Verslag (initiatief)wetsvoorstel (nader) : Verslag
35 250 Tijdelijke maatregelen inzake een publiekrechtelijke aanpak van de gevolgen van bodembeweging door gaswinning uit het Groningenveld en de gasopslag bij Norg (Tijdelijke wet Groningen)
Nr. 5
VERSLAG
Vastgesteld 11 oktober 2019
De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat, belast met het voorbereidend
onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van
haar bevindingen.
Onder het voorbehoud dat de regering op de gestelde vragen en de gemaakte opmerkingen
tijdig en genoegzaam zal hebben geantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging
over dit wetsvoorstel voldoende voorbereid.
INHOUDSOPGAVE
I.
ALGEMEEN
2
1.
Aanleiding
2
1.1
Een veilig Groningen met perspectief
3
2.
Doel van en maatregelen in het wetsvoorstel
5
3.1
Staat treedt in de plaats van de exploitant
5
3.2
Afhandeling van schade door de overheid
5
3.2.1
Bestuursrechtelijke vormgeving van de afhandeling van schade
6
3.2.2
Keuzevrijheid
6
3.3
Reikwijdte
6
3.4
Aansprakelijkheid van de exploitant
7
4.1
Taken en bevoegdheden van het Instituut
8
4.2
Procedure bij het Instituut en borging continuïteit
8
4.3
Bestuurlijke organisatie en inrichting van het zelfstandig bestuursorgaan
9
4.3.1
Financiële middelen
9
5.
Heffing ter bestrijding van de kosten van de afhandeling van schade
9
6.
Prejudiciële vragen
10
7.
Geografische verduidelijking reikwijdte bewijsvermoeden
10
8.1
Afhandeling van schade in plaats van de exploitant
10
8.2
Verhouding met Algemene Verordening Gegevensbescherming
10
8.3
Beslistermijnen
11
9.
Gevolgen voor magistratuur
11
10.
Adviezen en internetconsultatie
11
II.
ARTIKELEN
11
Artikel 2
11
I. ALGEMEEN
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel Tijdelijke wet
Groningen. Deze leden hebben hier nog enkele vragen en opmerkingen over.
De leden van de PVV-fractie hebben enkele vragen en opmerkingen over het voorliggende
wetsvoorstel.
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel Tijdelijke wet
Groningen. Deze leden zijn ervan overtuigd dat het belangrijk is dat de schade publiekrechtelijk
wordt vormgegeven om inwoners met schade in Groningen snel en onafhankelijk te kunnen
helpen. Over het wetsvoorstel hebben deze leden nog vragen.
De leden van de D66-fractie verwelkomen deze tijdelijke wet Groningen. De leden hebben
nog enkele vragen.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het voorliggende
wetsvoorstel. Het overnemen van de schadeafhandeling van de mijnbouwschade in Groningen
door de overheid is een uitzonderlijke, maar terechte en broodnodige stap. Deze leden
hebben nog enkele vragen over het wetsvoorstel.
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel Tijdelijke Wet
Groningen. Daarin lezen zij dat de schadeafhandeling rondom het Groningerveld en de
gasopslag te Norg afgehandeld gaat worden door het Instituut Mijnbouwschade Groningen.
Er zijn wel een aantal vragen gerezen bij deze leden.
De leden van de 50PLUS-fractie danken de regering voor het toezenden van de Tijdelijke
Wet Groningen. Deze leden hebben daarover nog wel enkele vragen.
De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende
wetsvoorstel. Zij hebben nog een vraag.
1. Aanleiding
De leden van de VVD-fractie lezen dat zowel schadeafhandeling als de invulling en
uitvoering van de versterkingsoperatie zo spoedig wettelijk moeten worden geregeld.
Deze leden lezen dat de regering het niet wenselijk acht om te wachten met het wettelijk
regelen van de afhandeling van de schade totdat ook een voorstel voor het wettelijk
regelen van de uitwerking van de versterkingsopgave in procedure kan worden gebracht.
Zij steunen deze voortvarendheid, maar daarbij rijst de vraag of de regering de mening
van deze leden deelt dat het om beurten wettelijk regelen van schade-afhandeling en
versterking niet tot vertraging van de versterkingsoperatie moet leiden. Ook willen
zij weten of er met betrekking tot de versterkingsoperatie besluiten worden genomen
om dit proces te versnellen, zoals het hanteren van de typologiebenadering. Deze leden
vragen op welke wijze de menselijke maat wordt geborgd. Hoe kijkt de regering aan
tegen een vorm van adviesorgaan van bewoners richting het Instituut Mijnbouwschade
Groningen?
De leden van de CDA-fractie lezen in de brief van de Minister van Economische Zaken
en Klimaat (EZK) van 17 mei 2019 (Kamerstuk 33 529, nr. 609) dat voor de invulling van de versterkingsoperatie de regionale en maatschappelijke
partijen, de Minister van EZK, de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
(BZK) en de Nationaal Coördinator Groningen (NCG) op 11 maart 2019 tot afspraken gekomen
zijn over de aansturing en uitvoering van de versterkingsoperatie. Deze afspraken
zijn vooruitlopend op wetgeving uitgewerkt in het Besluit versterking gebouw Groningen.
