Verslag (initiatief)wetsvoorstel (nader) : Verslag
35 347 Regels voor de aanpak van de stikstofproblematiek in relatie tot natuur (Spoedwet aanpak stikstof)
Nr. 5
VERSLAG
Vastgesteld 28 november 2019
De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, belast met het voorbereidend
onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van
haar bevindingen.
Onder het voorbehoud dat de regering op de gestelde vragen en de gemaakte opmerkingen
afdoende zal hebben geantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van dit
wetsvoorstel voldoende voorbereid.
I. ALGEMEEN
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de regels voor de aanpak van
de stikstofproblematiek in relatie tot natuur (Spoedwet aanpak stikstof). Deze leden
hebben nog vragen en opmerkingen.
De leden van de PVV-fractie hebben de volgende vragen over het wetsvoorstel. Waarom
legt de regering zich volledig neer bij de politieke opvatting dat er een stikstofprobleem
is in Nederland? Welke juridische en/of (Europese) politieke acties heeft de regering
ondernomen om de stikstofregels en de gevolgen van de uitspraak over het Programma
Aanpak Stikstof (PAS) van de Raad van State in mei 2019 te neutraliseren of opzij
te zetten? Is de Europese Unie (EU) een inbreukprocedure tegen Nederland gestart vanwege
de stikstofuitstoot? Is Nederland bereid om de Habitatrichtlijn te veranderen of naast
zich neer te leggen? Zo nee, waarom niet? Zijn alle juridische en politieke mogelijkheden
die Nederland kan nemen tegen de huidige strenge stikstofregels onderzocht en in kaart
gebracht? Zo ja, welke zijn dat? Zo nee, waarom is dat niet gedaan? Sinds wanneer
bestaat dit zogenaamde stikstofprobleem? Hoeveel is de stikstofuitstoot afgenomen
in de afgelopen 30 jaar? Waarom zijn er geen stikstofproblemen in andere intensieve
landbouwgebieden in Europa, zoals België, Frankrijk, Duitsland, Denemarken, Noord-Italië,
zowel lokaal als regionaal? Welke drempelwaarden gelden in deze landen voor stikstof?
Is er een verband tussen bevolkingsdichtheid en stikstofuitstoot? Is bekend hoeveel
extra financiële en administratieve lasten deze spoedwet gaat veroorzaken per sector?
Zo nee, waarom is dat niet bekend? Welke belangenorganisaties en deskundigen zijn
er geraadpleegd voor het opstellen van deze spoedwet? Waarom is er in de spoedwet
niet gekozen voor meer weidegang?
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de regels voor de aanpak van
de stikstofproblematiek in relatie tot natuur (Spoedwet aanpak stikstof). Deze leden
hebben evenwel nog enige vragen. Zij realiseren zich dat de woningnood een urgente
situatie is en een spoedwet rechtvaardigt. Zij vinden het echter jammer dat er zo’n
korte voorbereidingstijd is om deze wet in de Tweede Kamer te kunnen behandelen. Is
er extra aandacht gestoken in een zorgvuldige en juridisch houdbare aanpak? Juist
nu sprake is van spoedwetgeving dreigt het gevaar van lacunes in de wet. Graag vernemen
zij op welke wijze gewaarborgd is dat deze wet aan de hoge eisen van juridische kwaliteit
voldoet.
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de regels voor de aanpak van
de stikstofproblematiek in relatie tot natuur (Spoedwet aanpak stikstof). Deze leden
zien het belang van de wijziging in het kader van sociaaleconomische gevolgen van
de vertraging van allerlei projecten en de vertraging van de realisatie van maatschappelijk
opgaven, zoals woningbouw. Hierbij moeten natuurherstel en de vermindering van de
stikstofbelasting op Natura 2000-gebieden in Nederland centraal komen te staan. Er
is te lang op de pof van de natuur geleefd, waardoor de huidige staat van instandhouding
in vele natuurgebieden zeer slecht is.
Over de voorliggende wetswijziging hebben de leden van de D66-fractie nog enkele vragen.
In de memorie van toelichting lezen deze leden dat deze maatregelen vooruitlopen op
de samenhangende, alomvattende aanpak waartoe het kabinet nog zal besluiten op basis
van het advies van het Adviescollege Stikstofproblematiek over de lange termijn. Zij
zijn blij te lezen dat de stikstofreductie voor 30% wordt gebruikt om bij te dragen
aan de vermindering van de stikstofbelasting op de Natura 2000-gebieden. Er wordt
ook gesteld dat een bijdrage wordt geleverd door de voorziene afroming van de stikstofdepositieruimte
die bij externe saldering ter beschikking wordt gesteld voor nieuwe vergunningverlening.
Hoeveel procent van de stikstofruimte wordt terug gegeven aan de natuur?
De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel en hebben
grote vraagtekens bij de juridische houdbaarheid hiervan, bij gebrek aan een veelomvattende
aanpak van de stikstofproblematiek.
De leden van de SP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de voorgestelde
regels voor de aanpak van de stikstofproblematiek in relatie tot natuur (Spoedwet
aanpak stikstof). Deze leden merken op dat er sinds de negatieve uitspraken van het
Europese Hof en de Raad van State over het PAS reeds geruime tijd is verstreken alvorens
deze wet naar de Kamer is gestuurd. Niettemin onderschrijven zij de noodzaak van deze
wet gezien de zorgwekkende staat waarin veel Natura 2000-gebieden zich bevinden als
gevolg van de te grote stikstofdepositie. Ook de grote (woning)bouwopgave maakt dringend
ingrijpen noodzakelijk. Zij betreuren het dat de wet niet voorziet in maatregelen
om de omvang van de veestapel in de nabijheid van kwetsbare natuur te verkleinen,
zoals geadviseerd door het Adviescollege Stikstofproblematiek. De leden hebben nog
enkele vragen en opmerkingen over het wetsvoorstel.
De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de Spoedwet
aanpak stikstof. Deze leden delen de mening van de regering dat er behalve aan stikstofreducerende
maatregelen en aan natuurherstel op korte termijn ook behoefte is aan het weer vlot
trekken van met name de woningbouw. Zij begrijpen ook dat er een wettelijke regeling
nodig is, onder andere om het mogelijk te maken dat er drempelwaarden kunnen worden
ingesteld of om invloed te kunnen uitoefenen op de samenstelling van veevoer. Toch
hebben zij vragen over met name de effectiviteit van de voorgestelde nieuwe instrumenten
voor de korte termijn en de juridische houdbaarheid daarvan.
De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben met belangstelling kennisgenomen
van het wetsvoorstel. Zij hebben in deze fase van de behandeling van het wetsvoorstel
geen behoefte aan een nadere toelichting.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben met verbijstering kennisgenomen
van de Spoedwet aanpak stikstof en constateren dat de regering zich met dit wetsvoorstel,
willens en wetens, niet aan de Europese Vogel- en Habitatrichtlijnen houdt. Om schade
aan de economie te voorkomen, wordt schade aan de natuur op de koop toegenomen. Alhoewel
de PAS-uitspraak van de Raad van State van 29 mei 2019 indruk heeft gemaakt, lijkt
de strekking ervan alweer te zijn vergeten en voert de regering een klein halfjaar
later schaamteloos een PAS 2.0 door: de PAS in een nieuwe jas.
De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van de voorliggende spoedwet. Zij
begrijpen de noodzaak om maatregelen te treffen om onder meer bouwprojecten uit het
slop te trekken. Zij hebben wel enkele kritische vragen.
1. Inleiding
De leden van de CDA-fractie lezen dat het wetsvoorstel voorziet in een aantal instrumenten,
waaronder een drempelwaarde. In de memorie van toelichting wordt gesproken van «voor
nader te omschrijven categorieën van projecten en andere handelingen». Aan welke categorieën
van projecten en andere handelingen wordt hier gedacht? Verder wordt aangegeven dat
voorzien wordt in versnelde procedures op grond van de Crisis- en Herstelwet ten aanzien
van besluiten die noodzakelijk zijn voor bescherming, verbetering en herstel van de
natuur in Natura 2000-gebieden. Graag vernemen deze leden welke versnelling hier gerealiseerd
kan worden. Zij vernemen graag of in de Crisis- en Herstelwet tegelijkertijd ook kan
worden opgenomen dat aanwijzingsbesluiten van Natura 2000-gebieden worden opgeschoond,
met als doel om de instandhoudingsdoelen die niet voortvloeien uit de Europese Vogel-
en Habitatrichtlijn, waaronder habitattypen die na aanwijzing nog zijn toegevoegd,
waar mogelijk te schrappen. Voorts kan als doel gelden dat ingezet wordt op het samenvoegen
of herindelen van natuurgebieden en dat het zogenoemde «wijzigingsbesluit aanwezige
waarden» niet zal worden vastgesteld. Graag vernemen zij de visie van de regering
daarop.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben er geen vertrouwen in dat dit wetsvoorstel
ervoor zorgt dat de stikstofproblematiek op duurzame wijze wordt opgelost. Deze leden
zijn van mening dat er vooral gefocust moet worden op het daadwerkelijk oplossen van
de problemen rondom stikstofdepositie en dat het misplaatst is dat hier in deze fase
al op wordt vooruitgelopen middels de invoering van een drempelwaarde. Zij merken
op dat de Afdeling advisering van de Raad van State zeer sceptisch is over de juridische
houdbaarheid van het wetsvoorstel. Zij delen deze scepsis. Daardoor is er een risico
dat Nederland over een tijd een nog grotere stikstofproblematiek kent. De Afdeling
advisering wijst erop dat om aan de Habitatrichtlijn te voldoen, er een gebiedsgericht,
geloofwaardig en effectief pakket van maatregelen nodig is voordat men kan denken
aan de invoering van een drempelwaarde. Is de regering werkelijk van mening dat deze
wet een gebiedsgericht, geloofwaardig en effectief pakket is waardoor een drempelwaarde
juridisch houdbaar is? Kan de regering een uitgebreide toelichting geven over de rol
van de provincies bij de uitvoering van dit wetsvoorstel?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen in het licht van bovenstaande kritiek op
de juridische houdbaarheid van het wetsvoorstel of een regeling waarin vastgelegd
wordt met welk percentage de stikstofdepositie gedaald moet zijn tegen een nader te
bepalen datum, het wetsvoorstel juridisch houdbaarder maakt. Kan de regering per Natura
2000-gebied in kaart brengen wat een dergelijke regeling betekent voor de specifieke
kritische depositiewaarde in dat gebied, met een generieke reductie in de veehouderijsector
van 19% in 2025, 34% in 2030 en 50% in 2035, en bij een generieke sectorbrede reductie
van 50%?
De leden van de GroenLinks-fractie vinden dat in deze fase de invoering van de mogelijkheid
voor een drempelwaarde niet aan de orde is, aangezien het wetsvoorstel niet gepaard
gaat met een veel omvattender maatregelenpakket, zoals ook de Afdeling advisering
van de Raad van State adviseert. Is de regering dat met deze leden eens? Kan de regering
aangegeven hoeveel stikstofruimte met het voorgenomen maatregelenpakket in dit wetsvoorstel
gerealiseerd wordt per Natura 2000-gebied?
De leden van de GroenLinks-fractie merken op dat de belangrijkste maatregelen uit
de wet later per ministeriële regeling worden ingevuld. Het is nog onduidelijk wat
deze invulling precies is. Deze nadere invulling is essentieel voor de beoordeling
van dit wetsvoorstel. Is de regering het met deze leden eens dat de belangrijkste
onderdelen van de wet nog per ministeriële regeling moeten worden ingevuld? Waarom
is niet gewacht met de indiening van dit wetsvoorstel voordat de nadere invulling
duidelijker was? Deelt de regering de analyse dat het parlement nu gevraagd wordt
blind in te stemmen met toekomstig beleid waarvan de precieze invulling nog volstrekt
onbekend is?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen zich af wat exact de spoed is achter deze
spoedwet, aangezien er nog veel onduidelijkheid is over de invulling van later in
te voeren ministeriële regelingen. Was een betere aanpak niet geweest om zaken die
daadwerkelijk nu per wet moeten worden geregeld per spoedwet te regelen, en andere
zaken pas later, wanneer hierover meer bekend is? Kan de regering per onderdeel van
de wet specificeren waarom hoge spoed noodzakelijk is? Wanneer kan verwacht worden
dat de eerste ruimte ontstaat in de stikstofbank? Wanneer wordt de maximumsnelheid
verlaagd? Wanneer kan de drempelwaarde gebruikt gaan worden? Wanneer volgen de maatregelen
die substantiële stikstofvermindering op gaan leveren? Wanneer worden deze maatregelen
uitgevoerd?
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat de wet de mogelijkheid biedt voor een
drempelwaarde óf een stikstofregistratiesysteem. Betekent dit dat beide systemen niet
naast elkaar kunnen bestaan? Kan de regering uitgebreid toelichten hoe dit zit? Wordt
hiermee niet een risico gecreëerd op het dubbel uitgeven van stikstofruimte?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen de regering om een toelichting op dit wetsvoorstel
aan de hand van artikel 3.1 van de Comptabiliteitswet.
Het valt de leden van de PvdA-fractie op dat een groot aantal aspecten van het wetsvoorstel
zoals drempelwaarden en maximumsnelheid via een ministeriële regeling wordt vastgelegd.
