Memorie van toelichting (initiatiefvoorstel) : Memorie van toelichting
35 338 Voorstel van wet van het lid Van der Staaij tot wijziging van de Wet afbreking zwangerschap in verband met het verbeteren van de informatieverstrekking en de ondersteuning aan ongewenst zwangere vrouwen
Nr. 3
MEMORIE VAN TOELICHTING
I. ALGEMEEN
In de samenleving en onder volksvertegenwoordigers wordt er heel verschillend gedacht
over het thema abortus provocatus. Met de Wet afbreking zwangerschap (Waz) is geprobeerd
een evenwicht te vinden tussen twee waarden: de rechtsbescherming van ongeboren menselijk
leven en het recht van de vrouw op afbreking van een ongewenste zwangerschap, indien
aan bepaalde eisen wordt voldaan. Voor sommige partijen prevaleert het zelfbeschikkingsrecht
van de vrouw. Voor anderen, waaronder de SGP, ligt het zwaartepunt bij de beschermwaardigheid
van het ongeboren leven. Om die reden heeft de SGP destijds tegen de Waz gestemd.
Maar daarmee is niet alles gezegd. De initiatiefnemer is er namelijk van overtuigd
dat er gezamenlijke grond onder de voeten gevonden kan worden wanneer het gaat over
het belang van het geven van informatie aan, en ondersteunen van ongewenst zwangere
vrouwen. Deze pro-informatie benadering is er een die alle partijen, gegeven de huidige wettelijke kaders, met elkaar kan
verbinden. Uit onafhankelijk onderzoek van TNS-NIPO blijkt dat hier ook veel steun
onder de Nederlandse bevolking voor is.1
Gelet op het ingrijpende karakter van een ongewenste zwangerschap vindt de initiatiefnemer
het belangrijk dat iedere ongewenst zwangere vrouw die voor een moeilijke keuze staat,
zo tijdig mogelijk alle relevante informatie krijgt die zij nodig heeft om haar situatie
te kunnen overzien en te beoordelen. Daarnaast vindt hij het belangrijk dat zij weet
welke begeleiding zij kan krijgen bij het maken van een goed geïnformeerde keuze waar
zij volgens de Wet op de geneeskundige behandelovereenkomst (Wgbo) en de Waz recht
op heeft, en van welke ondersteuning zij gebruik kan maken nadat zij een keuze gemaakt
heeft.
De initiatiefnemer is van mening dat de informatievoorziening aan ongewenst zwangere
vrouwen op twee belangrijke onderdelen verbeterd kan worden. In de eerste plaats krijgt
een vrouw tijdens het eerste gesprek dat zij met een arts heeft niet altijd informatie
over alle mogelijkheden die zij heeft bij het omgaan met haar ongewenste zwangerschap.
Daarnaast is veel vrouwen niet bekend dat zij – naast begeleiding door de huisarts,
in de abortuskliniek of in het ziekenhuis2 – gebruik kunnen maken van gespecialiseerde keuzebegeleiding en ondersteuning. Het
kan daarbij gaan om ondersteuning in de vorm van face-to-face keuzegesprekken, online
hulp en telefonische consulten. Ook kan een vrouw, afhankelijk van haar keuze, ondersteuning
krijgen bij het uitdragen van de zwangerschap, afstand ter adoptie, plaatsing van
een baby in een pleeggezin, vertrouwelijk bevallen of eventuele hulp bij de verwerking
van een abortus.
Om ervoor te zorgen dat iedere vrouw een weloverwogen keuze kan maken, regelt dit
wetsvoorstel dat zij direct bij het eerste contact dat zij met een arts heeft over
haar voornemen om een ongewenste zwangerschap af te breken, op een duidelijke wijze
mondelinge en schriftelijke informatie krijgt over alle alternatieven die zij heeft
voor het afbreken van de zwangerschap. Daarnaast wordt geregeld dat zij tijdens dit
gesprek wordt geïnformeerd over de mogelijkheden om gebruik te maken van gespecialiseerde
keuzebegeleiding en ondersteuning. Dit zijn de hoofdlijnen van het wetsvoorstel, waarop
hieronder nader wordt ingegaan.
1. Aanleiding en achtergrond
Als een meisje of een vrouw erachter komt dat ze onbedoeld zwanger is geworden, is
dat vaak een heftige ervaring. Even lijkt niets meer vanzelfsprekend. Begrijpelijke
vragen kunnen rijzen als: hoe moet het nu verder met mijn studie? Met mijn werk? Wil
ik op dit moment een kind in mijn leven? Ben ik op dit moment wel in staat om zelf
een kind op te voeden? Kan ik een kind wel de toekomst bieden die het verdient? Mijn
partner en ik denken verschillend over deze zwangerschap, hoe moeten we nu verder?
Emoties als vreugde, twijfel, stress, boosheid, paniek en angst kunnen met elkaar
om voorrang strijden. Daarnaast spelen reacties van anderen een rol en wordt de situatie
mogelijk zelfs als onveilig ervaren.
Als de zwangerschap niet alleen onbedoeld is, maar ook als ongewenst wordt beschouwd,
biedt de Wet afbreking zwangerschap een vrouw de mogelijkheid tot het nemen van een
moeilijke beslissing: breekt ze haar zwangerschap af of kiest ze voor het uitdragen
ervan? De meeste vrouwen ervaren het nemen van dit besluit als emotioneel ingrijpend.
Dit geldt ook als zij al vrij snel weten wat ze willen.3 Voor sommige vrouwen is deze periode zelfs een van de moeilijkste periodes in hun
leven en is de beslissing over het al dan niet afbreken van een zwangerschap tevens
een van de moeilijkste beslissingen die ze ooit hebben moeten nemen.4
Sommige vrouwen twijfelen niet (lang) over hun keuze. Andere vrouwen voelen zich door
alle lastige omstandigheden tijdens een ongewenste zwangerschap daarentegen niet in
staat om zelf of met behulp van naasten tot een weloverwogen keuze te komen. Zo nemen
sommige vrouwen snel en in paniek een besluit waarvan ze zich achteraf afvragen of
dat wel het juiste was. Andere vrouwen nemen een besluit onder (grote) druk van anderen.
En weer anderen kunnen de consequenties van de opties die zij hebben niet overzien.
In Libelle vertelt een vrouw daarover:
«In een vorig leven, op een snikhete zomerdag in augustus, heb ik een abortus ondergaan.
De foetus was bijna elf weken oud en niet gepland. Wel met hart en ziel gewenst –
door mij, niet door de vader. We waren net uit elkaar en ik was financieel noch emotioneel
in staat om de zorg voor een baby te dragen. Na weken wikken en wegen en radeloze
paniek besloot ik het weg te laten halen. Het was het moeilijkste en verdrietigste
besluit dat ik ooit heb moeten nemen. En ook al sta ik er nog steeds achter, in mijn
hart weet ik nog altijd niet of ik de juiste beslissing heb genomen.»»
5
Als een vrouw eenmaal een keuze gemaakt heeft, ontstaan er soms weer nieuwe hulpvragen.
Wanneer een vrouw gekozen heeft voor het uitdragen van de zwangerschap, kan ondersteuning
bij het uitdragen van de zwangerschap, afstand ter adoptie, plaatsing van de baby
in een pleeggezin of vertrouwelijk bevallen gewenst zijn. Voor vrouwen die een zwangerschapsafbreking
hebben ondergaan, kan er behoefte zijn aan een of meer nazorggesprekken voor het verwerken
van de abortus. Het kan daarbij gaan om online begeleiding, telefonisch contact of
face-to-face-gesprekken.
