Lijst van vragen en antwoorden : Lijst van vragen en antwoorden over artikel 47a-besluit inzake de concentratie van PostNL en Sandd
29 502 Toekomstige ontwikkeling van de Nederlandse postsector
Nr. 176
LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 13 december 2019
De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft een aantal vragen voorgelegd
aan de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat over de brief van 27 september
2019 inzake artikel 47a-besluit inzake de concentratie van PostNL en Sandd (Kamerstuk
29 502, nr. 173).
De Staatssecretaris heeft deze vragen beantwoord bij brief van 11 december 2019. Vragen
en antwoorden zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie, Diks
Adjunct-griffier van de commissie, Nieuwerf
1
Op welke wijze heeft de Staatssecretaris belanghebbende partijen in aanpalende markten,
zoals de pakketsector, geconsulteerd bij het afwegingsproces tot besluit van inzet
artikel 47a?
Antwoord op vraag 1
Andere marktpartijen dan PostNL en Sandd zijn niet specifiek geconsulteerd in het
kader van de vergunningsprocedure op basis van artikel 47 van de Mededingingswet.
Er is wel kennis genomen van de zienswijzen van diverse partijen, zoals vastgelegd
in de vertrouwelijke versie van het besluit van de ACM over deze overname van 5 september
2019. Voorafgaand aan het artikel 47-besluit was er in bredere zin regelmatig contact
met de verschillende marktpartijen (ook in aanpalende markten zoals de pakketsector),
bijvoorbeeld in het kader van de gevoerde postdialoog.
2
Zijn er partijen die tot dusver bezwaar hebben aangetekend tegen het besluit van de
Staatssecretaris om een vergunning in het kader van artikel 47a van de Mededingingswet
toe te kennen?
Antwoord op vraag 2
Belanghebbenden konden tot en met 11 november jl. beroep instellen bij de Rechtbank
Rotterdam tegen het artikel 47-besluit. Er zijn vijf partijen die dit hebben gedaan.
Omdat de namen van deze partijen niet in alle gevallen publiekelijk bekend zijn, zal
ik op dat punt vertrouwelijkheid betrachten.
3
In hoeverre helpt consolidatie bij het vermijden van staatssteun, zoals al in veel
andere landen gebruikelijk is (zelfs indien deze minder zijn gedigitaliseerd), hetgeen
blijkt uit de vergunningsaanvraag van PostNL?
Antwoord op vraag 3
Lidstaten van de EU zijn als gevolg van de Postrichtlijn verplicht tot het inrichten
van een basisvoorziening voor postdiensten (de UPD). De kwaliteit van de Nederlandse
postdienstverlening is hoog; zo staat Nederland staat op positie 2 in de Postal Development Index van de Wereldpostunie.
In de Postdialoog is geconstateerd dat er te weinig draagvlak is om een lager serviceniveau
voor de postdienstverlening in te voeren. Bovendien heeft het Kabinet in het Regeerakkoord
afgesproken dat het de UPD op het platteland en in krimpregio’s op het huidige kwaliteitsniveau
wil verankeren.
De situatie in andere Europese landen laat zien dat het noodzakelijk kan zijn om staatssteun
te verlenen om de postvoorziening rendabel te houden. Onder andere in Denemarken,
België, Italië, Tsjechië, het Verenigd Koninkrijk en Zweden springt de overheid bij,
vaak met tientallen miljoenen per jaar.
De overname van Sandd door PostNL draagt bij aan een rendabele postdienstverlening
in Nederland doordat significante kostenbesparingen kunnen worden gerealiseerd in
het postnetwerk. Het risico dat in Nederland een beroep moet worden gedaan op staatssteun
voor de uitvoering van de postdienstverlening wordt hierdoor verkleind.
4
Wanneer verwacht de Staatssecretaris nadere informatie over volume en tariefopbouw
in de Universele Postdienst (UPD) te kunnen verstrekken?
Antwoord op vraag 4
De ACM stelt jaarlijks de tariefruimte voor de UPD vast (zie bijvoorbeeld het meest
recente besluit van de ACM over de UPD-tariefruimte 20201). Hierin is ook informatie over de volumeontwikkeling binnen de UPD opgenomen. Daarnaast
publiceert PostNL jaarlijks een financiële verantwoording over de uitvoering van de
UPD.2
5
Is er een vorm van kostentoerekening voor de zakelijke markt voorzien? Indien ja,
in welke vorm en op welk moment?
Antwoord op vraag 5
Op basis van de kostentoerekeningssystematiek voor de UPD is reeds sprake van een
boekhoudkundige scheiding tussen UPD-diensten en overige diensten van PostNL die via
het brievenpostnetwerk geleverd worden (voornamelijk zakelijke partijenpost). Op die
manier is er dus indirect reeds sprake van kostentoerekening voor de zakelijke postmarkt.
De ACM houdt toezicht op deze kostentoerekening.
Er is op dit moment geen volledige, separate kostentoerekening voor de zakelijke postmarkt
voorzien (inclusief bijbehorende rapportages), omdat het niet mijn intentie is de
tarieven voor deze diensten te reguleren (zoals nu voor de UPD wel gebeurt). Dergelijke
prijsregulering is een relatief vergaand instrument. Wel geldt er op basis van de
voorschriften bij het artikel 47-besluit een maximumrendement voor de totale postactiviteiten
van PostNL, waarop de ACM toezicht houdt. Een dergelijk maximumrendement voorkomt
overwinsten en kent minder administratieve lasten.
