Nota van wijziging (initiatiefvoorstel) : Tweede nota van wijziging
35 130 (R 2119) Voorstel van Rijkswet van de leden Sjoerdsma, Asscher, Van Otterloo, Van Wijngaarden en Van Ojik houdende regels inzake het creëren van tijdelijke uitzonderingen op de Rijkswet op het Nederlanderschap (Rijkswet inperking gevolgen Brexit)
Nr. 12
TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING
Ontvangen 23 september 2019
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A
In de beweegreden vervalt «en voor Britse onderdanen die ten tijde van de Brexit woonachtig
zijn in het Koninkrijk der Nederlanden».
B
In artikel 1, eerste lid, onder a, wordt na «deze rijkswet» ingevoegd «, of als gevolg
van een aanvraag gedaan binnen achttien maanden nadat settled status is verkregen».
C
Hoofdstuk 2 vervalt.
D
Artikel 6 komt te luiden:
Artikel 6. Inwerkingtreding en verval
1. Deze rijkswet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
Dat besluit wordt genomen indien het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie treedt
of is getreden en geen akkoord is bereikt waarin de rechten van Nederlanders in het
Verenigd Koninkrijk voldoende zijn gewaarborgd.
2. Deze rijkswet vervalt op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. Dat besluit
wordt in ieder geval en onverwijld genomen indien na uittreding van het Verenigd Koninkrijk
uit de Europese Unie alsnog een akkoord wordt bereikt waarin de rechten van Nederlanders
in het Verenigd Koninkrijk voldoende zijn gewaarborgd.
Toelichting
Naar aanleiding van de door de leden van verschillende fracties gestelde vragen in
het verslag vervallen de uitzonderingen op de afstandsplicht voor Britse onderdanen
woonachtig in het Koninkrijk der Nederlanden.
Met onderdeel B wordt een voorziening getroffen met het oog op het vereiste dat aanvragers
die niet gehuwd zijn met iemand met de Britse nationaliteit, eerst een jaar «settled
status» gehad moeten hebben alvorens het Britse staatsburgerschap aan te kunnen vragen.
Voor deze categorie personen geldt dat de aanvraag om het verkrijgen van de Britse
nationaliteit gedaan moet zijn binnen achttien maanden nadat deze «settled status»
verkregen is, oftewel binnen zes maanden nadat de aanvrager een jaar «settled status»
heeft gehad.
Met onderdeel C komt hoofdstuk 2 (houdende bijzondere bepalingen voor Britten woonachtig
in het Koninkrijk der Nederlanden) te vervallen. Dientengevolge wordt met onderdeel
A de beweegreden aangepast.
Voorts wordt tevens naar aanleiding van in het verslag gestelde vragen over het moment
van inwerkingtreden en verval van deze rijkswet, met onderdeel D voorgesteld de inwerkingtreding
van deze rijkswet afhankelijk te maken van het moment van uittreding van het Verenigd
Koninkrijk en de inhoud van een eventueel uittredingsakkoord. Daarom wordt in het
voorgestelde eerste lid van artikel 6 geregeld dat een inwerkingtredingsbesluit pas
wordt genomen indien het Verenigd Koninkrijk de Europese Unie verlaat of heeft verlaten
en geen akkoord is bereikt waarin de rechten van Nederlanders in het Verenigd Koninkrijk
voldoende zijn gewaarborgd. De term «voldoende» laat enige beoordelingsruimte. Dat
is noodzakelijk, omdat vooraf niet is in te schatten of, en zo ja welke regeling er
wordt getroffen om de rechten van Unieburgers in het VK te borgen. Wij achten de rechten
van de betrokken Nederlanders in ieder geval voldoende geborgd indien hen een vergelijkbare
positie wordt gegeven zoals is geregeld in het terugtrekkingsakkoord van 14 november
2018, voor zover het betreft de (verblijfs)rechten binnen het Verenigd Koninkrijk.
Er is niet voor gekozen deze wet van rechtswege, en dus automatisch, in werking te
laten treden op het moment dat het Verenigd Koninkrijk de Europese Unie verlaat. De
voortdurende onduidelijkheid over de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit
de Europese Unie, in het bijzonder over de inhoud van een eventueel akkoord op het
gebied van burgerrechten, heeft ertoe geleid dat niet voor deze variant is gekozen:
gelet op de vele mogelijke varianten van mogelijke uittredingsakkoorden zal dit tot
onaanvaardbare rechtsonzekerheid leiden over de vraag of en wanneer deze wet in werking
treedt, of is getreden. Met de voorgestelde regeling wordt deze rechtsonzekerheid
vermeden.
Met onderdeel D wordt tevens een regeling getroffen voor het verval van deze rijkswet.
Daartoe wordt in het tweede lid geregeld dat deze rijkswet onverwijld komt te vervallen
indien na inwerkingtreding van deze rijkswet alsnog een uittredingsakkoord wordt gesloten
waarin de rechten van Nederlanders in het VK voldoende zijn gewaarborgd. Dit verval
gebeurt op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. De formulering van dit
tweede lid biedt tevens ruimte om deze wet op andere grond te laten vervallen, bijvoorbeeld
op een moment dat deze wet materieel is uitgewerkt (artikel 1) en door tijdsverloop
geen nieuwe optieverzoeken meer zijn te verwachten (artikel 2). Omwille van de rechtszekerheid
heeft dit verval geen terugwerkende kracht. Een verval van deze rijkswet is niet van invloed op een met inachtneming van de bepalingen van deze rijkswet verworven
meervoudige nationaliteit.
Sjoerdsma Asscher Van Otterloo Van Wijngaarden Van Ojik
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.W. Sjoerdsma, Tweede Kamerlid -
Mede ondertekenaar
L.F. Asscher, Tweede Kamerlid -
Mede ondertekenaar
A. van Ojik, Tweede Kamerlid -
Mede ondertekenaar
J. van Wijngaarden, Tweede Kamerlid -
Mede ondertekenaar
G.J.P. van Otterloo, Tweede Kamerlid
Stemmingsuitslagen
Aangenomen met handopsteken
Fracties | Zetels | Voor/Tegen |
---|---|---|
VVD | 32 | Voor |
CDA | 19 | Tegen |
D66 | 19 | Voor |
PVV | 19 | Tegen |
GroenLinks | 14 | Voor |
SP | 14 | Voor |
PvdA | 9 | Voor |
ChristenUnie | 5 | Tegen |
50PLUS | 4 | Voor |
PvdD | 4 | Voor |
DENK | 3 | Voor |
SGP | 3 | Voor |
FVD | 2 | Voor |
Van Haga | 1 | Voor |
Van Kooten-Arissen | 1 | Voor |
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.