2. Probleemstelling
Een belangrijke vereiste voor het kunnen nemen van een weloverwogen beslissing, is
dat een ongewenst zwangere vrouw alle mogelijkheden die zij heeft om met haar zwangerschap
om te gaan kent en de gevolgen daarvan kan overzien.6 Goede informatie en begeleiding in een zo vroeg mogelijk stadium van het besluitvormingsproces
zijn daarbij van groot belang. Het is daarom niet voor niets dat er in artikel 5 van
de Waz en het op basis daarvan opgestelde Besluit afbreking zwangerschap (Baz) een
aantal zorgvuldigheidseisen is opgenomen dat erop is gericht te verzekeren dat iedere
beslissing tot het afbreken van zwangerschap met zorgvuldigheid wordt genomen en alleen
dan wordt uitgevoerd, indien de noodsituatie van de vrouw deze onontkoombaar maakt.
In het tweede lid van artikel 5 wordt geëxpliciteerd dat deze eisen er onder meer
toe strekken om te verzekeren dat de vrouw wordt bijgestaan, in het bijzonder door
het verstrekken van verantwoorde voorlichting over andere oplossingen van haar noodsituatie
dan het afbreken van de zwangerschap (onderdeel a). Daarnaast dient de arts zich ervan
te vergewissen dat de vrouw haar verzoek heeft gedaan en gehandhaafd in vrijwilligheid,
na zorgvuldige overweging en in het besef van haar verantwoordelijkheid voor het ongeboren
leven en van de gevolgen voor haarzelf en de haren (onderdeel b). Hierop volgt een
onderdeel over de verantwoordelijkheid van de arts, die de behandeling slechts mag
verrichten indien deze op grond van zijn bevindingen verantwoord is te achten (onderdeel
c). Tenslotte dient ervoor gezorgd te worden dat na afbreking van een zwangerschap
genoegzame nazorg voor de vrouw en de haren beschikbaar is (onderdeel d).
De verplichtingen omtrent het verstrekken van verantwoorde voorlichting, zoals die
gelden voor klinieken, zijn echter niet in de wet- en regelgeving opgenomen voor de
huisarts of een eventuele andere arts buiten de kliniek tot wie de vrouw zich in eerste
instantie wendt.7 Dit is een relevant gegeven, aangezien ongeveer zes op de tien vrouwen voorafgaand
aan een zwangerschapsafbreking het eerste gesprek daarover voeren met de huisarts.8 Hoewel de meeste artsen ongewenst zwangere vrouwen ondanks het ontbreken van deze
wettelijke plicht van informatie proberen te voorzien, is hierdoor met de huidige
wetgeving niet gegarandeerd dat een vrouw tijdens het eerste gesprek informatie krijgt
over alle mogelijkheden die zij heeft bij het omgaan met haar ongewenste zwangerschap
en welke ondersteuningsmogelijkheden er zijn.
Dit blijkt ook uit onderzoek. Uit diverse onderzoeken onder huisartsen is namelijk
bekend dat een verwijzing door de huisarts naar een gespecialiseerde hulpverlener
zelden plaatsvindt, ook bij vrouwen die daar baat bij kunnen hebben.9 Daarnaast worden alternatieven voor abortus lang niet altijd met vrouwen door de
huisarts besproken, zelfs niet als de vrouw aangeeft dat ze twijfelt.10 Een deel van de vrouwen die zeiden al een beslissing te hebben genomen voor het eerste
gesprek met de huisarts, veranderde van keuze na overleg met de huisarts. Dit gebeurde
vooral bij vrouwen met een al wat verder gevorderde zwangerschap en bij degenen die
alternatieven met hun huisarts bespraken. Dit pleit er volgens de onderzoekers voor
om met ongewenst zwangere vrouwen altijd de opties te bespreken die de vrouw kunnen
ondersteunen in hun besluitvorming.11
Om huisartsen handvatten te geven bij de begeleiding van onbedoeld zwangere vrouwen,
is in 2016 een Leidraad huisartsen bij een onbedoelde zwangerschap (hierna te noemen:
leidraad)12 ontwikkeld. Hierin komen beknopt de belangrijkste kernvragen en handelwijzen aan
de orde. De leidraad is een goed hulpmiddel voor huisartsen bij het voeren van gesprekken,
maar biedt volgens de initiatiefnemer desondanks onvoldoende garanties om ervoor te
zorgen dat iedere vrouw daadwerkelijk de informatie krijgt die nodig is voor het nemen
van een weloverwogen besluit. Dit heeft allereerst met de status van een leidraad
te maken, die niet dezelfde bindingskracht heeft als een wettelijke bepaling of een
NHG-standaard. Bovendien heeft een huisarts over het algemeen slechts enkele keren
per jaar te maken met een hulpvraag van een ongewenst zwangere vrouw. Daardoor mist
hij vaak de routine en de expertise om ongewenst zwangere vrouwen te begeleiden.13 Dat geldt zeker voor de situaties waarin de vraag naar een zwangerschapsafbreking
ontstaat door problemen in de levenssituatie van de vrouw die zich buiten het medische
domein bevinden. Te denken valt aan praktische knelpunten waardoor de door de vrouw
ervaren noodsituatie ontstaat op gebieden als financiën, de invloed vanuit het sociale
netwerk, de sociale zekerheid, de combinatie met werk en school of het regelen van
huisvesting. De oplossingen die de vrouw in dergelijke situaties kunnen helpen, worden
in de Leidraad weliswaar benoemd, maar niet uitgewerkt. Hierdoor is het erg afhankelijk
van de kennis van de arts of de vrouw voldoende op de hoogte wordt gebracht van de
mogelijkheden die er zijn. Bovendien worden vrouwen lang niet altijd geïnformeerd
over de mogelijkheid om gebruik te maken van gespecialiseerde keuzebegeleiding.14 Slechts 3,6% van de ongewenst zwangere vrouwen wordt door de verwijzend of behandelend
arts doorverwezen naar een gespecialiseerde hulpverlener.15
Ongeveer een derde van de ongewenst zwangere vrouwen neemt rechtstreeks contact op
met de abortuskliniek en ongeveer een op de zes vrouwen met het ziekenhuis.16 Zoals hiervoor beschreven gelden de verplichtingen uit artikel 5 Waz over het verstrekken
van verantwoorde voorlichting wel als de vrouw zich in eerste instantie direct tot
de arts wendt die zwangerschappen afbreekt. Tijdens het intakegesprek, dat gemiddeld
ongeveer twee à drie kwartier duurt, focussen medewerkers van klinieken zich conform
de «Richtlijn begeleiding van vrouwen die een zwangerschapsafbreking overwegen»17 (hierna: de richtlijn) met name op het toetsen van de vrijwilligheid en het weloverwogen
karakter van een besluit, het geven van voorlichting over de behandelmethodes en de
regeling van anticonceptie na een abortus.18 De begeleiding door klinieken ziet dus met name op toetsing van een keuze die al door de vrouw is gemaakt. Het belang daarvan is evident. Uit
diverse onderzoeken blijkt namelijk dat spijt, lichamelijke en sociaal-emotionele
klachten en relationele spanningen na een zwangerschapsafbreking vaker voor komen
bij vrouwen die vooraf hebben getwijfeld of zich onder druk gezet hebben gevoeld door
anderen om tot abortus te besluiten.19 Zij maken vaker melding van ontevredenheid met de beslissing of met de manier waarop
deze tot stand is gekomen. Terugkijkend zouden ze het soms anders hebben aangepakt,
bijvoorbeeld door de opties om de zwangerschap uit te dragen beter te onderzoeken.
