Verslag (initiatief)wetsvoorstel (nader) : Verslag
35 310 Wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met het verzamelen en verspreiden van studiekeuze-informatie en het doen van onderzoek naar studenttevredenheid op het terrein van het hoger onderwijs
Nr. 5
VERSLAG
Vastgesteld 20 november 2019
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, belast met het voorbereidend
onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder
het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen
zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel genoegzaam
voorbereid.
Inhoudsopgave
I.
ALGEMEEN
1
1.
Inleiding
1
2.
Hoofdlijnen van het voorstel
2
3.
Gevolgen voor de privacy
5
4.
Gevolgen voor de regeldruk
6
5.
Financiële gevolgen
6
6.
Advies en consultatie
7
I. ALGEMEEN
1. Inleiding
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel.
De leden zien de meerwaarde in van de Nationale Studenten Enquête en vinden dat het
een belangrijk instrument is om studiekeuze-informatie objectief, betrouwbaar en vergelijkbaar
te maken. Zij zijn dan ook blij dat deze wetswijziging ervoor zal zorgen dat de Algemene
verordening gegevensbescherming het voortbestaan van de NSE niet langer onder druk
zal zetten.
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel.
De leden van deze fractie zijn van mening dat het goed is dat de gesignaleerde AVG1-problemen opgelost worden en dat er helderheid verschaft wordt over gegevensdeling
in het kader van de Nationale Studenten Enquête. Desalniettemin zien deze leden op
dit moment geen noodzaak om het verzamelen en verspreiden van studie-informatie tot
een publieke taak te maken, door deze vast te leggen in de wet en hiervoor een rechtspersoon
aan te wijzen. Deze leden achten het proportioneler om, naast het aanscherpen van
de AVG-vereisten, alsnog vrijwillig overeenstemming te bereiken met betrokken partijen.
Indien nodig zou artikel 7.15 van de WHW2 aangevuld kunnen worden. Naast deze oproep hebben deze leden nog een aantal vragen
en opmerkingen.
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het onderhavige
wetsvoorstel. Deze leden hechten aan het respecteren van de privacy van studenten
en willen de regering enkele vragen voorleggen.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben het onderhavige wetsvoorstel tot zich genomen.
De leden van deze fractie zijn van mening dat de Nederlandse overheid een kerntaak
heeft om uitstekend toegankelijk (hoger) onderwijs aan te bieden. Uitstekend toegankelijk
onderwijs is van elementair belang voor de Nederlandse kenniseconomie en om ongelijkheid
tegen te gaan, en het is cruciaal voor de verduurzaming van de Nederlandse samenleving.
De Nationale Studenten Enquête maakt inzichtelijk of instellingen er ook daadwerkelijk
in slagen om uitstekend toegankelijk hoger onderwijs aan te bieden. De resultaten
ervan dragen aantoonbaar bij aan het maken van een goede studiekeuze en ze maken de
studielast inzichtelijk. Deze leden betreuren daarom dat er het afgelopen jaar veel
«gedoe» is geweest rondom de Nationale Studenten Enquête, dat ertoe heeft geleid dat
hogescholen geen actuele gegevens hebben aangeleverd. De leden hebben nog enkele vragen
met betrekking tot het wetsvoorstel.
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de wijziging van de Wet op het
hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met het verzamelen en verspreiden
van studiekeuze-informatie en het doen van onderzoek naar studenttevredenheid op het
terrein van het hoger onderwijs. De leden van deze fractie vinden de NSE3 van groot belang omdat de NSE opleidingen de kans geeft om de resultaten te vergelijken
met voorgaande jaren en zij studenten de mogelijkheid biedt om opleidingen met elkaar
te vergelijken en een onderbouwde keuze voor een studie te maken. Deze leden zijn
daarom blij dat deelname aan de NSE voor publiek gefinancierd hoger onderwijs verplicht
wordt.
De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel.
2. Hoofdlijnen van het voorstel
De leden van de VVD-fractie zijn blij om te lezen dat de Minister van Onderwijs, Cultuur
en Wetenschap haar taak met betrekking tot het garanderen van kwaliteit, toegankelijkheid
en doelmatigheid van het hogeronderwijsstelsel serieus neemt en dat zij de NSE hierbij
betrekt. Kan de Minister meer beeld geven bij hoeveel studenten hun studiekeuze bepalen
aan de hand van de studentenenquête en welke andere factoren hierbij meewegen? Ook
lezen deze leden dat de enquête een bepaling is voor de kwaliteitszorg en het monitoren
van het beleid van de instellingen zelf. De leden vragen zich af in hoeverre bekend
is of de uitkomst van de enquête reden is voor een instelling om het beleid aan te
passen.
