Advies Afdeling advisering Raad van State en Nader rapport : Advies Afdeling advisering Raad van State en Nader rapport
35 319 Wijziging van enkele wetten van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat en van de Arbeidstijdenwet (Verzamelwet IenW 2019)
Nr. 4 ADVIES AFDELING ADVISERING RAAD VAN STATE VAN HET KONINKRIJK EN NADER RAPPORT1
Hieronder zijn opgenomen het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State
van het Koninkrijk d.d. 12 april 2019 en het nader rapport d.d. 15 oktober 2019, aangeboden
aan de Koning door de Minister van Infrastructuur en Waterstaat. Het advies van de
Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk is cursief afgedrukt.
Bij Kabinetsmissive van 20 december 2018, no. 2018002407, heeft Uwe Majesteit, op
voordracht van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering
van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging
van enkele wetten van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat en van de Arbeidstijdenwet
(Verzamelwet IenW 2019), met memorie van toelichting.
Het voorstel bevat een aantal wetswijzigingen tot herstel van wetstechnische gebreken
en leemten en andere wijzigingen van ondergeschikte aard samenhangende met het beleidsterrein
van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. Het betreft wijzigingen van de
Arbeidstijdenwet, de Binnenvaartwet, de Scheepvaartverkeerswet, de Waterschapswet,
de Waterwet, de Wegenverkeerswet, de Wet Luchtvaart, de Wet milieubeheer, de Wet personenvervoer
2000, en de Wet wegvervoer goederen.
De Afdeling advisering van de Raad van State adviseert om de twee onderdelen van het
wetsvoorstel die zien op de verwerking van persoonsgegevens te schrappen.
Het wetsvoorstel bevat twee onderdelen die betrekking hebben op de verwerking van
persoonsgegevens. In de eerste plaats betreft het artikel III. Dat artikel strekt
ertoe om in de Scheepvaartverkeerswet een specifieke grondslag op te nemen voor de
verwerking van persoonsgegevens. Tevens wijst het expliciet een verwerkingsverantwoordelijke
aan voor de verwerking van persoonsgegevens in verband met het aanvragen van een loods
en de voldoening van daarvoor verschuldigde bedragen. Op 7 maart 2019 heeft de Autoriteit
Persoonsgegevens hierover op grond van artikel 36, vierde lid, van de Algemene verordening
gegevensbescherming (AVG) advies uitgebracht. In dat advies wordt geconcludeerd dat
ook zonder de voorgestelde aanpassingen wordt voldaan aan de eisen van de AVG.
De Afdeling onderschrijft deze conclusie en adviseert daarom dit onderdeel te schrappen.
Het tweede onderdeel betreft artikel VI, onderdeel B. Dat artikelonderdeel strekt
tot wijziging van artikel 14, eerste lid, onderdeel d, van de Wegenverkeerswet 1994,
met het oog op het gebruik door gemeenten van automatische kentekenherkenning. Dit
onderdeel is niet voorgelegd aan de Autoriteit Persoonsgegevens voor advies.
De Afdeling adviseert om dat alsnog te doen, tenzij het onderdeel geschrapt wordt.
Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 20 december 2019, no. 2018002407,
machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State haar advies inzake
het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies,
gedateerd 12 april 2019, nr. No. W17.18.0394/IV, bied ik U hierbij aan.
De Afdeling advisering van de Raad van State adviseert rekening te houden met een
aantal opmerkingen voordat het voorstel bij de Tweede Kamer ingediend wordt. De onderdelen
van het wetsvoorstel, waarbij aanpassing naar het oordeel van de Afdeling aan de orde
is, komen hieronder nader aan de orde.
1. Ten eerste adviseert de Afdeling artikel III van het wetsvoorstel te schrappen.
Dat artikel strekt ertoe in de Scheepvaartverkeerswet een specifieke grondslag op
te nemen voor de verwerking van persoonsgegevens. Tevens wijst het een verwerkingsverantwoordelijke
aan voor de verwerking van persoonsgegevens in verband met het aanvragen van een loods
en de voldoening van daarvoor verschuldigde bedragen. De Autoriteit Persoonsgegevens
heeft in het uitgebrachte advies van 7 maart 2019 geconcludeerd dat ook zonder de
voorgestelde aanpassingen wordt voldaan aan de eisen van de AVG. De Afdeling onderschrijft
die conclusie.