6
Wat is de visie van de Staatssecretaris op de rol van de overheid in het algemeen
en de Autoriteit Consument & Markt (ACM) in het bijzonder in de transitie naar een
brede, «intermodale» bezorgmarkt?
Antwoord op vraag 6
De postmarkt gaat naar verwachting op termijn op in een bredere bezorgmarkt, waarbij
logistieke netwerken meer met elkaar zijn verknoopt. Hierbij kan worden gedacht aan
een markt voor het bezorgen van producten of diensten zoals brieven, pakketten en
wekelijkse maaltijdboxen of een nog bredere markt voor logistieke diensten. De krimp
van postvolumes is onvermijdelijk, maar het tempo hiervan en de ontwikkelingen in
de markt zijn onzeker.
In het eindbeeld is er een beperkte noodzaak voor uitgebreide sectorspecifieke postregelgeving
omdat logistieke netwerken met elkaar vervlochten zijn. Tegelijkertijd moeten de publieke
belangen in een bredere bezorgmarkt geborgd blijven. Het gaat dan om een goede prijs-kwaliteitsverhouding,
een toegankelijke en betaalbare (post)voorziening en bescherming van arbeidsvoorwaarden
voor mensen met een zwakkere positie op de arbeidsmarkt.3 Op welke wijze deze belangen het beste geborgd kunnen worden zal in de loop van de
tijd mogelijk veranderen.
Om deze transitie te faciliteren zal ik binnenkort een voorstel tot wijziging van
de Postwet 2009 bij uw Kamer aanbieden. Ik zal onder andere voorstellen het wettelijk
kader van de UPD te wijzigen, zodat er meer ruimte ontstaat om in te spelen op technologische
ontwikkelingen en de veranderende behoeften van afnemers.
De ACM houdt toezicht op naleving van de Postwet, de Europese pakketverordening en
op de voorschriften die zijn opgelegd in het artikel 47-besluit. De ACM volgt daarnaast
de ontwikkelingen op de post- en pakkettenmarkt en ondersteunt met haar adviezen het
beleidsproces. Daarnaast is het de rol van de ACM om, net als in andere markten, toe
te zien op naleving van de Mededingingswet.
7
Klopt het dat PostNL een vast rendement krijgt voor het verzorgen van de UPD?
Antwoord op vraag 7
Er is geen sprake van een vast rendement voor het verzorgen van de UPD. In de tariefregulering
is op dit moment een maximum rendement opgenomen van 10% van de omzet. Het daadwerkelijke
rendement op de UPD dat door PostNL wordt behaald is afhankelijk van de ontwikkelingen
in de markt. Dit rendement heeft de laatste vier jaar geschommeld tussen de 0,7% en
6,5% (voor belastingen).
8
Klopt het dat PostNL de inkomsten die zij verkrijgt via niet-UPD gebruikt om niet-UPD
producten aan te bieden?
Antwoord op vraag 8
De kostentoerekeningssystematiek voor de UPD moet ervoor zorgen dat de kosten accuraat
en eerlijk worden toegerekend tussen UPD-diensten en niet-UPD-diensten. De ACM houdt
hier toezicht op. Het uitgangspunt is dat PostNL in staat moet zijn om de kosten van
de UPD te financieren uit de inkomsten die zijn ontleend aan de UPD. Kruissubsidiëring
tussen UPD-diensten en niet-UPD-diensten is verboden (zie tevens het antwoord op vragen
9 en 10). Kruissubsidiëring binnen de UPD is wel geoorloofd en tevens noodzakelijk om te kunnen voldoen aan de wettelijke
eisen. Zo is PostNL verplicht braillepost kosteloos te bezorgen. Deze kosten worden
dus goedgemaakt met de opbrengsten van andere UPD-diensten.
9
Is de Staatssecretaris, vanuit het oogpunt van het doel van een goede prijs-kwaliteitverhouding,
bekend met het fenomeen van «kruissubsidiëring» in de kostentoerekening van de UPD
werkzaamheden, hetgeen nadelen oplevert voor het zakelijke deel van de postmarkt?
10
Voorziet de Staatssecretaris in het kader van de herziening van de Postwet mogelijke
maatregelen die kruissubsidiëring inzichtelijk maken en kunnen tegengaan? Zo nee,
is de Staatssecretaris hiertoe bereid?
Antwoord op vragen 9 en 10
Zoals in het antwoord op vraag 8 aangegeven is het van belang dat de kosten van het
postnetwerk accuraat en eerlijk worden toegerekend tussen UPD-diensten en niet-UPD-diensten.
Op basis van de Europese Postrichtlijn – vastgelegd in de Postregeling 2009 – is kruissubsidiëring
tussen UPD-diensten en niet-UPD-diensten verboden. Dergelijke kruissubsidiëring is
ongewenst omdat concurrenten van PostNL daardoor benadeeld zouden kunnen worden. De
ACM controleert dat kosten worden toegerekend aan de diensten die de kosten veroorzaken,
op basis van de Postregeling. Ik heb geen concrete signalen dat er op dit moment kruissubsidiering
plaatsvindt ten nadele van de zakelijke verzenders van post.