Daarmee wordt de parlementaire controle op deze instrumenten belemmerd. Deelt de regering
deze mening? Zo ja, waarom is er dan niet gekozen voor algemene maatregelen van bestuur
(AMvB’s) met een voorhangprocedure? Zo nee, waarom niet?
Hoe verloopt de huidige vergunningverlening in de praktijk, zo vragen de leden van
de PvdA-fractie. Is het waar dat gemeenten, provincies en regionale uitvoeringsdiensten
in afwachting van nadere maatregelen en de onduidelijkheid daarover terughoudend zijn
bij het verlenen van vergunningen en dat het aantal onverwerkte aanvragen oploopt?
Wat gaat de regering concreet doen en per wanneer om te bevorderen dat de vergunningverlening
weer op gang komt en achterstanden voorkomen worden? Hoe beziet de regering in dit
licht ook de opmerkingen van Afdeling advisering van de Raad van State dat niet inzichtelijk
is wat op de korte maar ook op de langere termijn nodig is om de huidige problemen
te beheersen en zo mogelijk op te lossen? Wat is de stand van zaken in het overleg
met de provincies over de beleidsregels voor de vergunningverlening, in het bijzonder
de wijze waarop wordt omgegaan met de latente ruimte in de vergunningen?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie stellen dat de kern van de stikstofcrisis
ligt bij het feit dat de Nederlandse natuur gebukt gaat onder een dichte stikstofdeken.
Gemiddeld ligt de neerslag van schadelijke stikstofverbindingen drie maal hoger dan
natuurgebieden kunnen verdragen. Bovendien hoopt stikstof zich op, dus zolang de neerslag
boven een gezonde grens ligt, de kritische depositiewaarde (kdw), gaat de kwaliteit
van een natuurgebied achteruit, en dát is precies wat voorkomen moet worden volgens
de Vogel- en Habitatrichtlijn. Het ziet er echter niet naar uit dat de regering zich
hier grote zorgen over maakt. De zorgen gaan naar de bouw, wegen, boeren en vliegvelden,
want die moeten door kunnen gaan met hun activiteiten, opdat de economie zal blijven
groeien. Na het klimaat wordt nu ook onze eigen natuur geofferd op het altaar van
de economie.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie zijn overtuigd van de waarde van de
natuur op zich. Niet in dienst van de mens, maar intrinsiek en verbonden in een ecosysteem
waar ook de mens deel van uitmaakt. Deze leden vinden het ernstig dat de regering
niet uit zichzelf natuurbescherming vooropzet maar daar Europese wetgeving voor nodig
heeft. Zij vinden het al helemaal ontoelaatbaar als we ons zelfs niet aan die Europese
minimumvereisten kunnen houden.
De leden van de 50PLUS-fractie danken de regering voor het toezenden van de Spoedwet
aanpak stikstof. Deze leden zouden nog wel graag de volgende vragen beantwoord zien.
Klopt het dat onderscheid moet worden gemaakt tussen maatregelen die voortvloeien
uit lid 1 en 2 (artikel 6 van de Habitatrichtlijn) en lid 3 en 4 (artikel 6 van de
Habitatrichtlijn)? Kan de regering dit toelichten? Hoe wordt dit onderscheid gemaakt
tussen deze maatregelen volgens de regering? Hoe groot acht de regering de kans dat
de 30%/ 70%-regeling in strijd is met de Habitatrichtlijn, zolang er sprake is van
overbelasting met stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden? Wat is volgens de regering
de juridische onderbouwing van de 30%/70%-verdeling? Zijn er volgens de regering mogelijkheden
om de 30%/70%-verdeling juridisch aan te vechten? Wat zouden de gevolgen daarvan zijn?
Hoe oordeelt de regering over de stelling dat vrijwillige maatregelen niet als vaststaand
kunnen worden meegenomen? De Raad van State wijst op het belang van een geloofwaardig
en effectief pakket aan maatregelen, maar emissiereducerende technieken zoals mestvergisters,
emissiearme vloeren en luchtwassers hebben in het verleden niet altijd tot verwachte
of gewenste resultaten geleid. Deelt de regering de zorgen dat de inzet op technieken
onvoldoende zullen bijdragen aan een geloofwaardig en effectief pakket? Kan de regering
dit nader toelichten? Op welke datum eindigt de werking van de spoedwet? Vervallen
daarmee tegelijkertijd de voorgenomen wijzigingen van de Wet natuurbescherming (Wnb)
uit de spoedwet? Kan de regering aangeven welke elementen uit de spoedwet randvoorwaardelijk
of bepalend zijn voor verder beleid en wettelijke kaders? Kan de regering aangeven
hoeveel stikstofruimte met het voorgenomen maatregelenpakket gerealiseerd wordt per
Natura 2000-gebied binnen de werkingstermijn van onderhavige wet? Wat zijn de gevolgen
indien de realisatie van ruimte onvoldoende blijkt? Op welke wijze wordt zeker gesteld
dat de stikstofruimte per Natura 2000-gebied voor vergunningverlening te allen tijde
onder de gerealiseerde stikstofruimte per Natura 2000-gebied blijft? Kunnen de behaalde
resultaten voor stikstofreductie randvoorwaardelijk worden gemaakt voor bindende afspraken
op langere termijn? Heeft de regering overwogen om geld te lenen van de Europese Centrale
Bank (ECB) om de stikstofproblematiek aan te pakken en de transitie naar ecologische
kringlooplandbouw te bewerkstelligen? Welke toekomstige (internationale) doelstellingen
op het gebied van biodiversiteit, water-, lucht-, en bodemkwaliteit liggen wel of
niet op koers om gehaald te worden? Acht de regering het nodig dat maatregelen omtrent
de aanpak van stikstof ook op haalbaarheid van deze doelstellingen moet worden getoetst?
2. Achtergrond
De leden van de PVV-fractie vragen welke planten en dieren er zijn verdwenen uit Nederland
vanwege stikstof de afgelopen jaren en welke erbij zijn gekomen. Kan de regering een
uitgebreide berekening en onderbouwing geven van de verwachte daling van de stikstofuitstoot
voor wat betreft de snelheidsverlaging naar 100 kilometer per uur (km/u). Hoeveel
extra stikstofuitstoot wordt veroorzaakt door de Duitse sjoemeldiesels? Hoe gaat de
regering 100 km/u handhaven? Hoeveel extra stikstofuitstoot wordt veroorzaakt door
het kabinetsbeleid om biomassa (houtsnippers) te verbranden? Klopt het dat moderne
gascentrales de helft minder stikstof uitstoten dan biomassacentrales? Kan de regering
garanderen dat provincies en gemeenten geen extra stikstofregels gaan invoeren?
De leden van de CDA-fractie lezen dat de regering inzet op het terugbrengen van de
stikstofbelasting en het intensiveren van natuurherstel. In het bijzonder wordt de
continuïteit van de bouwsector benoemd. Deze leden missen in deze paragraaf de erkenning
dat de landbouw een onderdeel kan zijn van de oplossing. Kan de regering ook bevestigen
dat de landbouw niet de oorzaak is van het stikstofprobleem?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen hoe groot de regering het risico acht dat
de 30%/70%-regeling in strijd is met de Habitatrichtlijn zolang er sprake is van overbelasting
met stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden.
De leden van de SP-fractie merken op uit te kijken naar de maatregelen die de regering
aankondigt voor de reductie van de stikstofuitstoot op de langere termijn. Maatregelen
voor natuurbehoud en -herstel juichen deze leden van harte toe. Derhalve vragen zij
zich af hoe is gekomen tot de bepaling dat 70% van de stikstofreductie kan worden
ingezet voor bouwactiviteiten en 30% ten bate van de natuur. Verwacht de regering
dat deze verdeelsleutel juridisch standhoudt? Waarom is er bijvoorbeeld niet gekozen
voor een verdeling van 50%/50%? Kan de regering de kans op overschrijding van depositiewaarden
op Natura 2000-gebieden uitsluiten bij de gekozen verdeling van 30%/70%? Verder zijn
deze leden benieuwd hoe het tijdelijke karakter van deze wet moet worden beoordeeld.
Zij zijn van mening dat een spoedwet een einddatum dient te kennen en vragen waarom
hier niet voor gekozen is.
Wanneer wordt de verlaging van de maximumsnelheid van kracht, zo vragen de leden van
de PvdA-fractie. Is dit de maatregel die als eerste kan zorgen voor een lagere stikstofdepositie?
Zo nee, welke maatregel is dit dan wel? Zijn andere maatregelen om de emissies op
korte termijn te reduceren overwogen dan de in dit wetsvoorstel opgenomen maatregelen?
Zo ja, waarom zijn deze afgevallen?
Kan de regering inzichtelijk maken hoeveel stikstofreductie er kan worden gerealiseerd
door de import van soja drastisch te verminderen of door verplichte weidegang?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie herinneren de regering eraan dat, gegeven
dat in 73% van de Nederlandse Natura 2000-gebieden de stikstofgrens (ver) overschreden
wordt, de Habitatrichtlijn twee mogelijkheden biedt. In de ideale situatie zou eerst
de stikstofuitstoot in alle sectoren drastisch verlaagd worden, zodat de kdw’s van
alle Natura 2000-gebieden onderschreden worden. De natuurgebieden verkeren dan weer
in een gunstige staat van instandhouding en er komt stikstofruimte vrij. Die ruimte
kan uitgegeven worden aan nieuwe economische activiteiten, of zoals de Raad van State
in het advies meldt: alleen maatregelen die verder gaan dan die nodig voor het behalen
van natuurdoelen, creëren ruimte. De tweede mogelijkheid is makkelijker haalbaar:
er ligt een plan waarmee met wetenschappelijke zekerheid vaststaat dat de instandhoudingsdoelstellingen
van Natura 2000-gebieden (op den duur) gehaald zullen worden. In de tussentijd mogen
dan vergunningen voor nieuwe activiteiten afgegeven worden, bijvoorbeeld op basis
van salderen of een drempelwaarde. Het is stuitend dat in deze spoedwet sprake is
van geen van deze twee opties en hiermee dus niet aan de Habitatrichtlijn wordt voldaan.
Ook de Raad van State stelt dat de grotere context waarbinnen de voorgestelde maatregelen
vallen mist. Er ligt geen plan dat duidelijk maakt hoe de stikstofdepositie drastisch
zal verminderen. Sterker nog, er wordt niet eens een tipje van de sluier opgelicht.
Realiseert de regering zich wel dat de stikstofuitstoot in alle sectoren ten minste
met de helft teruggedrongen zal moeten worden? Waarom doet zij hier geen uitspraak
over? In de context van de radiostilte over de grotere maatregelen, is deze spoedwet
juridisch onhoudbaar.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben een groot aantal vragen over
dit wetsvoorstel. Hoe maakt dit wetsvoorstel onderscheid tussen maatregelen die voortvloeien
uit artikel 6 van de Habitatrichtlijn, lid 1 en 2 aan de ene kant, en lid 3 en 4 aan
de andere kant? Hoe onderbouwt de regering juridisch dat 70% van de gerealiseerde
emissiereductie opnieuw gebruikt kan worden voor activiteiten, terwijl er sprake is
van ernstige overbelasting op de meeste Natura 2000-gebieden? Kan dit juridisch aangevochten
worden? Wat betekent dit voor de houders van nieuwe vergunningen? Klopt het dat ze
met deze spoedwet nog steeds in onzekerheid zitten? De regering wordt er bij dezen
ook aan herinnerd dat één van de redenen voor het falen van het PAS was dat de maatregelen
voor stikstofreductie op vrijwillige basis waren afgesproken. Omdat het niet verplicht
was, daalde de uitstoot over het algemeen niet. Dit merkte ook de Raad van State op
in zijn vernietigende uitspraak. Waarom zet de regering wederom in op vrijwillige
maatregelen? Of zitten er verplichtingen in deze spoedwet? Zo ja, hoe garandeert de
regering dat deze ook nageleefd worden?
Tevens vragen de leden van de Partij voor de Dieren-fractie of er een einddatum zit
aan de werking van de spoedwet. Is de voorgenomen set van wetswijzigingen van tijdelijke
aard? Hoeveel depositievermindering wordt met dit pakket van maatregelen bereikt per
Natura 2000-gebied, tijdens de werking van de spoedwet? Wat gebeurt er wanneer deze
verwachte vermindering niet feitelijk gerealiseerd wordt? Zou de situatie kunnen ontstaan
dat er door een nieuwe activiteit tóch meer stikstof neerslaat in een Natura 2000-gebied
dan de «stikstofruimte» die beschikbaar was? Zitten er onderdelen in deze spoedwet
die bepalend zijn voor het stikstofbeleid op de langere termijn? Zou de uitstootreductie
die met deze spoedmaatregelen gerealiseerd wordt bijvoorbeeld als randvoorwaarde gesteld
kunnen worden voor wetgeving op de lange termijn? Welke maatregelen voor natuurherstel
en het behalen van een goede staat van instandhouding worden door de regering aanvullend
genomen ten opzichte van het eerder voorgenomen beleid voor natuurherstel in het kader
van het PAS? Hoeveel areaal natuur wordt hiermee gerealiseerd? Hoeveel areaal en welke
mate instandhouding van natuur wordt hiermee gerealiseerd ten opzichte van het beleid
onder het PAS?
