Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag schriftelijk overleg over de beleidsdoorlichting BIT 2017-2018 (Kamerstuk 30985-34)
2019D35491 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken heeft enkele vragen en opmerkingen over
de brief van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van
8 juli 2019 inzake de beleidsdoorlichting BIT 2017–2018 (Kamerstuk 30 985, nr. 34)
De voorzitter van de commissie, Ziengs
De griffier van de commissie, Roovers
Beleidsdoorlichting Bureau ICT-toetsing (BIT) 2017–2018 (Kamerstuk 30 985, nr. 34)
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief met
daarin de opzet en vraagstelling voor de beleidsvoorlichting BIT (Kamerstuk 30 985, nr. 34). Zij danken de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voor
deze nadere informatie. De leden van de VVD-fractie willen graag nog een aantal vragen
stellen.
De VVD-fractie is positief gestemd dat de beleidsdoorlichting naar voren is gehaald
en voor het einde van dit jaar wordt afgerond gezien de urgentie van het onderwerp
dat de beleidsdoorlichting betreft. Betekent dit ook dat er aan het einde van het
jaar een standpunt over eventuele continuering van het BIT naar de Kamer komt, alsmede
over organisatorische ophanging en de governance daarvan? Of zal dat later zijn? Zo
ja, wanneer? Ook wordt in de brief het onderzoek naar aanleiding van de motie Middendorp
(Kamerstuk 35 000 VII, nr. 34) genoemd. Wanneer komt het kabinet met een reactie op het voorstel van het lid Middendorp
voor een rijksinspectie digitalisering? Deelt u de mening dat een rijksinspectie digitalisering,
zoals bedoeld in de motie Middendorp, geheel los zou moeten gaan werken van het Bureau
ICT- toetsing dat immers een toezichtfunctie heeft? Graag ontvangen de leden van de
VVD-fractie een nadere uitleg.
In juli is de motie Middendorp c.s. (Kamerstuk 22 643, nr. 612) over de scenario’s van de positionering van het BIT aangenomen in de Kamer. De motie
roept op om de scenario’s voor Prinsjesdag 2019 te delen met de Kamer. Wanneer kan
de Kamer de scenario’s ontvangen? Graag ontvangen de leden van de VVD-fractie een
nadere uitleg. Valt onder de genoemde onderzoeksvragen voor de beleidsdoorlichting
ook (1) de onafhankelijkheid van het BIT? (2) de mogelijkheden mensen aan te trekken
(bemensing)? (3) alsmede de toegang die de Kamer heeft tot het BIT? Zo ja, waar vallen
die onderwerpen in de vier genoemde centrale onderzoeksvragen? Zo nee, zouden die
toegevoegd kunnen worden?
Het doel van de beleidsdoorlichting is de doeltreffendheid en doelmatigheid te onderzoeken
van het BIT in de periode 2017–2018. Op basis van de beleidstheorie worden de beleidsinstrumenten
geanalyseerd. De Staatssecretaris wil op basis hiervan uitspraken doen over de doelmatigheid
en doeltreffendheid inclusief de organisatorische ophanging en het governance stelsel.
De leden van de VVD-fractie hebben belangstelling voor de discussie over de organisatorische
ophanging en het governance stelsel. Op basis van welke (nieuwe) informatie zal er
gekeken worden naar de organisatorische ophanging en het governance stelsel en hoe
wordt deze informatie verkregen. Graag ontvangen de leden van de VVD-fractie een nadere
toelichting.
De leden van de VVD-fractie hebben kennis genomen van de verschillende leden die deel
uitmaken van de begeleidingscommissie die de kwaliteit en voortgang van de doorlichting
bewaakt. Van de begeleidingscommissie maken externe leden geen deel uit. De leden
van de VVD-fractie ontvangen graag een motivatie van deze keuze.
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van opzet en vraagstelling
van de beleidsdoorlichting BIT 2017–2018. Deze leden hebben een vraag over de samenstelling
van de begeleidingscommissie die de kwaliteit en de voortgang van de doorlichting
bewaakt.
Acht de Staatssecretaris het opportuun om, gezien de recente berichtgeving over de
vermeende druk op de onafhankelijkheid van het BIT en het door hem in het Kamerdebat
op 10 september, inzake het ongevraagd advies van de Raad van State inzake de digitale
overheid, aangegeven feit dat er op ministeries kritisch wordt gereageerd op de soms
ingrijpende adviezen van het BIT, de begeleidingscommissie van het onderzoek overwegend
te laten bestaan uit vertegenwoordigers van diverse ministeries?
Deelt de Staatssecretaris de mening dat, gezien de omstandigheden, de begeleidingscommissie
voor de beleidsdoorlichting overwegend zou moeten bestaan uit externen? Zo ja, is
hij bereid (alsnog) de bemensing van de begeleidingscommissie daarop aan te passen?
Zo nee, waarom niet?
De leden van de D66-fractie hebben met gemengde gevoelens kennis genomen van de brief
«Beleidsdoorlichting BIT» die de Staatssecretaris de Kamer toegezonden heeft. Deze
leden zijn van mening dat het Bureau ICT-toetsing (BIT) een zeer waardevolle speler
is die in zijn vrij korte bestaan zeer nuttige bijdragen heeft geleverd aan ICT-projecten
bij de overheid. Deze leden zijn sterk overtuigd van nut en noodzaak van het BIT.
De berichtgeving de afgelopen weken in de media doet de vraag rijzen of deze opvatting
binnen de rijksoverheid breed gedeeld wordt. Kan de Staatssecretaris deze vraag beantwoorden?