11
Is de Staatssecretaris bereid om vanuit het oogpunt van een goede prijs-kwaliteitverhouding
en een toegankelijke postvoorziening – ook voor zakelijke gebruikers – een maatschappelijk
overleg voor de postmarkt in te regelen, waarin postvervoerders en (zakelijke) grootgebruikers
vertegenwoordigd zijn?
12
Is de Staatssecretaris voornemens een maatschappelijk overleg postmarkt in te regelen,
waarin postvervoerders, gebruikers, overheid en ACM zijn vertegenwoordigd? Indien
ja, per wanneer?
Antwoord op vragen 11 en 12
Een goede prijs-kwaliteitverhouding en toegankelijke postvoorziening zijn belangrijke
doelstellingen van mijn beleid op de postmarkt. Ik heb met de Vereniging Grootverbruikers
Post (VGP) gesproken over een maatschappelijk overleg voor de postmarkt, en de manier
waarop dit eventueel bij zou kunnen dragen aan de beleidsdoelen en het creëren van
wederzijds begrip. Gegeven de vele belangen die gemoeid zijn met de huidige transitie
van de postmarkt, wil ik de wenselijkheid van een dergelijk overleg zorgvuldig overwegen.
In een dergelijk overleg zouden in ieder geval alle relevante stakeholders vertegenwoordigd
moeten zijn. Ik vind ik het daarom belangrijk te bezien of er ook bij andere partijen
behoefte aan een dergelijk overleg is, alvorens ik een besluit neem over mijn mogelijke
rol daarin. Ik zal daarom een eerste inventarisatie doen of er voldoende animo voor
een dergelijk overleg bestaat onder belanghebbenden, wat de doelstellingen zouden
moeten zijn en in welke vorm een dergelijk overleg zou moeten plaatsvinden. Hierbij
dienen partijen zich overigens bewust te zijn van de grenzen die de Mededingingswet
stelt.
13
Is de Staatssecretaris bereid de ACM te vragen om een extra jaarlijkse evaluatie in
haar Post- en Pakkettenmonitor op te nemen? Indien ja, per wanneer?
Antwoord op vraag 13
De ACM stelt jaarlijks de Post- en Pakkettenmonitor op. Hierin wordt de ontwikkeling
van volumes, prijzen en marktaandelen bijgehouden. Het is aan de ACM om deze monitor
op basis van haar wettelijke bevoegdheid in te richten. Deze monitor bevat naar mijn
idee voldoende informatie om de ontwikkelingen op de markt en de gevolgen van het
samenvoegen van Sandd en PostNL te kunnen volgen. Een extra jaarlijkse evaluatie om
de gevolgen van de overname te monitoren is wat mij betreft daarom niet nodig.
14
Heeft de Staatssecretaris in het vaststellen van het maximumrendement op de UPD van
9% de in de afgelopen jaren behaalde rendementen van PostNL op de UPD, die aanzienlijk
lager liggen, in overweging genomen?
Antwoord op vraag 14
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 7, is het maximumrendement op de UPD op
dit moment 10% van de omzet. Ik ben voornemens dit aan te passen naar 9%. Daarnaast
is een aanvullend voorschrift opgenomen in het artikel 47-besluit waarmee een maximumrendement
van 9% op de totale postactiviteiten van PostNL (UPD en zakelijk) is vastgelegd.
Bij het bepalen van het maximumrendement voor de UPD gaat het er enerzijds om overwinsten
te voorkomen en anderzijds de UPD-verlener (PostNL) in staat te stellen een gezonde
en stabiele bedrijfsvoering te voeren, zodat daarmee de continuïteit geborgd wordt.
Ik heb het financiële adviesbureau Duff & Phelps gevraagd om mij te adviseren ten
aanzien van een redelijke waarde voor dit maximumrendement. Duff & Phelps acht een
bandbreedte van 7,5%-10,5% (return on sales) redelijk. Het midden van deze bandbreedte
(9,0%) wordt door Duff & Phelps als redelijke puntschatting aangemerkt. Dit rapport
is openbaar gemaakt bij het artikel 47-besluit.
15
Kan de Staatssecretaris aangeven wat haar overwegingen zijn geweest bij het vaststellen
van het maximumrendement op de UPD op een niveau van 9%, zeker in het licht van het
mediaanrendement dat door vergelijkbare postbedrijven op vergelijkbare diensten wordt
behaald, dat met 6,4% aanzienlijk lager ligt?
Antwoord op vraag 15
Het maximale rendement voor de UPD is op basis van onderzoek door Ecorys uit 2010
vastgesteld op 10%. Door Duff & Phelps is een herijking uitgevoerd van dit onderzoek
(zie tevens het antwoord op vraag 14). Duff & Phelps heeft daarbij verschillende benaderingswijzen
gehanteerd om een robuuste sensitiviteitsanalyse te kunnen verrichten. De mediaan
van 6,4% is slechts één van de vele waarden en andere medianen die in het onderzoek
naar voren komen. Alle perspectieven tezamen resulteren in een bandbreedte van 7,5–10,5%
voor een redelijk rendement. Het midden van deze bandbreedte (9,0%) wordt door Duff
& Phelps als redelijke puntschatting aangemerkt.