Bij (het vermoeden van) twijfel over de beslissing mogen klinieken niet tot een afbreking
van de zwangerschap overgaan, maar wordt de vrouw vaak gevraagd er nog eens over na
te denken en eventueel later terug te komen. Wanneer de indruk bestaat dat iemand
mogelijk druk op haar uitoefent, dient de hulpverlener de vrouw volgens de richtlijn
alleen te spreken om de werkelijke reden van het verzoek te achterhalen.20 Desondanks wordt hierover niet altijd gepraat en worden er soms abortussen uitgevoerd
bij een vrouw die onder druk tot haar besluit is gekomen of twijfelt over haar keuze.
In het magazine Linda vertelde een twintigjarige vrouw over haar abortus die ze niet
wilde.
«Na de ingreep stond mijn toenmalige schoonmoeder met een bos bloemen op me te wachten.
«Je hebt het goed gedaan», zei ze vrolijk. Maar ik heb geen keuze gehad; het was óf
abortus, óf op straat wonen. Ik was net bij mijn vriendje ingetrokken toen ik zwanger
bleek. Dwars door de pil heen. Mijn vriend ging stug door met gamen toen ik het vertelde.
Hij zei alleen dat ik het moest laten weghalen, maar dat wilde ik niet. Ik vind abortus
moord. Dan liever adoptie. Toen ik de volgende dag thuiskwam, wachtte hij me op met
zijn moeder, vriend en broer. Ze stonden dreigend voor me: als ik geen abortus pleegde,
was ik niet meer welkom. (…) Onderweg naar de kliniek moest ik van mijn schoonmoeder
zinnen uit mijn hoofd leren. «Nee, ik wil geen baby.» «Nee, ik zie geen toekomst voor
het kind.» Niemand heeft me apart genomen. Dat vind ik nog steeds kwalijk, want je
kon zien dat ik er met tegenzin zat. Ik huilde toen ik op de echo een hartje zag kloppen.»
21
Ongeveer een op de zeven zwangerschapsafbrekingen vindt plaats bij vrouwen die onder
druk van anderen staan.22 Deze vrouwen willen hun zwangerschap eigenlijk uitdragen, maar zijn niet in staat
om weerstand te bieden tegen de druk van de verwekker, de familie of andere naasten.23 Na een besluitvormingsperiode, die relatief lang kan zijn, kiezen deze vrouwen uiteindelijk
soms toch voor een abortus, hoewel ze daar niet (helemaal) achter staan. Tot vlak
voor de behandeling denken zij er soms nog over na om de afspraak te annuleren.
Zes jaar na de geboorte van haar tweede zoon raakte Sarah voor de derde keer zwanger.
Zij vertelt:
«Mijn vriend wilde geen derde kind, maar had wel door dat ik het kindje wilde houden.
Hij bleef continu aankaarten dat we geen financiële middelen en geen ruimte hadden
voor een derde kind. Hij bleef maar doorgaan. Ook mijn schoonmoeder bracht elke keer
het financiële plaatje ter sprake. Dagelijks belde zij mij op om het erover te hebben
en te vragen of ik al nagedacht had over mijn keuze. Het maakte niet uit wat ik zei,
volgens haar was er maar één keuze, één uitweg en dat was een afspraak maken bij de
abortuskliniek.
Ik mocht van mijn vriend met niemand praten over de zwangerschap. Ik mocht niemand
invloed laten hebben op wat «wij» besloten hadden. Mijn vriend en ik kwamen recht
tegenover elkaar te staan. Er was geen ruimte om een andere keuze dan abortus te bespreken.
Al mijn tegenargumenten, zoals dat we al babyspullen in huis hadden en dat we konden
sparen, werden van tafel geveegd. Het voelde alsof ik helemaal alleen tegen een enorm
leger opbokste en ik geen andere optie dan abortus had. Ik wilde dit niet!
Die drie weken heb ik «gevochten» met mijn vriend en zijn moeder om het kindje te
houden. Maar mijn argumenten deden er niet toe. Zijn moeder belde mij nog steeds elke
dag om te vragen of we al een beslissing hadden genomen. Ze zette me onder druk om
een abortus te plegen. Uiteindelijk zei ze dat ik het niet durfde om een afspraak
te maken bij de abortuskliniek. Ik zou maar een poosje last hebben van de abortus,
maar met de tijd zou ik het wel «vergeten». Ook voor de andere twee kinderen zou het
beter zijn, dan konden die gewoon krijgen wat ze wilden. Die opmerking heeft me misschien
nog wel het meest pijn gedaan...
Op de dag van de abortus had ik eerst alleen een gesprek met een verpleegkundige.
Zij zag wel dat ik er niet honderd procent achter stond. Toen werd mijn vriend erbij
geroepen, maar hij had zijn beslissing al genomen. Weg is weg. Ik had het gevoel dat
ik niet meer terug kon. Daarna volgden nog verschillende gesprekken samen en met de
arts. Omdat ik mijn gezin bij elkaar wilde houden, heb ik toegegeven aan mijn vriend.
Dan maar een ongelukkige vrouw, dacht ik. Alle gebeurtenissen op de dag van de abortus
zijn in mijn geheugen gegrift alsof het gisteren was. Lichamelijk gezien herstelde
ik na de abortus vrij snel, maar geestelijk had ik het heel zwaar.»24
Hoewel het de vrouw is die volgens de Waz uiteindelijk een keuze mag maken, kunnen
mensen in de omgeving dus veel invloed hebben op de besluitvorming van de vrouw, zowel
door haar te ondersteunen, of in negatieve zin door het uitoefenen van druk. Hoewel
er vaak gesproken wordt over de vrije keuze van de vrouw bij abortus, blijft er in
het laatste geval weinig over van die keuzevrijheid. Een vrouw vertelde daarover in
een uitzending:
«Mijn vriend zei: «Het is financieel niet haalbaar en ik zit er niet op te wachten.»
Wat ik er van vond, was eigenlijk niet belangrijk. Ik was stilletjes wel blij dat
ik zwanger was, want ik ben gek op kinderen. In eerste instantie had ik zoiets van:
ik ga er gewoon alles aan doen om de baby te houden. Wij hebben die baby uit liefde
gemaakt, dan vind ik de financiële reden geen gegronde reden.»
25
Voor wat betreft twijfel is uit onderzoek bekend dat ongeveer een op de drie vrouwen
ernstige twijfels heeft over de keuze waar ze voor staat.26 Een deel van de twijfelende vrouwen laat deze twijfels echter niet merken tijdens
het gesprek in de kliniek of bij een andere hulpverlener.27 Dat een deel van de vrouwen ook na het intakegesprek blijft twijfelen, valt op te
maken uit de hoge no-showpercentages waar alle abortusklinieken mee te maken hebben28 en uit het gegeven dat ongeveer een op de zes vrouwen achteraf niet tevreden is over
haar keuze tot een abortus.29 Een 25-jarige vrouw vertelde hierover tegen het magazine Linda dat ze tot op het
laatste moment twijfelde of ze een abortus wilde:
«Ik wist hoe [mijn vriend] zou reageren. We hebben ooit al een «wat als»-gesprek gevoerd
en hij was heel duidelijk: weghalen. We wonen allebei nog thuis, ik studeer, we konden
een kind niets bieden. Ik was het met hem eens, maar ja: toen gierden er nog geen
hormonen door mijn lijf. Het is de moeilijkste beslissing uit mijn leven geweest.
Tot aan het moment van de narcose twijfelde ik nog, maar omwille van mijn relatie
en de slechte basis voor het kindje, koos ik toch voor een abortus. Ik was in juli
dit jaar uitgerekend. De betreffende dag heb ik een kaarsje gebrand bij de echofoto,
die ik ingelijst op mijn nachtkastje heb staan. Ik heb vanuit mijn tenen gehuild.
Ik besefte zo goed dat ik die dag ook een baby in mijn armen had kunnen hebben.»