Deze leden vragen wat de huidige stand van zaken is van het aangekondigde wetstraject
ten behoeve van onafhankelijke versterking. Wat is er sindsdien gebeurt om dit wetsvoorstel
vorm te geven en wordt consultatie nog verwacht in het vierde kwartaal? In hoeverre
wordt dit wetsvoorstel mede vormgegeven met de Minister van BZK, gezien zij verantwoordelijk
wordt voor de versterkingsoperatie. Deze leden vragen ook of de versterking (opname,
beoordeling, uitvoering) onder het Instituut Mijnbouwschade Groningen gaat komen te
vallen in het komende wetsvoorstel en of dan ook schadeafhandeling en versterking
indien mogelijk gezamenlijk kan worden behandeld.
De leden van de CDA-fractie vragen naar de stand van zaken van de afhandeling van
schademeldingen door de Tijdelijke Commissie Mijnbouwschade Groningen (TCMG) op dit
moment. Deze leden vragen wat op dit moment de gemiddelde doorlooptijden van de afhandeling
van een schademelding zijn en of het aantal nog af te handelen meldingen nog toeneemt.
De leden van de CDA-fractie vragen op welke wijze het schadeprotocol dat nu wordt
gehanteerd door de TCMG ook gehanteerd gaat worden door het Instituut Mijnbouwschade
Groningen. Gaat het schadeprotocol vrijwillig gehanteerd worden door het Instituut
Mijnbouwschade Groningen of is het beter om het protocol nog te verankeren in de organisatie
of de wet?
De leden van de CDA-fractie stellen vast dat er ook gas wordt gewonnen uit de omliggende
kleine velden. Deze leden vragen of er in dit wetsvoorstel ook een voorschot genomen
kan worden dat het Instituut Mijnbouwschade Groningen ook (eventuele) schade door
gaswinning uit de omliggende gasvelden (bijvoorbeeld Warffum) kan afhandelen? Dan
zouden potentiele gedupeerden kunnen meeliften op opgedane ervaringen en procedures.
1.1 Een veilig Groningen met perspectief
De leden van de D66-fractie lezen in de memorie van toelichting dat drie pijlers worden
gehanteerd in de wet. Deze leden vragen de regering waarom er voor gekozen is om ruimhartigheid
niet als één van de pijlers te hanteren.
De leden van de D66-fractie vinden het van groot belang dat de versterking van gebouwen
voortvarend wordt opgepakt. Deze leden lezen in de wet dat de beslissingen over versterking
buiten de bevoegdheid van het Instituut Mijnbouwschade Groningen is gehouden. Zij
vragen of de regering de mening deelt dat schadevergoeding en versterking in sommige
gevallen lastig te onderscheiden zijn en daarmee dit onderscheid onnodig kunstmatig
is. Overweegt de regering de beslissing tot versterking toch op te nemen in dit wetsvoorstel
en zo nee, waarom niet? Deze leden vragen de regering of zij bereid is om het wetsvoorstel
zo gereed te maken dat de afhandeling van versterking op een later moment ook toegevoegd
kan worden, bijvoorbeeld in de vorm van één herstelloket waar een integrale oplossing
geboden kan worden.
De leden van de GroenLinks-fractie stellen vast dat het wetsvoorstel weinig synergie
heeft met de versterkingsaanpak. In paragraaf 3.3 van de memorie van toelichting wordt
zelfs expliciet vermeld dat het Instituut Mijnbouwschade Groningen geen preventieve
maatregelen kan nemen. Dit is een gemiste kans. Zo zou er bij de inspectie voor de
versterkingsopgave tegelijkertijd ook schade kunnen worden opgenomen. Ook zijn beslissingen
over schades en versterkingen soms met elkaar verweven en hebben gedupeerden te maken
met twee volstrekt gescheiden processen, terwijl dit voor de gedupeerde helemaal niet
logisch hoeft te zijn, onduidelijk is en voor meer overlast zorgt. Op dit moment zit
er weinig tot geen samenhang tussen het afhandelen van schades en de versterkingsaanpak
en is dit niet verwerkt in het wetsvoorstel. Waarom is hiervoor gekozen? In hoeverre
draagt dit wetsvoorstel bij aan het hebben van één loket voor de bewoner? Kan de regering
het wetsvoorstel dusdanig aanpassen dat deze zo optimaal mogelijk kan worden uitgebreid
met de reeds door de regering aangekondigde wetswijziging die ook de versterkingsoperatie
onder dit instituut brengt? Kan het recent gesloten convenant tussen TCMG en NCG hier
nog handvaten voor bieden? Klopt het dat de regering niet langer een Instituut Versterkingsoperatie
wilt oprichten, maar dit echt een tweede pijler van het Instituut Mijnbouwschade wil
maken? Is de regering bereid om mee te werken aan het realiseren van een bedrijfsbureau
teneinde bewoners te ontzorgen bij de versterking, zoals voorgesteld door Bouwend
Nederland?