16
Hoe is de Staatssecretaris van plan om te monitoren en vast te stellen op welk moment
de «intermodale concurrentie van digitale alternatieven of andere bezorgnetwerken»
voldoende heeft gedisciplineerd in het kader van het vastgestelde maximumrendement
op de UPD?
Antwoord op vraag 16
Voor dit moment hecht ik aan een maximumrendement voor de postdienstverlening om te
voorkomen dat er overwinsten gemaakt zouden kunnen worden. Dit geldt zowel voor de
UPD als voor de totale postactiviteiten van PostNL. Ik sluit niet uit dat deze rendementsplafonds
in de toekomst overbodig zouden kunnen worden of anders ingericht zouden moeten worden.
Dit is het geval als er voldoende zekerheid is dat er genoeg concurrentiedruk uitgaat
van de alternatieven voor post, zoals andere bezorgnetwerken. Dit kan bijvoorbeeld
het geval zijn als in de toekomst de bezorging van post op een andere manier gaat
plaatsvinden.
De informatie en analyses van de ACM, bijvoorbeeld in het kader van de jaarlijkse
Post- en Pakkettenmonitor, ondersteunen mij bij het monitoren van de ontwikkelingen.
Daarnaast onderhoud ik contacten met de verschillende spelers in de markt en bezie
ik regelmatig of de geldende wet- en regelgeving moet worden aangepast. Wanneer er
indicaties zijn dat een maximumrendement op de postdienstverlening niet langer noodzakelijk
is, zal ik daarbij zorgvuldig te werk gaan en de relevante stakeholders en uw Kamer
betrekken.
17
Welke instantie houdt na de postfusie toezicht op het serviceniveau dat postbedrijven
leveren aan hun gebruikers?
Antwoord op vraag 17
De Europese Postrichtlijn verplicht lidstaten een voor iedereen toegankelijke en betaalbare
postvoorziening te hebben. De Postrichtlijn stelt in dat verband een aantal minimumeisen
ten aanzien van het kwaliteitsniveau van de dienstverlening. In Nederland zijn de
kwaliteitseisen vastgelegd in de Postwet 2009. Zo is PostNL als UPD-verlener bijvoorbeeld
verplicht om minimaal 95% van de normale brieven en kaarten de volgende bezorgdag
te bezorgen. De ACM houdt hier toezicht op. De overname van Sandd door PostNL brengt
hier geen verandering in. Wel draagt de overname bij aan de financiële houdbaarheid
van een kwalitatief hoogwaardige postdienstverlening.
Het kwaliteitsniveau van de bezorging van post en pakketten buiten de UPD is niet
gereguleerd. Gebruikers van deze (zakelijke) dienstverlening kunnen wel zelf het initiatief
nemen om de kwaliteit hiervan te meten. De Vereniging Grootverbruikers Post doet in
dit kader bijvoorbeeld periodieke metingen voor haar leden.
–
18
Wanneer is er volgens de Staatssecretaris sprake van voldoende intermodale concurrentie
van digitale alternatieven of andere bezorgnetwerken? Op basis van welke criteria
wordt dit beoordeeld?
Antwoord op vraag 18
Bij het bepalen van de concurrentiedruk op een specifieke dienst of marktpartij wordt
gekeken naar een reeks van variabelen, zoals de marktaandelen van verschillende partijen,
de prijsgevoeligheid van afnemers, toetredingsdrempels tot de markt en de concurrentiedruk
vanuit aanpalende markten (in het geval van post gaat het dan bijvoorbeeld om de concurrentiedruk
van andere bezorgnetwerken).
Het is op dit moment niet te voorspellen op welk moment er voldoende zekerheid is
dat de intermodale concurrentie voldoende disciplinerend werkt. Zoals tevens aangegeven
in het antwoord op vraag 16 kan dit bijvoorbeeld het geval zijn als in de toekomst
de bezorging van post op een andere manier gaat plaatsvinden.
19
Op welke wijze is de Staatssecretaris voornemens om te bezien of via het huidige kostentoerekeningssysteem
van de UPD voldoende wordt gewaarborgd dat de efficiëntievoordelen van de concentratie
daadwerkelijk ten goede komen van de UPD-gebruiker?
Antwoord op vraag 19
Zoals aangegeven in de Kamerbrief bij het artikel 47-besluit hecht ik eraan dat de
voordelen van de concentratie voldoende bij de UPD-gebruiker terechtkomen.4 Dit gebeurt door een accurate en eerlijke kostentoerekening op basis van de Postregeling
2009. Deze regeling is in 2013 en in 2016 geëvalueerd. Inmiddels heeft de postmarkt
zich verder ontwikkeld en is met het artikel 47-besluit toestemming gegeven voor de
overname van Sandd door PostNL. Dit is aanleiding om opnieuw te bezien of er eventueel
aanpassingen in de Postregeling wenselijk zijn. In dit kader heb ik recent al een
aanpassing van de Postregeling doorgevoerd waardoor de kosten voor het totstandbrengen
van de concentratie tussen PostNL en Sandd niet langer (geheel of gedeeltelijk) mogen
worden toegerekend aan de UPD.5
20
Hoe wordt bepaald of de voordelen van de concentratie voldoende bij de UPD-gebruiker
terecht komen? Wanneer is hier volgens de Staatssecretaris aan voldaan?