30
Het voorgaande pleit ervoor om alle vrouwen in een vroeg stadium te informeren over
alle mogelijkheden die zij hebben bij het omgaan met hun ongewenste zwangerschap en
welke ondersteuning zij daarbij kunnen krijgen. Over alternatieve oplossingen voor
de noodsituatie van de vrouw wordt ook in de abortuskliniek – ondanks de wettelijke
informatieplicht van de arts in artikel 5 – echter niet altijd gesproken.31 Deze praktijk is bovendien overgenomen in de begeleidingsrichtlijn van het Nederlands
Genootschap van Abortusartsen en de Leidraad voor huisartsen. Daarin staat het advies
dat de arts zich dient te beperken tot de vraag aan een vrouw of zij alternatieven
heeft overwogen en of zij daar informatie over wil hebben. Als reden voor het niet
standaard informeren van vrouwen over de mogelijke alternatieven, voert de richtlijn
aan dat de meeste vrouwen die zich aanmelden bij een abortuskliniek de beslissing
om de zwangerschap af te breken al genomen hebben. Daardoor is het volgens de richtlijn
«aannemelijk» dat alternatieven als adoptie en specifieke ondersteuning bij en na
de zwangerschap, voor de meeste vrouwen niet te overwegen opties zijn.32
De initiatiefnemer vindt deze redenering niet overtuigend. In de eerste plaats is
er niet voor niets een wettelijke plicht voor artsen om vrouwen te informeren over
alternatieve oplossingen van haar noodsituatie. De memorie van toelichting bij de
Waz merkt daarover op dat «in het bijzonder zal moeten vaststaan dat passende hulp
en voorlichting aan de vrouw is gegeven over alternatieven voor een eventuele abortus
provocatus en dat de besluitvorming niet alleen weloverwogen is maar zich ook in vrijwilligheid
voltrekt.»33 Als nadere toelichting op het begrip «verantwoorde voorlichting», merkte de regering
op dat dit «het verschaffen van passende informatie aan de vrouw met betrekking tot
mogelijke oplossing van haar problemen en het geven van een passend antwoord op de
vragen die bij haar bestaan op grond van de gegevens of reeds aanwezige informatie
ten einde haar in staat te stellen haar oordeel zorgvuldig te vormen of opnieuw te
toetsen» inhoudt.34 Ook de Wet op de Geneeskundige Behandelovereenkomst (WGBO) regelt het recht op duidelijke
informatie voor de zorgvrager over een behandeling, de gevolgen en risico’s daarvan
en de alternatieven voor de behandeling. Van deze informatieplicht mag volgens deze
wet alleen worden afgeweken als het geven van bepaalde informatie ernstig nadeel voor
de zorgvrager zal opleveren. Het achterwege laten van deze voor de vrouw cruciale
informatie om tot een weloverwogen afweging te kunnen komen of een al genomen besluit
aan te toetsen, enkel en alleen omdat de arts verwacht dat het «aannemelijk» is dat
alternatieven niet te overwegen opties zijn, doet dan ook tekort aan het wettelijke
recht dat vrouwen hebben op deze informatie. Bovendien wordt hiermee geen recht gedaan
aan het belang dat de wetgever hecht aan de beschermwaardigheid van het ongeboren
leven.35
In de tweede plaats kan het standaard bespreken van de alternatieven van toegevoegde
waarde zijn voor een vrouw die twijfels heeft over de keuze die zij moet maken, maar
die deze twijfels niet laat merken tijdens het intakegesprek. Dit kan veroorzaakt
worden doordat de vrouw onder druk van anderen staat om tot een abortus over te gaan,
zoals hierboven is beschreven, maar ook omdat een vrouw geen keuze voor zichzelf kan
maken. Zo’n laatste situatie deelde een vrouw anoniem op de website van Fiom:
«Ik was al langer zwanger dan ik dacht, ik was op het moment dat ik de echo kreeg
6 weken zwanger. Ik ben al met twijfel naar de kliniek heen gegaan en kreeg de 5 dagen
bedenktijd. Met de gedachte «Voer de behandeling nu maar uit, want mijn keuze staat
al vast, daar heb ik geen 5 dagen voor nodig». Mijn keuze stond helemaal niet vast,
ik heb veel langer nodig gehad dan 5 dagen en heb de dag van de behandeling opgebeld
met dat ik «ziek» was. Ik kon het niet maken mijn kindje weg te laten halen. De afspraak
was gemaakt voor 28 juni en dat was alweer 3 weken verder. Ik was 9 weken zwanger.
Lichamelijk heb ik behoorlijk veel last gehad van de abortus, maar psychisch nog veel
meer. Nooit verwacht dat dit zó zwaar zou zijn. En blijft. Het is toch mijn kleine
kindje geweest, die ik zoveel liefde had kunnen en willen geven. Daar denk je achteraf
pas over na. Als ik de tijd terug kon draaien, was ik nu 3 maanden moeder geweest
van een volmaakt kindje, en geen engelenkindje. De vraag is, of ik hier goed aan heb
gedaan, of niet? Heb ik mijn kindje op dat moment alles kunnen geven wat hij verdiende,
meer dan dat? Dat weet je op het moment zelf pas, en niet een jaar later. Niemand
kan in de toekomst kijken.»
36
Het is in de derde plaats de vraag in hoeverre vrouwen die tijdens het intakegesprek
in de kliniek te kennen geven dat zij een abortus willen ondergaan, weten welke oplossingen
er allemaal mogelijk zijn voor de door haar ervaren noodsituatie. Dit maakt de aanname
dat het «aannemelijk» zou zijn dat alternatieven voor de meeste vrouwen niet te overwegen
opties zijn, niet houdbaar. Het standaard bespreken van de mogelijke alternatieven
voor een zwangerschapsafbreking kan in dergelijke situaties juist functioneren als
spiegelinformatie voor de vrouw en voorkomen dat er een overhaaste beslissing wordt
gemaakt. Deze conclusie wordt ondersteund door onderzoek van onderzoeksinstituut Nivel
en Rutgers37, waarin gezegd wordt dat artsen er altijd vanuit moeten gaan dat vrouwen die ongewenst
zwanger zijn geraakt en die komen vragen om een abortus, nog van gedachten kunnen
veranderen. Onderzoeker en huisarts Gé Donker zegt daar in Trouw over: «Door betere
voorlichting kiezen vrouwen bewust wat ze doen als ze ongewenst zwanger zijn. Ze krijgen
wellicht dan ook minder spijt van een beslissing. Bij vrouwen die al vastbesloten
zijn tot een abortus verwacht de huisarts misschien dat zij andere alternatieven toch
niet willen horen, maar vrouwen die twijfelen moeten goed geïnformeerd kunnen besluiten.