De leden van de SGP-fractie constateren dat de regering voornemens is de aanwijzingsbesluiten
voor Natura 2000-gebieden kritisch tegen het licht te houden. Deze leden delen deze
inzet. Zij willen erop wijzen dat de Europese Commissie heeft aangegeven dat de instandhoudingsdoelstellingen
een weerspiegeling moeten zijn van de prioriteiten in het licht van het belang van
een gebied voor het in een gunstige staat van instandhouding behouden of herstellen
van een Natura 2000-habitattype of -soort in zijn natuurlijke verspreidingsgebied,
gelet op de voor dat gebied bestaande dreiging van achteruitgang en vernietiging.
Als deze leden de formulering van de instandhoudingsdoelstellingen in de Nederlandse
aanwijzingsbesluiten daarnaast leggen, kunnen zij weinig prioritering vinden. De enige
variatie is behoud of uitbreiding van oppervlakte en behoud of verbetering van de
kwaliteit. Zo wordt bijvoorbeeld geen koppeling gemaakt met het belang van een gebied
voor het in een gunstige staat van instandhouding houden of herstellen van een Natura
2000-habitattype of -soort in haar natuurlijke (Europese) verspreidingsgebied. Deze
koppeling achten deze leden juist van belang voor een goede prioritering en een goede
weging in het kader van artikel 6.3 van de Habitatrichtlijn en de stikstofproblematiek.
Op welke wijze gaat de regering de door de Kamer gewenste prioritering vormgeven?
Gaat de regering de instandhoudingsdoelstellingen hierop aanpassen, zo nodig door
een nadere inkadering via de Wet natuurbescherming?
3. Drempelwaarde en stikstofregistratiesysteem Natura 2000
Inleiding
De leden van de VVD-fractie lezen dat een goede samenwerking tussen de diverse overheden
van groot belang is en vragen op welke wijze dat gewaarborgd wordt.
Deze leden lezen dat er een drempelwaarde dan wel stikstofregistratiesysteem komt.
Welke ontwikkelingen worden hiermee mogelijk gemaakt?
De leden van de CDA-fractie lezen dat om te voldoen aan artikel 6 van de Habitatrichtlijn
een drempelwaarde alleen kan bestaan als deze voldoet aan «de vermindering van de
stikstofbelasting en het natuurhersteldaadwerkelijk sneller gaan dan tot nu toe het
geval was.» Is de regering het met deze leden eens dat de uitspraak van de Raad van
State van mei 2019 niet over het verlagen van de stikstofdepositie gaat maar over
het niet verhogen daarvan? Zo nee, waarom niet? Kan de regering aangeven waar de uitspraak
van de Raad van State van 29 mei 2019 verschilt ten opzichte van het advies van de
Advocaat-Generaal van het Europese Hof van Justitie en de uitspraak van het Europese
Hof naar aanleiding van de prejudiciële vragen van de Raad van State? Als een ministeriële
regeling met betrekking tot een drempelwaarde wordt gewijzigd, wat betekent dit dan
voor de dan lopende vergunningaanvragen?
De leden van de CDA-fractie lezen in de reactie van de Raad van State op het verzoek
om voorlichting met betrekking tot de instelling van een drempelwaarde voor geringe
stikstofdeposities: «De Afdeling onderschrijft de analyse in het verzoek om voorlichting
dat de ruimte tot creëren van een drempelwaarde in het kader van artikel 6, derde
lid, Habitatrichtlijn vooralsnog zeer beperkt is, nu in veel aangewezen beschermingszones
de kritische depositiewaarde aanzienlijk wordt overschreden en ingevolge de jurisprudentie
van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ-EU) hoge eisen worden gesteld aan
de wetenschappelijke onderbouwing van een drempelwaarde.» Deze leden vragen of de
Minister kan aangeven naar welke jurisprudentie van het HvJ-EU wordt verwezen door
de Afdeling advisering. Zij vragen zich verder af of de landsadvocaat om een advies
is gevraagd over een drempelwaarde bij lid 3 (niet 4) van artikel 6 Habitatrichtlijn?
Zo nee, waarom niet?
Naar de mening van de leden van de PvdA-fractie is de invoering van een drempelwaarde
of stikstofregistratiesysteem alleen wenselijk en mogelijk als die gepaard gaat met
een daadwerkelijk concrete verlaging van de stikstofdepositie. De voorwaarden waaronder
een drempelwaarde mag worden ingevoerd, zo stelt ook de Afdeling advisering van de
Raad van State, zijn streng. De Afdeling advisering is dan ook van mening dat van
de voorgestelde regeling om een drempelwaarde in te stellen «geen wonderen [mogen]
worden verwacht». Kan de regering hier nader op ingaan en daarbij aangeven op welke
termijn de regering van mening is dat een drempelwaarde in werking gaat treden en
in welke mate dat dan een bijdrage kan gaan leveren aan het lostrekken van met name
de woningbouw? Hoeveel huizen kunnen er per wanneer weer gebouwd worden omdat de invoering
van een drempelwaarde zorgt voor het kunnen verstrekken van vergunningen?
De leden van de PvdA-fractie vragen wie de keuze maakt voor een drempelwaarde of een
registratiesysteem en in welke gevallen een drempelwaarde en in welke gevallen een
registratiesysteem geldt. Of kunnen allebei? In de toelichting lijkt er sprake van
dat slechts een van de instrumenten mogelijk is, maar uit de wettekst kan dit naar
de mening van deze leden niet worden opgemaakt. Kan de regering hierover duidelijkheid
verschaffen?
De leden van de PvdA-fractie vragen welke maatregelen (maximumsnelheid, voerspoor
en sanering varkenshouderij) worden gebruikt om ruimte te creëren voor de drempelwaarde
en welke voor de stikstofdepositieruimte.
De leden van de 50PLUS-fractie constateren dat het wetsvoorstel volgens de memorie
van toelichting de mogelijkheid biedt van een drempelwaarde of een stikstofregistratiesysteem
(niet én), terwijl in het wetsvoorstel beide naast elkaar mogelijk worden gemaakt.
Kan de regering dit verduidelijken?
Drempelwaarde
De leden van de VVD-fractie vragen hoeveel tijd er nodig is om een landelijke drempelwaarde
in te voeren op basis van een AMvB. Deze leden vragen of het nog steeds de inzet is
van de regering om te komen tot een generieke drempelwaarde.
De leden van de VVD-fractie lezen dat er wordt doorgegaan met herstelwerkzaamheden
van Natura-2000 gebieden. Deze leden zijn benieuwd op welke wijze er tegelijkertijd
gekeken wordt welke Natura-2000 gebieden in aanmerking zouden komen om te schrappen
dan wel samen te voegen.
De leden van de VVD-fractie lezen dat er door de ministeriële regeling bepaalde sectoren
uitgesloten kunnen worden voor het gebruik van een drempelwaarde. Deze leden vragen
of er aanvullende regels worden gesteld voor welke sectoren dit kan gelden.
De leden van de PVV-fractie vragen hoe een landelijke drempelwaarde lokaal maatwerk
kan zijn. Komt deze drempelwaarde dan niet automatisch zeer laag te liggen, zodat
de meerderheid van de projecten er niets aan zal hebben? Waarom bestaan er enorme
verschillen tussen landen als het gaat om de hoeveelheid stikstof die daadwerkelijk
lokaal neerdaalt op een bepaalde afstand? Welke verschillen zijn er tussen landen
en waarom hanteert Nederland veel grotere afstanden dan andere landen?
De leden van de CDA-fractie wijzen erop dat de Raad van State in zijn voorlichting
over de drempelwaarde expliciet concludeert dat een sectorspecifieke drempelwaarde
voor de bouwsector in brede zin uitkomst kan bieden: «Een sector als de bouw draagt
voor 0,6% bij aan de stikstofdepositie. Tegelijkertijd vertegenwoordigt die sector
onmiskenbaar een groot algemeen belang. Waar de bijdrage van zo’n sector aan de stikstofdepositie
relatief (zeer) gering is, zal een vrijstelling gebaseerd op drempelwaarden ook niet
snel voor een grote toename van deposities zorgen en daarmee ook minder snel leiden
tot aantasting van de natuurlijke kenmerken van Natura2000-gebieden. Tegelijkertijd
is de winst in het kader van het algemene belang waarschijnlijk groot.» Deze leden
concluderen dat de Raad van State de regering in feite een aanmoediging geeft om snel
met een drempelwaarde voor de bouw- en infrasector te komen. Zij vragen daarom of
alle inspanningen gericht kunnen worden op het mogelijk maken van een, eventueel gebiedsgerichte,
drempelwaarde voor de bouw- en infrasector. Zij vernemen graag of de regering nu prioriteit
gaat geven aan het ontwikkelen van een drempelwaarde specifiek voor de bouw- en infra,
zoals de Raad van State schetst en welk tijdpad de regering daarbij voor ogen heeft.
De leden van de CDA-fractie vernemen graag of de regering bereid is om, hetzij zelf,
hetzij door provincies, direct na inventarisatie van een specifiek Natura 2000-gebied
een drempelwaarde voor dat specifieke gebied vast te stellen, zodat niet hoeft te
worden gewacht tot de inventarisatie van alle gebieden afgerond is maar drempelwaarden
gefaseerd kunnen worden ingevoerd.
De leden van de CDA-fractie concluderen dat significante inspanningen op het gebied
van natuur en bronbeleid nodig zijn teneinde een drempelwaarde houdbaar te maken.
Zij vernemen graag of het nu gepresenteerde pakket, zowel qua natuurherstel en bronmaatregelen,
voldoende is of dat er nog aanvullende inspanningen nodig zijn.
De leden van de CDA-fractie constateren dat één van de zwakke plekken van het PAS
was dat er niet voldoende borging van beheer- en herstelplannen voor Natura 2000-gebieden
was. Deze leden vragen daarom of de regering bereid is deze wettelijk te gaan borgen
(zowel de plannen zelf alsmede tijdpad en budget), bijvoorbeeld in de Crisis- en Herstelwet
of een Wet natuurherstel.
De leden van de CDA-fractie vragen de regering het verschil tussen het depositieregistratiesysteem
en het PAS te duiden. Deze leden vragen verder of dit systeem daadwerkelijk op korte
termijn kan gaan functioneren. Zij constateren dat de Afdeling advisering stelt dat
het zeer lastig is om bij maatregelen van algemene aard, zoals de snelheidsverlaging,
maar ook de veevoermaatregelen, te bepalen welke vermindering van stikstofdepositie
tot de stikstofdepositieruimte gaat behoren. Is de regering die mening ook toegedaan?
Voorts zijn deze leden benieuwd hoe de regering de depositieruimte gaat bepalen en
hoe de provincies de garantie krijgen dat in elk Natura 2000-gebied voldoende ruimte
ontstaat om woningbouwprojecten vlot te trekken.
De leden van de CDA-fractie vragen of bij het verlagen van de snelheid op snelwegen
ook secundaire effecten kunnen optreden. Heeft de regering overwogen dat er verschuiving
van verkeer van de snelwegen naar 80 kilometer-wegen kan plaatsvinden? Bovendien vernemen
deze leden graag of het zo zou kunnen zijn dat dit in specifieke gevallen kan leiden
tot een toename van depositie op Natura 2000-gebieden.
De leden van de CDA-fractie vragen hoe de regering borgt dat de maatregelen die in
het depositieregistratiesysteem worden ingevoerd voldoende zijn onderbouwd. Zij vragen
of de regering daarbij kan ingaan op de volgende specifieke vragen:
a) Hoe wordt geborgd dat maatregelen feitelijk zijn uitgevoerd en de effecten zijn opgetreden
(een en ander conform de uitspraak van de Raad van State van 29 mei 2019)?
b) Hoe kan worden bepaald/onderbouwd of een maatregel niet feitelijk al nodig was als
instandhoudings- of passende maatregel, en dus gebruikt mag worden als onderbouwing
van een drempelwaarde?
c) Zijn de reken- en meetmethoden voldoende betrouwbaar om de behaalde daling te prognosticeren
en er daarmee vergunningverlening op te baseren?
De leden van de CDA-fractie wijzen erop dat de regering op grond van het doelendocument
de Natura 2000-gebieden heeft aangewezen. Deze leden vragen daarom of de regering
bereid is om inzicht te geven in welke mate zij de landelijke instandhoudingsdoelstellingen
op welk moment wil bereiken?
De leden van de CDA-fractie vragen de regering of de provincies geld gaan ontvangen
voor bronmaatregelen en extra natuurherstel. Ook vragen deze leden welke rol de provincies
krijgen op het vlak van gebiedsgerichte analyse en een aanpak om te komen tot treffen
van bronmaatregelen of extra natuurherstel om economische ontwikkelingen mogelijk
te maken. Zij vragen hoe de regering het proces voor zich ziet als het gaat om de
financiële middelen die hiervoor nodig zijn. Daarbij leeft ook de vraag of de regering
voornemens is om de provincies tegemoet te komen op het vlak van procesmiddelen.
De leden van de CDA-fractie constateren dat de provincie Limburg in het verleden zelfstandig
verordeningen in het leven heeft geroepen die zorgen voor een depositiedaling. Deze
leden vernemen graag of de regering bereid is de principes en normen uit deze verordening
te verheffen tot nationaal beleid met daarbij voor de sector realistische data, zoals
opgenomen in de Limburgse Verordening.
De leden van de CDA-fractie vragen of de regering kan aangeven of de jurisprudentie
voor projecten voldoende zekerheid biedt dat projecten die ongewijzigd voortgang vinden
en dus gebruikmaken van «bestaande rechten» niet in het geding komen.
