Verslag (initiatief)wetsvoorstel (nader) : Verslag
35 287 Regels over de verdeling van pensioen bij scheidingen vanaf 2021 (Wet pensioenverdeling bij scheiding 2021)
Nr. 6
                   VERSLAG
            
Vastgesteld 6 december 2019
De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, belast met het voorbereidend
                  onderzoek van bovenstaand wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen
                  van haar bevindingen.
               
Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende
                  zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel
                  van wet voldoende voorbereid.
               
De voorzitter van de commissie, Rog
Adjunct-griffier van de commissie, Freriks
Inhoudsopgave
1.
Inleiding
2
2.
Aanleiding en hoofdelementen van het wetsvoorstel
3
2.1
Hoe zit de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding in elkaar?
3
2.2
Waarom knelt de bestaande wet?
4
2.3
Hoofdelementen van het wetsvoorstel pensioenverdeling bij scheiding 2021
4
3.
Conversie als standaard
6
3.1
Voor- en nadelen van conversie
7
3.2
Gevolgen aanpassen standaard verdelingsmethode
8
3.3
Uniforme reken- en verdeelregels
9
4.
Automatische verdeling – «nee, tenzij» wordt «ja, tenzij»
9
5.
Bijzonder partnerpensioen alleen over de huwelijkse periode
10
6.
Verdelingsgrens en uitruilmogelijkheden
11
7.
Regeldrukkosten
11
8.
Advies en consultatie
11
8.1
Toetsen en advies
11
8.2
Reacties op de internetconsultatie
12
9.
Overgangsrecht en inwerkingtreding
12
ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING
13
1. Inleiding
               
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het voorliggende
                     wetsvoorstel. Te veel mensen staan bij een echtscheiding niet of nauwelijks stil bij
                     de te verdelen pensioenaanspraken. Dat klemt des te meer als de gewezen partners geen
                     deskundig advies hebben kunnen of willen inwinnen. Deze leden zijn ook positief over
                     het opnemen van conversie als standaard. Wel hebben zij nog een aantal vragen bij
                     het wetsvoorstel.
                  
De leden van de VVD-fractie lezen in de aanleiding terug dat bij scheidingsprofessionals
                     onvoldoende kennis over pensioenverdeling is. Het wetsvoorstel zorgt voor een belangrijk
                     vangnet door conversie als standaardoptie te bestempelen, maar bevat geen voorstellen
                     omtrent het kennisniveau van de professionals die direct betrokken zijn bij het opstellen
                     van het scheidingsconvenant. Deze leden merken op dat het pensioenfonds of de verzekeraar
                     – waar dergelijke kennis wel in huis is – pas in beeld komt nadat de afspraken over
                     pensioenverdeling zijn vastgelegd in het scheidingsconvenant. Zij vragen de regering
                     om het proces van pensioenverdeling bij een scheiding in het voorgenomen stelsel nader
                     te schetsen, hierbij expliciet in te gaan op het moment waarop het pensioenfonds/de
                     verzekeraar in beeld komt en welke gevolgen dit logischerwijs heeft voor de zorgplicht
                     van de pensioenuitvoerder. Voorts vragen deze leden de regering om in het licht hiervan
                     in te gaan op de oproep uit het veld om meer duidelijkheid aan de voorkant van dit
                     proces. In hoeverre zijn lichtere alternatieven voor een verplicht pensioenplan of
                     samenvoeging van alle regels in één wet besproken met partijen in het veld?
                  
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de Wet pensioenverdeling bij
                  scheiding 2021. Deze leden vinden het juist om bij een echtscheiding de pensioenen
                  ook echt te verdelen, zodat het pensioen van de ene partner niet nog onnodig afhankelijk
                  is van het leven en de keuzes van de andere partner. Zij hebben echter wel vraagtekens
                  bij de beperking van het nabestaandenpensioen waar de regering voor kiest.
               
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel
                     pensioenverdeling bij scheiding. De leden zien de vormgeving van een nieuw automatisme
                     voor pensioenverdeling bij scheiding als een grote stap vooruit. Zij hebben nog enkele
                     vragen.
                  
De leden van de D66-fractie vragen vooral naar de reikwijdte van het voorstel. Wat
                     is de reden dat naast het geregistreerd partnerschap of huwelijk niet andere vormen
                     van partners voor de pensioenregeling worden meegenomen? Deelt de regering de opvatting
                     dat juist met de huidige tendens dat steeds meer mensen (ongehuwd) samenwonen het
                     ook voor deze groep van belang is om de verdeling van pensioen goed te regelen als
                     mensen uit elkaar gaan?
                  
De leden van de fractie van GroenLinks hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel.
                     Zij hebben daarbij nog enkele vragen.
                  
De leden van de fractie van GroenLinks vragen de regering of er aan de voorkant genoeg
                     geregeld wordt om mensen goed te begeleiden bij scheiding. Zou de regering nog eens
                     nader kunnen ingaan op de suggestie van pensioenfondsen voor een verplicht pensioenplan?
                     Ziet de regering andere mogelijkheden om te borgen dat deelnemers een bewuste keuze
                     maken zodat zij niet achteraf worden verrast?
                  
De leden van de fractie van GroenLinks vragen of mensen wel genoeg handelingsperspectief
                     hebben gedurende de zes maanden dat zij kunnen reageren op de communicatie van hun
                     pensioenfonds.
                  
De leden van de SP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel
                     inzake de regels over de verdeling van pensioen bij scheidingen vanaf 2021.
                  
De leden van de SP-fractie vragen de regering op welke manier zij burgers en scheidingsprofessionals
                     gaat informeren over de nieuwe wet gezien de onbekendheid van de huidige wet. Hoe
                     heeft de regering in het verleden de huidige wet geprobeerd onder de aandacht te brengen
                     bij burgers en scheidingsprofessionals? Waarom is er niet voor gekozen om de huidige
                     wet meer onder de aandacht te brengen als dit een van de belangrijkste argumenten
                     is voor een nieuwe wet?
                  
