereisten voor de nationale
begrotingskaders naar behoren worden uitgevoerd en toegepast en hoe de Minister dit
beoordeelt.
Voorts vragen de leden van de PVV-fractie of de Minister het grote verschil kan verklaren
tussen de lidstaten als het gaat om de begroting van de onafhankelijke begrotingsinstellingen.
Waarom bedraagt de begroting van het Centraal Planbureau (CPB), Nederland) bijv. 15,4
miljoen euro, terwijl de begroting van de Griekse begrotingsraad 1,1 miljoen euro
bedraagt? Wat zegt dit over de kwaliteit van de onafhankelijke begrotingsinstellingen?
Hoe verklaart de Minister dat de begroting van de Hoge raad voor de openbare Financiën
van Frankrijk «slechts» 0,8 miljoen euro bedraagt?
Ten slotte merken de leden van de PVV-fractie op dat de Europese Rekenkamer van mening
is dat de rol van het Europees Begrotingscomité versterkt moet worden en dat er opnieuw
moet worden gekeken naar het mandaat hiervan. De leden van de PVV-fractie willen weten
op welke wijze het mandaat van het Europees Begrotingscomité volgens de Europese Rekenkamer
moet worden uitgebreid en of dit gepaard gaat met het afdragen van meer nationale
soevereiniteit van lidstaten aan Brussel.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van het CDA
De Europese Rekenkamer stelt op basis van internationale normen en beste praktijken
dat het rechtskader van nationale begrotingskaders beter kan. De leden van de CDA-fractie
vragen de Minister aan te geven om welke internationale normen het gaat en om welke
beste praktijken. Tevens vragen deze leden de Minister of hij deze analyse deelt en
dit dus een bewuste keuze is en dus een gevolg van het Nederlandse beleid.
De Europese Rekenkamer concludeert dat de Europees Begrotingscomité niet berekend
is op de beoogde taken. Tevens zou de onafhankelijkheid in het geding zijn en bestaat
er voor de Europese Commissie de mogelijkheid om aanbevelingen zonder argumentatie
te passeren. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister of hij deze analyse deelt,
of dit bezwaarlijk is en op welke wijze deze oneffenheid gecorrigeerd kan worden.
Verwijzende naar bijlage 3 op pagina’s 53–54, vragen de leden van de CDA-fractie naar
de vergelijking van de begrotingsinstellingen tussen de landen. Hoe verklaart de Minister
het verschil tussen het aantal medewerkers van de begrotingscommissie in Frankrijk
(3 à 4) en die in Nederland (117), alsmede de budgetten die met de begrotingsinstellingen
gemoeid zijn (in de vergelijking Nederland-Frankrijk 15,4 miljoen euro versus 0,8
miljoen euro). Toont dit overzicht volgens de Minister dat het begrotingstoezicht
in Nederland in vergelijking met andere landen wel wat goedkoper en efficiënter kan,
of toont het juist dat het begrotingstoezicht in andere landen veel serieuzer moet
worden genomen net zoals we dat in Nederland doen?
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister om elk van de vier aanbevelingen een
appreciatie te geven en aan te geven welke stappen de Minister zal nemen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de SP
De leden van de SP-fractie hebben het «speciaal verslag: De EU-vereisten voor nationale
begrotingskaders: behoefte aan verdere versterking en betere monitoring van de uitvoering»
aandachtig gelezen.
De leden van de SP-fractie lezen dat het voorkomt dat de Europese Commissie en de
onafhankelijke begrotingsinstelling tot verschillende conclusies komen, vooral vanwege
het gebruik van de discretionaire bevoegdheid door de Commissie. De leden van de SP-fractie
vragen de Minister wat hij ervan vindt dat de verschillen in lezingen worden gemaakt
vanwege dit gebruik van de bevoegdheid en of dit ook in het geval van Nederland is
gebeurd. De leden van de SP-fractie vragen de Minister of de oplossing zo simpel is
als de Europese Rekenkamer aanbeveelt, namelijk het versterken van de samenwerking.
Als dit wel zo is, waarom is dat tot op heden dan niet gebeurd?
De leden van de SP-fractie vragen de Minister naar de risico’s achter de vaststelling
van de Europese Rekenkamer dat het rechtskader voor de begrotingskaders niet voldoen
aan internationale standaarden.
De leden van de SP-fractie vragen de Minister voorts of hij het eens is met de conclusie
van de Europese Rekenkamer dat het Europees Begrotingscomité wegens regelbeperkingen
niet doeltreffend is. Deze leden vragen de Minister wat de gevolgen hiervan zijn.
Ten slotte vragen de leden van de SP-fractie naar het oordeel van de Minister over
de analyse van de Europese Rekenkamer dat Richtlijn 2011/85 en Verordening 473/2013
nog niet zijn uitgevoerd of in een te vroeg stadium van uitvoering verricht werden
om zinvol te zijn.
II Reactie van de Minister
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. (Anne) Mulder, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën -
Mede ondertekenaar
M. Schukkink, adjunct-griffier