Antwoord op vraag 20
Met de overname van Sandd door PostNL wordt de continuïteit van de UPD op de langere
termijn beter geborgd. Het is de verwachting van PostNL dat door de overname van Sandd
de kosten per stuk binnen de UPD – op basis van de huidige kostentoerekening – minder
hard zullen stijgen. Daarnaast zal ik bezien of via het huidige kostentoerekeningsysteem
van de UPD voldoende wordt geborgd dat de efficiëntievoordelen van de concentratie
ook ten goede komen aan de UPD-gebruiker. Zoals tevens aangegeven in het antwoord
op vraag 19 heb ik recent al een aanpassing van de Postregeling doorgevoerd waardoor
de kosten voor het totstandbrengen van de concentratie niet langer (geheel of gedeeltelijk)
mogen worden toegerekend aan de UPD.
21
Is de Staatssecretaris van plan om in deze kostentoerekening een onderscheid te maken
tussen brieven en pakketten, waarbij de kosten van brievenbuspakketten worden toegerekend
aan de pakketten?
Antwoord op vraag 21
In 2014 is de Postregeling 2009 aangepast en is het tot dan toe bestaande onderscheid
tussen UPD-brieven en UPD-pakketten in de kostentoerekeningssystematiek losgelaten.
De gedachte hierachter is dat op die manier de financiële houdbaarheid van de UPD
als geheel beter wordt geborgd en de stijging van de tarieven voor brieven wordt beperkt.
Het maken van een onderscheid tussen brieven en pakketten in de kostentoerekening
kan dus betekenen dat de tarieven voor brieven sneller stijgen. Bij het beoordelen
of er noodzaak is om Postregeling 2009 aan te passen zal ik kijken of deze argumenten
nog steeds opgaan. Ik zal ik er daarbij ook rekening mee houden dat brievenbuspakketten
via het brievenpostnetwerk worden bezorgd.
22
Kan de Staatssecretaris aangeven of zij voornemens is om de ACM op te dragen erop
toe te zien dat deze kostentoerekening op transparante wijze zal plaatsvinden en is
zij bereid om de resultaten van dit toezicht jaarlijks mee te nemen in de post- en
pakketmonitor van de ACM? Zo ja, op welke termijn is dit mogelijk?
Antwoord op vraag 22
In 2014 is de Postregeling 2009 aangepast en is de transparantie over de kostentoerekening
voor de ACM vergroot. De ACM stelt jaarlijks de tariefruimte voor de UPD vast (zoals
tevens aangegeven in het antwoord op vraag 4). Daarnaast publiceert PostNL jaarlijks
een financiële verantwoording over de uitvoering van de UPD.
23
Is de Staatssecretaris bereid om de ACM op te dragen om daarnaast in haar jaarlijkse
post- en pakketmonitor een evaluatie op te nemen van de ontwikkelingen op de postmarkt
als gevolg van de concentratie en de effecten daarvan voor zakelijke – en niet zakelijke
gebruikers? Kan hierbij onder andere het serviceniveau van postbezorging en de gevolgen
van de postfusie voor het personeel van PostNL en Sandd worden meegenomen? Zo ja,
op welke termijn is dit mogelijk?
Antwoord op vraag 23
De ACM publiceert jaarlijks de Post- en Pakkettenmonitor. Bovendien publiceert de
ACM jaarlijks haar besluiten over de tariefruimte op de UPD. Daarnaast controleert
de ACM of PostNL zich houdt aan de kwaliteitseisen die gelden voor de UPD.6
Zoals tevens aangegeven in het antwoord op vraag 13 bevat de Post- en Pakkettenmonitor
reeds veel waardevolle informatie om de marktonwikkelingen te kunnen volgen, bijvoorbeeld
ten aanzien van marktaandelen, prijzen en volumes. Een extra jaarlijkse evaluatie
om de gevolgen van de overname te monitoren is wat mij betreft daarom niet nodig.
Het is aan de ACM om op basis van haar toezichthoudende bevoegdheid te bepalen waar
zij in haar monitor aandacht aan besteedt.
Ik kan de Kamer wel separaat informeren over de personele gevolgen van de overname.
Een redelijke termijn hiervoor hangt samen met het integratieproces van PostNL en
Sandd dat nu van start gaat. Ik zal hiervoor in overleg treden met PostNL.
24
Kan de Staatssecretaris aangeven op welke termijn zij meer transparantie gaat verschaffen
over de kostentoerekening van de UPD, bijvoorbeeld door het vrijgeven van meer informatie
over de tariefopbouw en de volumes van de UPD?
Antwoord op vraag 24
Zoals tevens aangegeven in het antwoord op vraag 4 stelt de ACM jaarlijks de tariefruimte
voor de UPD vast. Daarnaast publiceert PostNL jaarlijks een financiële verantwoording
over de uitvoering van de UPD. Deze rapportages bieden onder andere inzicht in de
ontwikkeling van kosten, opbrengsten, volumes en de tariefruimte binnen de UPD. Ik
ben er voorstander van dat zoveel mogelijk informatie over (de uitvoering van) de
UPD openbaar wordt. Tegelijkertijd moet er rekening mee worden gehouden dat dergelijke
informatie een bedrijfsvertrouwelijk karakter kent. Omdat belangrijke informatie over
de UPD waar mogelijk reeds openbaar wordt gemaakt, heb ik vooralsnog geen reden om
aan te nemen dat de eisen rondom financiële verantwoording – zoals vastgelegd in artikel
11 van de Postregeling 2009 – onvoldoende zijn.