Voorts lezen de leden van deze fractie dat de te kiezen rechtspersoon de studiekeuze-informatie
kosteloos dient te verspreiden. Deze leden achten dit essentieel. Welke waarborgen
kent dit voorstel om dit blijvend te garanderen? De leden nemen er kennis van dat
met dit wetsvoorstel de verzameling en verspreiding van studiekeuze-informatie een
publieke taak gaat worden en ook zal bijdragen aan het monitoren van onderwijsbeleid.
Welke andere opties zijn overwogen om hetzelfde doel te bewerkstelligen, zo vragen
deze leden.
De leden van deze fractie lezen dat onderwijsbetrokkenheid nadrukkelijker zal worden
meegenomen in de enquête. Hoe ziet de regering dit verder voor zich? Verder zijn deze
leden benieuwd naar wat er allemaal onder «betrokkenheid» zou kunnen vallen. Zijn
er reeds voorbeelden van onderzoeken waarin dit een thema is, en hoe is dit in deze
onderzoeken geoperationaliseerd? In dat kader vragen deze leden zich ook af hoe de
medezeggenschap betrokken wordt bij de enquête, zowel bij de totstandkoming als bij
latere indicaties die moeten leiden tot beleid. Zij vragen op welke manier de medezeggenschap
beter betrokken zou kunnen worden bij verbeterpunten die worden aangegeven door of
voortkomen uit de NSE.
De leden van deze fractie lezen verder dat als doel wordt opgenomen dat de NSE zo
veel mogelijk groepen studenten dient te bereiken. Welke eisen geeft de regering,
naast kwantiteit, aan de uitvoerder mee als het gaat om representativiteit en kwaliteit?
Ook willen zij weten of de regering al een uitvoerder/rechtspersoon op het oog heeft.
Verder vragen deze leden de regering om nog eens toelichten waarin het verschil in
beoordeling zat tussen de instellingen die wel besloten data aan te leveren (universiteiten
en niet-bekostigd hoger onderwijs) en zij die dit niet deden (hogescholen). Dit benadrukt
dat meedoen een individuele afweging is. Tegelijkertijd blijkt dat maar 25% van het
niet-bekostigde onderwijs de afgelopen jaren heeft deelgenomen aan de NSE. De leden
vragen waarom dit percentage zo laag is. Stelt de regering zich ten doel dat dit percentage
omhoog wordt gebracht? Welke inspanningen dient de uitvoerder te doen om dit percentage
hoger te krijgen? Welke belemmeringen worden ervaren bij de niet-bekostigde instellingen?
En welke stappen heeft de regering afgelopen jaren genomen om hen hiermee te helpen,
opdat ook zij meedoen aan gegevenslevering?
Tot slot lezen de voornoemde leden dat het vragen om toestemming van de student die
deel is van de rest van de studentenpopulatie, leidt tot een lagere respons en een
incompleet populatiebestand. De leden vragen hoe de toestemming van deze studenten
zal worden geregeld in de volgende NSE en hoe de privacy van deze studenten zal worden
gewaarborgd.
De leden van de CDA-fractie willen weten waarom er geen oplossing voor de samenwerkingsconstructie
tussen de partijen, die al jarenlang een keuze-instrument in stand hielden, is gevonden.
En welke redenen heeft de Minister om te stellen dat het draagvlak is afgebrokkeld?
De leden van deze fractie hadden begrepen dat alleen de gevoelde juridische onzekerheid
over de interpretatie van de AVG voor sommige hogescholen de reden was om af te haken.
Deze leden willen graag weten of het klopt dat dit het enige beletsel was om tot nadere
overeenstemming te komen.
Verder willen de leden van deze fractie weten op grond van welke wettelijke bepalingen
de Minister zich, zoals zij aanvoert, verantwoordelijk acht om elke student op de
goede plek terecht te laten komen. Tevens willen deze leden weten wat de principiële
visie van de Minister is op toegankelijkheid, nu zij aangeeft dat het beschikbaar
maken van informatie rondom studententevredenheid daar nadrukkelijk onderdeel van
uitmaakt. Immers, naast dit wetsvoorstel ligt ook het wetsvoorstel Taal en toegankelijkheid
voor bij de Kamer, waarin een numerus fixus voor tracks mogelijk wordt gemaakt en
de Minister tegelijkertijd de bevoegdheid wordt verleend om toestemming aan een numerus
fixus te kunnen onthouden met het oog op toegankelijkheid. Ook is het deze leden opgevallen
dat de Minister enerzijds in onder andere haar beantwoording van schriftelijke vragen
aangeeft dat er meer grip op de instroom van internationale studenten zou moeten komen,
terwijl zij aan de andere kant een motie waarin wordt gevraagd om meer sturingsinstrumenten
heeft ontraden.
