Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde Agenda Informele Landbouwraad van 22-24 september 2019 (Kamerstuk 21501-32-1196)
2019D35887 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit hebben de onderstaande
fracties de behoefte vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister van Landbouw,
Natuur en Voedselkwaliteit over de geannoteerde agenda van de informele Landbouw-
en Visserijraad van 22 tot en met 24 september 2019 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 196).
De voorzitter van de commissie, Kuiken
Adjunct-griffier van de commissie, Goorden
Inhoudsopgave
I
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
3
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie
3
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
5
II
Antwoord / Reactie van de Minister
5
III
Volledige agenda
5
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie lezen in de brief van 11 juli 2019 (Kamerstuk 27 858, nr. 482) dat de Europese Commissie (EC) voornemens is de toelating van een aantal werkzame
stoffen wel of niet te verlengen. Kan de Minister aangeven of aan elk voornemen een
advies van de European Food Safety Authority (EFSA) of van een andere wetenschappelijke
organisatie ten grondslag ligt en of de EC in alle gevallen het wetenschappelijk advies
gevolgd heeft? Zo nee, voor welke delen (en stoffen) is er een uitzondering gemaakt?
En op basis van welke onderbouwing is deze uitzondering gemaakt? Deze leden vragen
wat de wetenschappelijke onderbouwing is voor het niet verlengen van de werkzame stof
difenoconazool. Daarnaast vragen ze wat het advies van het College voor de toelating
van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) in dezen is.
Naar aanleiding van het verslag van de vorige Raad vragen de leden van de VVD-fractie
hoe de inzet op de laagrisicomiddelen zich verhoudt tot het gebruik en de aanpassingen
in regelgeving met betrekking tot de biostimulanten. Deze leden verwijzen hierbij
naar de eerder door het lid Lodders gestelde vragen (2019D31528). Kan de Minister aangeven hoe vaak er de afgelopen drie jaar voor toelatingsprocedures
in de Europese Unie dan wel in Nederland gebruik is gemaakt van studies uitgevoerd
in andere delen van de wereld?
De leden van de VVD-fractie lezen in de geannoteerde agenda dat er een discussie plaats
zal vinden over duurzame landbouw en de rol van koolstofvastlegging. Deze leden vragen
de Minister om een overzicht van maatregelen die in Nederland al worden ingezet en
een overzicht van maatregelen die door wet- en regelgeving gefrustreerd worden en
welke regels dat dan zijn.
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de terugkoppeling
van de bespreking rond de High Level Group suiker. Tegelijkertijd zijn deze leden
teleurgesteld over de uitkomst. Ze delen de lijn van de Minister inzake het niet ingrijpen
in de markt zodat er sneller een nieuw evenwicht kan ontstaan op de suikermarkt, maar
constateren dat de nationale derogaties voor het verbod op het gebruik van neonicotinoïden
marktverstorend werken. De oproep tot een strenge toetsing en om op te treden (ook
mondiaal) bij concurrentieverstoring door ongeoorloofde subsidiëring van suikerproductie
en -export, lijkt bij een constatering van Nederland te blijven. Welke concrete stappen
worden hier gezet? Welke concrete voorbeelden zijn aan de orde gesteld? Welke opvolging
en terugkoppeling is gevraagd?
De gedachtewisseling over de toekomst van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB)
baart de leden van de VVD-fractie ook zorgen. Deze leden vinden het belangrijk dat
op Europees niveau wordt ingezet om het ambitieniveau te behalen. Dit is belangrijk
voor een gelijk speelveld. De inzet van de Minister om ecoregelingen op te nemen in
het Nationaal Strategisch Plan (NSP) kan helpen, mits daar ook een gelijke beoordeling
door de EC plaats zal vinden. Kan de Minister een inschatting geven van hoe deze gedachtewisseling
verder zal gaan?
Tot slot hebben de leden van de VVD-fractie nog een vraag over het Mercosur-handelsakkoord.
De Minister heeft haar zorgen geuit over de gevolgen van het Mercosur-akkoord. Kan
de Minister aangeven of de monitoring alleen ziet op de EU-standaarden? Zijn dit de
standaarden voor het eindproduct of wordt er ook gemonitord over het productieproces?
Zo nee, is de Minister bereid om te bepleiten dat ook het productieproces van begin
tot eind wordt gemonitord? Zo nee, waarom niet? Kan de Minister aangeven wanneer het
lopende impactassessment wordt afgerond?
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de
informele Landbouw- en Visserijraad van 22 tot en met 24 september. Deze leden hebben
hierover enkele vragen.