De leden van de D66-fractie maken zich zorgen over de mogelijkheid tot instelling
van een landelijke drempelwaarde. De Afdeling advisering van de Raad van State adviseert
de regering om in overleg met de Europese Commissie te treden over deze drempelwaarde
en strikte eisen te stellen aan de compenserende maatregelen, die moeten verzekeren
dat de instandhoudingsdoelstellingen voor de Natura 2000-gebieden daadwerkelijk worden
gehaald. Op welke manier wordt voorts door de regering inzichtelijk gemaakt wat die
instandhoudingsdoelstellingen zijn en wordt dit gedaan per natuurgebied? Het uitgangspunt
van de spoedwetgeving en de daartoe behorende volgende stappen moet volgens deze leden
de natuur zijn. In hoeverre kan een landelijke drempelwaarde de algemene goede staat
van instandhouding van de natuur waarborgen, zoals benodigd wordt geacht in de Wet
natuurbescherming? De keuze die nu wordt gemaakt, maakt een drempelwaarde mogelijk
onder de voorwaarden dat wordt voldaan aan Artikel 6 van de Habitatrichtlijn. Klopt
het dat daarmee, wanneer gekozen wordt voor een landelijke drempelwaarde, de stikstofdepositie
op het meest gevoelige natuurgebied maatgevend wordt voor de stikstofruimte in heel
Nederland die door de drempelwaarde wordt geboden? Welk natuurgebied zou deze drempelwaarde
bepalen? Wat wordt de stikstofruimte die hiermee wordt gecreëerd? Hoeveel woningen
en andere activiteiten kunnen hiermee worden voltooid? Heeft de regering al een proces
ingericht om met de provincies te komen tot lokaal maatwerk in de vorm van provinciale
drempelwaarden? Zo ja, wanneer kunnen wij deze verwachten? Ook de Raad van State heeft
kritisch gereageerd op dit bericht en gesteld dat er geen wonderen verwacht mogen
worden. Wat is de visie van de regering op deze uitspraak?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of ook zonder invoering van de drempelwaarde
bouwprojecten mogelijk gemaakt kunnen worden. Kan de regering hier een uitgebreide
toelichting op geven?
De leden van de SP-fractie onderschrijven het belang van een landelijke drempelwaarde
ten behoeve van het vlottrekken van de woningbouw en het noodzakelijke onderhoud aan
vitale infrastructuur. Deze leden delen het standpunt dat een nieuwe drempelwaarde
slechts acceptabel is zodra er sprake is van natuurherstel in combinatie met verminderde
stikstofbelasting. Zij vragen daarnaast welk gedeelte van het totale maatregelenpakket
wordt toebedeeld aan de drempelwaarde. Zij zijn benieuwd welke instantie belast zal
worden met het stikstofregistratiesysteem. Wellicht kan de regering daarover uitweiden.
Voorts zijn zij benieuwd wanneer de regering verwacht de drempelwaarde in te kunnen
voeren. Wellicht kan de regering ook daar iets meer over zeggen.
De leden van de PvdA-fractie lezen op pagina 5 dat op grond van een passende beoordeling
zekerheid moet worden verkregen dat een Natura 2000-gebied niet wordt aangetast door
het toestaan van stikstofdepositie beneden een bepaalde drempel. Nu lezen deze leden
in het advies van Afdeling advisering van de Raad van State en de voorlichting van
de Raad van State dat daar waar het om gebieden gaat waar de kritische depositiewaarde
al is overschreden, het invoeren van een drempelwaarde alleen juridisch houdbaar is
als er sprake is van daadwerkelijke herstel- en verbeteringsmaatregelen voor dat gebied.
Aangezien bij zeer veel Natura 2000-gebieden in Nederland al sprake is van overschrijding
van de kritische depositiewaarde, zal dat naar de mening van deze leden betekenen
dat de invoering van drempelwaarden tenminste op korte termijn weinig effect zal sorteren
in de zin dat daarmee ruimte gecreëerd wordt om bouwprojecten los te trekken. Deelt
de regering deze mening en welke conclusies worden daaraan verbonden? Zo nee, waarom
deelt ze die mening niet?
De leden van de PvdA-fractie lezen dat voor projecten waarvan de stikstofdepositie
de drempelwaarde niet overschrijdt, een vrijstelling geldt van de in artikel 2.7,
tweede lid, van de Wet natuurbescherming genoemde Natura 2000-vergunningplicht. Hoe
wordt voorkomen dat de optelsom van alle vrijgestelde projecten de drempelwaarde niet
overschrijdt? Zou een vergunning niet meer zekerheid bieden voor initiatiefnemers
en overheden?
Wordt voor beweiden en bemesten een drempelwaarde gehanteerd, zo vragen de leden van
de PvdA-fractie. Zo ja, is dit een aparte drempelwaarde met aparte bronmaatregelen?
Of geldt er één gezamenlijke drempelwaarde voor woningbouw, wegen en beweiden en bemesten?
Wat zijn, in het geval van een aparte drempelwaarde, de bronmaatregelen die hiertegenover
staan? Is er, in het geval dat het over dezelfde drempelwaarde gaat, dan voldoende
ruimte om beweiden en bemesten toe te staan? Of gaat dit dan ten koste van andere
initiatieven, bijvoorbeeld woningbouw?
De leden van de PvdA-fractie lezen dat de regering op pagina 5 de mogelijkheid schetst
dat er een categorale vrijstelling wordt gegeven voor de Natura 2000-vergunningplicht
in het geval dat er op basis van objectieve wetenschappelijke gegevens op voorhand
geen significant negatieve gevolgen voor die gebieden kunnen zijn. Kan de regering
voorbeelden noemen van dergelijke mogelijke categorale vrijstellingen?
Op pagina 6 lezen de leden van de PvdA-fractie dat «een nieuwe drempelwaarde alleen
kan bestaan als deze voldoet aan de kaders van artikel 6 van de Habitatrichtlijn en
als de vermindering van de stikstofbelasting en het natuurherstel daadwerkelijk sneller
gaan dan tot nu toe het geval was». Volgens de Afdeling advisering van de Raad van
State is het moeilijk om met een generieke drempelwaarde aan de eisen van artikel
6 van de Habitatrichtlijn te voldoen. Hier zijn ecologische toetsen voor nodig, zoals
een passende beoordeling. De regering lijkt nu reeds te kiezen voor een drempelwaarde
waarbij stikstofemissie mogelijk wordt gemaakt, terwijl de stikstofreducerende maatregelen
in de toekomst liggen. Zien deze leden dit goed? Zo ja, waarin verschilt de drempelwaarde
in dat opzicht dan van het PAS? Wordt, anders dan de drempelwaarde in het PAS, de
nu voorgestelde drempelwaarde direct gekoppeld aan een maatregelenpakket? Zo ja, waar
blijkt dat uit? Zo nee, deelt u dan de mening dat dit de juridische houdbaarheid van
deze drempelwaarde tenminste ernstig onder druk zet? Immers, hoe kan een drempelwaarde
op korte termijn standhouden als de noodzakelijke robuuste maatregelen onderdeel zijn
van de langetermijnaanpak?
Moeten de leden van de PvdA-fractie uit de zinsnede op pagina 7 dat de regering nog
voor het einde van dit jaar duidelijkheid wil verschaffen over de route van de drempelwaarde,
inclusief de te nemen (bron)maatregelen, concluderen dat de regering zelf ook twijfelt
over de mogelijkheid om een drempelwaarde op korte termijn in de praktijk te brengen?
Zo ja, moeten deze leden het wetsvoorstel met betrekking tot het invoeren van een
drempelwaarde dan zo zien dat daarmee slechts de rechtsbasis voor een drempelwaarde
wordt vastgelegd, zonder dat daarmee gezegd is dat die op korte termijn ingevoerd
gaat worden? Zo nee, waarom niet?
De leden van de PvdA-fractie lezen dat gekozen wordt voor een ministeriële regeling
voor het instellen en mogelijk wijzigen van een drempelwaarde. Geldt er één drempelwaarde
voor heel Nederland? Zo ja, is het hanteren van een landelijk geldende drempelwaarde,
mede gelet op de aandachtspunten die de Raad van State in zijn advisering noemt, overal
in het land houdbaar, gelet op de verschillen in stikstofdepositie en de verschillen
in de natuurkwaliteit van de Natura 2000-gebieden, zonder dat sprake is van strijdigheid
met de wet? Worden de provincies betrokken als verantwoordelijke voor het natuurbeleid
bij het bepalen van de hoogte van de drempelwaarde en het eventuele besluit tot aanpassing
als Natura 2000-waarden hiertoe nopen?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vinden het uiterst opmerkelijk dat de
regering een rechtsbasis creëert voor een vergunningsvrije drempelwaarde, terwijl
de onderbouwing daarvan uiterst wankel is. Wat is het verschil tussen een landelijke
drempelwaarde en regionale drempelwaardes rondom Natura 2000-gebieden? Terwijl de
regering stelt «verschillende rechtvaardigingsmogelijkheden open» te houden, adviseert
de Raad van State juist dat geen van die mogelijkheden een eenvoudige toepassing van
een drempelwaarde zal geven, zeker op de korte termijn. Zowel op grond van het derde
als het vierde lid van artikel 6 van de Habitatrichtlijn moet voor de toepassing van
een drempelwaarde altijd een passende beoordeling gemaakt worden. Er moet dus alsnog
worden aangetoond wat het effect is van het project op het Natura 2000-gebied en welke
mitigerende of compenserende maatregelen worden genomen. Een drempelwaarde biedt dus
geen soelaas voor snelle actie op de korte termijn.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen zich daarom af waarom de regering
wel een rechtsbasis voor een drempelwaarde creëert als er nog geen zicht is op de
onderbouwing daarvan. Waarom vertrouwt de regering erop dat «met het verstrijken van
de tijd» de haalbaarheid van onderbouwingsmogelijkheden vergroot kan worden? Welke
maatregelen gaat de regering concreet nemen om de haalbaarheid te vergroten? Realiseert
de regering dat het behalen van de instandhoudingsdoelstellingen van de Natura 2000-gebieden
in feite de enige rechtvaardiging is voor het instellen van een drempelwaarde? Realiseert
de regering zich dat het laten verstrijken van de tijd, zonder drastische maatregelen
te nemen, de instandhoudingsdoelen juist verder buiten bereik zet?
De leden van de 50PLUS-fractie vragen welke maatregelen (maximumsnelheid, voerspoor
en sanering varkenshouderij) worden gebruikt om ruimte te creëren voor de drempelwaarde
en welke voor de stikstofdepositieruimte. Wat is het verschil tussen een landelijke
drempelwaarde en regionale drempelwaardes rondom Natura 2000-gebieden?
Gelet op de kritische opmerkingen van Raad van State, hebben de leden van de SGP-fractie
vraagtekens bij de juridische houdbaarheid van een landelijke drempelwaarde. Voorkomen
moet worden dat door één rechterlijke uitspraak alle activiteiten onder een dergelijke
drempelwaarde in het hele land platgelegd worden. Waarom zet de regering niet zo spoedig
mogelijk meer in op gebiedsgerichte drempelwaarden, waarbij wel landelijke handreikingen
worden gegeven maar waarbij de provincies gebiedsgericht keuzes maken met aanvullende
gebiedsspecifieke onderbouwing?
Stikstofregistratiesysteem
De leden van de VVD-fractie vragen hoe en op welke wijze het stikstofregistratiesysteem
in de praktijk gebruikt zal worden. Op welke wijze wordt de hoeveelheid stikstof verdeeld
over de provincies en door wie wordt het beheer gecoördineerd?
De leden van de PVV-fractie vragen hoeveel een stikstofregistratiesysteem gaat kosten
voor alle bedrijven. Hoeveel administratieve lastendruk betekent dit? Hoe kan het
worden gecontroleerd? Hoe kan het worden gehandhaafd? Komen er boetes? Heeft de regering
er wel goed over nagedacht?
De leden van de CDA-fractie delen de visie dat sprake moet zijn van een omvattende
aanpak van de stikstofproblematiek en verdergaande maatregelen om natuurherstel te
realiseren. Graag vernemen deze leden of de regering kan schetsen hoe de hoofdlijnen
van die aanpak eruit zien, hoe die zich zal gaan verhouden tot het nog te verwachten
advies van het Adviescollege Stikstofproblematiek daarover en hoe die past in de nu
voorgestane kortetermijnaanpak.
De leden van de CDA-fractie vernemen graag een nadere onderbouwing van het gekozen
uitgangspunt dat een deel van de resultaten van de beoogde stikstofvermindering ten
goede komt aan de natuur (30%) en een deel wordt ingezet ten behoeve van een stikstofneutrale
realisatie van bouwactiviteiten (woningen en infrastructuur). Waar is die 30% op gebaseerd?
De leden van de CDA-fractie delen de gedachte dat een drempelwaarde beter te verdedigen
is in het licht van een geloofwaardig en effectief pakket van maatregelen dat is gericht
op het daadwerkelijk realiseren van de instandhoudingsdoelstellingen van de Natura
2000-gebieden. Deze leden menen dat het daarom noodzakelijk is dat in de memorie van
toelichting wordt verhelderd dat de beoogde maatregelen voor verdere vermindering
van de stikstofbelasting en intensivering van het natuurherstel ook daadwerkelijk
effect zullen hebben. Aangezien de regering pas op een later moment en op basis van
het daarover nog uit te brengen advies van het Adviescollege Stikstofproblematiek
tot het pakket aan maatregelen besluit, voorzien zij problemen. De noodzakelijke onderbouwing
kan immers nu nog niet geleverd worden. Graag vernemen zij de visie van de regering
hierop.