De leden van de SP-fractie lezen dat gegeven de ambitie van de regering, de Nederlandse
Aardolie Maatschappij (NAM) geen besluitvormende rol meer heeft bij de schadeafhandeling
en de versterking. Deze leden vragen welke besluitvormende rol de NAM nu nog heeft,
zodat helder wordt dat de NAM nu nog niet uit het systeem is, hoewel de indruk wel
wordt gewekt. Deze leden constateren verder dat het schadeprotocol uit 2018 niet verankerd
is in deze wet. Zij zien graag dat de positie van gedupeerden zoals die in het schadeprotocol
is beschreven, op zijn minst zo moet blijven. Is de regering bereid deze positie alsnog
in de wet op te nemen en wel zo dat deze minimaal beschermd is als in het schadeprotocol?
De leden van de SP-fractie maken zich grote zorgen over het separaat uitvoeren van
het schadeafhandelingsproces. Deze leden zien dat er onnodig veel geld uitgegeven
wordt en dat er dan niet altijd sprake hoeft te zijn van een definitieve oplossing.
Zij vragen daarom wat de reden is dat het wettelijk proces van de afhandeling van
de schade en de wet versterking niet tegelijk verloopt.
Wat zijn precies de belemmerende factoren voor het beëindigen van enige invloed van
de NAM in het versterkingsproces? Hoe gaat de regering er zorg voor dragen dat de
afhandeling daadwerkelijk plaatsvindt met de bewoner die centraal staat? Er staat
in deze wet ook helemaal niets over schadepreventie. Is de regering bereid hier nog
in de wet iets over toe te voegen? Deze leden vragen ook of de wet Versterking in
samenhang gaat zijn met de wet die nu in behandeling is om het voor gedupeerden minder
belastend te laten zijn, zodat versterking integraal als oplossing bij schadeafhandeling
aangeboden kan worden.
De leden van de SP-fractie zien het als winst dat er één loket gaat komen waar inwoners
die rond het Groningerveld en de gasopslag bij Norg wonen terecht kunnen. Nog liever
hadden deze leden gezien dat er één loket zou komen waar iedereen in Nederland met
schade door mijnbouw terecht zou kunnen. Waarom blijft de regering er voor om Groningen
tegenover de rest van Nederland te zetten? Waarom gaat de regering niet uit van gelijke
behandeling voor iedereen?
2. Doel van en maatregelen in het wetsvoorstel
De leden van de PVV-fractie lezen dat deze wet een tijdelijk karakter heeft en dat
de wet ook een evaluatieverplichting heeft op grond waarvan periodiek wordt bezien
of het noodzakelijk is dat maatregelen blijven gelden. Om de hoeveel jaar wordt er
geëvalueerd? Op basis waarvan wordt beoordeeld of maatregelen blijvend noodzakelijk
zijn (dit in het licht van meerdere onderzoeken die hebben aangetoond dat, ook al
staat de gaswinning op nul, de aardbevingen (en dus de schade) niet direct ten einde
zullen zijn)?
De leden van de D66-fractie vragen de regering hoe zij borgt dat publieke verantwoording
plaatsvindt. Waarom is er voor gekozen om geen raad van advies of soortgelijke instantie
in te stellen, welke het Instituut Mijnbouwschade Groningen van gevraagd en ongevraagd
advies kan voorzien? Ook vragen deze leden hoe oude schadegevallen die nog niet zijn
afgehandeld, meegenomen worden in deze tijdelijke wet.
De leden van de SP-fractie verzoeken de regering een toelichting te geven op het doel
van de Tijdelijke Wet Groningen. Waarom is het een tijdelijke wet, hoe lang is in
dit verband tijdelijk en welke zijn de tekortkomingen in de huidige wettelijke regelingen
die deze nieuwe wet nodig maken? Tevens zijn deze leden benieuwd naar de overgang
van de huidige regelingen naar het Instituut Mijnbouwschade Groningen, welke bestaande
instanties gaan op in het nieuwe instituut?
De leden van de 50PLUS-fractie lezen dat de maatregelen om de schade af te laten handelen
door de overheid, zoals omschreven in deze wet, tijdelijk van aard zijn en van toepassing
«zolang de situatie in Groningen dit rechtvaardigt». Dit wordt niet nader toegelicht.
Deze leden vragen derhalve de regering aan te geven wat zij hiermee bedoelt. Is dat
zolang er nog gas gewonnen wordt in Groningen? Of zolang er aardbevingen plaatsvinden?
3.1 Staat treedt in de plaats van de exploitant
De leden van de VVD-fractie lezen dat niet de exploitant verantwoordelijk is voor
de afhandeling van de schade, maar daarvoor in de plaats de Staat verantwoordelijk
wordt. Deze leden vinden dat een goede ontwikkeling. Zij vragen wat deze wijziging
betekent voor de tot op heden ingediende schadeafhandelingen.