De leden van de fractie van 50PLUS hebben met interesse kennisgenomen van de voorgestelde
                  wetswijzigingen. Deze leden hebben echter nog een aantal vragen en opmerkingen.
               
2. Aanleiding en hoofdelementen van het wetsvoorstel
               
De leden van de VVD-fractie vragen om een nadere toelichting op de gegevenslevering
                  die nodig is naar pensioenuitvoerders. Zij vragen of deze gegevenstoelevering op basis
                  van het wetsvoorstel juridisch voldoende is geborgd, of de ICT-systemen hiervoor voldoende
                  zijn toegerust en wie verantwoordelijk is voor deze aspecten.
               
De leden van de 50PLUS-fractie vragen op welke wijze de regering voornemens is de
                  wet te evalueren.
               
2.1 Hoe zit de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding in elkaar?
               
De leden van de fractie van GroenLinks constateren dat er in de nieuwe situatie ook
                  nog steeds verwezen kan worden naar de Pensioenwet. Wat zijn de overwegingen voor
                  de regering om twee wetten naast elkaar te laten bestaan in plaats van alles in één
                  nieuwe wet te regelen?
               
2.2 Waarom knelt de bestaande wet?
               
De leden van de CDA-fractie vragen de regering wat de reden is dat slechts 30 tot
                     50% van de scheidingen leidt tot pensioenverevening via de pensioenuitvoerder. Het
                     kan namelijk zo zijn dat echtparen niet willen verevenen, dat zij zich niet bewust
                     zijn dat ze actie moeten ondernemen om de pensioenen te verevenen, maar ook dat sprake
                     is van kleine pensioenen of (bijna) gelijke pensioenen. Wordt er dus weinig verevend
                     omdat echtparen hier geen behoefte aan hebben of omdat het geen nut heeft? Kan de
                     regering tevens aangeven waarom verevening moeilijk toepasbaar is op premieregelingen?
                  
Verder vragen de leden van de CDA-fractie of de regering met betrekking tot de knelpunten
                     van de huidige wet ook gekeken heeft naar het verschil tussen de tweede en de derde
                     pijler bij het verevenen dan wel converteren van pensioenaanspraken.
                  
De leden van de D66-fractie vragen of de regering ook heeft gekeken naar mogelijkheden
                  om de kennis bij scheidingsprofessionals over het verdelen van pensioen bij scheiding
                  verder te vergroten. Hoe kijkt de regering bijvoorbeeld naar een verplicht pensioenplan
                  bij scheiding, in de vorm van een soort checklist? Zou dat het gesprek over gewenste
                  verdeling van pensioen na scheiding verder te bevorderen?
               
2.3 Hoofdelementen van het wetsvoorstel pensioenverdeling bij scheiding 2021
               
De leden van de CDA-fractie achten het juist om conversie van pensioenaanspraken als
                     standaard te nemen. Partners die uit elkaar gaan hebben er over het algemeen geen
                     belang bij als zij via het pensioen nog aan elkaar en elkaars keuzes verbonden zijn.
                     Conversie zou in algemene zin ook kunnen leiden tot versterking van de positie van
                     de partner die door conversie een eigen pensioenrecht krijgt. Bij een veel jongere
                     ex-partner kan bij verevening sprake zijn van een pensioen dat pas jaren na de pensioengerechtigde
                     leeftijd ingaat. Bij conversie kan de partner met een eigen pensioenrecht eigen keuzes
                     maken met betrekking tot de ingangsdatum van het pensioen. Conversie kan ook meer
                     bescherming bieden, omdat het standaard wordt uitgevoerd door de pensioenuitvoerder.
                     Als de partner die recht heeft op de helft van het pensioen hier niet van op de hoogte
                     is, of als de andere partner weigert mee te werken en de scheiding niet binnen twee
                     jaar gemeld wordt bij het pensioenfonds, is de ene partner afhankelijk van de medewerking
                     van de andere partner. Anders resteert een gang naar de rechter, maar niet voor alle
                     partners met recht op de helft van het pensioen is dit een optie vanwege kosten of
                     de gevolgen voor de relatie tussen de ex-partners. Conversie zorgt er dan voor dat
                     de rechthebbende partner vaker het pensioen ontvangt waar hij of zij recht op heeft.
                     De leden van de CDA-fractie zien hier echter ook wel enkele nadelen tegenover staan
                     waardoor de partner met een recht op een deel van het pensioen slechter beschermd
                     wordt. Ten eerste dat gemiddeld genomen sprake is van een oudere partner waarvan het
                     pensioen nu verevend wordt, waardoor conversie leidt tot een lagere pensioenuitkering.
                     Deze pensioenuitkering is echter wel uitgebreider in tijdsduur bij conversie wanneer
                     de oudere ex-partner ook daadwerkelijk eerder overlijdt dan de jongere ex-partner.
                  