25
Heeft de Staatssecretaris een vorm van kostentoerekening voor de zakelijke markt voorzien
om de transparantie voor zakelijke gebruikers op de postmarkt te maximaliseren en
zo ja, in welke vorm en op welk moment?
Antwoord op vraag 25
Ik verwijs u naar het antwoord op vraag 5.
26
Welke mogelijkheden heeft de regering om in te grijpen indien zij van mening is dat
de postfusie grote nadelige gevolgen heeft?
Antwoord op vraag 26
Ik heb een aantal voorschriften en beperkingen verbonden aan het artikel 47-besluit
om nadelige gevolgen van de overname van Sandd – bijvoorbeeld op het gebied van mededinging
– te mitigeren. De ACM ziet toe op de naleving van deze vergunningsvoorschriften.
Daarnaast kunnen op basis van artikel 5 van het besluit in uitzonderlijke omstandigheden
een of meer van de aan deze vergunning verbonden voorschriften en beperkingen worden
ingetrokken of gewijzigd.
27
Maakt de consolidatie een eind aan de concurrentie op arbeidsvoorwaarden voor de laagstbetaalden,
zoals de postbezorgers, in de postsector? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe is geborgd
dat postbezorgers niet meer het slachtoffer kunnen worden van concurrentie op arbeidsvoorwaarden?
Antwoord op vraag 27
Door de consolidatie is er geen sprake meer van concurrentie tussen Sandd en PostNL
om steeds verder krimpende volumes, waarbij sprake was van druk op de arbeidsvoorwaarden.
Tevens is het Tijdelijk besluit postbezorgers 2011 van kracht dat bepaalt dat 80%
van de postbezorgers op basis van een arbeidscontract in dienst moet zijn. Bovendien
is sinds 1 januari 2018 het wettelijk minimumloon (WML) van toepassing op mensen die
op basis van een overeenkomst van opdracht werken. Ook is sinds 1 januari 2019 de
Wijzigingswet Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag in werking getreden, waardoor
het lastiger is geworden om gebruik te maken van stukloon in de postsector. Deze maatregelen
zijn belangrijk voor de bescherming van werkenden in deze sector.
28
Hoe is het samengaan van PostNL en Sandd uit sociaal oogpunt goed?
Antwoord op vraag 28
Een van de redenen voor het verlenen van een vergunning voor de overname was dat daarmee
het risico op grote schokken op de werkgelegenheid wordt verkleind. In plaats daarvan
kan een geleidelijke afbouw van het aantal postbezorgers worden gefaciliteerd, in
samenhang met de krimp van het postvolume, waarbij zoveel mogelijk recht wordt gedaan
aan de belangen van werknemers in de postsector. Bovendien zal, zoals tevens in het
antwoord op vraag 27 aangegeven, de druk op arbeidsvoorwaarden afnemen.
PostNL heeft daarbij toegezegd dat er door de concentratie geen gedwongen ontslagen
zullen plaatsvinden van medewerkers van Sandd die werkzaam zijn in de bezorging van
post (ongeveer 11.000). Om zeker te stellen dat de toezeggingen van PostNL gestand
worden gedaan, heb ik bij het besluit een voorschrift hiertoe opgenomen.
Na de overgang zullen de postbezorgers van Sandd onder de postbezorgers-CAO van PostNL
komen te vallen. Deze CAO kent betere arbeidsvoorwaarden voor postbezorgers dan de
huidige voorwaarden bij Sandd. De belangrijkste verschillen zijn:
– PostNL en Sandd kennen hetzelfde startsalaris. Het salaris bij PostNL kan blijven
groeien; bij Sandd blijft het salaris op het niveau van het minimumloon.
– Bij PostNL wordt doorbetaald bij ziekte vanaf de eerste dag en de eerste twee jaar
100%. Sandd hanteert twee wachtdagen, betaalt het eerste jaar 100% en het tweede jaar
70%.
– Sandd kent geen pensioenregeling. PostNL kent een pensioenregeling waarbij de werkgever
de volledige premie betaalt.
29
Kunt u aangeven in welke mate er in andere Europese landen via de moederbedrijven
van DPD, GLS en DHL brievenbuspakketten via het postnetwerk worden vervoerd? In hoeverre
is de situatie in Nederland vergelijkbaar met deze vervoerders met een grote thuismarkt?
Antwoord op vraag 29
Er zijn voor zover mij bekend geen openbare cijfers ten aanzien van de aantallen brievenbuspakketten
die de moederbedrijven van DPD, GLS en DHL bezorgen (respectievelijk La Poste, Royal
Mail en Deutsche Post). Gegeven de geografische omstandigheden is het in de meeste
andere Europese landen gebruikelijker dan in Nederland om post gemotoriseerd te bezorgen,
vooral in rurale en minder dichtbevolkte gebieden. Dat maakt het eenvoudiger om pakketten
gecombineerd met de brievenpost te bezorgen. Ook de verschillen in arbeidsvoorwaarden
en Arbowetgeving spelen daarbij een rol. PostNL heeft er op basis van nationale omstandigheden
voor gekozen de bezorging van post en pakketten van elkaar te scheiden.