De leden van de PVV-fractie lezen dat met dit wetsvoorstel de Staat moet worden aangesproken
voor een vergoeding van de schade. Daarmee neemt de Staat de kosten voor zijn rekening
neemt en zorgt er vervolgens voor dat deze verhaald worden op de exploitant. Hoe gaat
dat precies in zijn werk? Wordt iedere uitbetaling automatisch doorgestuurd naar de
NAM? Wat gebeurt er indien de NAM niet wil of kan betalen?
3.2 Afhandeling van schade door de overheid
De leden van de CDA-fractie vragen of het denkbaar is om ook in de rest van Nederland
de schadeafhandeling bij mijnbouwschade publiek te regelen, gezien de Staat een grote
verantwoordelijkheid heeft bij mijnbouwactiviteiten bij de vergunningverlening en
een deel van de inkomsten ontvangt. Zo nee, waarom niet? Hoe wil de regering de publieke
schadeafhandeling juridisch vormgegeven in het landelijk schadeprotocol?
3.2.1 Bestuursrechtelijke vormgeving van de afhandeling van schade
De leden van de D66-fractie lezen dat de inwoner van Groningen met deze wet voortaan
terecht moet bij de bestuursrechter. Hoe beoordeelt de regering dit besluit om de
civielrechtelijke weg af te sluiten? Op welke wijze wordt de rechtszoekende beschermt?
3.2.2 Keuzevrijheid
De leden van de CDA-fractie kunnen zich vinden in de wijziging in navolging van de
opmerkingen van de Afdeling advisering van de Raad van State. Ten aanzien van de voorgestelde
wijziging dat bij de keuze van schadeafhandeling door het Instituut Mijnbouwschade
Groningen de vordering voor vergoeding van de schade wordt overgedragen aan de Staat
vragen deze leden of dit gevolgen kan hebben, bijvoorbeeld bij overlijden van de schademelder
of anderszins.
De leden van de CDA-fractie zijn tevreden te lezen dat ook voor andere vormen van
schade inwoners en bedrijven om schadevergoeding kunnen vragen bij het instituut.
Deze leden vragen hoe inwoners deze andere vormen en dan in het bijzonder bij immateriële
schade en waardedalingsschade hun schade kunnen melden, welke informatie daarbij aangeleverd
dient te worden bij het Instituut Mijnbouwschade Groningen en op welke wijze deze
meldingen worden beoordeeld. Zij zijn benieuwd hoe het Instituut Mijnbouwschade Groningen
deze meldingen generiek, dus aan de hand van bepaalde criteria bij andere vormen van
schade en in ieder geval bij de immateriële schade en waardedalingsschade, gaat beoordelen.
Wordt de expertise hiervoor aangetrokken en zijn er hiervoor criteria in voorbereiding?
3.3 Reikwijdte
De leden van de VVD-fractie lezen dat, anders dan de TCMG op grond van het Besluit
Mijnbouwschade Groningen, het Instituut Mijnbouwschade Groningen niet alleen kan beslissen
op aanvragen om vergoeding van fysieke schade aan gebouwen en werken, materiële schade
die het gevolg is van deze fysieke schade en overlastvergoeding, maar ook andere vormen
van schade. Deze leden vragen hoe wordt bepaald welke schade in aanmerking komt voor
vergoeding.
Ook vragen deze leden of deze regeling waarbij alle vormen van schade in aanmerking
komen voor vergoeding ook geldt voor schades die in een eerder stadium bij andere
instanties zijn aangemeld, zoals bij het Centrum Veilig Wonen (CVW). De leden van
de VVD-fractie lezen namelijk in artikel 2, vierde lid, van het wetsvoorstel dat er
een vijftal uitzonderingen bestaan op de bevoegdheid van het Instituut om aanvragen
om schadevergoeding als bedoeld in deze wet in behandeling te nemen. Een van deze
uitzonderingsgronden is dat het Instituut Mijnbouwschade Groningen een aanvraag om
vergoeding van schade niet in behandeling neemt wanneer de aanvraag schade betreft
waarvoor de gedupeerde voor 31 maart 2017 12:00 uur een schademelding- of claim heeft
voorgelegd aan het CVW. Kan de regering hier een toelichting op geven? Deelt de regering
de zorg dat er op deze manier een vorm van rechtsongelijkheid kan ontstaan tussen
schademeldingen die zijn gedaan bij verschillende instanties? Zo nee, waarom niet?
Deelt de regering de mening van de VVD-fractie dat deze uitzonderingen er niet toe
mogen leiden dat er verdere vertraging ontstaat in het proces van schade-afhandeling?
Wat is het oordeel van de regering over een mogelijkheid voor unieke individuele om
hun zaak alsnog voor te leggen bij het Instituut Mijnbouwschade Groningen? Bijvoorbeeld
door een hardheidsclausule op te nemen in het voorliggende wetsvoorstel?
