Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de beleidsvisie op filantropie (Kamerstuk 32740-21)
2019D51588 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd over de beleidsvisie op filantropie (Kamerstuk 32 740, nr. 21).
De voorzitter van de commissie, Van Meenen
De adjunct-griffier van de commissie, Burger
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Algemeen
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief over
de beleidsvisie op filantropie. Zij hebben nog enkele vragen naar aanleiding van deze
brief.
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de beleidsvisie
op filantropie, die verschenen is naar aanleiding van het WRR-rapport Filantropie op de grens van overheid en markt. Voornoemde leden delen de conclusie uit het WRR-rapport dat filantropie de afgelopen
decennia veel verandering heeft doorgemaakt en dat een actualisering van de verhouding
van de overheid en markt tot filantropie op zijn plaats is. Deze leden hebben nog
enkele vragen.
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de beleidsvisie en hebben hierbij
enkele vragen en opmerkingen.
Samenvatting WRR-verkenning
De leden van de CDA-fractie constateren dat het WRR-rapport verschillende concrete
aanbevelingen doet die ertoe kunnen leiden dat filantropie bevorderd wordt in Nederland.
Deze aanbevelingen strekken verder dan in de beleidsvisie te vinden is. Voornoemde
leden vragen of u elke aanbeveling, voor zover deze de rol van de overheid betreft,
wilt behandelen en wegen.
De leden van de SP-fractie vragen hoe in deze visie is omgegaan met het door de WRR
gestelde uitgangspunt «Beschouw filantropie niet als substituut voor overheidsvoorzieningen»
en in hoeverre het stopzetten van vele cultuursubsidies ten tijde van de toenmalige
Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap een positief effect heeft gehad
op het culturele landschap. In hoeverre is financiering van deze «linkse hobby’s»,
zoals deze voormalig hoogste diplomaat van Nederland de culturele sector destijds
aanduidde, overgenomen door filantropische instellingen? Deelt u de mening dat hiermee
wel degelijk overheidsvoorzieningen zijn gesubstitueerd door filantropie? Voornoemde
leden vragen u om nadere reflectie op dit uitgangspunt van de WRR.
Filantropiebeleid
1. Het stimuleren van geefgedrag
De leden van de VVD-fractie lezen in de schets van het filantropiebeleid op pagina
vier dat het kabinet een aantal belangrijke maatregelen heeft genomen met betrekking
tot het faciliteren van vrijwillige inzet van tijd. Zij vragen of er naast de hierop
volgende voorbeelden andere wijzen zijn waarop de overheid hierin faciliteert.
De leden van de CDA-fractie zien dat u bij het stimuleren van geefgedrag alle beleidsinitiatieven
op dit vlak zorgvuldig afweegt tegen de andere maatschappelijke belangen. Deze leden
vragen of u kunt aangeven hoe deze belangen worden afgewogen? Wat geeft bij deze belangenafwegingen
de doorslag, dus op basis van welke criteria wordt er gewogen? Hoe wordt er geborgd
dat bezwaren die mogelijk gelden voor commerciële bedrijven niet ook zullen gelden
voor goede doelen?
De leden van de SP-fractie vragen in hoeverre u de stelling deelt dat de langdurige
traditie en de omvang van de filantropische sector in Nederland moet worden gezien
als een traditie van met name ongelijke verdeling van welvaart, zowel binnenlands
als wereldwijd. Tevens zijn deze leden benieuwd of u, indien u het met voornoemde
leden eens bent, beleid zult maken om het huidige denivellerende beleid te wijzigen
zodat filantropie een minder grote en evidente noodzaak zal hebben. De aan het woord
zijnde leden wijzen erop dat voedselbanken nog steeds, ondanks dat de economische
crisis voorbij zou zijn, een alomtegenwoordig fenomeen zijn en dat deze kerst vele
gezinnen afhankelijk zijn van kerstpakketten van filantropische instellingen. Voornoemde
leden vragen of u filantropie in deze ziet als een noodzakelijk kwaad om de nadelen
van de (geglobaliseerde) markteconomie te compenseren waarbij het optioneel wordt
gelaten om degenen die de vruchten ervan plukken te laten bijdragen aan filantropische
instellingen om langs die weg de wereldwijde ongelijkheid te verkleinen. Tevens vragen
deze leden of hiermee naar uw mening een optimaal effect wordt bereikt.