30
In hoeverre worden er via het huidige netwerk van Sandd zogenaamde «brievenbuspakjes»
verstuurd?
Antwoord op vraag 30
Het aantal brievenbuspakjes dat Sandd bezorgde was beperkt. Op basis van de openbare
versie van het besluit van de ACM van 5 september 2019 is bekend dat het marktaandeel
van Sandd op het gebied van brievenbuspakjes met track & trace tussen 0 en 10% lag. Exacte aantallen en marktaandelen zijn bedrijfsvertrouwelijk.
31
Welke toezeggingen heeft PostNL nog meer gedaan op het gebied van het personeelsbestand
in het kader van de aanvraag voor de art. 47a-procedure, naast de toezegging dat er
vanuit het personeelsbestand dat overkomt van Sandd geen gedwongen ontslagen zullen
vallen?
Antwoord op vraag 31
Zoals tevens aangegeven in het antwoord op vraag 28 biedt PostNL aan alle bezorgers
van Sandd de mogelijkheid om in dienst te komen als postbezorger bij PostNL. Daarnaast
zal PostNL werknemers bijvoorbeeld tegemoet komen die bij een overstap naar PostNL
verder moeten reizen naar hun werk, onder andere door middel van een vergoeding voor
woon-werkverkeer. Ook heeft PostNL toegezegd dat postbezorgers hun opgebouwde dienstjaren
bij Sandd behouden voor de berekening van toekomstige jubilea en transitievergoeding.
Er zijn bovendien sociale regelingen afgesloten, waarin onder meer een vertrekregeling
is vastgelegd voor personeel van Sandd dat niet in dienst van PostNL kan treden.
32
Stelt de voorgestelde toegangsregeling andere postbedrijven dan PostNL in staat om
hun positie te handhaven op de postmarkt?
Antwoord op vraag 32
Door de overname van Sandd heeft alleen PostNL nog de beschikking over een landelijk
dekkend postnetwerk. Tegelijkertijd was er op het moment waarop de vergunning is verleend
geen zogenaamd aanmerkelijk marktmachtbesluit van kracht (op basis van artikel 13a
e.v. van de Postwet 2009). Met een dergelijk besluit kunnen toegangsverplichtingen
worden opgelegd aan PostNL.
Daarom is een voorschrift bij het artikel 47-besluit opgenomen op basis waarvan PostNL
toegang moet bieden aan andere postvervoerders. Doel van dit voorschrift is dat effectieve
toegang wordt geborgd en dat andere (regionale) postvervoerders hun activiteiten kunnen
voortzetten. Dit voorschrift is tot stand gekomen op basis van advies van de ACM.
Ik zal de komende periode in de gaten houden of het doel van dit toegangsvoorschrift
wordt behaald.
33
Heeft PostNL toezeggingen gedaan over eventuele gedwongen ontslagen binnen het eigen
personeelsbestand, zeker in het licht van de effecten van twee landelijke postbezorgingsnetwerken
tot één netwerk?
Antwoord op vraag 33
Er zijn aan PostNL geen specifieke beperkingen opgelegd ten aanzien van haar eigen
personeelsbestand in het kader het artikel 47-besluit. PostNL heeft aangegeven dat
zij geen gedwongen ontslagen verwacht bij haar eigen personeel als gevolg van de overname.
34
Wat zijn de verwachtingen van de Staatssecretaris met betrekking tot het aantal gedwongen
ontslagenen als gevolg van de postfusie?
Antwoord op vraag 34
Een van de redenen voor het verlenen van een vergunning voor de overname was dat daarmee
het risico op grote schokken op de werkgelegenheid wordt verkleind. Zoals in het antwoord
op vraag 31 en 33 ook is vermeld zullen er als gevolg van de overname van Sandd door
PostNL geen gedwongen ontslagen van postbezorgers vallen bij PostNL (circa 21.000)
of Sandd (circa 11.000). De overige werknemers van Sandd krijgen voorrang bij sollicitaties
bij PostNL. Het is op dit moment nog te vroeg om een exacte inschatting te geven in
hoeverre er onder het overige personeel van Sandd gedwongen ontslagen vallen.
Daarnaast is het nog de vraag welke gevolgen de overname zal hebben voor de franchisenemers
van Sandd en of deze zouden kunnen resulteren in gedwongen ontslagen van werknemers
bij deze bedrijven. Uit de berichtgeving heb ik begrepen dat PostNL met deze partijen
in gesprek wil treden over toekomstige vormen van samenwerking.
35
Hoe wil de Staatssecretaris, indachtig het advies van de ACM, de toegangsregulering
van andere postbedrijven op het netwerk van PostNL inrichten?
Antwoord op vraag 35
Zoals tevens aangegeven in het antwoord op vraag 32, is als voorschrift aan het artikel
47-besluit verbonden dat PostNL toegang tot haar netwerk moet bieden aan andere postvervoerders.
Het advies van de ACM is hierbij leidend geweest.
Dit toegangsvoorschrift in het artikel 47-besluit geldt voor een periode van maximaal
acht jaar, tenzij onder de Postwet 2009 een ander toegangsregime wordt ingesteld.