De leden van de CDA-fractie vragen of de regeldruk ten aanzien van het beoogde stikstofregistratiesysteem
is onderzocht. Ook vernemen zij graag waar en in welke mate die regeldruk zal neerdalen.
De leden van de CDA-fractie zien een stikstofregistratiesysteem als iets tijdelijks
om de acute problemen voor de bouw op te lossen. Kan de regering inschatten op welke
termijn het voorgestelde registratiesysteem in werking blijft?
De leden van de CDA-fractie vernemen graag een uitleg van de zinsnede «Als een vrijstellingsregeling
niet houdbaar blijkt te zijn, zoals het geval was met de vrijstelling gekoppeld aan
de grenswaarde onder het programma aanpak stikstof 2015–2021, moeten alle projecten
waarvoor op die vrijstelling een beroep is gedaan, alsnog worden gelegaliseerd».
De leden van de CDA-fractie constateren dat de regering door de vormgeving van de
stikstofbank kiest voor het realiseren van de eigen beleidsdoelen (te weten 75.000
woningen per jaar bouwen en zeven grote infrastructurele werken uitvoeren). Deze leden
menen dat daarmee de bouwsector slechts ten dele overeind gehouden zal worden, omdat
er geen maatregelen worden genomen voor utiliteitswerken en kleinere infrastructurele
projecten. Graag vernemen zij of de regering de vrees kan wegnemen dat er nog steeds
duizenden ontslagen en talrijke faillissementen zullen volgen.
De leden van de CDA-fractie vragen wanneer het registratiesysteem en de stikstofbank
operationeel kunnen zijn nu eerst per Natura 2000-gebied de beschikbare ruimte in
kaart moet worden gebracht en regionale afspraken over de verdeling gemaakt moeten
worden voordat het systeem operationeel kan zijn.
Deze leden vernemen ook graag hoever die inventarisatie is gevorderd en of er al regionale
afspraken over de verdeling van de ruimte zijn gemaakt. Voorts vernemen zij graag
hoeveel agrarische bedrijven naar verwachting gebruik zullen maken van de saneringsmogelijkheden
en (dus) op welke termijn de regering verwacht dat dit zal leiden tot ruimte voor
nieuwe activiteiten.
De leden van de CDA-fractie vragen waarom utiliteitswerken zoals scholen, zorginstellingen,
bedrijfsruimten en kleinere infrastructurele projecten niet ook een voorrangspositie
hebben gekregen. Deze leden wijzen erop dat deze werken een belangrijk deel van de
orderportefeuille van bedrijven vormen. Als die wegvalt leidt dat tot ontslagen en
faillissementen. Zij vragen ook wat de situatie zal zijn als er nog ruimte te verdelen
is in de stikstofbank (na de bouw van 75.000 woningen per jaar en zeven grote infrastructurele
projecten), hebben overige bouw- en infrastructuurprojecten dan voorrang of wordt
er dan verdeeld tussen industrie, boeren, bouw et cetera, op basis van «wie het eerst
komt, wie het eerst maalt»?
De leden van de CDA-fractie vragen of de verdeling van resterende depositieruimte
een lokale, een provinciale of een landelijke politieke keuze gaat worden.
De leden van de CDA-fractie vragen of voor ieder individueel bouwproject, hoe klein
ook, eerst nog een AERIUS-berekening moet worden gemaakt. Heeft de regering zich gerealiseerd
dat veel kleine bouw- en infrabedrijven niet zelf zo’n berekening kunnen maken? De
wachttijd (en kosten) bij externe bureaus zijn fors. Gaat de regering midden- en kleinbedrijven
helpen bij het maken van deze berekeningen, zo vragen zij.
De leden van de CDA-fractie vragen of de beoogde stikstofbank voldoende capaciteit
heeft om alle aanvragen voortvarend af te handelen.
De leden van de D66-fractie zien de voordelen van een stikstofregistratiesysteem en
zijn blij dat hiermee de ruimte voor stikstofdepositie wordt beperkt en bijgehouden
en dat daarnaast maatwerk per gebied wordt geboden. Echter, er zijn ook enkele zorgen
betreffende de effecten van maatregelen. Tijdens de PAS-methodiek, die door de Raad
van State in mei dit jaar verworpen werd, werden ook effecten van maatregelen meegenomen
in de beoordeling van vergunningen. Op welke manier worden de effecten van maatregelen
wetenschappelijk getoetst aan de goede staat van instandhouding van het betreffende
natuurgebied? Als de drempelwaarde en het stikstofdepositieregistratiesysteem samen
worden ingezet is dit een dubbeling van wetgeving. Hoe wordt dit tegengegaan? De Raad
van State concludeert dat het voorgestelde instrument op lange termijn niet houdbaar
is. Is de regering parallel, al dan niet in overleg met de provincies, bezig om te
kijken hoe dit systeem houdbaar gemaakt kan worden?
De leden van de GroenLinks-fractie stellen vast dat de Afdeling advisering het stikstofregistratiesysteem
hooguit als een tijdelijke maatregel ziet om de problemen voor de bouw op te lossen.
Wat is de reactie van de regering op deze kwalificering? Kan de bouw tijdelijk vlot
worden getrokken door alleen het stikstofregistratiesysteem in te voeren? Wat zijn
mogelijke uitvoeringsproblemen bij provincies? Hoe wordt voorkomen dat biologische
boerderijen als eerste worden opgekocht? Kan AERIUS de functie vervullen van stikstofbank?
De leden van de PvdA-fractie lezen op pagina 10 dat de regering voor het weer lostrekken
van de toestemmingverlening voor bouwactiviteiten (woningbouw en infrastructuur) gekozen
heeft voor het instrument van een stikstofregistratiesysteem. De vermindering van
de stikbelasting wordt voor 70% voor bouwactiviteiten gebruikt en voor 30% voor vermindering
van de stikstofdruk op de natuur. Mogen deze leden ervan uitgaan dat conform de aangenomen
motie-Moorlag (Kamerstuk 35 334, nr. 9) de beschikbare ruimte die voortkomt uit de verlaging van de maximumsnelheid bij
voorrang ingezet gaat worden ten behoeve van de woningbouw, en pas als daar nog ruimte
voor is voor andere bouwactiviteiten? Zo nee, waarom niet? Klopt het dat ook voor
het registratiesysteem eerst per Natura 2000-gebied de beschikbare ruimte in kaart
moet worden gebracht en er regionale afspraken over verdeling moeten worden gemaakt
voordat het systeem operationeel kan zijn? Zo ja, hoever is die inventarisatie gevorderd?
Zijn er al regionale afspraken over de verdeling van de ruimte? Welk tijdpad voorziet
de regering?
De leden van de PvdA-fractie vragen welke instantie het stikstofregistratiesysteem
gaat beheren. Welke instantie(s) kunnen stikstofruimte toekennen? Indien het om meerdere
instanties gaat: wie houdt dan bij hoeveel er is vergeven en wie zorgt ervoor dat
de drempel niet overschreden wordt? Indien er meerdere instanties stikstofruimte kunnen
toekennen: wie maakt dan op welke wijze de afweging welke initiatieven voorrang krijgen
bij schaarste? Zijn de gegevens over het gebruik van de stikstofruimte (drempel) openbaar?
De leden van de PvdA-fractie vragen hoe de eventuele ruimte in de stikstofbank wordt
verdeeld. Op grond van welke criteria gebeurt dat en wie verdeelt die ruimte?
De leden van de PvdA-fractie vragen de regering hoe groot de kans is dat de 30%/70%-regeling
in strijd is met de Habitatrichtlijn zolang er sprake is van overbelasting met stikstofdepositie
op Natura 2000-gebieden. Wat is de juridische onderbouwing van de 30%/70%-verdeling?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie zetten stevige vraagtekens bij de opzet
van een stikstofregistratiesysteem. Hierbij is de premisse dat er stikstofruimte is,
die uitgedeeld kan worden aan nieuwe plannen en projecten. Nogmaals benadrukken deze
leden dat volgens de Habitatrichtlijn alleen maatregelen die verder gaan dan maatregelen
die nodig zijn voor het behalen van de instandhoudingsdoelstellingen, stikstofruimte
creëren. Daar is nu echter geen sprake van. Waar de nu aangekondigde maatregelen de
stikstofdepositie met enkele mollen per hectare per jaar zullen verminderen, hebben
de meeste natuurgebieden een vermindering van honderden mollen per hectare per jaar
nodig om een gunstige staat van instandhouding te bereiken. Dit staat in geen verhouding
tot elkaar.
Om te voldoen aan de Habitatrichtlijn zou, zo stellen de leden van de Partij voor
de Dieren-fractie, met de Raad van State, – in afwezigheid van een robuust lange-termijnplan
– 100% van de stikstofreductie van deze maatregelen dus ten goede komen aan de natuur.
Een stikstofregistratiesysteem is hiermee in strijd en doet denken aan de salderingsbanken
uit de tijd voor het PAS. Verschillende vormen van deze salderingsbanken zijn destijds
voor de rechter gebracht en afgewezen door de Raad van State. Ook over dit stikstofregistratiesysteem
stelt het advies van de Raad van State dat het niet eenvoudig in te passen is overeenkomstig
de Habitatrichtlijn. Als de regering het toch doorzet, dient dit tijdelijk van aard
te zijn en te vervallen zodra een stelsel van drempelwaarden toegepast wordt. Hierover
is echter niets terug te lezen in het wetsvoorstel en de memorie van toelichting.
Wordt dit stikstofregistratiesysteem een tijdelijke maatregel? Zal deze vervallen
zodra (gebieds- en sectorspecifieke) drempelwaarden gehanteerd worden? Zo nee, waarom
negeert de regering daarmee het advies van de Raad van State? Of definieert de regering
specifieke maatregelen die «stikstofruimte» creëren voor de drempelwaarde en andere
die specifiek ruimte creëren voor het stikstofregistratiesysteem? Aan welke mogelijke
vrijstellingsregeling refereert de regering op pagina 9 van de memorie van toelichting?
Bedoelt zij hiermee dat onder het stikstofregistratiesysteem vrijstellingen van Wnb-vergunningen
vergeven kunnen worden? Hoe onderbouwt de regering dat alle projecten waarvoor op
een dergelijke vrijstelling beroep is gedaan, alsnog gelegaliseerd worden wanneer
de regeling onhoudbaar blijkt te zijn? Is dit toelaatbaar volgens de Habitatrichtlijn?
De leden van de SGP-fractie constateren dat de regering depositieruimte vrij wil spelen
door het verlagen van de maximumsnelheid, het nemen van veevoermaatregelen en door
de saneringsregeling voor de varkenshouderij. Dit levert gemiddeld genomen veel meer
ruimte op dan nodig is voor het lostrekken van woningbouwprojecten. Deze leden horen
graag de visie van de regering op de toedeling van deze overige ruimte. Worden projecten
in de agrarische sector daarbij meegenomen?
Vrijstelling overig en effecten
De leden van de VVD-fractie zijn benieuwd welke (soort) projecten in aanmerking komen
voor de vrijstelling door een zwaarwegend algemeen belang?
De leden van de GroenLinks-fractie geven prioriteit aan urgente tijdelijke emissies,
zoals het mogelijk maken van het bouwen van huizen. De bouw van snelwegen of het mogelijk
maken van vliegverkeer zijn niet prioritair volgens deze leden. Zij zijn dan ook teleurgesteld
over het feit dat hiervoor wel de mogelijkheid lijkt te worden geboden in het wetsvoorstel,
waardoor het draagvlak van het wetsvoorstel slinkt. Is de regering het met deze prioritering
eens? In het wetsvoorstel wordt geregeld dat «andere handelingen» kunnen worden vrijgesteld
van de Natura 2000-vergunningplicht. Dit is een breed begrip. Waarom is dit niet specifieker
bepaald? Kan de regering bevestigen dat hierdoor bedrijven achteraf geconfronteerd
kunnen worden met een handhavingsverzoek als blijkt dat hun beoordeling niet goed
was? Hoe beoordeelt de regering de wenselijkheid hiervan in het licht van rechtszekerheid?
Wordt de openstelling van Lelystad Airport voor commerciële luchtvaart of uitbreiding
van het aantal vluchten op Schiphol beschouwd als een «andere handeling» of als een
project? In hoeverre draagt het schrappen van de vergunningplicht voor «andere handelingen»
bij aan het realiseren van stikstofruimte op korte termijn? Wordt de vergunningplicht
voor «andere handelingen» permanent geschrapt of tijdelijk? Indien het tijdelijk is:
wanneer wordt het schrappen opgeheven? Op welke wijze is dit in lijn met de Habitatrichtlijn
en kan dit toegelicht worden? Op basis waarvan garandeert de regering dat er met het
schrappen van de vergunningplicht voor andere handelingen geen verslechtering van
de natuurwaarden in gebieden optreedt? Hoe en door wie wordt het overzicht hierover
bewaakt?
De leden van de PvdA-fractie willen graag weten wat er bedoeld wordt met wat er op
pagina 10 staat: «Behalve in een vrijstelling die aan een drempelwaarde is gekoppeld,
wordt door de wijziging van artikel 2.9 van de Wet natuurbescherming ook meer in het
algemeen de mogelijkheid gecreëerd om, als het algemeen belang dat vergt, bij ministeriële
regeling in plaats van bij provinciale verordening in een vrijstelling van de Natura
2000-vergunningplicht te voorzien».