Ten tweede adviseert de Afdeling ook artikel VI, onderdeel B, te schrappen of het
alsnog voor te leggen voor advies aan de Autoriteit Persoonsgegevens. In tegenstelling
tot artikel III is dit artikel niet voorgelegd aan de Autoriteit Persoonsgegevens.
Zowel artikel III als artikel VI, onderdeel B, zijn geschrapt uit het voorstel. Het
wetsvoorstel en de memorie van toelichting zijn overeenkomstig aangepast. Overigens
is artikel VI door de hieronder beschreven aanpassingen artikel VII geworden.
2. Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om een aantal wijzigingsvoorstellen toe te
voegen, een aantal reeds opgenomen onderdelen aan te passen, en redactionele aanpassingen
door te voeren.
Ten eerste wordt een aantal wijzigingen, betreffende omissies, in bijlage 1 en bijlage
2 van de Algemene wet bestuursrecht voorgesteld. Deze voorstellen zien op de mogelijkheden
tot direct beroep bij de bestuursrechter tegen bepaalde besluiten van de Autoriteit
Consument en Markt (ACM) en op de toepasbaarheid van bijlage 2 op besluiten die tot
stand zijn gekomen op basis van de Spoedwet wegverbreding of de Tracéwet.
Ten tweede is een aanvullende technische delegatiegrondslag met betrekking tot in
de Drinkwaterwet geregelde onderwerpen opgenomen, die noodzakelijk zijn ter implementatie
van internationale verplichtingen. Bij de herziening van de Drinkwaterrichtlijn (Kamerstukken
II 2017–2018, 22 112, nr. 2503) is geconstateerd dat weliswaar bij de herziening aan de orde komende onderwerpen
in de Drinkwaterwet zijn geregeld maar dat op specifieke onderdelen de bestaande delegatiegrondslagen
voor nadere regels bij lagere wetgeving mogelijk niet helemaal toereikend zijn. Het
voorgestelde artikel 54a biedt in deze gevallen een aanvullende grondslag, die niet
kan worden gemist.
Ten derde zijn in artikel VI, onderdelen D tot en met F een aantal waarden in de tabellen
van de bijlagen IA, II en III van de Waterwet aangepast. Daarnaast is onderdeel D
aangevuld met twee te vervangen kaarten. Als gevolg van deze aanpassingen is tevens
de indeling van de onderdelen D tot en met F anders vorm gegeven.
Als laatste wordt bij dit nader rapport een aantal redactionele wijzigingen doorgevoerd.
Zo stelt artikel V, onderdeel G, een nieuw in te voegen paragraaf (§ 1a. De plaatsvervanging)
voor. In die paragraaf, onder artikel 41a, tweede lid, van paragraaf 1a is het woord
«orgaan» vervangen door «bestuur». Artikel VI, onderdeel C, betreft het herstel van
een kennelijke verschrijving. Artikel X stelt een aantal naamswijzigingen in de Wet
overleg infrastructuur en milieu voor, die als gevolg van de verandering van de benaming
van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu en het Overlegorgaan infrastructuur
en milieu plaatsvinden. Artikel XII stelt een wijziging van artikel 5 van de Wet scheepsuitrusting
2016 voor om de gebruikte terminologie in lijn te brengen met de rest van de wet.
Als gevolg van alle bovengenoemde aanpassingen in het wetsvoorstel vindt een herschikking
van de artikelen en onderdelen plaats.
De Afdeling advisering van de Raad van State heeft een aantal opmerkingen bij het
voorstel en adviseert daarmee rekening te houden voordat het voorstel bij de Tweede
Kamer der Staten-Generaal wordt ingediend.
De vice-president van de Raad van State,
Th.C. de Graaf
Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde
memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga
Ondertekenaars
-
, -
Eerste ondertekenaar
Th.C. de Graaf, vicepresident van de Raad van State -
Mede ondertekenaar
C. van Nieuwenhuizen Wijbenga, minister van Infrastructuur en Waterstaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.