Zelfs bij vrouwen die wel vastbesloten zijn, is het goed te testen of ze wel goed
geïnformeerd tot een besluit zijn gekomen."38
«Kinderen? Ik had er voor dit ongelukje nog geen moment over nagedacht,» vertelde
een 25-jarige vrouw aan VIVA:
«Dus ik belde de dokter voor een abortus, dezelfde dag nog. Remco ging mee toen ik
de ingreep liet doen en hield meelevend mijn hand vast. Maar ’s avonds ging hij stappen
en was dit incident voor hem passé. Bij mij ging het malen en mijn tranen zaten de
dagen erna hoog. Vast door de hormonen, dacht ik toen nog. Maar het verdriet zakte
niet. Net zomin als het gevoel dat ik een gigantische fout had begaan. Pas nu het
te laat was, droomde ik ervan hoe het ook had kunnen lopen. (…) Een kind: dat was
wat ik óók wilde. Ik had één kans weggegooid, ondoordacht laten wegzuigen, en dat
sneed door me heen. De enige manier om die pijn te stillen is opnieuw zwanger worden.»39
In de vierde plaats is het een bekend fenomeen vanuit de psychologie dat stress het
blikveld van iemand kan versmallen. Zolang de stressfactor, in dit geval de onbedoelde
zwangerschap, blijft bestaan, kan de stress hoog zijn en kan het moeilijk zijn om
op eigen kracht het brede blikveld terug te krijgen. Dit onderstreept het belang van
het standaard bespreken van alternatieven en gespreksvoering om stress te reduceren,
zodat er niet impulsief beslissingen worden genomen waar een vrouw achteraf spijt
van kan krijgen als de stress gedaald is. Het is dan ook niet voor niets dat in de
Waz de eis is opgenomen om de vrouw die het voornemen heeft tot afbreking van zwangerschap – dus de vrouw die al een keuze heeft gemaakt
– en zich met een daartoe strekkend verzoek tot de arts heeft gewend, geïnformeerd
dient te worden over andere oplossingen van haar noodsituatie dan het afbreken van
de zwangerschap.40 Zo stond Simone zonder twijfel achter haar besluit op het moment dat ze een abortus
onderging, maar neemt ze het zichzelf achteraf kwalijk dat ze deze beslissing heeft
gemaakt:
«Achteraf is het de verkeerde beslissing geweest. Ik schaam mij hiervoor. Pas nadat
alles achter de rug was, kon ik weer nuchter nadenken. Ik neem het mezelf kwalijk
dat ik deze keuze heb gemaakt. Ik vind het vreselijk wat ik heb gedaan. Als we het
kindje hadden gehouden, was alles uiteindelijk goed gekomen. Dat weet ik zeker. Maar
op dat moment liet ik me meeslepen door de paniek en de hormonen. Ook naar mijn vriend
voel ik me schuldig. Hij wilde er samen met mij voor gaan, maar door mijn negatieve
houding ging hij er ook anders over denken. De abortus heeft een flinke impact op
mijn leven. Ik denk er nog dagelijks aan en heb nog nooit ergens zoveel spijt van
gehad. Vaak ben ik verdrietig en boos op mezelf.»
41
Ten slotte constateert de initiatiefnemer dat sommige noodsituaties niet ontstaan
vanwege het niet willen aanvaarden van een kind, maar vanwege andere omstandigheden
in de context van de vrouw. Te denken valt aan financiële problemen, relationele problemen,
psychische problematiek of een gebrek aan huisvesting. Wanneer deze vrouwen kiezen
voor een abortus is dat vaak omdat zij geen perspectief zien. Een abortus lost de
achterliggende nood van de vrouw dan niet op, terwijl het met het bespreken van alternatieve
oplossingen en het bieden van goede ondersteuning wel mogelijk is om te verkennen
of de noodsituatie van de vrouw verminderd of weggenomen kan worden. Het bespreken
van alle mogelijke oplossingen voor de noodsituatie kan voorkomen dat ze achteraf
tot de conclusie komt dat het uitdragen van haar zwangerschap voor haar wel mogelijk
zou zijn geweest. Het standaard informeren over de alternatieven geeft daarom blijk
van goede zorg aan vrouwen. Tegelijkertijd vormt dit een kans om het belang dat de
Waz hecht aan de beschermwaardigheid van het ongeboren leven, concreet gestalte te
geven.
Op de website van Fiom vertelt een 26-jarige vrouw over haar zwangerschap en abortus:
«Aan mijn blije gevoel kwam al snel een einde. Ik, die na 2 jaar werkloosheid eindelijk
een baantje had, bergen met schulden en nog thuis bij mijn ouders woonde. In plaats
van te denken in mogelijkheden zag ik obstakels. Hoe zou ik voor een baby kunnen zorgen
op mijn zolderkamer? Waar ga ik de middelen vinden om voor hem/haar te zorgen? Nu
2,5 jaar later kan ik mezelf nog steeds voor mijn hoofd slaan. Wat bezielde me door
zo te denken? Had ik geen familie en vrienden die mij hierin zouden ondersteunen?
Dacht ik echt dat ik financieel nooit meer vooruit zou komen? Is het hebben van een
kind gebaseerd op jaarcijfers of uit moederliefde? Zou mijn baby echt tekort gekomen
zijn? Ik zal dit nooit weten.»
42
Gelet op de bovenstaande constateringen is het niet voor niets dat de richtlijn die
klinieken gebruiken voor de begeleiding van vrouwen aanbeveelt om vrouwen te identificeren
die meer professionele ondersteuning nodig hebben bij de besluitvorming.43 Het gaat dan volgens de richtlijn om vrouwen die (lijken te) twijfelen over hun keuze
en behoefte hebben aan keuzebegeleiding. Om vrouwen die ambivalente gevoelens hebben.
Om vrouwen met een zwak sociaal netwerk of vrouwen die weinig tot geen steun uit hun
omgeving ervaren. Om vrouwen bij wie de zwangerschap geheim moet blijven voor familie
en vrienden. Om vrouwen waarbij dwang of drang vermoed wordt bij de keuze voor abortus.
Om situaties waar maatschappelijke problemen ten grondslag liggen aan de noodsituatie
van de vrouw. Of om vrouwen die bekend zijn met psychiatrische problematiek.
De richtlijn merkt over de hierboven genoemde situaties op dat verdere begeleiding
in deze situaties altijd moet worden aangeboden en zo spoedig mogelijk dient plaats
te vinden. In de praktijk gebeurt het doorverwijzen echter weinig, zeker wanneer dit
wordt afgezet tegen wat bekend is over het aantal vrouwen dat onder druk staat of
twijfelt. Slechts 3,6% van de ongewenst zwangere vrouwen wordt door de verwijzend
of behandelend arts doorverwezen naar een gespecialiseerde hulpverlener.44 Een oorzaak hiervan kan zijn dat de richtlijn tegenstrijdige aanbevelingen doet:
enerzijds stelt de richtlijn dat doorverwijzing naar een gespecialiseerde hulpverlener
bij de hierboven genoemde situaties altijd geboden is, maar tegelijkertijd wordt de
lat op een andere plaats hoog gelegd door te stellen dat dit slechts dient te worden
overwogen als de vrouw twijfelt én blijft twijfelen. Dat extra hulp ook niet altijd
wordt aangeboden wanneer een vrouw onder druk staat of er zelfs sprake is van geweld,
blijkt uit het verhaal dat Inge tegen Libelle vertelde:
«Ik zat in een gewelddadige relatie waarin ik werd bedreigd en mishandeld. En toen
bleek ik zwanger te zijn. Ondanks de situatie was ik er blij mee, al wilde mijn vriend
de baby niet. Hij dwong me tot een abortus, maar liet mij intussen geloven dat het
mijn eigen beslissing was – subtiel als hij was in zijn manipulaties. In de abortuskliniek
stapte ik in tranen van de behandeltafel af. «Zelfs dit kun je niet», zei mijn vriend.
Niemand vroeg iets aan mij, ze gaven me een kalmerende injectie en haalden het vruchtje
alsnog weg.»:45
3. Hoofdlijnen van het voorstel
Om te garanderen dat iedere vrouw een weloverwogen beslissing kan maken, is het noodzakelijk
dat zij zo vroeg mogelijk in haar besluitvormingsproces op de hoogte is van alle mogelijkheden
die zij heeft bij het omgaan met haar ongewenste zwangerschap. In de voorgaande alinea
is aangetoond dat dit niet altijd het geval is.
Volgens de initiatiefnemer wordt vrouwen door het niet standaard informeren over de
alternatieven essentiële informatie onthouden op basis waarvan zij tot een weloverwogen,
geïnformeerde keuze kunnen komen of waaraan zij een al gemaakte keuze kunnen spiegelen.
