Lijst van vragen : Lijst van vragen over artikel 47a-besluit inzake de concentratie van PostNL en Sandd (Kamerstuk 29502-173)
2019D43025 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN
De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft een aantal vragen voorgelegd
aan de Staatssecretaris Economische Zaken en Klimaat over de brief «Artikel 47a-besluit
inzake de concentratie van PostNL en Sandd» van het Staatssecretaris van Economische
Zaken en Klimaat (Kamerstuk 29 502, nr. 173).
De voorzitter van de commissie, Diks
De adjunct-griffier van de commissie, Nieuwerf
Nr
Vraag
1
Op welke wijze heeft de Staatssecretaris belanghebbende partijen in aanpalende markten,
zoals de pakketsector, geconsulteerd bij het afwegingsproces tot besluit van inzet
artikel 47a?
2
Zijn er partijen die tot dusver bezwaar hebben aangetekend tegen het besluit van de
Staatssecretaris om een vergunning in het kader van artikel 47a van de Mededingingswet
toe te kennen?
3
In hoeverre helpt consolidatie bij het vermijden van staatssteun, zoals al in veel
andere landen gebruikelijk is (zelfs indien deze minder zijn gedigitaliseerd), hetgeen
blijkt uit de vergunningsaanvraag van PostNL?
4
Wanneer verwacht de Staatssecretaris nadere informatie over volume en tariefopbouw
in de Universele Postdienst (UPD) te kunnen verstrekken?
5
Is er een vorm van kostentoerekening voor de zakelijke markt voorzien? Indien ja,
in welke vorm en op welk moment?
6
Wat is de visie van de Staatssecretaris op de rol van de overheid in het algemeen
en de Autoriteit Consument & Markt (ACM) in het bijzonder in de transitie naar een
brede, «intermodale» bezorgmarkt?
7
Klopt het dat PostNL een vast rendement krijgt voor het verzorgen van de UPD?
8
Klopt het dat PostNL de inkomsten die zij verkrijgt via niet-UPD gebruikt om niet-UPD
producten aan te bieden?
9
Is de Staatssecretaris, vanuit het oogpunt van het doel van een goede prijs-kwaliteitverhouding,
bekend met het fenomeen van «kruissubsidiëring» in de kostentoerekening van de UPD
werkzaamheden, hetgeen nadelen oplevert voor het zakelijke deel van de postmarkt?
10
Voorziet de Staatssecretaris in het kader van de herziening van de Postwet mogelijke
maatregelen die kruissubsidiëring inzichtelijk maken en kunnen tegengaan? Zo nee,
is de Staatssecretaris hiertoe bereid?
11
Is de Staatssecretaris bereid om vanuit het oogpunt van een goede prijs-kwaliteitverhouding
en een toegankelijke postvoorziening – ook voor zakelijke gebruikers – een maatschappelijk
overleg voor de postmarkt in te regelen, waarin postvervoerders en (zakelijke) grootgebruikers
vertegenwoordigd zijn?
12
Is de Staatssecretaris voornemens een maatschappelijk overleg postmarkt in te regelen,
waarin postvervoerders, gebruikers, overheid en ACM zijn vertegenwoordigd? Indien
ja, per wanneer?
13
Is de Staatssecretaris bereid de ACM te vragen om een extra jaarlijkse evaluatie in
haar Post- en Pakkettenmonitor op te nemen? Indien ja, per wanneer?
14
Heeft de Staatssecretaris in het vaststellen van het maximumrendement op de UPD van
9% de in de afgelopen jaren behaalde rendementen van PostNL op de UPD, die aanzienlijk
lager liggen, in overweging genomen?
15
Kan de Staatssecretaris aangeven wat haar overwegingen zijn geweest bij het vaststellen
van het maximumrendement op de UPD op een niveau van 9%, zeker in het licht van het
mediaanrendement dat door vergelijkbare postbedrijven op vergelijkbare diensten wordt
behaald, dat met 6,4% aanzienlijk lager ligt?
16
Hoe is de Staatssecretaris van plan om te monitoren en vast te stellen op welk moment
de «intermodale concurrentie van digitale alternatieven of andere bezorgnetwerken»
voldoende heeft gedisciplineerd in het kader van het vastgestelde maximumrendement
op de UPD?
17
Welke instantie houdt na de postfusie toezicht op het serviceniveau dat postbedrijven
leveren aan hun gebruikers?
18
Wanneer is er volgens de Staatssecretaris sprake van voldoende intermodale concurrentie
van digitale alternatieven of andere bezorgnetwerken? Op basis van welke criteria
wordt dit beoordeeld?
19
Op welke wijze is de Staatssecretaris voornemens om te bezien of via het huidige kostentoerekeningssysteem
van de UPD voldoende wordt gewaarborgd dat de efficiëntievoordelen van de concentratie
daadwerkelijk ten goede komen van de UPD-gebruiker?