De leden van de VVD-fractie lezen dat een gedupeerde op grond van dit wetsvoorstel
niet alleen een vergoeding in geld kan vragen, maar ook een aanvraag kan indienen
om een aannemer in opdracht van de overheid de schade aan zijn woning te laten herstellen.
Deze leden hebben hierbij de vraag of er op dit moment voldoende deskundige aannemers
beschikbaar zijn om de schade te herstellen. Zo nee, dan willen zij weten hoe ervoor
kan worden gezorgd dat er zo snel mogelijk genoeg aannemers kunnen worden ingezet
om de schade te herstellen.
De leden van de VVD-fractie lezen dat de schaderegeling is uitgebreid en ook andere
vormen van schade te verhalen zijn. Deze leden vragen of zelfgemaakte kosten ter versterking
te combineren zijn met een schadeafhandelingstraject. Meer specifiek vragen zij of
de situatie zich kan voordoen dat Groningers niet meer in aanmerking komen voor aanvullende
maatregelen tot versterking als zij zelf al kosten hebben gemaakt ter versterking.
De leden van de PVV-fractie lezen dat alle vormen van schade worden vergoed, niet
alleen materiële maar ook waardedaling en immateriële schade. Valt hier ook psychische
en/of mentale schade onder?
De leden van de D66-fractie merken op dat er naast materiële schade er voor veel bewoners
in Groningen ook sprake kan zijn van immateriële schade. Deze leden vragen de regering
op welke wijze ook bewoners met immateriële schade terecht kunnen bij het op te richten
Instituut Mijnbouwschade Groningen?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen hoe de schadeafhandeling voor immateriële
schade, waardedaling, ondernemers uit het midden- en kleinbedrijf en agrarische bedrijven
zal worden ingericht. Kan de regering hier een uitgebreide toelichting over geven?
De leden van de SP-fractie vragen hoe de vergoeding van immateriële schade vorm gaat
krijgen. De Groningers hebben in dit dossier voor deze en vorige regering(en) nooit
voorop gestaan. Welke verantwoordelijkheid neemt de regering nu in de zorg naar Groningers?
3.4. Aansprakelijkheid van de exploitant
De leden van de VVD-fractie lezen dat de inwerkingtreding niet tot problemen mag leiden
in het aanvragen van een schadevergoeding. De leden vragen hoe de betalingen van de
schades precies worden doorberekend aan de exploitant.
De leden van de 50PLUS-fractie lezen in de memorie van toelichting over de risicoaansprakelijkheid
van de exploitant. Dit betreft dus de NAM. In de wet Minimalisering gaswinning Groningen
(Kamerstuk 34 957) is besloten om artikel 6:178 («de schade is veroorzaakt uitsluitend door voldoening
aan een bevel of dwingend voorschrift van de overheid») buiten toepassing te verklaren.
In het onderhavige wetsvoorstel wordt dit echter weer ongedaan gemaakt, vanaf inwerkingtreding
van dit wetsvoorstel is dit artikel weer van toepassing en kan de exploitant daar
een beroep op doen. Graag ontvangen deze leden een uitgebreide reflectie van de regering
op deze keuze en op de mogelijke (juridische) implicaties hiervan. Geeft dit artikel
bijvoorbeeld een uitweg voor de exploitant waar het uitbetalen van schades betreft?
Daarnaast wordt in de memorie van toelichting aangegeven dat de overheid de schades
zal beoordelen met toepassing van het Burgerlijk Wetboek, uitgezonderd genoemd artikel.
Hoe staat dit met elkaar in verhouding?
De leden van de 50PLUS-fractie lezen dat de Staat de kosten verhaalt die het Instituut
Mijnbouwschade Groningen maakt voor vergoeding van de schade op de exploitant via
een heffing. Voor die tijd komt het ten laste van de begroting van het Ministerie
van EZK. Zal de heffing ten allen tijde het volledige bedrag betreffen? Op welke termijn
vindt de heffing plaats?
4.1 Taken en bevoegdheden van het Instituut
De leden van de GroenLinks-fractie constateren dat de hardheidsclausule die wel in
het Besluit mijnbouwschade Groningen is opgenomen (namelijk artikel 14, tweede lid),
niet in het wetsvoorstel is opgenomen. In het wetsvoorstel wordt bepaald dat het Instituut
Mijnbouwschade Groningen niet bevoegd is om gevallen die eerder zijn voorgelegd aan
het CVW of de burgerlijke rechter, of wanneer er vaststellingsovereenkomst is gesloten
dan wel hierover wordt onderhandeld. De ervaring leert dat er altijd gevallen zijn
waarbij het rechtvaardig en verstandig is om van deze algemene regel af te wijken.
Een hardheidsclausule zou om deze reden nuttig zijn. Waarom is een dergelijke hardheidsclausule
niet opgenomen in het wetsvoorstel? Deze leden vragen ook wat er gebeurt met oude
schadegevallen die op 1 januari 2020 nog niet zijn afgehandeld.