Volgens de leden van deze fractie is een enquête naar studenttevredenheid een uiting
van subjectieve studiekeuze-informatie en daarmee een te beperkte reden voor deze
voorgestelde wetswijziging. Is de Minister dat met deze leden eens? Op welke manier
is volgens de Minister een enquête naar tevredenheid bij opleidingen, die onderling
grote verschillen vertonen, en die door minder dan de helft van de studenten wordt
ingevuld, een uiting van een objectief, betrouwbaar en vergelijkend aanbod van studiekeuze-informatie?
Hoe moet er volgens de Minister betrouwbare en objectieve en vergelijkbare informatie
uit een tevredenheidsonderzoek volgen, zo vragen deze leden.
De leden van deze fractie zetten ook vraagtekens bij de keuze om één rechtspersoon
aan te wijzen die zowel de taak krijgt om studiekeuze-informatie te verzamelen en
te verspreiden als onderzoek te doen naar studenttevredenheid en -betrokkenheid. Deze
leden vrezen voor verplichte winkelnering van instellingen en vragen zich af of en
hoe de Minister instellingen invloed wenst te geven bij de selectie. Zal er sprake
zijn van een aanbesteding bij de selectie van de rechtspersoon? Tevens willen deze
leden weten hoe groot de kans is dat de huidige partij, waarmee de instellingen die
onder de reikwijdte van de WHW vallen klaarblijkelijk een gespannen verhouding onderhouden,
de aangewezen rechtspersoon gaat worden. Indien deze kans groot is willen de voornoemde
leden weten hoe de Minister ervoor gaat zorgen dat de door haar aangevoerde afstemming
en samenwerking tot stand zal worden gebracht.
De leden van de D66-fractie constateren dat instellingen kritiek hebben geuit op onder
andere de betrouwbaarheid van het instrument van de Nationale Studenten Enquête. De
leden van deze fractie vragen de regering om toe te lichten welke klachten de instellingen
hebben en op welke wijze Studiekeuze123 de klachten adresseert.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben begrip voor de keuze van het kabinet om
de Nationale Studenten Enquête wettelijk te verankeren. De wettelijke verankering
draagt bij aan goede studiekeuzevoorlichting, hetgeen als taak is beschreven in de
Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in artikel 7.15. De leden
van deze fractie vragen zich echter af of de reikwijdte van onderzoek niet moet worden
vergroot. De leden constateren dat de werkdruk in het hoger onderwijs onverminderd
hoog is. Zou onderzoek naar de tevredenheid van werknemers ook niet wettelijk verankerd
moeten worden, zo vragen deze leden zich af. Zijn tevreden werknemers ook niet een
indicatie van kwalitatief onderwijs? Heeft de Minister onderzocht of periodieke peerreviews
ook kunnen bijdragen aan het beter inzichtelijk maken van de kwaliteit van opleidingen?
Voorts vragen deze leden hoe de Minister kan garanderen dat de resultaten van de Nationale
Studenten Enquête niet gemakkelijk zijn te manipuleren, zoals de studentenorganisatie
Democratische Academie Groningen, DAG, onlangs heeft geconstateerd.
De leden van de SP-fractie stellen vast dat een van de doelen van de wetswijziging
is dat de bekostigde instellingen wettelijk verplicht worden om voor het onderzoek
de relevant geachte gegevens aan te leveren. De leden van deze fractie vragen zich
af waarom niet-bekostigde instellingen voor hoger onderwijs hiervan zijn uitgesloten.
Tot nu toe zijn particuliere instellingen altijd onderdeel geweest van de NSE. Bestaat
de mogelijk om ook deze instellingen te verplichten hun gegevens aan te leveren, zodat
ook de studenttevredenheid en
– betrokkenheid aan deze particuliere instellingen getoetst wordt? In antwoorden op
mondelinge vragen over de NSE zei de Minister dat alles erop is gericht om ervoor
te zorgen dat in de volgende periode zowel de hogescholen als de universiteiten, en
niet alleen de bekostigde maar ook degene die niet bekostigd worden, volop meegaan
in deze studentenenquêtes. De leden van de voornoemde fractie willen weten hoe door
middel van deze wetswijziging hieraan uitvoering wordt gegeven.