20
Hoe wordt bepaald of de voordelen van de concentratie voldoende bij de UPD-gebruiker
terecht komen? Wanneer is hier volgens de Staatssecretaris aan voldaan?
21
Is de Staatssecretaris van plan om in deze kostentoerekening een onderscheid te maken
tussen brieven en pakketten, waarbij de kosten van brievenbuspakketten worden toegerekend
aan de pakketten?
22
Kan de Staatssecretaris aangeven of zij voornemens is om de ACM op te dragen erop
toe te zien dat deze kostentoerekening op transparante wijze zal plaatsvinden en is
zij bereid om de resultaten van dit toezicht jaarlijks mee te nemen in de post- en
pakketmonitor van de ACM? Zo ja, op welke termijn is dit mogelijk?
23
Is de Staatssecretaris bereid om de ACM op te dragen om daarnaast in haar jaarlijkse
post- en pakketmonitor een evaluatie op te nemen van de ontwikkelingen op de postmarkt
als gevolg van de concentratie en de effecten daarvan voor zakelijke - en niet zakelijke
gebruikers? Kan hierbij onder andere het serviceniveau van postbezorging en de gevolgen
van de postfusie voor het personeel van PostNL en Sandd worden meegenomen? Zo ja,
op welke termijn is dit mogelijk?
24
Kan de Staatssecretaris aangeven op welke termijn zij meer transparantie gaat verschaffen
over de kostentoerekening van de UPD, bijvoorbeeld door het vrijgeven van meer informatie
over de tariefopbouw en de volumes van de UPD?
25
Heeft de Staatssecretaris een vorm van kostentoerekening voor de zakelijke markt voorzien
om de transparantie voor zakelijke gebruikers op de postmarkt te maximaliseren en
zo ja, in welke vorm en op welk moment?
26
Welke mogelijkheden heeft de regering om in te grijpen indien zij van mening is dat
de postfusie grote nadelige gevolgen heeft?
27
Maakt de consolidatie een eind aan de concurrentie op arbeidsvoorwaarden voor de laagstbetaalden,
zoals de postbezorgers, in de postsector? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe is geborgd
dat postbezorgers niet meer het slachtoffer kunnen worden van concurrentie op arbeidsvoorwaarden?
28
Hoe is het samengaan van PostNL en Sandd uit sociaal oogpunt goed?
29
Kunt u aangeven in welke mate er in andere Europese landen via de moederbedrijven
van DPD, GLS en DHL brievenbuspakketten via het postnetwerk worden vervoerd? In hoeverre
is de situatie in Nederland vergelijkbaar met deze vervoerders met een grote thuismarkt?
30
In hoeverre worden er via het huidige netwerk van Sandd zogenaamde «brievenbuspakjes»
verstuurd?
31
Welke toezeggingen heeft PostNL nog meer gedaan op het gebied van het personeelsbestand
in het kader van de aanvraag voor de art. 47a-procedure, naast de toezegging dat er
vanuit het personeelsbestand dat overkomt van Sandd geen gedwongen ontslagen zullen
vallen?
32
Stelt de voorgestelde toegangsregeling andere postbedrijven dan PostNL in staat om
hun positie te handhaven op de postmarkt?
33
Heeft PostNL toezeggingen gedaan over eventuele gedwongen ontslagen binnen het eigen
personeelsbestand, zeker in het licht van de effecten van twee landelijke postbezorgingsnetwerken
tot één netwerk?
34
Wat zijn de verwachtingen van de Staatssecretaris met betrekking tot het aantal gedwongen
ontslagenen als gevolg van de postfusie?
35
Hoe wil de Staatssecretaris, indachtig het advies van de ACM, de toegangsregulering
van andere postbedrijven op het netwerk van PostNL inrichten?
36
In hoeverre bestaat er op dit moment concurrentie op de pakketmarkt?
37
Kan de Staatssecretaris een overzicht geven van de ontwikkeling van het marktaandeel
van alle pakketvervoerbedrijven op de pakketmarkt in de afgelopen tien jaar?
38
Kan de Staatssecretaris een prognose geven hoe de pakketmarkt zich de komende vijf
jaar zal ontwikkelen?
39
Kan PostNL haar monopoliepositie op de postmarkt gebruiken om haar positie op de pakketmarkt
te verstevigen en verder uit te breiden? Zo ja, hoe?
40
In hoeverre is geborgd dat het voortbestaan van het te vormen landelijke postnetwerk
niet wordt uitgehold door spelers met een verdienmodel dat volledig is gebaseerd op
toegangsregulering?
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
L.I. Diks, voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat -
Mede ondertekenaar
L. Nieuwerf, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.