Dat is uiteindelijk een aantasting van haar autonomie. Dit wetsvoorstel regelt daarom
dat iedere ongewenst zwangere vrouw die een zwangerschapsafbreking overweegt en zich
daartoe voor het eerst meldt bij een arts (dit kan een huis-, abortuskliniek- of ziekenhuisarts
zijn, maar ook een andere arts waartoe zij zich wendt), zowel mondeling als schriftelijk
door die arts op de hoogte wordt gesteld van andere oplossingen van haar noodsituatie
dan het afbreken van de zwangerschap. Het gaat daarbij in ieder geval over het al
dan niet met ondersteuning uitdragen en zelf opvoeden van haar kind, mogelijkheden
om de problemen die ervoor zorgen dat de vrouw haar zwangerschap als noodsituatie
ervaart op te lossen, bevallen onder geheimhouding, pleegzorg en het doen van afstand
ter adoptie.
Uit onderzoek van TNS-Nipo blijkt dat 60% van de Nederlanders het (helemaal of tamelijk)
eens is met de uitspraak dat er «vaker moet worden gekeken naar alternatieven voor
abortus.» Onderverdeeld naar mensen die op de verschillende politieke partijen gestemd
hebben, worden de volgende percentages zichtbaar.
CDA
CU
D66
GL
PvdA
PVV
SGP
SP
VVD
Helemaal / tamelijk eens
86%
73%
57%
42%
47%
64%
100%
65%
53%
Tamelijk /helemaal oneens
14%
27%
30%
58%
36%
26%
0%
25%
35%
Met dit wetsvoorstel wordt geregeld dat de arts de ongewenst zwangere vrouw mondeling
en schriftelijk informeert over de mogelijkheden om keuzebegeleiding en ondersteuning
te krijgen bij een gespecialiseerde hulpverlener. Zij kunnen een vrouw het beste ondersteunen
bij het verkrijgen van inzicht in de noodsituatie en alle mogelijke oplossingen die
deze noodsituatie weg kunnen nemen of verminderen. Uit onderzoek van TNS-NIPO blijkt
dat veel Nederlanders deze mening met de initiatiefnemer delen.46 De beste plek voor begeleiding van ongewenst zwangere vrouwen is volgens hen onafhankelijke
begeleiding (41%). De huisarts volgt met (40%). Slechts 11% van de Nederlanders vindt
dat de begeleiding van onbedoeld zwangere vrouw het beste kan plaatsvinden in de abortuskliniek.
Onderverdeeld naar mensen die op de verschillende politieke partijen gestemd hebben,
worden de volgende percentages zichtbaar:
CDA
CU
D66
GL
PvdA
PVV
SGP
SP
VVD
Onafhankelijke begeleiding
43%
60%
43%
46%
45%
37%
100%
38%
40%
Huisarts
40%
35%
39%
38%
39%
46%
0%
44%
39%
Abortuskliniek
5%
0%
13%
6%
9%
9%
0%
13%
16%
Ook vinden acht op de tien Nederlanders (81%) dat «er een onafhankelijke hulpverlener
voor advies moet worden ingeschakeld als een vrouw twijfelt over een keuze voor abortus
of het uitdragen van de zwangerschap». Onderverdeeld naar politieke partij worden
de volgende percentages zichtbaar:
CDA
CU
D66
GL
PvdA
PVV
SGP
SP
VVD
85%
90%
87%
100%
83%
77%
100%
82%
83%
Het doel van deze keuzebegeleiding en ondersteuning die gespecialiseerde hulpverleners
ongewenst zwangere vrouwen bieden, is het helpen grip te krijgen op de situatie waarin
ze zich bevinden. De hierin gespecialiseerde hulpverleners hebben hierbij een begeleidende
rol en zijn ervoor opgeleid vrouwen te helpen bij het structureren van hun denkproces.
Zij bespreken hierbij allerlei onderwerpen die relevant zijn voor het besluitvormingsproces.
Doordat gespecialiseerde hulpverleners met de vrouw spreken op een neutrale plaats
buiten de kliniek, kan haar keuze niet beïnvloed worden door de locatie waar zij zich
bevindt.
Tijdens het gesprek met gespecialiseerde hulpverleners worden alle alternatieven die
de vrouw heeft voor de afbreking van de zwangerschap met haar besproken. Door tijdens
het keuzeproces samen te verkennen wat deze mogelijkheden concreet zouden betekenen,
kunnen verschillende scenario’s of vragen die een rol spelen zorgvuldig tegen elkaar
worden afgewogen. Daarnaast kunnen vrouwen adequaat begeleid en ondersteund worden
bij eventuele verwerkingsproblemen na een zwangerschapsafbreking of – als zij kiezen
voor het uitdragen van de zwangerschap, het vervullen van het ouderschap, met praktische
ondersteuning bij (onder meer) financiën, huisvesting of het deelnemen aan de samenleving.
Hiervoor gaan gespecialiseerde hulpverleners samenwerkingsrelaties aan met instellingen
die expertise hebben op diverse terreinen en worden op lokaal niveau contacten gelegd
met wijkteams, zorgaanbieders, lokale overheden, cliëntenorganisaties, scholen, onderwijsinstellingen
en woningbouwcorporaties.
4. Gevolgen van het voorstel
De initiatiefnemer ziet een aantal voordelen van de in dit wetsvoorstel voorgestelde
maatregelen. In de eerste plaats wordt hiermee bereikt dat sommige vrouwen niet pas
in de kliniek, of zelfs helemaal niet geïnformeerd worden over alternatieve oplossingen
voor de ongewenste zwangerschap dan het afbreken ervan, maar direct al tijdens het
eerste gesprek met een arts. Dit maakt een zinvolle invulling van de vijf dagen wettelijke
bedenktermijn mogelijk. In de tweede plaats weet een vrouw, in tegenstelling tot de
huidige situatie, altijd welke mogelijkheden zij heeft om gedurende het keuzeproces
en daarna ondersteund te worden door gespecialiseerde hulpverleners. De initiatiefnemer
verwacht dat de twee hiervoor genoemde punten een belangrijke bijdrage leveren aan
de weloverwogen, geïnformeerde keuze waar de vrouw conform de Waz en de Wgbo recht
op heeft.
In de derde plaats wordt met dit voorstel invulling gegeven aan het wettelijke uitgangspunt
om minder vergaande alternatieven voor een zwangerschapsafbreking te onderzoeken,
zodat meer rekening wordt gehouden met de beschermwaardigheid van het ongeboren leven.
Tenslotte kan het verstrekken van deze informatie bijdragen aan het verminderen van
verwerkingsproblemen na een gemaakte keuze. Dit geldt, zo leert wetenschappelijk onderzoek,
zeker voor vrouwen die twijfels hebben over de keuze die zij moeten maken of onder
druk van anderen tot een keuze komen.
5. Financiële gevolgen
Door middel van een zogenaamde «open house» is de gespecialiseerde keuzebegeleiding
aanbesteed voor de jaren 2019 en 2020, met daarna driemaal de optie voor verlenging
met maximaal twaalf maanden per keer. De financiering van gespecialiseerde keuzehulpbegeleiding
is daarmee voor de komende jaren structureel en landelijk geborgd. De initiatiefnemer
is daar blij mee. Het is mogelijk dat door het initiatiefvoorstel het aantal keuzehulpgesprekken
zal toenemen. Eventuele financiële consequenties die hieruit voortvloeien, kunnen
in dat geval worden opgevangen binnen de afspraken van de open house.