De leden van de SGP-fractie vragen de regering nader te motiveren waarom de voorgestelde
verplichte informatievoorziening als publieke taak aangemerkt dient te worden. De
leden van deze fractie wijzen erop dat voor sectoren als het primair en voortgezet
niet een vergelijkbare verplichting voor instellingen geldt die specifiek op schoolkeuze
gericht is. Deze leden vragen waarom de veelheid van informatie die in deze sectoren
onder meer op basis van het toezicht beschikbaar is, niet op een vergelijkbare wijze
in het hoger onderwijs toereikend geacht moet worden. Eveneens vragen de leden waarom
juist van studenten niet in sterkere mate verwacht mag worden dat dezen zich, samen
met loopbaanbegeleiders en anderen, oriënteren op een nieuwe opleiding en instelling.
3. Gevolgen voor de privacy
De leden van de D66-fractie vragen de regering toe te lichten waarom de persoonsgegevens
die ten minste nodig zijn voor het afnemen van de enquête onder studenten eerst bij
ministeriële regeling worden vastgesteld en vervolgens bij of krachtens algemene maatregel
van bestuur.
De leden van deze fractie lezen in de memorie van toelichting dat studenten eventueel
in de enquête toestemming kunnen geven voor het terugkoppelen van hun antwoorden op
persoonsniveau aan de hogeronderwijsinstelling waar zij zijn ingeschreven. Deze leden
vragen zich af of een terugkoppeling op persoonsniveau niet onbewust tot een grote
inbreuk op de privacy van studenten kan leiden. De leden vragen de regering om op
de eerste plaats nader toe te lichten waarom deze terugkoppeling op persoonsniveau
mogelijk maakt. Voorts vragen de leden de regering om toe te lichten of in de terugkoppeling
ook het e-mailadres van de student wordt verstrekt, en of dat in de praktijk kan betekenen
dat een medewerker van een instelling de antwoorden van een specifieke student die
daarvoor toestemming heeft gegeven kan opzoeken. Voorts vragen de leden of de deelnemende
student expliciet om toestemming wordt gevraagd om zijn of haar antwoord terug te
koppelen.
De voornoemde leden lezen in de memorie van toelichting dat elke deelnemer aan de
NSE recht heeft om zijn of haar persoonsgegevens in te zien, te corrigeren of te verwijderen,
evenals het recht om zijn of haar eventuele toestemming voor de teruglevering van
gegevens aan de instelling in te trekken of bezwaar te maken tegen de verdere verwerking
van zijn of haar persoonsgegevens door de aangewezen rechtspersoon. De leden vragen
de regering toe te lichten of een deelnemer die zich op een van genoemde rechten wil
beroepen, zich tot de instelling of tot de aangewezen rechtspersoon dient te wenden.
Verder lezen de leden van deze fractie in de memorie van toelichting dat de Minister
met de Vereniging van Universiteiten en de Vereniging Hogescholen in gesprek is over
aanvullende gegevens van studenten, zoals de track of de afstudeerrichting. Deze leden
vragen de regering of deze ook overleg pleegt met de studentenbonden over de inhoud
van de algemene maatregel van bestuur. Tevens vragen de leden of toekomstige aanvullende
verplichtingen van de gegevens ook telkens bij de Autoriteit Persoonsgegevens worden
voorgelegd.
Voorts vragen deze leden de regering of instellingen reeds een kader hebben van normen
die deze hanteren voor de registratie, verwerking, toegang en eigenaarschap van de
studiedata van studenten. Indien dat het geval is, vragen de leden of deze gegevensuitwisseling
ook in dat kader aan de orde komt.
Tot slot constateren de leden van de voornoemde fractie dat de ervaring en tevredenheid
van pas afgestudeerden van een opleiding ook van belang zijn voor de studiekeuze-informatie,
kwaliteitszorg van instellingen en de monitoring van onderwijsbeleid. Deze leden vragen
de regering in hoeverre zij verwacht dat de huidige knelpunten rondom privacyregels
zich ook voordoen bij enquêtes onder alumni.
