Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over o.a. ontwerp Aanvullingsbesluit geluid Omgevingswet (Kamerstuk 35054-13)
2019D49306 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat hebben verschillende fracties
de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister voor Milieu en
Wonen over het «Ontwerp Aanvullingsbesluit geluid Omgevingswet» (Kamerstuk 35 054, nr. 13) en de «Toezending RIVM-adviezen en rapport beschermingsniveau Aanvullingsbesluit geluid Omgevingswet» (Kamerstuk 35 054, nr. 14).
De vragen en opmerkingen zijn op 2 december 2019 aan de Minister voor Milieu en Wonen
voorgelegd.
De voorzitter van de commissie, Agnes Mulder
De adjunct-griffier van de commissie, Schuurkamp
Inhoudsopgave
blz.
I
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
Inleiding
2
VVD
2
D66
2
GroenLinks
3
SP
5
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Inleiding
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het voorliggende
Ontwerp Aanvullingsbesluit geluid Omgevingswet (Kamerstuk 35 054, nr. 13) (hierna: Ontwerpbesluit) en hebben daarover nog enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het Ontwerp Aanvullingsbesluit.
In een dichtbevolkt gebied zoals Nederland dienen heldere en transparante regels opgesteld
te worden over zaken die impact hebben op je leefomgeving en gezondheid, bijvoorbeeld
geluid. Na het lezen van het Ontwerpbesluit, het rapport van dBvision en het oordeel
van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) (Kamerstuk 35 054, nr. 14) hebben deze leden nog een aantal vragen.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van de stukken en hebben hier
enkele vragen en opmerkingen bij.
De leden van de SP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het Ontwerpbesluit
en willen de Minister nog enkele vragen voorleggen.
VVD
De leden van de VVD-fractie lezen in de nota van toelichting dat wordt gesproken van
onderwerping van het ontwerpbesluit aan een toets op administratieve en bestuurlijke
lasten. Betreft het hier de mkb-toets? De resultaten van deze toets lijken niet naar
voren te komen in het document. Zijn de resultaten al bekend? Zo nee, wanneer worden
de resultaten van deze toets verwacht? Zo ja, wat zijn de precieze resultaten van
deze toets?
De leden van de VVD-fractie merken daarnaast op dat Nederland momenteel kampt met
een krappe huizenmarkt. Is er voldoende rekening gehouden met het effect van de te
nemen maatregelen op nieuwbouwproductie en nieuwbouwprijzen?
D66
De leden van de D66-fractie constateren dat de World Health Organization (WHO) in
oktober 2018 nieuwe richtlijnen voor geluid heeft gepubliceerd die specifiek gelden
voor Europa. Kan de Minister een reflectie geven op hoe deze richtlijnen van het WHO
zijn verwerkt in het Ontwerpbesluit? Waar komt het Ontwerpbesluit overeen met de geadviseerde
richtlijnen en waar zitten de discrepanties? Als er verschillen zijn, waarom zijn
deze er? Wat is de stand van zaken van de aangenomen motie-Schonis over onderzoek
hoe het WHO-rapport zich verhoudt tot de huidige wet- en regelgeving (Kamerstuk 35 000-A, nr. 60)?
De leden van de D66-fractie lezen in het Ontwerpbesluit dat decentrale overheden meer
bevoegdheden krijgen dan voorheen. Zo worden decentrale overheden verantwoordelijk
voor het opstellen van geluidsproductieplafonds en voor de monitoring van mogelijk
geluidsoverlast. Dit zorgt onder andere voor de mogelijkheid, dat vanwege lokale besluitvorming,
meer mensen aan hogere geluidsbelasting worden blootgesteld.
De leden van de D66-fractie lezen dat met de invoering van de Omgevingswet en dit
Ontwerpbesluit decentrale overheden er extra nieuwe taken bij krijgen. Kan de Minister
toelichten op welke wijze decentrale overheden vanuit het Rijk worden ondersteund
om deze taken goed uit te voeren?
Wordt straks ook gemonitord of de decentrale overheden in staat zijn om de nieuwe
taken, volgend uit het ontwerpbesluit, uit te voeren? Deze leden vragen op welke manier
geborgd wordt dat er straks geen situatie in Nederland ontstaat waarbij meer mensen
aan een hogere geluidsbelasting worden blootgesteld dan voor het Aanvullingsbesluit.
De leden van de D66-fractie lezen in de brief van het RIVM van 2 september jl. dat
in het Ontwerpbesluit geen maatregelen zijn opgenomen om bestaande geluidsoverlast
aan te pakken en er geen beleid is om bestaande negatieve gezondheidseffecten van
geluidsniveaus, zoals geluid met een lage frequentie, onder de grenswaarde aan te
pakken. Kan de Minister toelichten op welke wijze het kabinet geluidsoverlast aanpakt
en wil aanpakken ook als het gaat om geluid onder de voorgestelde grenswaarden in
het ontwerpbesluit? Kan de Minister uiteenzetten op welke wijze uitvoering wordt gegeven
aan de motie van de leden Van der Graaf en Sienot over het verminderen van geluidshinder
voor omwonenden (Kamerstuk 35 000-A, nr. 16)? Op welke wijze komt gezondheidsbescherming terug in de Omgevingswet en dit Ontwerpbesluit?