De leden van de 50PLUS-fractie vragen waarom de regering ervoor heeft gekozen de vergunningplicht
voor «andere handelingen» te schrappen uit de Natuurbeschermingswet. In hoeverre draagt
het schrappen hiervan bij aan het realiseren van stikstofruimte op korte termijn?
Wordt deze vergunningplicht permanent geschrapt of tijdelijk? Indien tijdelijk: wanneer
wordt het schrappen opgeheven? Op welke wijze is het schrappen van «andere handeling»
in lijn met de uitgangspunten van de Habitat- en Vogelrichtlijn? Hoe borgt de regering
dat het verslechteringsverbod (artikel 6, tweede lid van de Habitatrichtlijn) wordt
nageleefd nu ervoor wordt gekozen de vergunningsplicht voor «andere handelingen» te
schrappen? Wordt de openstelling van Lelystad Airport voor commerciële luchtvaart
beschouwd als een «andere handeling» of als een project? Wordt de uitbreiding van
het aantal vluchten op Schiphol, of andere luchthavens, beschouwd als een «andere
handeling» of als een project? Wanneer één van beiden (of allebei) een «andere handeling»
is, wat is dan de consequentie van het schrappen van deze term? Wat is de consequentie
van het schrappen van «andere handelingen» voor regionale luchthavens? Hoe borgt de
regering dat met het schrappen van de vergunningplicht voor andere handelingen geen
verslechtering van de natuurwaarden in gebieden? Garandeert de regering dat bedrijven
die een activiteit willen uitvoeren met negatieve effecten op natuur, hoewel niet
significant negatief, niet achteraf in onzekerheid komen nu met het schrappen van
de vergunningplicht voor «andere handelingen» de provincie hun beoordeling niet toetst?
Kunnen door het schrappen van de vergunningplicht voor «andere handelingen», bedrijven
achteraf geconfronteerd worden met een handhavingsverzoek? Hoe beoordeelt de regering
de wenselijkheid hiervan? Kan de regering aangeven wanneer het registratiesysteem
operationeel kan zijn? Klopt het dat ook voor het registratiesysteem per Natura 2000-gebied
de beschikbare ruimte in kaart moet worden gebracht en er regionale afspraken over
verdeling moeten worden gemaakt? Hoeveel bedrijven zullen naar verwachting gebruik
maken van de saneringsmogelijkheden? Op welke termijn verwacht de regering dat dit
zal leiden tot ruimte voor nieuwe activiteiten?
4. Vervallen vergunningplicht voor activiteiten met niet-significante effecten
Voorgestelde wijziging
De leden van de PVV-fractie vragen wat Nederland hanteert als een «significante» invloed
op Natura 2000-gebieden. Welke uitstoot en depositie hanteren andere EU-landen als
«significant» voor Natura 2000-gebieden? Heeft de regering een overzicht van gehanteerde
waarden qua uitstoot en/of depositie die als «significant» beoordeeld worden in alle
EU-landen? Zo nee, waarom niet?
De leden van de D66-fractie hebben enkele zorgen omtrent het schrappen van de categorie
«andere handelingen» in artikel 2.7 van de Wet natuurbescherming, waarin de vergunningplicht
voor Natura 2000-gebieden is opgenomen conform artikel 6, derde lid, van de Habitatrichtlijn.
Wat is de reden dat is gekozen om deze vergunningplicht voor activiteiten van «andere
handelingen» met niet significante effecten te schrappen uit de natuurwetgeving? Deelt
de regering de zorgen dat dit ertoe kan leiden dat instandhoudingsdoelstellingen (verder)
buiten bereik komen, waardoor minder snel vergunning voor projecten kan worden verleend?
Bedrijven die een activiteit willen uitvoeren met negatieve effecten, hoewel niet
significant negatief, verkeren in onzekerheid nu de provincie hun beoordeling niet
toetst. Kan de regering reflecteren op deze zorgen? Is de wijziging van de vergunningplicht
van artikel 2.7, lid 2 van de Wet natuurbescherming noodzakelijk voor de aanpak van
het acute stikstofprobleem? Deze leden hebben begrepen dat destijds deze vergunningplicht
in de wet is opgenomen op uitdrukkelijk verzoek van het bedrijfsleven, de provincies
en de natuurorganisaties. Wat is de reden om dit nu te wijzigen? De provincies vreesden
zonder deze vergunningplicht onvoldoende zicht te hebben op mogelijk schadelijke activiteiten.
Als het zicht op schadelijke activiteiten wordt verloren, hoe kan dan verslechtering
als bedoeld in artikel 6, lid 2 van de Habitatrichtlijn tijdig worden voorkomen? Klopt
het dat onderscheid moet worden gemaakt tussen maatregelen die voortvloeien uit lid
1 en 2 van artikel 6 van de Habitatrichtlijn en lid 3 en 4 van artikel 6 van de Habitatrichtlijn?
Waarom wel of waarom niet? Hoe wordt onderscheid gemaakt tussen maatregelen die voortvloeien
uit lid 1 en 2 van artikel 6 van de Habitatrichtlijn en lid 3 en 4 van artikel 6 van
de Habitatrichtlijn?
De leden van de SP-fractie zijn benieuwd hoe voor de zogenoemde «andere handelingen»
wordt getoetst of significante effecten voor Natura 2000-gebieden kunnen worden uitgesloten.
Wat gebeurt er met toegestane projecten als kritieke waarden ondanks toetsing vooraf
toch worden overschreden? Kunnen deze worden stilgelegd om de natuur te beschermen?
Welke partij is verantwoordelijk voor het toezicht hierop? Eveneens vragen deze leden
welke effecten worden verwacht van het vervallen van de vergunningplicht, de administratieve
lastenverlichting daargelaten.
De leden van de PvdA-fractie vragen om voorbeelden van zaken die als «handeling» getypeerd
kunnen worden. Geldt dit ook voor beweiden en bemesten of voor bouw?
Op grond van welke criteria en maatstaven kan worden beoordeeld of sprake is van handelingen
die een mogelijk verslechterend maar zeker niet significant effect hebben voor een
Natura 2000-gebied? Op welke wijze moet dit worden vastgesteld en worden gemotiveerd?
De leden van de PvdA-fractie vragen waarom de regering ervoor gekozen heeft de vergunningplicht
voor «andere handelingen» te schrappen uit de Wet natuurbescherming. In hoeverre draagt
het schrappen van de vergunningplicht voor «andere handelingen» bij aan het realiseren
van stikstofruimte op korte termijn? Wordt de vergunningplicht voor «andere handelingen»
permanent geschrapt of tijdelijk? Indien het tijdelijk is: wanneer wordt het schrappen
opgeheven? Wat is het advies van de Raad van State over dit onderdeel van het wetsvoorstel?
Op welke wijze is het schrappen van «andere handeling» in lijn met de uitgangspunten
van de Habitat- en Vogelrichtlijnen en kan dit toegelicht worden? Op basis waarvan
garandeert de regering dat het verslechteringsverbod (artikel 6, lid 2 van de Habitatrichtlijn)
wordt nageleefd nu er wordt gekozen de vergunningsplicht voor «andere handelingen»
te schrappen? Op basis waarvan garandeert de regering dat er met het schrappen van
de vergunningplicht voor andere handelingen geen verslechtering van de natuurwaarden
in gebieden optreden? Hoe en door wie wordt het overzicht hierover bewaakt?
Bedrijfseffecten
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vinden het verwarrend wat er onder «activiteiten
met niet-significante effecten» verstaan wordt. Op pagina 12 van de memorie van toelichting
wordt gesteld dat dit alleen zou gaan om de groep activiteiten die wordt genomen met
het oog op de instandhouding van de relevante natuurwaarden in een Natura 2000-gebied.
Echter, op pagina 13 wordt ook gesproken over «activiteiten met een zeer beperkte
invloed op het Natura 2000-gebied». Houdt de regering dezelfde definitie aan als de
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die stelt dat elke activiteit
die een potentieel significant gevolg voor een Natura 2000-gebied kan hebben aangemerkt
wordt als een project? Volgt daar volgens de regering uit dat het voorgenomen vervallen
van de vergunningsplicht alleen geldt voor activiteiten die ondernomen worden voor
de instandhouding van relevante natuurwaarden? Zo nee, voor welke groep activiteiten
zou het dan mogelijk nog meer gelden? Waarom heeft de regering ervoor gekozen om de
vergunningplicht voor deze activiteiten te schrappen? Draagt deze maatregel bij aan
het creëren van «stikstofruimte»? Is het schrappen van deze vergunningplicht een tijdelijke
maatregel of zal dit permanent zijn? Is dit onderdeel van het wetsvoorstel ter advisering
aangeboden aan de Raad van State? Wat is het advies van de Raad van State over dit
onderdeel van het wetsvoorstel? Wordt, indien er nog geen advies is gegeven door de
Raad van State, expliciet gevraagd om advies voor wat betreft het voornemen om de
vergunningplicht voor «andere handelingen» te schrappen? Zo nee, waarom niet? Op welke
wijze is het schrappen van «andere handeling» in lijn met de uitgangspunten van de
Habitat- en Vogelrichtlijnen? Kan dit toegelicht worden? Op basis waarvan garandeert
de regering dat het verslechteringsverbod (art. 6, lid 2 van de Habitatrichtlijn)
wordt nageleefd nu ervoor wordt gekozen de vergunningsplicht voor «andere handelingen»
te schrappen?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen of de openstelling van Lelystad
Airport voor commerciële luchtvaart beschouwd wordt als een «andere handeling» of
als een project. Wordt de uitbreiding van het aantal vluchten op Schiphol, of andere
luchthavens, beschouwd als een «andere handeling» of als een project? In geval één
van beiden (of allebei) een «andere handeling» is, wat is dan de consequentie van
het schrappen van deze term? Wat is de consequentie van het schrappen van «andere
handelingen» voor regionale luchthavens als Lelystad?
Is door het schrappen van de vergunningplicht voor «andere handeling» meer schade
aan natuur mogelijk? Op basis waarvan garandeert de regering dat met het schrappen
van de vergunningplicht voor andere handelingen er geen verslechtering van de natuurwaarden
in gebieden optreedt? Hoe en door wie wordt het overzicht hierover bewaakt? Kan de
regering garanderen dat bedrijven die een activiteit willen uitvoeren met negatieve
effecten op natuur, hoewel niet significant negatief, niet achteraf in onzekerheid
komen nu met het schrappen van de vergunningplicht voor «andere handelingen» de provincie
hun beoordeling niet toetst? Kan de regering bevestigen dat, door het schrappen van
de vergunningplicht voor «andere handelingen», bedrijven achteraf geconfronteerd kunnen
worden met een handhavingsverzoek als blijkt dat hun beoordeling niet goed was? Hoe
beoordeelt de Minister de wenselijkheid hiervan in het licht van rechtszekerheid?
5. Versnelling besluitvorming herstel- of verbetermaatregelen fysieke natuur
De leden van de VVD-fractie zijn benieuwd wanneer er gestart gaat worden met werkzaamheden
die bijdragen aan natuurherstel van de Natura 2000-gebieden en hoe de prioritering
daarin plaatsvindt. Op welke wijze vindt de coördinatie tussen Rijk en provincies
plaats? Daarnaast lezen deze leden dat bij de herstel- of verbetermaatregelen gedacht
kan worden aan het nemen van een peilbesluit om de waterstand te verhogen en weidegebieden
te vernatten of het opnemen van bufferzones rondom Natura 2000-gebieden via een provinciaal
inpassingsplan. Kan worden toegelicht hoe tegelijkertijd rekening wordt gehouden met
het voornemen van de regering uit de brief van 13 november jl. dat de aanwijzingsbesluiten
van Natura 2000-gebieden worden opgeschoond, met als doel instandhoudingsdoelen die
niet voortvloeien uit de Europese Vogel- en Habitatrichtlijnen, waaronder habitattypen
die na aanwijzing nog zijn toegevoegd, waar mogelijk te schrappen?
De leden van de VVD-fractie vragen waarom de bufferzones en de aanwijzing van extra
natuur onder de versnelling vallen.
De leden van de PVV-fractie vragen of het verwijderen van hout, bomen en struweel,
een goede methode is om stikstof uit de natuurgebieden te verwijderen. Nemen houtwallen
niet veel stikstof op?
De leden van de CDA-fractie lezen dat de regering bestuurlijke versnelling mogelijk
wil maken bij het nemen van een peilbesluit of het opnemen van bufferzone rondom Natura
2000-gebieden via een provinciaal inpassingsplan. Deze leden hechten zeer aan de mogelijkheid
van inspraak en rechtsbescherming van burgers. Zij vragen hoe deze versnelling zich
verhoudt met hetgeen in een Kamerbrief is gesteld over het niet aanwijzen van nieuwe
Natura 2000-gebieden op land. Het opnemen van bufferzones rondom Natura 2000-gebieden
is daar immers mee in tegenspraak.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen de regering welke maatregelen voor natuurherstel
en het behalen van een goede staat van instandhouding aanvullend worden genomen ten
opzichte van het eerder voorgenomen beleid voor natuurherstel in het kader van het
PAS.