De leden van de D66-fractie vinden dit zorgelijk: het BIT moet ongestoord haar werk
kunnen doen. Deze leden hebben nog enkele vragen over de gang van zaken rondom het
instellen van de beleidsdoorlichting.
De leden van de D66-fractie lezen (in brief met Kamerstuk 26 643, nr. 603) dat bij de Staatssecretaris zorgen leven over de representativiteit van het onderzoek
dat door onderzoeksbureau Andersson Elffers Felix (AEF) is uitgevoerd als externe
evaluatie van het BIT. Dit onderzoek is lovend over het BIT. AEF sprak met ambtenaren
die samen betrokken zijn bij 68% van de projecten die het BIT in de twee jaar daarvoor
heeft onderzocht. Kan de Staatssecretaris zijn besluit nader toelichten waarom hij
de externe evaluatie van AEF niet representatief vond? Kan de Staatssecretaris toelichten
waarom hij in zijn brief (Kamerstuk 26 643, nr. 603) schrijft dat de toezichtraad BIT de zorgen van de Staatssecretaris deelt over de
balans in de samenstelling van de interviewlijst, terwijl in de brief van de Toezichtraad
BIT staat dat «de Toezichtraad hecht eraan te benadrukken dat zij volledig staat achter
de onderzoeksmethode zoals is toegepast door AEF tijdens het uitgevoerde onafhankelijk
onderzoek en dit onderzoek als representatief beoordeeld»?
Kan de Staatssecretaris nader toelichten wat hij bedoelt met «Mijn zorg richt zich
met name op het beperkt aantal geïnterviewden uit het veld zelf»? Verwacht de Staatssecretaris
andere uitkomsten «uit het veld»? Waarom is er nog een onderzoek nodig? In het artikel
in de NRC (van 4 september 2019, «Ministerie vindt toezichthouder ict te kritisch»),
wordt beschreven dat vanuit de ambtelijke top kritiek was op de «te positieve» evaluatie
en dat er, mede op basis van een interne nota, daarom besloten wordt om «eigen onderzoek»
uit te voeren. Herkent de Staatssecretaris zich in deze geschetste gang van zaken?
Zo nee, kan hij hier dan stevig afstand van nemen en zijn argument om tóch eigen onderzoek
te gaan doen nader onderbouwen?
Volgens de berichtgeving in de NRC is er tevens naar aanleiding van dit besluit van
de Staatssecretaris om een eigen evaluatie uit te gaan voeren een lid van de Toezichtraad
opgestapt. Wat is de reactie van de Staatssecretaris hierop?
Daarnaast vragen de leden van de D66-fractie zich af waarom de Staatssecretaris ten
tijde van de brief van 29 maart (Kamerstuk 26 643, nr. 603) de begeleidende brief van de toezichtraad waarin hij onder andere uitlegt dat het
onderzoek van AEF wel representatief was en de verdere visie op het onderzoek deelt,
deze niet naar de Kamer is gestuurd, waarna de toezichtraad dit uiteindelijk maar
zelf deed?
Kan de Staatssecretaris reageren op de brief van de toezichtraad aan de Tweede Kamer
waarin de toezichtraad haar grote teleurstelling uitspreekt over de wijze waarop door
BZK omgegaan wordt met het onafhankelijke AEF rapport?
Wordt er inmiddels haast gemaakt met de procedure voor het werven van een nieuw Hoofd
BIT, waarover de toezichtraad haar zorgen uit?
Ook merken de leden van de D66-fractie het volgende op. De ingestelde beleidsdoorlichting
wordt uitgevoerd door het consultancybureau Twynstra Gudde. NRC bericht dat het onderzoek
geleid wordt door personen die de afgelopen jaren betrokken waren bij ict-projecten
voor de overheid en te maken hadden met kritische BIT-rapporten. Is deze bewering
correct? Kan de Staatssecretaris toelichten waarom juist voor dit bureau en deze personen
gekozen is? Is de Staatssecretaris van mening dat dit gegeven de onafhankelijkheid
van het onderzoek kan beïnvloeden?
Tot slot vragen de leden van de D66-fractie of de Staatssecretaris de onderzoeksopzet
van de beleidsdoorlichting naar de Kamer wil sturen? Wordt bij dit onderzoek ook de
huidige positionering/ophanging van het BIT binnen BZK meegenomen?
De leden van de fractie van de SP hebben kennis genomen van de opzet voor de beleidsdoorlichting
van het Bureau ICT-toetsing en hebben hierover nog enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de fractie van de SP maken zich zorgen over het BIT, na berichten in
de media over tegenwerking van het bureau door ambtenaren van het ministerie. Dat
heeft ook gevolgen voor de betrouwbaarheid van de beleidsdoorlichting. Hoe kunnen
de genoemde leden vertrouwen op een correcte beleidsdoorlichting als er bij deze doorlichting
ook ambtenaren betrokken zijn van 3 ministeries? Kan de Staatssecretaris hierop ingaan?
Heeft het kabinet nagedacht over een onafhankelijk lid in de begeleidingscommissie?
Zo nee, waarom niet?
Verder lezen de leden van de SP-fractie dat één van de doelen van de beleidsdoorlichting
het vergroten en verankeren van de ICT-taakvolwassenheid is. Kan een voorbeeld worden
genoemd van ICT-taakpuberteit? Kan er nader toegelicht worden wat met deze ICT-taakvolwassenheid
wordt bedoeld?
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E. Ziengs, voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
C.J.M. Roovers, griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.