6. Consultatie
Tussen 5 oktober en 17 november 2018 heeft via internet een openbare internetconsultatie
plaatsgevonden, waarbij eenieder in de gelegenheid is gesteld om te reageren op het
wetsvoorstel. Op de consultatie hebben 67 personen en organisaties gereageerd. Dit
betreft onder andere Downpride, Fiom, Humanistisch Verbond, KNMG, NGvA, Rutgers, Siriz,
Schreeuw om Leven, Stirezo, VBOK en Women on Waves. De internetconsultatie leidde
ook tot een petitie van CitizenGO, waarin steun werd uitgesproken voor het wetsvoorstel.
Deze petitie werd door ruim 8.500 mensen ondertekend.
De reacties op het initiatiefvoorstel zijn uiteenlopend. Sommige personen en organisaties
herkennen zich in de probleemschets van de initiatiefnemer en spreken hun steun uit
voor het wetsvoorstel. Anderen delen de analyse en overwegingen van de initiatiefnemer
niet, vinden het voorstel overbodig en adviseren om het voorstel niet in te dienen.
De initiatiefnemer gaat graag in op de opmerkingen en suggesties van zowel voor- als
tegenstanders van het voorstel.
Bekostiging gespecialiseerde keuzebegeleiding
Om te beginnen is de initiatiefnemer blij dat uit de internetconsultatie brede steun
blijkt voor landelijke en structurele bekostiging van gespecialiseerde keuzebegeleiding.
Onder andere Fiom, KNMG, VBOK, Rutgers, Siriz en Women on Waves spreken zich hier
positief over uit. Ongeveer gelijktijdig met de openbare internetconsultatie van het
voorliggend wetsvoorstel is door de Staatssecretaris van VWS de landelijke en structurele
financiering van onafhankelijke keuzehulp geregeld (in ieder geval voor de jaren 2019
en 2020). Deze recente ontwikkelingen konden niet meer meegenomen worden in de vraagstelling
in de internetconsultatie. Naar aanleiding van deze ontwikkelingen heeft de initiatiefnemer
besloten om onderdeel C van zijn voorstel, dat beoogde een landelijke en structurele
financiering voor keuzehulpgesprekken te treffen, te laten vervallen. Het wetsvoorstel
en de memorie van toelichting zijn op dit punt aangepast.
Vergewisplicht ook voor gespecialiseerde hulpverleners
Siriz meent dat het initiatiefwetsvoorstel zou aan kracht winnen als de vergewisplicht
die wordt genoemd in Waz artikel 5, tweede lid, sub b, ook gaat gelden voor gespecialiseerde
hulpverleners. Hiermee kan volgens Siriz een meer verantwoorde manier van hulpverlening
worden bereikt. De initiatiefnemer deelt de mening van Siriz. Hij wijst op het feit
dat inmiddels door de Staatssecretaris van VWS kwaliteitseisen wordt gesteld aan aanbieders
van keuzebegeleiding. In deze kwaliteitseisen wordt expliciet benoemd dat het van
belang is om met de cliënt alle opties te onderzoeken, in het bijzonder door het verstrekken
van verantwoorde voorlichting over andere oplossingen voor de noodsituatie van de
cliënt dan het afbreken van de zwangerschap. De Staatssecretaris eist dat de zorgaanbieder
zich moet aanhouden aan de zorgvuldigheidseisen conform artikel 5, lid 2, sub a en
b. De initiatiefnemer meent dat hiermee reeds aan de suggestie van Siriz is voldaan.
Hij heeft het niet noodzakelijk gevonden zijn wetsvoorstel op dit punt te wijzigen.
Moment van indiening
Het Ministerie van VWS heeft opdracht aan ZonMw gegeven om de Waz te evalueren. De
uitkomst van deze evaluatie wordt in februari 2020 verwacht. Het NGvA en de KNMG willen
de evaluatie afwachten alvorens eventueel over te gaan tot wetswijziging. De initiatiefnemer
antwoordt hierop dat uit diverse onderzoeken onder huisartsen reeds is gebleken dat
een verwijzing door de huisarts naar een gespecialiseerde hulpverlener zelden plaatsvindt,
ook bij vrouwen die daar baat bij kunnen hebben. Daarnaast worden alternatieven voor
abortus lang niet altijd met vrouwen door de huisarts besproken, zelfs niet als de
vrouw aangeeft dat ze twijfelt. Deze onderzoeksresultaten hebben eraan bijgedragen
dat de initiatiefnemer ervoor heeft gekozen om zijn voorstel gewoon in consultatie
te brengen. Hij verwacht dat de nieuwste evaluatie van de Waz punt geen significant
andere uitkomsten zal opleveren, dan tot nu toe uit onderzoeken en de praktijk is
gebleken. De initiatiefnemer verwacht overigens dat de parlementaire behandeling van
het wetsvoorstel niet vóór februari 2020 zal plaatsvinden. De uitkomsten evaluatie
van de Waz kunnen dus in het verdere proces worden meegenomen.
Noodzaak van het wetsvoorstel
Uit diverse reacties blijkt dat noodzaak voor het wetsvoorstel niet door iedereen
wordt gevoeld. Volgens het NGvA zou de abortuspraktijk in Nederland voldoen aan de
Waz en is er dus geen «rationeel argument of aanleiding» op grond waarvan de Waz zou
moeten worden aangepast. De initiatiefnemer meent de praktijkvoorbeelden en de onderzoeken
die hij in de memorie van toelichting naar voren brengt, genoegzaam duidelijk maken
dat er in de praktijk wel degelijk behoefte bestaat aan gespecialiseerde keuzehulpverlening.
Nu worden sommige vrouwen pas in de kliniek, of zelfs helemaal niet geïnformeerd worden
over alternatieve oplossingen voor de ongewenste zwangerschap dan het afbreken ervan.
Een verwijzing door de huisarts naar een gespecialiseerde hulpverlener zelden plaatsvindt,
ook bij vrouwen die daar baat bij kunnen hebben. Er zijn blijkt dat er vrouwen zijn
die al een besluit genomen lijken te hebben voor abortus, tot in de kliniek twijfelen
over hun keuze. Daarnaast worden alternatieven voor abortus lang niet altijd met vrouwen
door de huisarts besproken, zelfs niet als de vrouw aangeeft dat ze twijfelt. De initiatiefnemer
vindt dit alles onwenselijk en ziet hierin de noodzaak tot wetswijziging. Hij is van
mening dat het een belangrijke vereiste is voor het nemen van een weloverwogen beslissing,
dat een vrouw alle mogelijkheden die zij heeft om met haar onbedoelde zwangerschap
om te gaan kent en de gevolgen daarvan kan overzien. Dit is dan ook het beoogde doel
van het wetsvoorstel.
De gespecialiseerde hulpverlener
In sommige reacties klinkt kritiek op de toevoeging van de gespecialiseerde hulpverlener
aan artikel 1, lid 1. De rol van artsen in het keuzeproces zou door de introductie
van de gespecialiseerde hulpverlener teniet worden gedaan. Volgens het NGvA is de
abortusarts in de eerste plaats de gespecialiseerde keuzehulpbegeleider. De initiatiefnemer
reageert hierop als volgt. Hij ontkent niet dat artsen een rol hebben te spelen in
de zorg voor onbedoeld zwangere vrouwen. Sterker nog, hij wil de rol van zowel de
huisarts als de abortusarts juist versterken doordat zij reeds bij het eerste contact
met een onbedoeld zwangere vrouw, mondelinge en schriftelijke informatie gaan verschaffen
over andere oplossingen van haar noodsituatie dan het afbreken van de zwangerschap.
Het is een belangrijke vereiste voor het nemen van een weloverwogen beslissing, dat
een vrouw alle mogelijkheden die zij heeft om met haar onbedoelde zwangerschap om
te gaan kent en de gevolgen daarvan kan overzien. De gespecialiseerde hulpverlener
zou in het maken van deze weloverwogen beslissing naar de mening van de initiatiefnemer
een belangrijke rol kunnen spelen. De initiatiefnemer is daarbij van mening deze extra
ondersteuning het beste buiten de abortuskliniek kan plaatsvinden. De onafhankelijkheid
en kwaliteit van de keuzebegeleiding is hiermee naar zijn mening het beste gewaarborgd.