Ten tweede het vervallen van de nabestaandendekking wat kan leiden tot een slechtere
                     bescherming van de partner die het minste pensioen heeft opgebouwd. De leden van de
                     CDA-fractie merken hierbij het volgende op. Alimentatie en nabestaandenpensioen hebben
                     iets met elkaar gemeen. Beide zijn het voorzieningen voor de minstverdienende of achterblijvende
                     partner vanuit een verzorgingsgedachte voor de periode vanaf dat het huwelijk ontbonden
                     is, door echtscheiding ofwel door de dood. Maar hoewel ze vanuit hetzelfde principe
                     voortkomen, zijn ze in onderhavig wetsvoorstel niet compatible. Dus de gehuwde partner
                     met een goed nabestaandenpensioen is wel beschermd tegen het overlijden van de andere
                     partner, maar de gescheiden partner niet, want bij overlijden eindigt de alimentatie
                     en na conversie is er geen nabestaandenpensioen meer. Dit is juist een risico waarvoor
                     de partner vanuit de verzorgingsgedachte bescherming verdient. Kan de regering aangeven
                     waarom zij in deze situatie, dus partners zijn gescheiden en de alimentatiebetalende
                     ex-partner overlijdt, het niet nodig acht dat er een dekking is voor een nabestaandenpensioen?
                     Kan de regering aangeven of het pensioen na conversie inderdaad gemiddeld lager uitkomt
                     doordat vaker sprake is van een oudere ex-partner? Zijn er berekeningen uitgevoerd
                     met betrekking tot deze punten voorafgaand aan het wetsvoorstel? Zijn er alternatieven
                     uitgedacht om deze pijnpunten weg te nemen? Kan de regering in een aantal rekenvoorbeelden
                     laten zien wat het financiële verschil is tussen verevening en conversie wanneer een
                     van beide partners op jonge dan wel op oude leeftijd weduwe wordt en wanneer er al
                     dan niet sprake is van een fors leeftijdsverschil tussen de partners? Heeft de regering
                     ook getoetst of door invoering van onderhavig wetsvoorstel het noodzakelijk dan wel
                     wenselijk is om de regels rondom alimentatie aan te passen?
                  
Een derde nadeel is dat conversie onomkeerbaar is en standaard plaatsvindt zonder
                     dat gehuwden die willen gaan scheiden verplicht zijn om na te denken over hun pensioenvoorziening.
                     De leden van de CDA-fractie constateren dat het in de praktijk mogelijk is dat een
                     ex-partner pas achter de aanstaande pensioenconversie komt wanneer deze hierover door
                     de pensioenuitvoerder over geïnformeerd wordt en dus als het proces van de echtscheiding
                     mogelijk al is afgerond. Heeft de advocaat die het verzoek tot echtscheiding indient
                     een zorgplicht om de gehuwden te informeren over de gevolgen van de scheiding op de
                     pensioenen en de mogelijkheid om afwijkende afspraken te maken? Hoe verhoudt dit zich
                     tot de constatering van de regering dat in de praktijk echtscheidingsadvocaten niet
                     altijd voldoende kennis hebben van pensioenregelingen en de mogelijkheden bij echtscheiding?
                     Heeft de regering erover gedacht om echtgenoten die willen scheiden te verplichten
                     in het convenant iets op te nemen over het al dan niet verdelen van pensioenen? Heeft
                     de regering in kaart gebracht tot welke wijzigingen dit wetsvoorstel noopt aan de
                     instructies van de Raad van de Rechtspraak? Zou het niet veel beter zijn als in deze
                     instructies wordt opgenomen dat de echtgenoten een keuze omtrent pensioen moeten maken?
                     De leden van de CDA-fractie vragen de regering tevens welke aspecten de echtgenoten
                     alleen in het echtscheidingsconvenant overeen kunnen komen en welke aspecten zij in
                     de zes maanden na de scheiding (voor de conversie) of na deze periode nog mogen bepalen.
                  
De leden van de CDA-fractie vragen de regering het effect van de beperking van het
                     bijzonder partnerpensioen tot de huwelijkse periode duidelijk te maken aan de hand
                     van een aantal voorbeelden. Wat is het effect voor echtgenoten die na twintig jaar
                     huwelijk gaan scheiden? Wat is het effect voor een partner die meerdere keren gescheiden
                     is en dus meerdere ex-partners heeft? Kan de regering hierbij onderscheid maken tussen
                     een pensioenvoorziening met een bijzonder partnerpensioen op opbouwbasis en op risicobasis?
                  
De leden van de CDA-fractie vragen de regering tevens nader te definiëren wat er onder
                     de huwelijkse periode wordt verstaan voor toepassing van de wet. Eindigt dit bij het
                     verzoek tot echtscheiding of bij de inschrijving ervan in de registers van de burgerlijke
                     stand en hoe verhoudt dit zich tot de nieuwe standaard van de beperkte gemeenschap
                     van goederen? Verder vragen deze leden waarom de verdeling van het partnerpensioen
                     niet is opgenomen in het wetsvoorstel, maar geregeld blijft in de Pensioenwet, waardoor
                     er twee verschillende begrippenkaders gelden voor de verdeling van het partnerpensioen
                     en de verdeling van het ouderdomspensioen.
                  
De leden van de fractie van GroenLinks lezen dat mensen zelf in actie moeten om nabestaandenpensioen
                     te regelen na hun scheiding. Zijn mensen zich daar genoeg van doordrongen?
                  
Zij vragen de regering of dit wetsvoorstel als doel heeft om de positie van de minstverdienende
                     ex-partner te verbeteren.
                  
De leden van de fractie van GroenLinks vragen de regering of en zo ja wanneer zij
                     verwacht overeenstemming te bereiken over een uniforme partnerdefinitie in het kader
                     van een wettelijk keuzerecht voor ongehuwd samenwonenden.
                  
De leden van de fractie van GroenLinks vragen de regering om het mogelijk te maken
                     voor ongehuwd samenwonenden om vrijwillig gebruik te kunnen maken van de wet. Wat
                     is hierop tegen?
                  
De leden van de fractie van GroenLinks vragen de regering te reageren op de suggestie
                     van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie om als uniform partnerbegrip te kiezen
                     voor «partners met een notarieel samenlevingsovereenkomst».
                  
De leden van de 50PLUS-fractie vragen of dit wetsvoorstel tot doel heeft om de financiële
                     positie van de minstverdienende partner te verbeteren?
                  
Wat kan de regering zeggen over de inkomensgevolgen van de beperking van het partnerpensioen
                     tot de geregistreerde huwelijkse periode? Hoe vaak en in welke omvang leidt dit tot
                     een lagere uitkering voor de minstverdienende partner dan nu het geval is?
                  