De leden van de SP-fractie merken op dat de Afdeling advisering van de Raad van State
stelt dat het naast elkaar functioneren van drempelwaarden en een depositieregistratiesysteem
kan leiden tot afname van het tempo van daling van stikstofdepositie en daarmee het
halen van de instandhoudingsdoelen. Deze leden vragen in dit kader of het niet wijzer
is om uitsluitend in te zetten op drempelwaarden, ook gezien de waarschuwing van de
Afdeling advisering over de twijfels over de houdbaarheid van een depositieregistratiesysteem.
De leden van de PvdA-fractie lezen in paragraaf 5 dat wordt gesproken over het versnellen
van natuurherstelmaatregelen. Om versnelling te realiseren is naast bestuurlijke versnelling
vaak ook het beschikbaar zijn van financiële middelen vereist om tot daadwerkelijke
versnelling te komen. Welke rijksmiddelen zijn hiervoor beschikbaar? Wanneer komen
deze beschikbaar? Op basis van welke criteria worden de middelen verdeeld?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen de regering of er aanvullende
maatregelen worden genomen voor het behalen van een goede staat van instandhouding,
boven op de maatregelen voor natuurherstel die ook onder het PAS genomen hadden moeten
worden. Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
De leden van de SGP-fractie vragen de regering om een schets te geven van de procedures
die nu gevolgd moeten worden voor bijvoorbeeld het nemen van een peilbesluit voor
vernatting van gebieden in en rond Natura 2000-gebieden en voor het aanleggen van
een bufferzone en van de procedures die gevolgd kunnen worden als fysieke natuurmaatregelen
toegevoegd worden aan bijlage I van de Crisis- en Herstelwet. Welke versnelling gaat
dit naar verwachting opleveren? Er is veel discussie over de nut en noodzaak van bijvoorbeeld
bufferzones rond Natura 2000-gebieden. Ook kan het grote gevolgen hebben voor de positie
van bedrijven en woningeigenaren. Wat betekent onder meer het uitschakelen van de
beroepsmogelijkheid voor decentrale overheden voor het verkrijgen van (lokaal) draagvlak
voor dergelijke ingrijpende maatregelen?
6. Veevoer
Aard maatregel
De leden van de VVD-fractie lezen dat er geschreven wordt over middelvoorschriften
en geen doelen. Klopt deze zienswijze en moet het niet tot doelvoorschriften beperkt
blijven?
De leden van de PVV-fractie vragen hoe de voersamenstelling gaat worden gecontroleerd
en gehandhaafd. Bestaat niet het risico dat de gezondheid of het welzijn van de dieren
in gevaar wordt gebracht omdat aan een ondergrens qua eiwitten zal worden gevoerd?
Zijn er andere landen op de wereld die vanuit de overheid voorschrijven wat de dieren
qua voersamenstelling krijgen? Zo ja, welke landen? Zijn niet het dier zelf en de
boer hiervoor verantwoordelijk?
De leden van de CDA-fractie zijn van mening dat boeren in Nederland een goed inkomen
moeten kunnen verdienen. Deze leden zijn van mening dat als de inzet van het kabinet
met betrekking tot de veevoermaatregelen leidt tot een hogere kostprijs voor de boer,
dit moet worden vergoed door de overheid als dit niet in de markt terug te verdienen
is. Deelt de regering deze mening? Zo nee, waarom niet? Zo ja, dan hebben deze leden
de volgende vragen:
– Op welke manier wordt dit dan vormgegeven?
– Komt er een gedegen kostprijs-analyse?
– Kan aangegeven worden of er specifiek gekozen gaat worden voor minder eiwit in het
voer?
– Wordt daarbij gekeken bij invoering naar het management en voorlichting?
– Op welke manier wordt de monitoring en borging van de behaalde effecten vorm gegeven?
– Worden boeren gecompenseerd indien aangetoond wordt dat het voer een negatief effect
heeft op de opbrengst van vlees of melk?
– Komt er een overgangsregeling en mag de oude voorraad voer opgemaakt worden?
De leden van de CDA-fractie zijn van mening dat er alleen sprake kan zijn van doelvoorschriften
met betrekking tot samenstelling van diervoeders ten aanzien van het verminderen van
stikstof. Waarom kiest de regering blijkens artikel II, tweede lid, onder c en d,
ervoor om een middelvoorschrift in dit artikel op te nemen? Voorts vragen deze leden
of hierover overleg geweest is tussen de regering en het Landbouw Collectief. Zo ja,
wat was daar de uitkomt van?
De leden van de CDA-fractie vragen of het juridisch sluitend is onderzocht of het
huidige voer verboden kan worden en of import uit buurlanden tevens verboden kan worden.
Deze leden vragen de regering aan te geven of de zwaarte van de straf, genoemd in
artikel III, met betrekking tot een eventueel economisch delict wel proportioneel
is. Tevens vragen zij of de regering haar keuze in dezen nader kan onderbouwen en
kan aangeven in welke situaties in de land- en tuinbouw voor deze zelfde weg en zwaarte
van straffen is gekozen.
De leden van de GroenLinks-fractie zijn verrast door het verwachte grote stikstofreducerende
effect van veevoer. Waarom is dit middel al niet veel eerder toegepast in de veehouderij?
Is het voer geschikt voor alle diersoorten? Kan de biologische veehouderij uit de
voeten met het andere veevoer? Hoe gaat gecontroleerd worden of de te verwachten effecten
daadwerkelijk optreden? Is de regering ervan op de hoogte dat biologische veevoeders
aan extra eisen moeten voldoen op grond van de Europese biologische verordeningen
en dat daarom het verlagen, verhogen of toevoegen van bepaalde bestandsdelen in het
voer niet altijd mogelijk of toegestaan is? Kan de regering toezeggen dat de biologische
veehouders en hun belangenorganisaties geraadpleegd zullen worden bij het opstellen
van nadere regels en dat deze regels zo nodig aangepast worden voor biologische veevoeders,
zodat ook voor de biologische veehouderij gegarandeerd wordt dat er geen negatieve
gevolgen zijn voor de productiviteit en de diergezondheid?
De leden van de SP-fractie constateren dat de regering weidegang als randvoorwaarde
voor wijzigingen in het eiwitgehalte van veevoer benadrukt. Voor deze leden is weidegang
een harde eis. Kan de Minister een inschatting maken van de stikstofreductie die de
weidegang kan opleveren? De vraag die hierbij opkomt is in hoeverre dit kan worden
gewaarborgd met het voorliggende voorstel. Deze leden zijn van mening dat voorschriften
omtrent verandering in de samenstelling van veevoer nooit mogen leiden tot verslechtering
van dierenwelzijn. De regering deelt deze mening, zo blijkt uit de tekst van het wetsvoorstel,
maar onduidelijk is nog welke gevolgen dit heeft voor de handhavingscapaciteit van
de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA). Wellicht kan dit nader worden toegelicht.
Voorts zijn deze leden benieuwd of de te verwachten stikstofbesparing voldoende wetenschappelijk
is onderbouwd.
De leden van de PvdA-fractie vragen op welke termijn de veevoermaatregel daadwerkelijk
tot stikstofreductie gaat leiden. Wanneer wordt de beoogde reductie van 3,6 mol/ha/jaar
(p.2) bereikt? Op welke wijze wordt erin voorzien dat voorschriften met betrekking
tot veevoer daadwerkelijk worden toegepast? Gaat dit gepaard met een registratieplicht
van aanvoer? Zo ja, volgens welke methode en welke elementen dient dan te worden geregistreerd?
Op welke wijzen worden de veronderstelde effecten van veevoervoorschriften gemeten
en gemonitord? In hoeverre zijn de agrarische brancheorganisaties geconsulteerd over
de veevoermaatregel? Geniet de maatregel instemming en is draagvlak geborgd?
Ook wat betreft het voerspoor worden bij de leden van de Partij voor de Dieren-fractie
meer vragen opgeroepen dan beantwoord. Ten eerste wordt niet gesteld met welk percentage
veehouders hun stikstofuitstoot zouden moeten reduceren, dus blijft het ook onduidelijk
hoeveel stikstofuitstoot hier in totaal mee bespaard wordt. De regering schrijft dat
een reductie bijvoorbeeld plaats kan vinden door een verlaging van de hoeveelheid
eiwit in het rantsoen, of door middel van voedingsadditieven. Zijn er ook andere mogelijkheden
op het gebied van voer? Hoe wordt gecontroleerd of en welke maatregelen veehouders
nemen en welk effect deze hebben op de stikstofuitstoot per bedrijf en van de veehouderij
als geheel? Met deze wijziging van de Wet dieren wordt het mogelijk om verplichtingen
op te leggen met betrekking tot het voer. Wanneer wordt hiertoe besloten? Is al besloten
wat er dan verplicht zou worden? Hoe worden de kosten daarvoor gedekt?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vinden het ontoelaatbaar dat het uitsluiten
van negatieve gevolgen voor het welzijn van het dier niet opgenomen is als randvoorwaarde.
Waarom is dit weggelaten? Is er wel onderzoek gedaan naar de effecten van deze maatregel
op het welzijn van verschillende diersoorten? Zo ja, kunnen de resultaten daarvan
naar de Kamer gestuurd worden? Zo nee, gaat de regering dit alsnog laten uitvoeren,
voordat de ministeriële regeling in werking treedt? Hoeveel ammoniakreductie kan gerealiseerd
worden als weidegang verplicht wordt?
Tevens vragen de leden van de Partij voor de Dieren-fractie of er berekeningen zijn
van de effecten van het niet langer bijvoeren van buitenlandse soja. Zo ja, kunnen
deze met de Kamer gedeeld worden? Zo nee, wat is de reden dat de regering hier niet
naar kijkt? Met deze maatregel wordt zowel de natuur in Nederland geholpen, vanwege
een lagere ammoniakuitstoot, als die overzees, vanwege de schade die de sojateelt
daar veelal toebrengt aan ecosystemen. Kan de regering aangeven of een stop van de
import van soja tot de mogelijkheden behoort?
De leden van de SGP-fractie zetten grote vraagtekens bij bepalingen omtrent de veevoermaatregelen.
Veevoermaatregelen kunnen grote impact hebben op de bedrijfsvoering. Deze leden zijn
van mening dat een voorhangbepaling dan wenselijk is. Zij horen graag of de regering
bereid is te kiezen voor een regeling via AMvB, inclusief een voorhang in beide Kamers
der Staten Generaal. Zo niet, wat zijn de zwaarwegende bezwaren?
De regels kunnen ook betrekking hebben op het ruwvoer. De samenstelling van het ruwvoer,
zoals het eiwitgehalte, is mede afhankelijk van niet beïnvloedbare factoren, zoals
de weersomstandigheden in het groeiseizoen. De leden van de SGP-fractie horen graag
in hoeverre de regering hier rekening mee wil houden en hoe de regering gaat voorkomen
dat van melkveehouders onmogelijke keuzes worden gevraagd. Deze leden horen ook graag
hoe de regering een en ander zou willen borgen.
De Raad van State geeft aan dat de regering niet heeft toegelicht of een vermindering
van de stikstofuitstoot via de door de veehouderij gehouden dieren niet met minder
vergaande maatregelen kan worden bereikt. De leden van de SGP-fractie horen graag
of de regering voornemens is te kiezen voor minder vergaande maatregelen in overleg
met de betrokken sectoren. Wordt hierover afstemming gezocht met de betrokken sectoren,
zoals bijvoorbeeld verenigd in het Landbouwcollectief?
Het Landbouwcollectief heeft een alternatief stikstofplan voorgesteld. De leden van
de SGP-fractie ontvangen graag een inhoudelijke reactie van de regering op dit stikstofplan.
De regering heeft eerder aangegeven dat gekozen zal worden voor doelvoorschriften
en dat geen sprake zal zijn van verplichte toevoeging van bijvoorbeeld enzymen aan
veevoer. De leden van de SGP-fractie vragen hoe zich dat verhoudt tot de mogelijke
verplichting om bepaalde bestanddelen toe te voegen zoals opgenomen in het voorgestelde
artikel 2.18a, onderdelen c en d, in artikel II (wijziging Wet dieren). Is de regering
bereid deze bepalingen te schrappen, ook gelet op de risico’s die toevoegingen met
zich mee kunnen brengen?
Toevoeging van additieven aan veevoer kan grote risico’s met zich meebrengen. Veel
additieven en enzymen zijn wel getoetst op hun bedoelde werking, maar niet op hun
effect op de kwaliteit en verwerkbaarheid van producten, zoals melk, of op de lange
termijn effecten op onder meer diergezondheid. Daarbij komt dat verschillende additieven
geen natuurlijke oorsprong hebben en dat gebruik daarvan bezwaren op kan leveren bij
onder meer consumenten en buitenlandse afnemers. Is de regering ten minste voornemers
grote terughoudendheid te betrachten bij toepassing van een dergelijke verplichting,
zo vragen de leden van de SGP-fractie. Waarom heeft de regering er niet voor gekozen
randvoorwaarden met betrekking tot diergezondheid, voedselveiligheid, volksgezondheid
en gevolgen voor de afzet op te nemen in de wettekst?
De leden van de SGP-fractie horen graag welke stappen de regering nog gaat zetten
om te komen tot specifieke wettelijke maatregelen in het veevoerspoor en wanneer.
Verhouding Europeesrechtelijk kader
Bedrijfseffecten
De leden van de VVD-fractie lezen dat er een uitzondering wordt gemaakt voor bedrijven
die hun vee zeer extensief houden. De leden zouden graag een toelichting willen op
deze maatregel.
Handhaving
De leden van de VVD-fractie vragen op welke termijn meer duidelijkheid gegeven kan
worden over de gevolgen voor de handhavingscapaciteit.