Dit zou in de eerste plaats kunnen wanneer een zogenoemd aanmerkelijk marktmacht besluit
onherroepelijk wordt (op grond van artikelen 13a en verder van de Postwet 2009). In
de tweede plaats kan deze situatie zich voordoen wanneer de aangekondigde wijziging
van de Postwet 2009 in werking treedt en op basis daarvan (in een algemene maatregel
van bestuur of ministeriële regeling) eisen worden gesteld aan toegang van andere
postbedrijven tot het postnetwerk van PostNL. De toegangsvereisten die zijn gesteld
bij het artikel 47-besluit zullen het uitgangspunt vormen voor een dergelijke algemene
maatregel van bestuur om onzekerheden in de markt zo veel mogelijk te voorkomen.
36
In hoeverre bestaat er op dit moment concurrentie op de pakketmarkt?
Antwoord op vraag 36
De pakkettenmarkt groeit al jaren hard en deze groei zal naar verwachting ook de komende
jaren doorzetten. Er zijn vier belangrijke spelers op deze markt actief. In de Post-
en Pakkettenmonitor van ACM is aangegeven dat PostNL in 2018 een marktaandeel had
van 60–65% op de binnenlandse pakketmarkt. Het marktaandeel van DHL – de tweede partij
op de markt – is 25–30%. DPD en GLS zijn de derde en vierde partij op de markt met
een marktaandeel tussen 0 en 5% op basis van volume. Op het gebied van grensoverschrijdend
pakketvervoer (vervoer vanuit Nederland naar andere landen en vice versa) zijn de
marktaandelen van deze vier partijen meer in evenwicht. Sandd had een beperkte positie
op het gebied van pakketvervoer.
37
Kan de Staatssecretaris een overzicht geven van de ontwikkeling van het marktaandeel
van alle pakketvervoerbedrijven op de pakketmarkt in de afgelopen tien jaar?
Antwoord op vraag 37
Op basis van het besluit van de ACM van 5 september 2019 en de verschillende edities
van de Post- en Pakkettenmonitor kan worden geconstateerd dat het marktaandeel van
PostNL op het gebied van binnenlands pakketvervoer met enkele procentpunten is gestegen
in de afgelopen jaren. De positie van DHL – de nummer twee op de markt – is stabiel
gebleven, terwijl het marktaandeel van GLS en DPD is afgenomen. De exacte marktaandelen
van partijen zijn door de ACM als bedrijfsvertrouwelijk aangemerkt.
38
Kan de Staatssecretaris een prognose geven hoe de pakketmarkt zich de komende vijf
jaar zal ontwikkelen?
Antwoord op vraag 38
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 36, groeit de pakketmarkt al jaren hard
en is het de verwachting dat deze groei ook de komende jaren zal doorzetten. De uitgangssituatie
is daarmee totaal anders dan op de postmarkt en dit biedt kansen voor ondernemingen
die op de pakkettenmarkt actief zijn.
In het besluit van 5 september 2019 constateert de ACM dat de markt voor binnenlands
pakketvervoer lijkt te tenderen naar een duopolie van PostNL en DHL, waarbij PostNL
de grootste partij is. Hoe dat zich in de komende jaren zal ontwikkelen is op dit
moment niet te zeggen.
39
Kan PostNL haar monopoliepositie op de postmarkt gebruiken om haar positie op de pakketmarkt
te verstevigen en verder uit te breiden? Zo ja, hoe?
Antwoord op vraag 39
Zoals onder andere aangegeven in het antwoord op vraag 9, is het van belang dat de
kostentoerekening tussen UPD-diensten en niet-UPD-diensten accuraat en eerlijk is.
Kruissubsidiëring tussen UPD-diensten en niet-UPD-diensten is verboden. Dergelijke
kruissubsidiëring is ongewenst omdat concurrenten van PostNL daardoor benadeeld zouden
kunnen worden. De eisen ten aanzien van boekhoudkundige scheiding en kostentoerekening
zijn bedoeld om de ACM in voldoende mate in staat te stellen om te controleren dat
kosten worden toegerekend aan de diensten die de kosten veroorzaken. Indien noodzakelijk
kan de ACM op basis van het verbod op misbruik van een machtspositie (artikel 24 van
de Mededingingswet) tevens ingrijpen. Tenslotte beperkt het maximumrendement op zowel
de UPD-diensten als op de totale postactiviteiten van PostNL het risico op marktverstoring.
Met deze rendementsplatfonds worden overwinsten voorkomen.
40
In hoeverre is geborgd dat het voortbestaan van het te vormen landelijke postnetwerk
niet wordt uitgehold door spelers met een verdienmodel dat volledig is gebaseerd op
toegangsregulering?
Antwoord op vraag 40
Zoals aangegeven in het antwoord op vragen 32 en 35 is één van de voorschriften bij
het artikel 47-besluit dat PostNL toegang moet bieden aan andere postvervoerders.
Om gebruik te kunnen maken van het toegangsaanbod geldt als voorwaarde dat maximaal
70% van het totale postvolume dat een postvervoerder collecteert en/of sorteert mag
worden aangeboden als restpost bij PostNL. Dit beoogt verdienmodellen van andere postvervoerders
te voorkomen die enkel gebaseerd zijn op de toegangsregulering.
Ondertekenaars
-
, -
Eerste ondertekenaar
L.I. Diks, voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat -
Mede ondertekenaar
L. Nieuwerf, adjunct-griffier