Wat moeten betrokkenen in de nieuwe situatie precies ondernemen, als zij overeenkomen
                     om ook de ongehuwd samenwonende periode te laten meetellen voor de verdeling/conversie
                     van het opgebouwde pensioen?
                  
Welke acties worden ondernomen om overeenstemming te bereiken over een uniforme partnerdefinitie,
                     inclusief ongehuwd samenwonenden?
                  
Indien beide huwelijkspartners een pensioen hebben opgebouwd, is dan de mogelijkheid
                     aanwezig niets te converteren? Wordt het converteren van de pensioenen de standaard,
                     ook als de opgebouwde pensioenrechten van beide partners elkaar in omvang niets of
                     niet veel ontlopen?
                  
Kan de regering aan de hand van een rekenvoorbeeld ingaan op de verschillen tussen
                     conversie en verevening?
                  
3. Conversie als standaard
               
De leden van de VVD-fractie hebben enkele vragen over de mogelijkheid tot afwijkende
                  afspraken, die voortvloeit uit het beoogde artikel 7. Deze leden vragen om een nadere
                  toelichting op het voorstel om registraties in het huwelijksgoederenregister niet
                  op dezelfde wijze als een registratie in de Basisregistratie Personen (BRP) te behandelen.
                  Ook vragen zij om een toelichting hoe mensen die afwijkende afspraken maken worden
                  voorgelicht over de noodzaak dit zelfstandig aan hun pensioenuitvoerder te melden
                  en welke afspraken hierover gemaakt zijn met vertegenwoordigers van scheidingsprofessionals.
                  Voorts vragen deze leden om een nadere toelichting op de mogelijkheid voor de pensioenuitvoerder
                  om afwijkende afspraken te weigeren wanneer misbruik aannemelijk is. Op grond waarvan
                  wordt deze aannemelijkheid vastgesteld? Waarom kiest de regering ervoor om vooralsnog
                  geen nadere regels in te stellen, zoals blijkt uit de beantwoording aan de Raad van
                  State op dit punt? Wat gebeurt er met de maximale termijn van zes maanden om afwijkende
                  afspraken door te geven wanneer de pensioenuitvoerder niet akkoord gaat met de gewenste
                  afwijkende afspraken en de betreffende deelnemer hiertegen bezwaar maakt?
               
De leden van de CDA-fractie merken op dat zowel door pensioenverevening als door pensioenconversie
                  het aantal pensioenen van deelnemers toeneemt. Wanneer is het na de verevening of
                  de conversie in de tijd mogelijk voor de uitvoerder dan wel voor de deelnemer om meerdere
                  pensioenen samen te voegen?
               
De leden van de SP-fractie vragen of de regering aan de hand van minstens tien verschillende
                  rekenvoorbeelden de verschillen tussen conversie en verevening kunnen laten zien.
                  Kan daar in ieder geval worden gewerkt met verschillende inkomens bij de verdelingsplichtige
                  partner enerzijds en verdelingsgerechtigde partner anderzijds? Kunnen bijvoorbeeld
                  situaties worden geschetst op bijstandsniveau, modaal inkomen en twee keer modaal
                  inkomen? Kunnen rekenvoorbeelden worden gegeven waarbij de inkomens ongeveer gelijk
                  zijn en waarbij de verdelingsplichtige partner een veel hoger inkomen heeft dan de
                  verdelingsgerechtigde partner?
               
3.1 Voor- en nadelen van conversie
               
De leden van de CDA-fractie delen de mening van de regering dat een groot voordeel
                     van conversie is dat richting beide ex-partners duidelijker gecommuniceerd wordt via
                     mijnpensioenoverzicht.nl, terwijl bij verevening het gehele pensioen bij de verdelingsplichtige
                     partner te zien is. Kan de regering aangeven of conversie in plaats van verevening
                     ook gevolgen heeft voor de informatie op het Uniform Pensioenoverzicht? Klopt het
                     dat het wetsvoorstel ook regelt dat in het verleden geregelde en toekomstige pensioenvereveningen
                     op mijnpensioenoverzicht.nl zichtbaar moeten zijn bij de pensioengerechtigde ex-partner?
                     Is dit in de praktijk uitvoerbaar en heeft de regering hierover overlegd met pensioenfondsen
                     en verzekeraars?
                  
De regering geeft aan dat het grootste verschil tussen conversie en verevening de
                     gevolgen betreft voor het verdeelde ouderdomspensioen als de verdelingsgerechtigde
                     partner eerder overlijdt dan de verdelingsplichtige partner. Tegelijkertijd loopt
                     een geconverteerd pensioen door bij overlijden van de ex-partner, want het pensioen
                     is immers niet meer afhankelijk van de ex-partner. De leden van de CDA-fractie vragen
                     wat het gecumuleerde effect is van deze twee aspecten op de financiële positie van
                     fondsen, verzekeraars dan wel uitvoerders. Het eerste aspect is immers gunstig voor
                     deze uitvoerders, want de zogenoemde «sterftewinst» komt niet meer toe aan de ex-partner
                     wiens pensioen verdeeld was, maar aan de uitvoerder. Het tweede aspect zit verdisconteerd
                     in de prijs, want het risico dat een gemiddeld jongere verdelingsgerechtigde partner
                     langer leeft, wordt verdisconteerd in een lagere pensioenuitkering, want deze is gebaseerd
                     op de eigen levensverwachting.
                  
De leden van de D66-fractie vragen hoeveel mensen onder de huidige wet mogelijk in
                  aanmerking komen voor bijzonder partnerpensioen als de verdelingsplichtige partner
                  overlijdt voordat de verdelingsgerechtigde partner overlijdt, en straks standaard
                  niet meer bij conversie. Wat kan dit mogelijk doen voor het aantal pensioenfondsen
                  dat bijzonder partnerpensioen op risicobasis of kapitaalbasis aanbiedt? En bij hoeveel
                  mensen kan het voorkomen dat waar nu het verevende ouderdomspensioen terug vloeit
                  naar de verdelingsplichtige partner bij overlijden verdelingsgerechtigde partner,
                  waar dat bij conversie stopt? Om wat voor bedragen gaat het hier gemiddeld?
               