De leden van de SP-fractie staan voor een rechtvaardige en gelijke afhandeling van
schades. Ook voor schades uit het verleden. De NAM heeft in het verleden veel schades
bij voorbaat uitgesloten van vergoeding en onderzoek heeft daar nooit plaatsgevonden.
Met deze wet wordt het voor deze mensen onmogelijk gemaakt ooit nog hun schade vergoed
te krijgen. Deze leden vragen waarom de regering kiest voor deze grote ongelijkheid
en onrechtvaardigheid. Is de regering bereid het de gestelde uitsluitingsgronden te
verbreden? Wil de regering dus de hardheidsclausule die opgenomen is in het schadeprotocol,
overnemen in de Tijdelijke wet Groningen? Wil de regering dit tevens uitbreiden met
het artikel « Het instituut kan met dwingende argumenten afwijken van de Uitsluitingsgronden»?
De leden van de SGP-fractie wijzen erop dat in het Besluit mijnbouwschade Groningen
ten aanzien van de instelling van de TCMG, de voorloper van het Instituut Mijnbouw,
in artikel 14 een hardheidsclausule is opgenomen. De TCMG kan afwijken van de randvoorwaarden
voor het in behandeling nemen van aanvragen voor schadevergoeding ten einde onbillijkheden
van overwegende aard te voorkomen. Deze leden horen graag waarom de regering er niet
voor heeft gekozen deze hardheidsclausule over te nemen in artikel 2, vierde lid,
van het voorliggende wetsvoorstel. Er kunnen bijvoorbeeld schrijnende situaties zijn
waar in het verleden grote schades zijn afgewezen die met de huidige kennis van zaken
wel als schades als gevolg van aardbevingen aangemerkt zouden worden. Is de regering
bereid alsnog deze hardheidsclausule op te nemen?
4.2 Procedure bij het Instituut en borging continuïteit
De leden van de PVV-fractie lezen dat er voor het bepalen van waardedaling een model
ontwikkeld wordt. Hoe ziet dit model eruit? Wordt er bij dit model ook aangesloten
op bijvoorbeeld een taxatiewaarde door een makelaar of de WOZ-waarde?
De leden van de GroenLinks-fractie stellen vast dat het maximaal vijftien maanden
kan duren eer er een besluit valt over een schadegeval. Kan de termijn waarin een
advies wordt uitgebracht (nu maximaal twaalf maanden) niet verkort worden? Waarom
is gekozen voor deze termijnen? Kunnen deze termijnen worden verkort?
4.3 Bestuurlijke organisatie en inrichting van het zelfstandig bestuursorgaan
De leden van de GroenLinks-fractie vragen waarom er is gekozen voor het ter beschikking
stellen van personeel aan het Instituut Mijnbouwschade Groningen door de Minister.
Deze leden achten het ongewenst dat het personeel niet direct in dienst komt van het
Instituut Mijnbouwschade Groningen. Hoewel het Instituut Mijnbouwschade Groningen
niet onder de Minister valt moet elke schijn van verstrengeling voorkomen worden.
Wanneer het personeel in dienst is van het ministerie doet dit wellicht afbreuk aan
het vertrouwen van de gedupeerden in het Instituut Mijnbouwschade Groningen. Is dit
een gangbare werkwijze bij zelfstandig bestuursorganen (zbo’s)? Komt deze werkwijze
ook bij andere zbo’s voor? Zo ja, welke? Is de regering bereid dit te veranderen en
ervoor zorg te dragen dat het Instituut Mijnbouwschade Groningen zelf personeel kan
aannemen en in dienst zijn van het Instituut Mijnbouwschade Groningen zelf? Als de
regering het Instituut Mijnbouwschade Groningen echt geen eigen personeel wil laten
aannemen, kan de regering het dan zo organiseren, gelet op het verwijt van de schijn
van belangenverstrengeling uit het verleden, dat deze personeelsleden in dienst zijn
van een ander ministerie dan EZK (bijvoorbeeld BZK)?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen hoe gecommuniceerd wordt met de betrokkenen
over deze wijzigingen. Worden er communicatiewetenschappers ingeschakeld om ervoor
te zorgen dat alle betrokkenen goed en duidelijk worden geïnformeerd?
4.3.1 Financiële middelen
De leden van de PVV-fractie vragen hoe het budget van het Instituut Mijnbouwschade
Groningen wordt vastgesteld. Wat gebeurt er als de schade-uitkeringen die voor een
jaar zijn begroot toch hoger uitvallen? In de memorie van toelichting wordt immers
alleen gesproken over voldoende middelen.