De leden van de CDA-fractie lezen dat er gesproken wordt over de rol van het GLB bij
koolstofvastlegging. Deze leden zien mogelijkheden voor CO2-reductie door koolstofvastlegging in de landbouw als daar goede verdienmogelijkheden
tegenover staan. Wordt er gekeken naar het ondersteunen van de landbouw voor het opzetten
van systemen om het mogelijk te maken dat landbouwers de vastlegging van koolstof
in de bodem te gelde kunnen maken buiten het GLB, ter compensatie of anderszins? Lopen
daarover gesprekken, ook met andere sectoren waarvoor deze koolstofvastlegging als
compensatie zou kunnen fungeren? Zo nee, bent u daartoe bereid?
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de
Informele Landbouw- en Visserijraad van 22 tot en 24 september en gelezen dat er geen
ontwikkelingen zijn op het GLB. Wanneer verwacht de Minister dat de volgende stappen
worden gezet? En kan de Minister een tijdsindicatie geven van de implementatie van
het nieuwe GLB?
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het verslag van de Landbouw-
en Visserijraad van 15 juli 2019 en hebben hier nog enkele vragen over. Deze leden
zijn verheugd te lezen dat er in de Europese Commissie een discussie is gestart over
het transport van dieren in de warme maanden. Toch zijn zij van mening dat de temperatuur
van 30 graden Celsius nog steeds te hoog is voor het transporteren van dieren. Wat
is de inzet van de Minister geweest tijdens deze discussie? Wat is volgens de Minister
een temperatuur waarbij dieren op een veilige en diervriendelijke manier vervoerd
mogen worden en op welke wetenschappelijke bronnen baseert zij dit? En welke lidstaten
gaven geen bijval aan de oproep van de commissie om deze transporten niet meer toe
te staat?
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben nog altijd ernstige zorgen over
automatische, ofwel «procedurele» verlenging van pesticiden als de toelating van die
pesticiden eigenlijk is verstreken. Deze zorgen zijn naar aanleiding van de laatste
brief van de Minister over de agenda van het Standing Committee on Plants, Animals,
Food and Feed (SCoPAFF) nog verder toegenomen.
Voortdurend wordt er tijdens de overleggen binnen SCoPAFF ingestemd met voorstellen
van de Europese Commissie voor de procedurele verlenging van werkzame stoffen. Stoffen
die mogelijk gevaarlijk zijn voor de menselijke gezondheid of voor de biodiversiteit,
maar ook stoffen waarvan allang bekend is dat deze gevaarlijk zijn, worden op deze
manier jarenlang op de markt gehouden zonder dat er opnieuw wordt getoetst of dit
wel veilig of verantwoord is. Dit terwijl het uitvoeren van een wetenschappelijke
veiligheidstoets voordat het besluit wordt genomen om de stof al dan niet toe te staan,
wettelijk is voorgeschreven. Als deze toets zou zijn uitgevoerd, zou een deel van
deze stoffen direct van de markt worden gehaald. Zo is de stof thiacloprid, een neonicotinoïde,
nu al vier keer procedureel verlengd, terwijl afgelopen maanden bleek dat deze stof
in de natuur 2.500 keer schadelijker is voor onder andere waterdieren dan al bekend
was. Al die tijd wordt dit middel gebruikt, met alle schadelijke gevolgen van dien.
Recenter nog bleek uit Canadees onderzoek dat neonicotinoïden niet alleen schadelijk
zijn voor bijen, maar ook voor trekvogels. Als trekvogels deze stoffen binnenkrijgen,
verliezen ze lichaamsgewicht en kracht en vertrekken later dan hun soortgenoten naar
broedgebieden. Alle neonicotinoïden moeten direct van de markt, vinden de leden van
de Partij voor de Dieren-fractie. Door de toelating van deze stoffen ongezien te verlengen,
wordt welbewust grote schade aangebracht aan de biodiversiteit.
In 2018 riep het Europees parlement de Europese Commissie op om te stoppen met het
ongezien verlengen van (mogelijk) gevaarlijke stoffen en onmiddellijk een verbod in
te stellen op stoffen die niet aan de veiligheidscriteria voldoen. Kort daarop sprak
ook de Tweede Kamer zich uit tegen de procedurele verlengingen en riep de Minister
op om tegen voorstellen van de Europese Commissie te stemmen voor de automatische
(«procedurele») verlenging van toelatingen van stoffen waarvan bekend is dat ze een
grote bedreiging vormen voor de biodiversiteit (in het bijzonder bijen en hommels)
of die kankerverwekkend, mutageen, hormoonverstorend en/of giftig voor de voortplanting
zijn (aangenomen motie-Ouwehand, Kamerstuk 21 501-32, nr. 1176). Ondanks deze aangenomen motie, stemt de Nederlandse delegatie nog altijd in met
de procedurele verlengingen van grote aantallen gevaarlijke stoffen.