De leden van de SP-fractie vragen of een nevendoel van de voorliggende wet het individualistischer
                     maken is van het pensioen in algemene zin of alleen voor de situaties bij scheiding.
                     Is het niet mogelijk om Mijnpensioenoverzicht.nl zo aan te passen dat bij verevening
                     ook duidelijk is wat de gevolgen zijn? Zo ja, waarom wordt daar niet voor gekozen
                     in plaats van een andere standaard in te voeren? Zo nee, waarom niet?
                  
De leden van de SP-fractie vragen waar de uitkeringen van de verdelingsgerechtigde
                     partner naartoe gaan wanneer die niet naar de verdelingsplichtige partner teruggaan.
                     Blijven die bij de pensioenuitvoerder of ergens anders naartoe? Zijn deze uitkeringen
                     die dus niet tussen de partners worden verdeeld hoger of lager bij conversie dan wel
                     verevening?
                  
3.2 Gevolgen aanpassen standaard verdelingsmethode
               
De leden van de CDA-fractie achten het positief dat de verdelingsgerechtigde partner
                     een eenzijdig keuzerecht krijgt om zijn of haar deel van het bijzonder partnerpensioen
                     buiten de conversie te houden, waar de pensioenuitvoerder verplicht aan mee moet werken.
                     Tegelijkertijd is de reden dat de regering onderhavig wetsvoorstel indient dat ex-partners
                     bij de scheiding weinig afspraken maken over het pensioen, vrijwel altijd de default
                     wordt uitgevoerd en dat er weinig kennis is over de wet. Acht de regering het daarom
                     niet logischer om het bijzonder partnerpensioen in de default te behouden voor verdelingsgerechtigde
                     partners onder de pensioenleeftijd?
                  
De leden van de CDA-fractie vragen de regering met voorbeelden nader uit te leggen
                     in welk geval sprake zou kunnen zijn van misbruik met als gevolg dat de pensioenuitvoerder
                     mag weigeren de afwijkende afspraak uit te voeren. Kan de regering tevens aangeven
                     in welke gevallen deze afwijkende afspraken leiden tot verschuldigdheid van schenkbelasting?
                     De leden van de CDA-fractie merken op dat de pensioenfondsen en -verzekeraars hebben
                     voorgesteld om ten behoeve van de uitvoerbaarheid het aantal mogelijke afwijkende
                     afspraken te beperken tot enkele logische keuzes, namelijk:
                  
– geen verdeling;
– ook de pensioenen verdelen of converseren van de samenlevingsperiode (voorafgaand
                           aan het huwelijk);
                        
– een ander verdelingspercentage, maar voor opgebouwd ouderdomspensioen gelijk aan opgebouwd
                           partnerpensioen;
                        
– mits niet meer dan 50% wordt toebedeeld aan de ex-partner.
Kan de regering aangeven waarom zij hier niet voor gekozen heeft? Kan zij tevens aangeven
                     of de bovengenoemde opties kunnen plaatsvinden zonder heffing van schenkbelasting?
                  
De regering heeft in het wetsvoorstel en in de lagere regelgeving opgenomen dat de
                     pensioenuitvoerder na het ontvangen van de melding van de inschrijving van de echtscheiding
                     beide ex-partners moet informeren over de gevolgen van de scheiding voor het ouderdomspensioen
                     en het partnerpensioen. De leden van de CDA-fractie zijn van mening dat het nooit
                     verkeerd is om adequate informatie te krijgen, maar dat dit voor de ex-partners wel
                     rijkelijk laat is. Zij kunnen immers dan geen afspraken meer maken over de verdeling
                     van het pensioen, want de reactieperiode is volgens de regering slechts een administratieve
                     periode, geen termijn om nog over mogelijke afspraken te gaan nadenken. De informatie
                     van de pensioenuitvoerder is zeer relevant waar het gaat om het eenzijdige keuzerecht
                     om het partnerpensioen buiten de conversie te houden en voor de wijze waarop ex-partners
                     die van de wet afwijkende afspraken hebben gemaakt dit kenbaar kunnen maken aan de
                     pensioenuitvoerder. De informatie over conversie van het ouderdomspensioen en welke
                     afwijkende afspraken er mogelijk zijn, heeft na de inschrijving van de echtscheiding
                     geen zin meer. De enige die de echtgenoten daarover kan informeren is de advocaat.
                     Welke informatieplicht legt onderhavig wetsvoorstel bij de advocaat die het verzoek
                     tot echtscheiding indient, zo vragen de leden van de CDA-fractie.
                  
De leden van de D66-fractie hebben nog enkele vragen over de weigeringsgrond voor
                     pensioenuitvoerders. Onder de huidige wet wordt bij de meest voor de hand liggende
                     redenen ook administratieve kosten genoemd. In de nieuwe situatie kan een pensioenuitvoerder
                     alleen weigeren mee te werken als misbruik aannemelijk is. Deze leden vragen bij hoeveel
                     van de (automatische) conversies het nog steeds het geval kan zijn dat de administratieve
                     lasten onevenredig zijn, of dat dit in voldoende mate ondervangen is door de verdelingsgrens.
                  
Deze leden vragen daarnaast naar de complexe bewijslast bij de weigeringsgrond misbruik.
                     Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State gaat hier ook op in. Zou
                     de regering het als een verbetering zien als in de lagere regelgeving hier verdere
                     invulling aan wordt gegeven? Hoe kijkt de regering naar de suggestie van de pensioenfederatie
                     om afwijking van conversie te beperken bijvoorbeeld door als er over een afwijkende
                     periode of met een ander percentage wordt verdeeld, dit wel tot een maximum wordt
                     beperkt?
                  