De leden van de GroenLinks-fractie vinden het van belang dat studenten de Nationale
Studenten Enquête vrijuit kunnen invullen. Hoe borgt de Minister dat individuele studenten
niet ongevraagd en ongewenst worden benaderd op basis van hun deelname aan de enquête?
Waarom worden tot de persoon herleidbare gegevens tot een jaar na het onderzoek bewaard?
Wat vindt de Minister van het gegeven dat de Vereniging van Universiteiten, de VSNU,
vraagtekens zet als wordt gesteld dat de privacy van studenten wel voldoende gewaarborgd
is?
De leden van de SP-fractie zijn benieuwd naar wat nu precies de grootste bezwaren
waren om uit de NSE te stappen. Klopt het dat vooral de privacyregels binnen de AVG
een obstakel zijn? De VSNU meldt dat dit niet helemaal klopt, omdat de regels van
de AVG op dit punt niet veel anders zijn dan de Wbp4. De leden van de SP vinden het moeilijk voor te stellen dat de zorgen over de gegevensbescherming
niet eenvoudig op te lossen zouden zijn. Wellicht is het zo dat een aantal instellingen
niet zonder meer bereid is om cijfers over hun eigen studenttevredenheid te publiceren?
De leden vragen zich af of de Minister hier iets over kan zeggen.
4. Gevolgen voor de regeldruk
De leden van de SGP-fractie vragen de regering om inzichtelijk te maken hoe de voorgestelde
informatieverplichting zich verhoudt tot de omvang van de informatiestroom die instellingen
tot op heden aanleverden. Is de ambitie van de regering om de lasten in ieder geval
niet te laten toenemen, zo vragen zij.
5. Financiële gevolgen
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de financiële gevolgen
van het wetsvoorstel. Kan de regering nader verklaren waarom de kosten voor deze taak
jaarlijks worden geschat op een, toch wel forse, 2,5 miljoen euro per jaar? Deze leden
vragen waaruit dit budget bestaat, en of er een uitsplitsing van de kosten kan worden
gegeven. Ook willen zij weten in hoeverre deze raming extern is getoetst. Verder vragen
de leden de regering om toe te lichten waaruit de 200.000 euro aan uitvoeringskosten
bestaan. Zal de rechtspersoon zelf een uitvoerder aanwijzen, of is dit een en dezelfde
partij? En welke andere mogelijke uitvoeringsvormen zijn overwogen? Voorts vragen
de leden of de regering kan aangeven hoeveel van het totale budget voor de uitvoering
van deze nieuwe wettelijke taak in overhead gaat zitten.
6. Advies en consultatie
De leden van de VVD-fractie vinden het goed om te lezen dat de vragenlijst zal worden
herzien. Deze leden vragen de regering om toe te lichten welke organisaties zullen
worden betrokken bij deze herziening.
De leden van de CDA-fractie willen graag weten wat voor de Minister de redenen waren
om het wetsvoorstel midden in de zomerperiode, van 15 juli tot en met 5 augustus,
voor internetconsultatie voor te leggen. Zij vragen in hoeverre dit volgens de Minister
van invloed is geweest op het (beperkte) aantal reacties.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben de reactie van de Algemene Rekenkamer betreffende
het onderhavige wetsvoorstel tot zich genomen. In de memorie van toelichting stelt
de Minister dat de rechtspersoon die wordt belast met de wettelijke taak om de enquête
uit te voeren moet beschikken over een raad van toezicht; ook moeten «checks-and-balances»
zijn ingebouwd in de statuten van de rechtspersoon. In de wettekst worden deze eisen
echter niet geregeld, zo constateert de Algemene Rekenkamer. Waarom heeft de Minister
verzaakt dit in de wet op te nemen? En wie kiest de raad van toezicht van de rechtspersoon
die de wettelijke taak moet uitvoeren, zo vragen deze leden.
De leden van de SP-fractie hebben de suggestie gelezen om instellingen ook gegevens
te laten aanleveren met betrekking tot tracks/afstudeerrichtingen, dat een en ander
zal meegenomen worden in de algemene maatregel van bestuur en zal worden voorgelegd
aan, onder andere, de Autoriteit Persoonsgegevens. De inhoud van de algemene maatregel
van bestuur zal worden afgestemd met de VH5 en VSNU6. Deze leden vragen zich af waarom wel de koepels hierbij worden betrokken, en niet
de studentenbonden.
Voorzitter van de commissie, Tellegen
Adjunct-griffier van de commissie, La Rocca
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
O.C. Tellegen, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede ondertekenaar
R. la Rocca, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.