De leden van de PVV-fractie vragen of de registratie en handhaving van diervoeder
per individueel dier niet dusdanig ingewikkeld zijn dat dit gaat leiden tot onacceptabele
juridische gevolgen. Is de NVWA wel in staat om dit uit te gaan voeren?
De leden van de PvdA-fractie lezen op pagina 17 dat de handhaving van de diervoederregeling
bij de NVWA zal komen te liggen. Deze leden lezen ook dat bij het opstellen van die
regeling tevens gekeken zal gaan worden wat de gevolgen voor de handhavingscapaciteit
zijn. Naar deze leden menen, zal het toezicht op deze regeling wel zeker extra capaciteit
vergen. Kan op voorhand worden verzekerd dat de NVWA voldoende middelen en menskracht
krijgt om voldoende toezichts- en handhavingsdruk uit te oefenen, opdat naleving van
de voermaatregelen en daarmee gemoeide stikstofruimte wordt gewaarborgd?
7. Opbouw van het wetsvoorstel
De leden van de VVD-fractie merken op dat in de memorie van toelichting een paragraaf
over de regeldruk ontbreekt. Kan er alsnog ingegaan worden op de vraag wat het voorstel
precies bijdraagt aan het verminderen van administratieve lasten?
De leden van de GroenLinks-fractie hebben enkele specifieke vragen over de wetstechnische
kant van het voorliggende voorstel van wet waar zij graag heldere antwoorden op zouden
ontvangen. Deze leden constateren dat de regering in de versie die aan de Afdeling
advisering van de Raad van State is gezonden geen gewag maken van wijzigingen van
het Besluit Natuurbescherming en van de wijzigingen van het Besluit Omgevingsrecht.
De wijzigingen van deze besluiten is pas later aan het wetsvoorstel toegevoegd. Hierdoor
heeft de Raad van State over deze wijzigingen ook geen advies kunnen geven. Waarom
is hiervoor gekozen door de regering? Is het geen goed gebruik om dergelijke wijzigingen
aan de Raad van State ter advies voor te leggen? Deze leden ontvangen graag een expliciete
reactie op de reden van deze gekozen route. Kan de regering bij het beantwoorden van
deze vragen ook de voorschriften uit de Aanwijzing voor de regelgeving betrekken?
Kan de regering hierbij voorts expliciet ingaan op de kritische reactie van de Raad
van State op deze wijze van het wijzigen van AMvB’s die de Raad van State tijdens
de behandeling van de Crisis- en Herstelwet heeft gemaakt? Is de regering bereid om
de Raad van State alsnog om een (aanvullend) advies te vragen over de wijzigingen
van de voornoemde besluiten? Zo nee, waarom niet? Kan de regering ook reageren op
de zorg van deze leden dat de leden van de Staten-Generaal zonder expliciet advies
van de Raad van State lastiger de noodzaak van de wetswijzing kunnen beoordelen?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen ook waarom überhaupt gekozen is voor het
wijzigen van AMvB’s via een wet. Erkent de regering dat dit een uiterst ongebruikelijke
manier is om AMvB’s te wijzigen? Erkent de regering ook dat departementen die reageren
op amendementen van Kamerleden waarin zij voorstellen AMvB’s te wijzigen via een wet
regelmatig als reactie krijgen dat een AMvB niet gewijzigd kan worden via een wet?
Kan de regering tot slot ten aanzien van dit onderwerp een overzicht geven van wetsvoorstellen
uit de afgelopen tien jaar waarin AMvB’s via wetsvoorstellen zijn gewijzigd?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie constateren dat de grote afwezige in
dit wetsvoorstel de langeretermijnmaatregelen zijn die de stikstofuitstoot daadwerkelijk
en significant omlaag brengen. Na een halfjaar van overleg binnen en buiten verschillende
ministeries is het de regering niet gelukt om tot maatregelen te komen die ook maar
de indruk wekken dat zij de stikstofdepositie op Nederlandse natuurgebieden drastisch
zullen reduceren. Sterker nog, met deze PAS 2.0 kan de stikstofuitstoot gewoon toe
blijven nemen. Uit onderzoek van Wageningen University and Research blijkt dat de
latente ruimte in Wnb-vergunningen vaak 25%-30% is. Dit houdt in dat de stikstofuitstoot
gewoon toe kan nemen, zonder dat het openbaar bestuur hier enige grip op heeft. De
instandhoudingsdoelstellingen raken hierdoor alleen maar verder buiten bereik.
De uitgifte van een Wnb-vergunning is geen absoluut recht, en kan door het bevoegd
gezag uitgegeven maar ook ingetrokken worden. Volgens de Wet natuurbescherming mag
dat intrekken of beperken niet zomaar, maar wel als er een goed onderbouwde reden
voor is. De leden van de Partij voor de Dieren-fractie zijn van mening dat de huidige
stikstofcrisis van zulke grootte en urgentie is, dat het de inname van de latente
ruimte uit Wnb-vergunningen rechtvaardigt, met als peildatum 4 oktober 2019. Uiteraard
moeten vergunninghouders hier financieel voor gecompenseerd worden waar nodig. Een
dergelijke maatregel zal kosteneffectiever zijn dan het uitkopen van hele veehouderijen.
Daarnaast is een krimp van het aantal dieren in Nederland volgens de leden van de
Partij voor de Dieren-fractie onontkoombaar in de huidige stikstof- en klimaatcrisis
en voor dierenwelzijn. Het is onbegrijpelijk dat de regering deze stap niet durft
te zetten en daarmee een daadwerkelijke oplossing voor vele problemen voor zich uit
blijft schuiven. Met het opstellen van een pad voor een stapsgewijze krimp van de
veestapel wordt duidelijkheid gecreëerd voor veehouders, de bouw en voor de jonge
generatie die zich zorgen maakt om de toekomst van de planeet. Deze leden stellen
een krimp van 25% voor tot 2025, 50% in 2030 en uiteindelijk 70% in 2040. Een vermindering
van het aantal dieren geeft lucht voor de natuur, maar ook voor boeren zelf, die in
een (ook economisch) gezonder systeem kunnen werken.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vestigen hiermee ook de aandacht op
de daadwerkelijke slachtoffers van de huidige crisis: de miljoenen dieren die worden
gefokt, gebruikt en geslacht in een systeem van massaproductie tegen dumpprijzen.
Door het perspectief van deze dieren centraal te stellen, kan aan een integrale oplossing
worden gewerkt, die een gezonde toekomst schept voor zowel de natuur, het klimaat
en daarmee ook het welzijn van de mens.
Concluderend vinden de leden van de Partij voor de Dieren-fractie het zeer zorgwekkend
dat deze regering volop inzet op het doorgaan op de oude weg, en het mogelijk maken
van economische activiteiten andermaal voorop stelt aan natuurbescherming. Er wordt
niet eens een termijn gesteld voor het halen van de instandhoudingsdoelstellingen,
maar er wordt wel met spoed naar uitwegen gezocht om – in strijd met de Habitatrichtlijn
– de economie verder te laten groeien. Ook voor initiatiefnemers van nieuwe projecten
blijft hierdoor de onzekerheid bestaan, omdat hun Wnb-vergunningen gemakkelijk bij
de rechter aangevochten kunnen worden. Deze leden vinden dit onverantwoord en onacceptabel.
8. Artikelsgewijze toelichting
Artikel I (wijziging Wet natuurbescherming)
Onderdelen A, B, C, D, E, onder 1, F, G, J, K, L, M
Onderdeel E (artikel 2.9, derde en vierde lid, Wnb)
Onderdeel H (wijziging artikel 5.5 Wnb)
Onderdeel I (nieuw artikel 5.5a Wnb)
De leden van de PVV-fractie vragen op welke afstand van de emissiebron ammoniak neerslaat.
De leden van de PvdA-fractie lezen op p. 19: «Op basis daarvan kan het stikstofregistratiesysteem
bijvoorbeeld uitsluitend worden opengesteld voor bouwprojecten. Binnen de groep projecten
kan zo nodig bij de regeling een prioritering worden aangebracht; ook kan desgewenst
voor specifieke projecten op voorhand ruimte worden gereserveerd.» Welke instantie
bepaalt de prioriteitstelling? Kan hiervan gebiedsgericht of provinciaal worden afgeweken?
Artikel II (wijziging Wet dieren)
Onderdeel AB (nieuw artikel 2.18a Wet dieren)
De leden van de D66-fractie vragen of de regering, naast de maatregelen die nu worden
genomen in voer en mest, ook inzet op andere maatregelen zoals het verhogen van het
aandeel essentiële aminozuren in voer voor varkens en pluimvee, het verhogen van het
aandeel bestendig eiwit in rundveevoer, het raffineren van gras, het oprapen en verwerken
tot veevoer van bietenloof, het verwerken van groenbemesters tot veevoer, mengteelt
van vlinderbloemigen en gras, het aanzuren van mest en het strippen van ammoniak uit
mestdigestaat die de stikstofefficiëntie in de landbouw kunnen verhogen.
Eerste lid
Tweede lid, onder a
Tweede lid, onder b
Tweede lid, onder c en d
Onderdeel B (nieuw artikel 3.7 Wet dieren)
De leden van de VVD-fractie lezen dat in artikel 3.7 van de Wet dieren gesproken wordt
over een maximumgehalte aan stoffen in dierlijke producten. De leden vragen waarom
melk en vlees aan deze producten worden toegevoegd.
Onderdeel C (wijziging artikel 8.6 Wet dieren)
Artikel III (wijziging Wet op de economische delicten)
Artikel IV (wijziging Tracéwet)
Artikel V (wijziging Crisis- en herstelwet)
Artikel VI (wijziging Wet windenergie op zee)
Artikel VII (wijziging Besluit natuurbescherming)
De leden van de D66-fractie lezen dat nu wordt gekozen voor permanente aanpassingen
van de Wet natuurbescherming en de daarbij behorende wetgeving. Wat is de reden dat
er niet met een tijdelijk wetgevingskader wordt gewerkt, zoals in eerste instantie
bij de Crisis- en Herstelwet ook is gedaan?
Artikel VIII (wijziging Besluit omgevingsrecht)
De leden van de D66-fractie vragen of erover wordt nagedacht om artikel 2.2a van het
Besluit Omgevingsrecht in zijn geheel in te trekken om de koppeling tussen omgevingsvergunningen
en natuurvergunningen los te laten. Met de huidige aanpassingen worden gemeente geconfronteerd
met de vraag of voor een project ook effecten op de natuur zijn. Iedere gemeente bepaalt
dit op dit moment voor zichzelf. Is het niet beter om dit volledig bij de provincies
neer te leggen, zodat gemeente worden ontlast en omgevingsvergunningen voor woningbouwprojecten
sneller kunnen worden verleend?
Artikel IX (wijziging Omgevingswet)
De leden van de VVD-fractie lezen in artikel 2.46 dat een bijzonder nationaal natuurgebied
vervangen kan worden door een Natura 2000-gebied of een bijzonder nationaal natuurgebied.
Deze leden vragen waarom niet alleen een bijzonder nationaal natuurgebied gewijzigd
kan worden in een Natura 2000-gebied.
De leden van de PvdA-fractie lezen op pagina 23: «De voorgestelde grondslagen om regels
te stellen waaronder geen omgevingsvergunning voor een Natura 2000-activiteit is vereist,
kunnen in het stelsel van de Omgevingswet door de provincies worden gesteld op grond
van artikel 5.2, eerste lid, van de Omgevingswet, en op grond van het voorgestelde
nieuwe artikel 5.2, derde lid, van de Omgevingswet door de Minister van Landbouw,
Natuur en Voedselkwaliteit (op grond van het voorstel voor de Aanvullingswet natuur
Omgevingswet). Bij AMvBworden hierover regels gesteld». In welke gevallen is het aan
de provincies, in welke gevallen aan de Minister om vrijstelling van de vergunningplicht
in te stellen? Kan dit per provincie verschillen? Hoe wordt in geval van vrijstelling
de stikstofdepositie geregistreerd en bijgehouden?
Op grond van artikel 5.18 van de Omgevingswet worden bij AMvB beoordelingsregels gesteld
voor het verlenen of weigeren van een omgevingsvergunning, zo lezen de leden van de
PvdA-fractie op pagina 23. Op welke wijze worden de provincies, verantwoordelijk voor
het natuurbeleid, hierin betrokken?
Artikel X (inwerkingtredingsbepaling)
BIJLAGE. TRANSPONERINGSTABEL ARTIKEL 6 HABITATRICHTLIJN
Artikel 6
De voorzitter van de commissie, Kuiken
Adjunct-griffier van de commissie, Goorden
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.H. Kuiken, voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit -
Mede ondertekenaar
F.C.G. Goorden, adjunct-griffier
Stemmingsuitslagen
Aangenomen met handopsteken
Fracties | Zetels | Voor/Tegen |
---|---|---|
VVD | 32 | Voor |
PVV | 20 | Tegen |
CDA | 19 | Voor |
D66 | 19 | Voor |
GroenLinks | 14 | Tegen |
SP | 14 | Tegen |
PvdA | 9 | Tegen |
ChristenUnie | 5 | Voor |
50PLUS | 4 | Voor |
PvdD | 4 | Tegen |
DENK | 3 | Tegen |
SGP | 3 | Voor |
FVD | 2 | Tegen |
Van Haga | 1 | Voor |
Van Kooten-Arissen | 1 | Tegen |
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.