De leden van de 50PLUS-fractie constateren dat, de regering aangeeft dat de weigeringsgrond
                     alleen betrekking heeft op situaties waarin de conclusie van misbruik reeds op het eerste gezicht aannemelijk is». Deelt de regering de visie dat een objectief oordeel over misbruik (bij conversie)
                     alleen mogelijk is bij een volledig beeld van de financiële situatie van beide partners?
                     Is dit volledige beeld in voldoende mate beschikbaar om conclusies te trekken over
                     «misbruik op het eerste gezicht»?
                  
Op welke wijze is de regering voornemens de burgers en andere betrokkenen te informeren
                     over de nieuwe wet?
                  
3.3 Uniforme reken- en verdeelregels
               
De leden van de CDA-fractie vragen waarom er bij premieregelingen gekeken wordt naar
                  «het actuele spaarsaldo verminderd met de participaties bij aanvang van het huwelijk
                  tegen de actuele koers». Wat wordt bedoeld met de actuele koers? Waarom wordt bij
                  premieregelingen niet gekeken naar het actuele spaarsaldo verminderd met het spaarsaldo
                  bij aanvang van het huwelijk?
               
De leden van de D66-fractie vragen of er reacties zijn binnengekomen op de concept
                  lagere regelgeving over de uniforme rekenregels. Deze leden vragen of er problemen
                  zouden kunnen ontstaan door de samenloop van automatische waardeoverdracht en het
                  opschorten daarvan tijdens de reactieperiode na scheiding.
               
De leden van de fractie van GroenLinks vragen de regering om aan de hand van enkele
                  rekenvoorbeelden de verschillen tussen conversie en verevening te laten zien.
               
4. Automatische verdeling – «nee, tenzij» wordt «ja, tenzij»
               
De leden van de VVD-fractie hebben enkele vragen over de rekenregels voor de verdeling
                     bij een premieregeling. Zij lezen in de memorie van toelichting dat het Actuarieel
                     Genootschap (AG) om advies is gevraagd, maar dat de door het AG voorgestelde regels
                     in de praktijk niet bij alle fondsen toepasbaar zijn. Ook lezen zij dat mogelijk een
                     alternatieve methode nodig is wanneer gegevens ontbreken. Deze leden zijn van mening
                     dat meer helderheid op dit punt wenselijk is, gezien de toename van het aantal premieregelingen
                     in de afgelopen jaren. Zij vragen om een nadere toelichting van de regering hoe deze
                     verdelingsregels vormgegeven worden, daarbij in te gaan op de praktische uitvoerbaarheid
                     voor de pensioensector en het voorstel van De Nederlandsche Bank om een eenvoudiger
                     alternatief te gebruiken. Ook vragen deze leden om een nadere toelichting op de situatie
                     waarin één van de ex-partners gepensioneerd is en er sprake is van een premieregeling,
                     waar ook de Autoriteit Financiële Markten (AFM) aandacht voor vraagt. Zij vragen op
                     dit laatste punt of de regering de analyse van de AFM deelt en in hoeverre hiervoor
                     aanvullende bepalingen nodig zijn.
                  
De leden van de VVD-fractie vragen ook aandacht voor de situatie waarin beide partners
                     een vergelijkbaar pensioen hebben opgebouwd. Zij vragen hierbij specifiek in hoeverre
                     het wetsvoorstel voorziet in het salderen van de pensioenaanspraken, waardoor conversie
                     toegespitst kan worden op het verschil in aanspraken van de ex-partners.
                  
Een pensioenuitvoerder krijgt een melding zodra de scheiding in de registers van de
                  burgerlijke stand van de gemeente is ingeschreven. Wat als er iets misloopt bij deze
                  melding, zo vragen de leden van de CDA-fractie. Stel dat wegens een uitzonderlijke
                  storing of een menselijke fout de melding van de echtscheiding te laat binnenkomt
                  bij de pensioenuitvoerder, wat heeft dit dan voor gevolgen voor de conversie, de communicatie
                  en de in de wet gestelde termijnen?
               
De leden van de D66-fractie vragen wat de reden is om de reactieperiode terug te brengen
                     naar zes maanden ten opzichte van de huidige twee jaar. Deze leden vragen of dit voldoende
                     tijd biedt om te reageren, zeker gezien het feit dat als deze reactietermijn is verlopen
                     en er toch afwijkende afspraken blijken te zijn, de pensioenuitvoerder geen plicht
                     meer heeft om daaraan mee te werken. Daarnaast vragen deze leden hoe kan worden voorkomen
                     dat deze periode wordt gezien als het moment om afspraken te gaan maken over de verdeling
                     van het pensioen. Deze leden vragen ook of de reactietermijn bij scheiding van tafel
                     en bed van zes maanden ook voldoende is.
                  
De leden van de D66-fractie vragen in welke mate er nu bij het aangaan van huwelijken
                     of geregistreerd partnerschap de bepaling is opgenomen om de Wet verevening pensioenrechten
                     bij scheiding (Wvps) te volgen. Voor hoeveel mensen wijzigen dus eigenlijk door deze
                     wetswijziging hun huwelijkse afspraken?
                  
De leden van de 50PLUS-fractie vragen of het klopt dat de afkoopgrens gebaseerd is
                  en blijft op het verwachtte pensioen. Heeft de regering het voornemen om deze grens
                  in de nabije toekomst ook anders vorm te geven, bijvoorbeeld op basis van de betaalde
                  premie?
               
5. Bijzonder partnerpensioen alleen over de huwelijkse periode
               
De leden van de CDA-fractie merken op dat samenwonenden die uit elkaar gaan zich wel
                     tot de pensioenuitvoerder kunnen wenden met het verzoek om het bijzonder partnerpensioen
                     af te splitsen, maar niet met het verzoek om het ouderdomspensioen te converteren.
                     Waarom mogen samenwoners niet kiezen voor toepassing van de wet, terwijl zij wel een
                     aanspraak hebben op bijzonder partnerpensioen?
                  