In haar brief van 11 juli schreef de Minister dat zij wederom zou instemmen met een
voorstel van de Europese Commissie voor de procedurele verlenging van een pakket met
29 werkzame stoffen. Met een stemverklaring zou ze zich verzetten tegen de verlenging
van één stof in dit pakket (difenoconazool), vanwege de wens van de Kamer om azolen
(middelen om schimmels te bestrijden die resistentie in de hand werken) van de markt
te weren. De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben een aantal vragen en
opmerkingen over deze brief van de Minister en haar stemgedrag in SCoPAFF. Heeft de
Minister ook gezien dat de agenda van het SCoPAFF-overleg op 16 en 17 juli 2019 is
aangemaakt op 25 juni 2019 en op die dag ook voor het laatst is gewijzigd? Wanneer
heeft het ministerie deze agenda ontvangen? Heeft de Minister overwogen om de agenda
voor het zomerreces aan de Kamer te sturen, zodat deze nog kon worden besproken? Zo
ja, waarom heeft zij besloten om dit niet te doen? Wat heeft de Minister tot nu toe
bereikt met haar «verzet» tegen de procedurele verlenging van gevaarlijke stoffen
door na een stemverklaring alsnog in te stemmen met de verlenging? Deelt de Minister
de mening dat dit een puur symbolisch, compleet tandeloos signaal is als zij vervolgens
alsnog instemt? Wat heeft de Minister tot nu toe bereikt met haar pleidooi binnen
SCoPAFF om niet meer over pakketten maar apart over de procedurele verlenging van
werkzame stoffen te stemmen? Welke lidstaten steunen dit pleidooi en welke niet?
Op de agenda van het betreffende SCoPAFF-overleg zagen de leden van de Partij voor
de Dieren-fractie dat er naast de stof difenoconazool nog acht stoffen stonden die
ofwel hormoonverstorend zijn, ofwel toxisch, persistent of bioaccumulatief. Het gaat
om de stoffen chlorotoluron, cypermethrin, diflufenican, fludioxonil, flufenacet,
lenacil, nicosulfuron en triflusulfuron. Kan de Minister bevestigen dat de stoffen
chlorotoluron, triflusulfuron, lenacil en cypermethrin als hormoonverstorend moeten
worden gezien? Zo ja, waarom heeft zij, tegen de wens van de Kamer in, ingestemd met
de verlenging van deze stoffen, zelfs zonder de minimale stemverklaring af te leggen?
Kan de Minister bevestigen dat de stoffen diflufenican, fludioxonil, flufenacet en
nicosulfuron toxisch, persistent of bioaccumulatief zijn en dat procedurele verlenging
zonder veiligheidstoets zeer onwenselijk is? Als 8 van de 29 stoffen in een pakket
serieuze gevaren vormen voor de biodiversiteit of de menselijke gezondheid; vindt
de Minister het dan nog steeds verantwoord om in te stemmen met het procedureel verlengen
van de toelating van het hele pakket?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde
agenda voor de komende informele Landbouwraad. Deze leden hebben nog een vraag. Niet
alleen het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid maar ook de Nitraatrichtlijn is van belang
voor de koolstofvastlegging in landbouwbodems. Zij vinden het van belang dat in de
Nitraatrichtlijn en het onderliggende beleid meer ruimte wordt geboden voor vervanging
van kunstmest door dierlijke mest. Dit kan bijdragen aan koolstofvastlegging in de
bodem. Is de Minister bereid dit aspect mee te nemen in haar inbreng bij de komende
Landbouwraad?
II. Antwoord / Reactie van de Minister
III. Volledige agenda
Geannoteerde Agenda Informele Landbouwraad van 22-24 september 2019. Kamerstuk 21 501-32, nr. 1196 – Brief regering d.d. 12-09-2019, Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
C.J. Schouten.
Verslag van de Landbouw- en Visserijraad van 15 juli 2019. Kamerstuk 21 501-32, nr. 1195 – Brief regering d.d. 12-09-2019, Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
C.J. Schouten.
Kwartaalrapportage lopende EU-wetgevingshandelingen LNV. Kamerstuk 22 112, nr. 2814 – Brief regering d.d. 09-07-2019, Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
C.J. Schouten.
SCoPAFF gewasbeschermingsmiddelen 16 en 17 juli 2019. Kamerstuk 27 858, nr. 482 – Brief regering d.d. 11-07-2019, Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
C.J. Schouten.
Bijenrichtsnoer. Kamerstuk 27 858, nr. 479 – Brief regering d.d. 04-07-2019, Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
C.J. Schouten.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.H. Kuiken, voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit -
Mede ondertekenaar
F.C.G. Goorden, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.