2. Het vergroten van de transparantie en betrouwbaarheid van de sector
De leden van de CDA-fractie lezen dat u de implementatie van de nieuwe integriteitsnormen
en de meldplicht voor integriteitsschending en grensoverschrijdend gedrag van het
Centraal Bureau Fondsenwerving (CBF) eenmalig financieel ondersteunt. Voornoemde leden
vragen om welk bedrag het gaat en of er verder afspraken zijn gemaakt voor structurele
ondersteuning van het CBF?
De leden van de SP-fractie lezen in de beleidsvisie dat drie speerpunten bestaan,
waaronder het bevorderen van transparantie en betrouwbaarheid van de sector. Deze
leden zijn benieuwd in hoeverre het tegengaan van witwaspraktijken en belastingontwijking
onder dit speerpunt moet worden gevat en, indien dit niet het geval is, onder welk
speerpunt dit wel moet worden gevat. In welk opzicht worden het macro-economisch effect
op de verdeling van welvaart meegenomen in het bepalen van het beleid op filantropie?
Voorts vragen de aan het woord zijnde leden in welke mate de filantropische sector,
in de breedste zin van het woord, gebruikt wordt voor witwaspraktijken, belastingontwijking
of -ontduiking en andere vormen van financiële criminaliteit. Daarbij vragen zij naar
een nadere duiding als blijkt dat dit het geval is voor de sector of onderdelen daarvan
en welke maatregelen worden genomen. Deze leden vragen verder in hoeverre hierop wordt
gecontroleerd bij verlening van de ANBI-status, met name in het geval van belastingontwijking.
Voorts vragen de leden van de SP-fractie hoe groot de totale omvang van de giftenaftrek
via de ANBI-regeling is en of inzicht bestaat in de mate van witwassen van crimineel
geld, dan wel van belastingontwijking door bedrijven die met een fiscale constructie
in Nederland een brievenbusfirma hebben opgezet. Voornoemde leden vragen of dit aanleiding
is om de ANBI-status tegen het licht te houden.
De aan het woord zijnde leden constateren voorts dat u er in de beleidsvisie vanuit
gaat dat onwenselijke geldstromen kunnen leiden tot anti-integratieve en antidemocratische
effecten op onvrije landen. Deze leden zijn benieuwd naar een andere specificatie
van de termen «anti-integratief», «antidemocratisch» en «onvrij». Voornoemde leden
verwelkomen pogingen om meer transparantie in de filantropische sector te creëren,
maar vragen u op basis van welke criteria de onvrije landen in kwestie worden aangeduid
en welke gevolgen dit heeft voor het buitenlands beleid.
Vervolgstappen coördinerende rol
Het Ministerie van Justitie en Veiligheid heeft een Rijksbrede coördinerende rol met
betrekking tot filantropie, zo lezen de leden van de VVD-fractie op pagina zeven van
de brief. Voornoemde leden zouden graag meer duiding krijgen van deze coördinerende
rol. Zo vragen zij hoe vaak er bijeenkomsten georganiseerd zullen worden en hoe er
aan deze bijeenkomsten aandacht wordt gegeven. Daarnaast lezen de aan het woord zijnde
leden dat het Ministerie van Justitie en Veiligheid als vraagbaak en aanspreekpunt
zal fungeren. Op welke wijze wordt dit gecommuniceerd met relevante actoren, zodat
er een goede invulling aan deze rol gegeven kan worden?
De leden van de CDA-fractie menen dat u weliswaar van een beleidsvisie op filantropie
spreekt, maar dat er in de brief vooral feitelijkheden worden geconstateerd. Deze
leden zien positieve punten op het vlak van het beleid, maar vragen ook of u verder
wilt ingaan op uw visie op filantropie en de rol van de overheid daarin. Voornoemde
leden achten het beter voor uw Rijksbrede coördinerende rol op dit onderwerp als dat
gepaard gaat met een Rijksbrede visie op dit onderwerp. Zij horen graag van u of u
dat ook zo ziet.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P.H. van Meenen, voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid -
Mede ondertekenaar
M.C. Burger, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.