Deze leden vragen tevens waarom kleine ouderdomspensioenen niet worden verdeeld, maar
                     kleine bijzondere partnerpensioenen wel? Klopt het dat de ex-echtgenoot of ex-partner
                     met kleine bijzondere partnerpensioen vervolgens (onbeperkt in de tijd) mag omzetten
                     in een ouderdomspensioen, wat daardoor per definitie onder de afkoopgrens ligt, maar
                     niet mag worden afgekocht?
                  
De leden van de D66-fractie vragen of het idee om het BRP leidend te laten zijn om
                     de samenwoonperiode te bepalen, ook uitkomst kan bieden om (ongehuwd) samenwonenden
                     breder bij het voorstel te betrekken. Zou het bijvoorbeeld mogelijk zijn om als er
                     een wijziging plaatsvindt in het adres in het BRP van twee (ongehuwd) samenwonenden
                     die wel als partner zijn aangemeld bij het pensioenfonds, dit wel automatisch met
                     het pensioenfonds te communiceren?
                  
De leden van de D66-fractie vragen daarnaast of het klopt dat de in de wet opgenomen
                     huwelijkse periode afwijkt van die zoals bepaald in het huwelijksvermogensrecht, waarbij
                     tijdstip van scheiding niet het moment is waarop het BRP wordt aangepast.
                  
6. Verdelingsgrens en uitruilmogelijkheden
               
Met betrekking tot kleine pensioenen vragen de leden van de CDA-fractie of de regering
                  overwogen heeft, aangezien deze pensioenen niet verdeeld worden, om de kleine pensioenen
                  dan wel mee te laten tellen bij de verdeling van de wettelijke gemeenschap van goederen.
               
De leden van de fractie van GroenLinks vragen de regering nader in te gaan op mogelijk
                  misbruik van de wet. Klopt het dat het mogelijk is om het hele pensioen, belastingvrij,
                  te doneren aan een ex? Is dat passend in een collectief systeem? Zou dit begrensd
                  kunnen worden?
               
7. Regeldrukkosten
               
De leden van de VVD-fractie begrijpen dat de eerdere vereveningen in het pensioenregister
                  worden opgenomen. Zij vragen om een nadere toelichting wat de administratieve lasten
                  hiervan zijn en welke afspraken er met de sector gemaakt zijn over het invoeringstempo
                  van deze registratie.
               
De leden van de D66-fractie vragen hoe de regering kijkt naar de opmerkingen van de
                  pensioenuitvoerders over het opnemen van alle oude vereveningen in het pensioenregister.
                  Klopt het dat deze informatie niet altijd beschikbaar is bij de pensioenuitvoerders?
                  Wat is de inschatting van de regeldruk van dit specifieke onderdeel van het wetsvoorstel?
               
8. Advies en consultatie
               
8.1 Toetsen en advies
               
De leden van de VVD-fractie hebben enkele vragen over keuze om ongehuwd samenwonenden
                  niet onder de werking van dit wetsvoorstel te brengen. Deze leden wijzen erop dat
                  ongehuwd samenwonenden in de Pensioenwet wel gelijkgesteld worden aan gehuwden voor
                  bijzonder partnerpensioen. Zij vragen de regering nader toe te lichten waarom ongehuwd
                  samenwonenden onder de Pensioenwet en de beoogde Wet pensioenverdeling bij scheiding
                  anders worden behandeld. Zij vragen voorts waarom een uniforme partnerdefinitie noodzakelijk
                  zou zijn voor de mogelijkheid om vrijwillige pensioenverdeling toe te passen onder
                  de beoogde wet? Tot slot vragen deze leden hoe het staat met het voorstel voor een
                  wettelijk uniforme partnerbegrip (minimumdefinitie) dat de Stichting van de Arbeid,
                  de Pensioenfederatie en het Verbond van Verzekeraars eerder dit jaar gedaan hebben.
               
De leden van de CDA-fractie vragen de regering tevens in te gaan op de vragen van
                  de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie, de Nederlandse Orde van Advocaten en
                  de Vereniging van Estate Planners in het Notariaat (EPN) in hun reacties op onderhavig
                  wetsvoorstel.
               
8.2 Reacties op de internetconsultatie
               
De leden van de CDA-fractie lezen dat de regering omwille van de militaire pensioenen,
                  de Indonesische pensioenen en de pensioenen voor politieke ambtsdragers niet kiest
                  om alle pensioenbepalingen bij scheidingen in één wet te plaatsen. Daardoor staan
                  de regels voor het ouderdomspensioen in de wet pensioenverdeling bij scheiding 2021
                  en de regels voor het bijzondere partnerpensioen in de Pensioenwet. Deze leden merken
                  echter op dat daardoor voor alle gewone gevallen, naast de drie genoemde uitzonderingscategorieën,
                  uitvoeringsproblemen ontstaan. Zij voorzien namelijk dat veel aanstaande echtgenoten
                  over het hoofd zien dat zij ook nog aparte afspraken moeten maken over het bijzondere
                  partnerpensioen, waardoor het lastiger wordt om de gemaakte afspraken uit te leggen.
                  Kan de regering aangeven wat (aanstaande) echtgenoten hebben bepaald over het bijzonder
                  partnerpensioen als zij in de huwelijkse voorwaarden of in het echtscheidingsconvenant
                  zijn overeengekomen dat de wet pensioenverdeling bij scheiding 2021 van toepassing
                  is?
               