5. Heffing ter bestrijding van de kosten van de afhandeling van schade
De leden van de VVD-fractie lezen dat de kosten die gedupeerde verhalen vergoed moeten
worden door exploitant. De leden vragen op welke wijze de overheid de garantie geeft
dat deze kosten vergoed worden door exploitant. Wat gebeurt er als exploitant failliet
gaat dan wel niet meer bestaat? Is overwogen om een fonds in te richten waarin exploitanten
voorzieningen storten? Is een verjaringsregeling van toepassing?
De leden van de CDA-fractie vragen welke kosten wel en welke kosten niet bij de schadeafhandeling,
en ook de proceskosten daarvan, in het heffingsbesluit die de mijnbouwexploitant zal
moeten voldoen kunnen worden opgenomen.
De leden van de CDA-fractie vragen in hoeverre op detailniveau de exploitant het heffingsbesluit
kan aanvechten. Kan elke euro van ieder schadevergoedingsbesluit worden aangevochten
in het heffingsbesluit? Zo ja, is het mogelijk dat te voorkomen? Daarbij vragen deze
leden in hoeverre voor schade waarvoor al een schadevergoeding is toegekend door de
CVW in de afgelopen jaren nogmaals een vergoeding kan worden gevraagd en hoe dat voorkomen
wordt, zodat hierover vervolgens geen bezwaar en beroep procedures gevoerd worden
in het kader van het heffingsbesluit.
De leden van de 50PLUS-fractie lezen in de memorie van toelichting dat de exploitant
«onder bepaalde omstandigheden» de (gebonden) heffing die de overheid oplegt, kan
aanvechten, omdat in redelijkheid niet van hem verwacht zou kunnen worden de heffing
te voldoen. Deze leden vragen de regering nader te expliciteren in welke omstandigheden
dit plaats zou kunnen vinden en wat de mogelijke gevolgen hiervan zouden kunnen zijn.
6. Prejudiciële vragen
De leden van de GroenLinks-fractie achten het ongewenst dat in het huidige wetsvoorstel
de bestuursrechter slechts prejudiciële vragen kan stellen aan de Afdeling bestuursrechtspraak
van de Raad van State. Civielrechtelijke vragen moeten kunnen worden gesteld aan de
Hoge Raad, bestuursrechtelijke vragen aan de Raad van State. Is het mogelijk om in
het wetsvoorstel een keuzemogelijkheid op te nemen voor de rechter waarin de rechter
kan bepalen of prejudiciële vragen aan de Hoge Raad of de Raad van State kunnen worden
gesteld? Op deze manier wordt ook een situatie voorkomen waarbij zowel aan de Hoge
Raad als aan de Raad van State dezelfde prejudiciële vragen worden gesteld.
De leden van de SP-fractie stellen vast dat in de wet is opgenomen dat de bestuursrechter
een civiele procedure moet toepassen. Deze leden zouden graag zien dat de rechter
kan kiezen om prejudiciële vragen te stellen aan de Raad van State of aan de Hoge
Raad, omdat het juist om een civiele procedure gaat. Is de regering bereid aan de
wet het volgende toe te voegen: «De bestuursrechter met civielrechtelijke rechtsvragen
stelt prejudiciële vragen aan de Hoger Raad»?
7. Geografische verduidelijking reikwijdte bewijsvermoeden
De leden van de PVV-fractie stellen vast dat als reikwijdte voor het bewijsvermoeden
het volgende wordt aangegeven: «de reikwijdte van het wettelijk bewijsvermoeden omvat
op grond van die wet schade als gevolg van de gaswinning uit het Groningenveld. Het
wettelijk bewijsvermoeden wordt gerechtvaardigd doordat sprake is van een situatie
waarin het grootste deel van een groot aantal soortgelijke schadegevallen het gevolg
is van één oorzaak, namelijk gaswinning.» Deze leden vragen wat een groot aantal is.
Wat als er in een bepaald gebied wel een groot aantal schadegevallen zijn, maar deze
niet soortgelijk zijn?
8.1 Afhandeling van schade in plaats van de exploitant
De leden van de GroenLinks-fractie vragen de regering expliciet te maken zich in beginsel
niet op verjaring te beroepen voor alle mogelijke schade.
8.2 Verhouding met Algemene Verordening Gegevensbescherming
De leden van de D66-fractie vragen de regering waarom ervoor gekozen is om niet automatische
informatie-uitwisseling toe te staan tussen het Instituut Mijnbouwschade Groningen
en de exploitant, gezien dit de voortvarende afhandeling van schade kan bevorderen.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of er een mogelijkheid kan worden geschapen
om, wanneer gedupeerden met meervoudige problematiek te kampen hebben als gevolg van
de mijnbouwschade, die gegevens te delen met andere overheidsinstanties. Dit temeer
er middels artikel 3, vierde lid, wel gegevensuitwisseling plaats zal vinden tussen
het Instituut Mijnbouwschade Groningen en de exploitant. Is dit mogelijk? Zo nee,
wat zijn de exacte obstakels hiervoor?