De initiatiefnemer weet zich gesterkt door het besef dat hiervoor onder Nederlanders
grote steun bestaat. Slechts 11% meent dat ondersteuning van onbedoeld zwangere vrouwen
het beste in de abortuskliniek kan plaatsvinden.
Er wordt in diverse reacties gewezen op het feit dat de «gespecialiseerde hulpverlener»
die in de wet wordt geïntroduceerd, geen persoon is, maar een organisatie. Dit is
correct. Aan deze organisaties, zouden geen eisen worden gesteld. Dat is niet correct.
De initiatiefnemer wijst erop dat conform Waz artikel 14a, lid 1, de Inspectie gezondheidszorg
en jeugd in algemene zin belast is met het toezicht op de naleving van het bepaalde
bij of krachtens deze wet. De kwaliteit en toetsing is op deze manier gewaarborgd.
Verder is het zo dat de Staatssecretaris van VWS inmiddels een uitgebreid pakket aan
kwaliteitseisen heeft geformuleerd voor aanbieders van keuzehulpbegeleiding. Aanbieders
dienen te zijn geregistreerd van het landelijk netwerk keuzehulp. Fiom is coördinator
van dit landelijk netwerk en draagt zorg voor de kwaliteit door middel van registratie.
Informatievoorziening
Een ander kritiekpunt betreft de mate van informatievoorziening aan de vrouw. Rutgers,
Humanistisch Verbond, de KNMG en de NGvA pleiten voor een op de persoon toegesneden
benadering die bij ingrijpende beslissingen als het afbreken van een zwangerschap
geboden is. Zij stellen dat de wetgever artsen niet tot in detail zou mogen voorschrijven
wat zij in de spreekkamer met de onbedoeld zwangere vrouw bespreken. De arts dient
te beoordelen welke informatie de vrouw precies krijgt, wat zal afhangen van de specifieke
situatie en haar individuele informatiebehoefte. Volgens deze organisaties zou in
artikel 5, lid 2, sub a reeds zijn aangegeven zijn dat de vrouw die het voornemen
heeft tot abortus informatie zou moeten krijgen over alternatieven, indien zij dat
wenst. Het is zou onnodig en betuttelend om deze vrouwen te verplichten informatie
te verstrekken over alternatieven. Het zou strijden met de zelfbeschikking van de
vrouw. De KNMG wijst er tenslotte op dat indien een vrouw geen informatie over alternatieven
voor abortus wenst te ontvangen, het verstrekken hiervan in strijd zou zijn met de
Wet op de geneeskundige behandelovereenkomst, artikel 449.
De initiatiefnemer reageert als volgt op deze kritiekpunten. Hij wijst erop dat de
Waz benadrukt dat iedere beslissing tot het afbreken van zwangerschap met zorgvuldigheid
wordt genomen. Het gaat immers om het beëindigen van ongeboren leven. De keuzevrijheid
voor vrouwen komt naar de mening van de initiatiefnemer tot haar volste recht wanneer
een vrouw goed geïnformeerde keuzes kan maken over haar onbedoelde zwangerschap. Zowel
de noodsituatie als de beslissing van de vrouw wordt hiermee uiterst serieus genomen.
Het is een belangrijke vereiste voor het nemen van een weloverwogen beslissing, dat
een vrouw alle mogelijkheden die zij heeft om met haar onbedoelde zwangerschap om
te gaan kent en de gevolgen daarvan kan overzien. Het bieden van verantwoorde voorlichting
over andere oplossingen van haar noodsituatie dan het afbreken van de zwangerschap
draagt daaraan bij. Het verplicht wijzen op de mogelijkheid van gespecialiseerde keuzehulpverlening
zal bijdragen aan een verbetering in de keten van ondersteuning bij onbedoelde zwangerschap.
Het aanbod van schriftelijke informatie heeft daarbij meerwaarde, naast mondelinge
informatie. Huisartsen krijgen slechts enkele keren per jaar te maken krijgen met
ongewenste zwangerschap. In praktijk blijkt dat huisartsen op verschillende manieren
met onbedoelde zwangerschap wordt omgegaan. Dit wetsvoorstel komt uniformiteit in
informatieaanbod over de keuzemogelijkheden voor de vrouw ten goede. Je voorkomt hiermee
dat de ene arts bepaalde informatie wél deelt, en de andere niet.
De indiener wijst er nogmaals op dat de verplichtingen omtrent het verstrekken van
verantwoorde voorlichting, zoals die gelden voor abortusklinieken, niet in de Waz
opgenomen is voor de huisarts of een eventuele andere arts buiten de kliniek tot wie
de vrouw zich in eerste instantie wendt. Zijn wetsvoorstel heeft daarom meerwaarde
ten opzichte van het huidige artikel 5, lid 2, sub a. Hoewel de meeste (huis)artsen
ongewenst zwangere vrouwen ondanks het ontbreken van deze wettelijke plicht van informatie
proberen te voorzien, is hierdoor met de huidige wetgeving niet gegarandeerd dat een
vrouw tijdens het eerste gesprek informatie krijgt over alle mogelijkheden die zij
heeft bij het omgaan met haar ongewenste zwangerschap en welke ondersteuningsmogelijkheden
er zijn.
Afsluitend hecht de initiatiefnemer eraan op te merken dat vrijwel alle organisaties
in hun reactie het belang onderstrepen van goede en professionele informatievoorziening
aan een vrouw die een abortus overweegt. Dit belang vormt wat hem betreft de kern
van het wetsvoorstel.
II. ARTIKELSGEWIJS
Artikel I
In artikel 3 worden twee leden ingevoegd na het tweede lid. Het nieuwe derde lid bepaalt
dat een ongewenst zwangere vrouw die een zwangerschapsafbreking overweegt en zich
meldt bij een arts, altijd door die arts op de hoogte wordt gesteld van twee zaken.
In de eerste plaats gaat het om informatie over alle mogelijkheden die de vrouw heeft
bij het omgaan met haar ongewenste zwangerschap. Hieronder valt ten minste informatie
over het al dan niet met ondersteuning uitdragen van de zwangerschap en opvoeden van
haar kind, informatie over de mogelijkheden om de problemen die ervoor zorgen dat
de vrouw haar zwangerschap als noodsituatie ervaart op te lossen, bevallen onder geheimhouding,
pleegzorg en het doen van afstand ter adoptie. In de tweede plaats informeert de arts
de vrouw over de mogelijkheden om keuzebegeleiding en ondersteuning te krijgen van
een gespecialiseerde hulpverlener, namelijk een in keuzebegeleiding en ondersteuning
bij ongewenste zwangerschap gespecialiseerde organisatie, niet zijnde een organisatie
waarin vrouwen een behandeling kunnen ondergaan die gericht is op het afbreken van
zwangerschap. Voor beide eisen geldt dat de arts deze informatie op een duidelijke
manier zowel mondeling als schriftelijk moet verstrekken.
In het nieuwe vierde lid wordt geregeld dat bij algemene maatregel van bestuur eisen
worden gesteld aan de informatieverstrekking door de arts, die erop gericht zijn dat
de vrouw alle informatie krijgt die nodig is om de verschillende mogelijkheden die
zij heeft te kunnen overzien en te beoordelen. Deze wijzigingen dienen te worden aangebracht
in het Besluit afbreking zwangerschap.
Artikel II
Dit artikel betreft de inwerkingtreding, die bij koninklijk besluit wordt geregeld.
Van der Staaij
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.G. van der Staaij, Tweede Kamerlid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.