De leden van de D66-fractie lezen in de «Nota van toelichting Aanvullingsbesluit Geluid»
dat provincies de verantwoordelijkheid dragen voor stiltegebieden. Kan de Minister
toelichten op welke wijze provincies maatregelen kunnen treffen als stiltegebieden
verstoord worden door geluid van luchtverkeer, zoals in de Nieuwkoopse Plassen gebeurt?
Heeft de provincie de bevoegdheid om in te grijpen als stiltegebieden worden verstoord
door activiteiten, zoals luchtverkeer, waar de bevoegdheid elders ligt, bijvoorbeeld
als de bevoegdheid bij het Rijk ligt.
De leden van de D66-fractie lezen in de «Nota van toelichting Aanvullingsbesluit Geluid»
dat geluid van luchtvaart een apart besluit krijgt. Kan de Minister uiteenzetten hoe
geluidsoverlast door cumulatie van verschillende geluidsbronnen, zoals luchtvaart,
wegverkeer en spoor, wordt aangepakt? Hoe wordt het geluid afkomstig van luchtvaart
meegenomen in de regelgeving rondom cumulatie van geluid met de bijbehorende gezondheidseffecten?
GroenLinks
De leden van de GroenLinks-fractie vinden dat het algemene uitgangspunt voor het vaststellen
van geluidsnormen en regels de bescherming van de gezondheid van burgers is. Dat is
volgens de Omgevingswet ook het uitgangspunt voor geluid. Deze leden zien dit nog
onvoldoende terug in de uitwerking van het Ontwerpbesluit. De leden van de GroenLinks-fractie
vinden dat de ervaren overlast en de gezondheidsgevolgen uitgangspunt moeten zijn.
Zowel het totale geluid, als (hoeveelheid) verstoringen door piekgeluiden en laag
frequent geluid hebben invloed op het welzijn en de gezondheid van mensen. Geluidsoverlast
leidt tot chronische stress en daarmee gezondheidsklachten. Deze leden zijn van mening
dat bescherming van burgers het doel moet zijn van het Ontwerpbesluit, niet het legaliseren
van overlast.
De leden van de GroenLinks-fractie constateren dat het feit dat gezondheid vaak wordt
genoemd in het Ontwerpbesluit een goede zaak is, maar dat de afstand van de grenswaarden
met de adviesnormen van de WHO wel erg groot is. Deze leden zijn van mening dat net
als bij luchtkwaliteit de WHO-norm het doel moet zijn en dat met een regelmatige aanscherping
van de norm de leefbaarheid in Nederland elk jaar een beetje beter moet worden.
De leden van de GroenLinks-fractie constateren dat de WHO ervan uitgaat dat bij de
standaardwaarde van 53 dB 10% van de mensen ernstige hinder ervaart. Daarboven nemen
de kansen op slaapverstoringen en hart- en vaatziekten fors toe. Om dan voor gemeentelijke
wegen en spoorwegen een grenswaarde van 70 dB in te stellen geeft wat deze leden betreft
duidelijk te weinig bescherming.
De leden van de GroenLinks-fractie vinden dat geluid boven de adviesnormen van de
WHO niet wenselijk is. Als er sprake is van overlast onder de grenswaarde maar boven
de WHO-norm, dan is er nog steeds sprake van een saneringsbehoefte en zouden geen
nieuwe geluidsbronnen moeten worden toegestaan. Het opvullen van de norm moet worden
voorkomen.
De leden van de GroenLinks-fractie vinden dat de systematiek van de Omgevingswet lokale
overheden toestaat om hun burgers met veel meer overlast, vervuiling en andere gezondheidsschade
te belasten. Deze grote zwakte en onrechtvaardigheid dreigt ook bij geluid tot rechtsongelijkheid
te leiden. Dat kan negatief uitpakken als gemeenten bijvoorbeeld geen verkeersbeperkende
maatregelen nemen waar dat wel nodig is ofwel woningen bouwen waar dat eigenlijk niet
kan. Deze leden hechten daarom veel meer waarde aan een centraal vastgestelde norm
die geënt is op gezondheid. Dat de saneringsopgave voor geluidbelasting op gevels
van 60 dB naar 70 dB is opgetrokken, is een flinke verslechtering.
De leden van de GroenLinks-fractie constateren dat het RIVM in zijn brief van 2 september
jl. stelt dat de geluidsproductieplafonds in combinatie met de basisgeluidsemissie
voor meer bescherming zorgt. Deze leden hebben hier twijfels bij. De geluidproductieplafonds
hebben weliswaar een handhavingssystematiek, maar de basisgeluidemissies niet. Hoe
wordt daarop gehandhaafd? Wat gaat de Minister doen met het advies van het RIVM om
laagfrequent geluid meer aandacht te geven? Hoe zal dit terugkomen in de beleidsontwikkeling?