8.3 Beslistermijnen
De leden van de VVD-fractie lezen in artikel 12 en 13 van het voorliggende wetsvoorstel
dat de er een mogelijkheid bestaat dat gedupeerden in het uiterste geval tussen de
twaalf en vijftien maanden moeten wachten op een besluit van het Instituut Mijnbouwschade
Groningen. Deze leden willen weten hoe deze termijn zich verhoudt tot de ambitie om
de schadeafhandeling zo spoedig mogelijk af te ronden. Kan de regering toelichten
of het mogelijk is om deze termijn te verkorten? Zo ja, op welke manier is dit mogelijk?
Deelt de regering de mening van deze leden dat het voor gedupeerden noodzakelijk is
om zo snel mogelijk helderheid te verkrijgen met betrekking tot de schade-afhandeling?
Welke mogelijkheden ziet de regering hiertoe?
De leden van de CDA-fractie vragen hoeveel weken wordt gehanteerd als beslistermijn
en in hoeverre er uitstel mogelijk is bij die termijn. Deze leden vragen of er toch
vooral naartoe gewerkt kan worden om eerder dan het verstrijken dan de beslistermijn
een besluit genomen wordt. Hoe wordt dat bevorderd?
9. Gevolgen voor magistratuur
De leden van de GroenLinks-fractie stellen vast dat de gaswinning in Groningen ook
voor grote kosten zorgt voor de magistratuur. Dit zal vanuit de begroting van het
Ministerie van EZK bekostigd worden. Is er een mogelijkheid om ook deze kosten te
verhalen op de exploitant of zijn hier bezwaren tegen?
10. Adviezen en internetconsultatie
De leden van de PVV-fractie stellen vast dat er voor de gedupeerden ook de mogelijkheid
bestaat om schadevergoeding in natura te vragen. Hoe verhoudt dit zich tot de schadevergoeding
in geld? Betekent dit dat alle materiële schade aan de woning wordt hersteld (ongeacht
de kosten)? Deze leden lezen dat de gedupeerde kan er ook voor kiezen om zijn schade
langs de civielrechtelijke route direct op de exploitant te verhalen. Wat verwacht
de regering hiervan?
De leden van de SP-fractie vinden het goed dat regering het advies van de Afdeling
advisering van de Raad van State heeft overgenomen en dat voor gedupeerden de mogelijkheid
tot civielrechtelijke procedures blijft bestaan. De vraag blijft waarom de regering
besloten heeft een procedure die tegelijkertijd via de burgerlijke rechter en via
het Instituut Mijnbouwschade Groningen loopt, onmogelijk te maken.
Tevens vragen de leden van de SP-fractie waarom ondersteunende organisaties als Stut
en Steun en de Commissie bijzondere situaties niet opgenomen zijn in de Tijdelijke
Wet Groningen. Deze leden zien het als een taak van de overheid om deze organisaties
uit te breiden en van genoeg financiële middelen te voorzien.
II. ARTIKELEN
Artikel 2
De leden van de CDA-fractie lezen in het wetsvoorstel dat het Instituut Mijnbouwschade
Groningen niet bevoegd is om een aanvraag voor vergoeding van schade te behandelen,
indien deze schade betreft waarvoor voor 31 maart 2017 12:00 uur een schademelding
– of claim is voorgelegd aan het CVW of de exploitant. Deze leden vragen of het niet
mogelijk zou moeten zijn dat oude schades die nog niet afgehandeld zijn en waarbij
het huidige protocol wel mogelijkheden biedt, alsnog kunnen melden bij het Instituut
Mijnbouwschade Groningen? Waar moeten de gedupeerden met deze schades heen indien
zij nog niet geholpen worden, zo vragen zij. Is het nodig om hiervoor een uitzondering
te maken, zo vragen de leden van de CDA-fractie.
De leden van de CDA-fractie zijn van mening dat er zich redenen kunnen voordoen die
het rechtvaardigen om een herbeoordeling van in het verleden afgewezen schades te
doen. De TCMG heeft die mogelijkheid nu via een hardheidsclausule, opgenomen in de
beleidsregels. Deze leden verzoeken de clausule ook op te nemen in het wetsvoorstel.
Als de regering hiertoe niet bereid is, waarom niet?
De voorzitter van de commissie, Diks
Adjunct-griffier van de commissie, Kruithof
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
L.I. Diks, voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat -
Mede ondertekenaar
L.N. Kruithof, adjunct-griffier
Stemmingsuitslagen
Aangenomen met handopsteken
Fracties | Zetels | Voor/Tegen |
---|---|---|
VVD | 32 | Voor |
PVV | 20 | Voor |
CDA | 19 | Voor |
D66 | 19 | Voor |
GroenLinks | 14 | Voor |
SP | 14 | Voor |
PvdA | 9 | Voor |
ChristenUnie | 5 | Voor |
50PLUS | 4 | Voor |
PvdD | 4 | Voor |
DENK | 3 | Voor |
SGP | 3 | Voor |
FVD | 2 | Voor |
Van Haga | 1 | Voor |
Van Kooten-Arissen | 1 | Voor |
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.