De leden van de D66-fractie onderschrijven ten zeerste de steun uit een aantal reacties
                  om ongehuwd samenwonenden het recht te geven op vrijwillig gebruik te maken van de
                  wet als zij hier samen voor kiezen. Ook de Afdeling advisering van de Raad van State
                  wijst op de positie van ongehuwd samenwonenden. Zou het mogelijk zijn om een opt-in
                  vorm te geven voor ongehuwd samenwonenden? Waarom zou er een verschil bestaan in behoefte
                  voor een automatische conversie tussen gehuwden en samenwonenden die hun partner wel
                  hebben aangemeld bij het pensioenfonds? De regering beredeneert dat een uniforme partnerdefinitie
                  een voorwaarde is voor het introduceren van dit keuzerecht voor ongehuwd samenwonenden.
                  In dat kader vragen de leden van de D66-fractie wat de stand van zaken is rond de
                  uitvoering van de motie van het lid Van Weyenberg (Kamerstuk 34 996, nr. 5).
               
De leden van de fractie van 50PLUS achten het een gemiste kans dat er geen «verplicht
                  persoonlijk pensioenplan» wordt ingevoerd, gelijktijdig met deze wet. Deze leden zijn
                  van mening dat het ontbreken van deze verplichting op termijn veel meer zal vragen
                  van de inspanningen op het gebied van voorlichting, monitoring en evaluatie
               
9. Overgangsrecht en inwerkingtreding
               
Het wetsvoorstel is van toepassing op scheidingen die worden afgerond na 1 januari
                     2021. De leden van de CDA-fractie vragen de regering of een scheiding is afgerond
                     als het verzoek tot echtscheiding is ingediend bij de rechter, als de rechter uitspraak
                     doet of als de echtscheiding is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
                     Indien de scheiding is afgerond ten tijde van de inschrijving in de registers, van
                     welk recht moeten echtgenoten dan uitgaan wanneer zij rond de jaarwisseling uit elkaar
                     gaan en niet weten in welk jaar de scheiding zal worden ingeschreven?
                  
De leden van de CDA-fractie vragen de regering tevens naar de grote groep echtgenoten
                     die in de huwelijkse voorwaarden hebben opgenomen dat de Wet verevening pensioenrechten
                     van toepassing zal zijn bij echtscheiding. Wat gebeurt er als echtgenoten in dit geval
                     na de inwerkingsdatum gaan scheiden? Waarom moeten zij de verevening dan zelf regelen
                     en kan dit niet via de pensioenuitvoerder? Is de regering zich er bewust van dat dit
                     kan leiden tot een verslechtering van de positie van de vereveningsgerechtigde ex-partner,
                     omdat het mogelijk niet lukt om het juiste deel van het pensioen van de andere ex-partner
                     te ontvangen of omdat deze hiervoor kosten moet maken door het gelijk te zoeken bij
                     de rechter? Heeft de regering er rekening mee gehouden dat al deze mensen, tenzij
                     zij alsnog afwijkende afspraken maken bij het echtscheidingsconvenant, in de fiscale
                     regeling van periodieke uitkeringen en persoonsgebonden aftrek terechtkomen? Acht
                     de regering dit vanuit de kant van de uitvoerbaarheid door de Belastingdienst wenselijk?
                  
De leden van de CDA-fractie vragen de regering of de inwerkingtredingsdatum wel haalbaar
                     is, aangezien er nog heel veel (ICT-)processen moeten worden aangepast om de wet te
                     kunnen implementeren bij pensioenuitvoerders. Heeft de regering hierover gesproken
                     met de pensioenuitvoerders en andere betrokken partijen? Kan de regering bij de haalbaarheid
                     van de inwerkingstredingsdatum apart ingaan op de communicatieverplichtingen voor
                     mijnpensioenoverzicht.nl, de verwerking van scheidingen van tafel en bed en de pensioenconversie
                     in het algemeen?
                  
De leden van de D66-fractie vragen of de regering kan toelichten of de beoogde inwerkingtredingdatum
                  haalbaar is en of de regering daarbij in kan gaan op de inbreng van verschillende
                  pensioenuitvoerders en DNB.
               
De leden van de fractie van GroenLinks vragen de regering, mede in het kader van de
                     recente berichtgeving over fouten in de uitvoering bij pensioenfondsen, of er voldoende
                     is gekeken naar de uitvoeringsaspecten van dit wetsvoorstel. Is de inwerkingtreding
                     volgens pensioenfondsen haalbaar?
                  
Zij vragen de regering op welke manier zij burgers gaat informeren over de nieuwe
                     wet gezien de onbekendheid van de huidige wet.
                  
De leden van de fractie van GroenLinks vragen of er nog enige overlap is tussen dit
                     wetsvoorstel en het pensioenakkoord. Heeft het pensioenakkoord nog gevolgen voor dit
                     wetsvoorstel?
                  
ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING
               
Artikel 3, derde lid.
De leden van de VVD-fractie vragen de regering nader toe te lichten op welke andere
                     wijze het uitvoeringsorgaan op de hoogte gesteld kan worden van de scheiding.
                  
Artikel 3, vijfde lid
De leden van de VVD-fractie vragen de regering nader toe te lichten wat als «tijdig»
                  kan worden beschouwd, gelet op het totale proces dat voortvloeit uit het wetsvoorstel
                  en geldende jurisprudentie.
               
Artikel 8.
De leden van de VVD-fractie begrijpen uit de toelichting bij dit artikel onvoldoende
                  wat de praktische gevolgen zijn van de scheiding van een directeur-grootaandeelhouder
                  (dga). Wat zijn bijvoorbeeld de gevolgen als hij of zij nog een pensioen in eigen
                  beheer op de balans heeft? Moet die voorziening dan liquide worden gemaakt en elders
                  worden ondergebracht, of kan zij daar voor de ex-partners blijven staan? Kan de dga
                  saldering afdwingen met de conversie van het pensioen van de ex-partner, om gevolgen
                  voor de vennootschap te voorkomen?
               
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
 M.R.J. Rog, voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 
              
                  Mede ondertekenaar
 J.F.C. Freriks, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.