De leden van de GroenLinks-fractie willen ook graag weten waarom bij de harmonisatie
van de diverse geluidsnormen bijna altijd is gekozen voor een verslechtering. Was
dit niet een goed moment geweest om de lat hoger te leggen?
De leden van de GroenLinks-fractie vinden dat ook vliegtuiglawaai op normale wijze
moet worden meegenomen bij de bepaling van de maximale geluidsbelasting. De geluidsemissies
van luchthavens en vliegtuigen kan wat deze leden betreft niet los worden gezien van
de totale blootstelling van mensen aan geluid. Artikel 3.36 stelt dat bij het bepalen
van het geaccumuleerde geluid de geluidscontour van vliegvelden wordt betrokken. Maar
wat doet dit dan met de totale grenswaarden, de blootstelling van omwonenden, de keuze
van gemeenten om hogere of lagere grenzen te stellen en de inspraak van gemeenten
bij de vaststelling van geluidscontouren van vliegvelden?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen ten slotte om de tijdelijkheid van een overtreding
van de geluidsnormen zoals bedoeld in artikel 3.19, lid 2 te beperken tot drie jaar
in plaats van de voorgestelde tien jaar. Een periode van drie jaar moet genoeg zijn
om afdoende maatregelen te treffen. Doel is niet een situatie te legaliseren die niet
voldoet, maar aan te zetten tot het treffen van maatregelen.
SP
De leden van de SP-fractie constateren, naast een vereenvoudiging van de regelgeving
met betrekking tot geluid, ook een verschuiving van taken en verantwoordelijkheden
van en naar gemeenten, provincie, waterschappen en het Rijk. Kan de Minister aangeven
wat de verschillen zijn tussen de huidige taakverdeling en de, middels dit Ontwerpbesluit,
voorgestelde taakverdeling? Kan de Minister ook aangeven welke financiële gevolgen
dit heeft voor de betrokken overheden?
De leden van de SP-fractie constateren dat als dosismaat gekozen is voor de Europees
geharmoniseerde Lden. Deze dosismaat geeft een jaargemiddelde waarde, waarbij de avond en de nacht zwaarder
worden beoordeeld. Kan de Minister aangeven tot welke verschillen dit leidt tussen
het meten met de dosismaat Lden en de klassieke dB-methode?1
De leden van de SP-fractie constateren dat de ontheffingsprocedure voor het geluidsproductieplafond
verdwijnt. Kan de Minister het verschil aangeven tussen de oude ontheffing en de nieuwe
genoemde termijn van ten hoogste vijf jaar dat niet aan een geluidproductieplafond
hoeft te worden voldaan?2 Deze leden vragen of kan worden aangeven hoe wordt geborgd dat gedurende deze periode
geen ongewenst hoge geluidsbelasting voor de omgeving optreedt?3
De leden van de SP-fractie maken zich zorgen over het normneutraal zijn van de voorgestelde
geluidsruimte. Volgens de Minister is dit over het geheel genomen het geval. Kan de
Minister uitleggen hoe de term «over het geheel genomen» concreet uitpakt en welk
specifiek effect inperking dan wel verruiming van de geluidsruimte heeft op de geluidsbelasting
van omwonenden?4
De leden van de SP-fractie vinden de saneringsdrempel van 70 dB erg hoog. Kan de Minister
aangeven wat de huidige saneringsdrempel is en voor hoeveel gebouwen dit een negatief
gevolg heeft, zowel financieel als door voortdurende geluidsbelasting?5
De leden van de SP-fractie vragen op welke wijze de belasting via laagfrequent geluid
wordt meegenomen in het voorliggende Ontwerpbesluit. Kan de Minister aangeven hoe
deze vorm van belasting wordt gemeten en hoe wordt geborgd dat laagfrequent geluid
geen bedreiging vormt voor de volksgezondheid?6
De leden van de SP-fractie vragen hoe de tabel betreffende het bepalen van de aanvaardbaarheid
van gecumuleerd geluid moet worden begrepen. Kan de Minister aangeven hoe de bepaling
van de Lcum tot stand komt, hoe wordt voorkomen dat bij het vaststellen van een jaargemiddelde
geen ongewenste perioden van piekbelasting voorkomen en wanneer en op welke wijze
het bevoegde gezag, op basis van deze tabel, wordt geacht geluid beperkende maatregelen
te treffen dan wel af te dwingen?7
De leden van de SP-fractie vragen hoe de Lcum-normen zich verhouden tot volksgezondheidsaspecten.
Boven een norm van 55 Lcum wordt al gesproken van een matige kwaliteit. Hoe is het
dan mogelijk dat hogere normen worden afgesproken? Zouden de normen niet veel lager
moeten worden vastgesteld kijkend naar de gezondheidseffecten?8
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.H. (Agnes) Mulder, voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat -
Mede ondertekenaar
B. Schuurkamp, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.