Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda Energieraad 24 september 2019 (Kamerstuk 21501-33-773)
2019D34625 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft een aantal vragen en opmerkingen
aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat voorgelegd over de geannoteerde agenda
voor de Energieraad (formeel) van 24 september 2019 (Kamerstuk 21 501-33, nr. 773), het Verslag van de Energieraad van 25 juni 2019 (Kamerstuk 21 501-33, nr. 772) en de antwoorden op vragen van de commissie over de geannoteerde agenda van de Energieraad
van 25 juni 2019 (Kamerstuk 21 501-33, nr. 767).
De voorzitter van de commissie, Diks
De adjunct-griffier van de commissie, Kruithof
Inhoudsopgave
Blz.
I
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
II
Antwoord / Reactie van de Minister
6
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de
formele Energieraad die op 24 september 2019 plaatsvindt. Deze leden hebben hierover
nog enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de VVD-fractie zijn blij dat uit de concept Nationaal Energie- en Klimaatplannen
(INEK’s) blijkt dat het Europese CO2-reductiedoel van ten minste 40% in 2030 binnen bereik is. Echter, uit het totaalbeeld
blijkt ook dat de Europese 2030-doelstellingen voor het aandeel hernieuwbare energie
en energie-efficiëntie nog niet in zicht zijn. Kan de Minister in het kader van het
belang van beleidssamenhang tussen de lidstaten, het totaalbeeld van de concept-INEK’s
per lidstaat uit splitsen? Kan de Minister in dit kader ook een overzicht geven van
alle in de Europese Unie (EU) bestaande joint-programs tussen lidstaten waarbij zij
samenwerken op het gebied van hernieuwbare energie pas basis van de Renewable Energy
Directive?
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Minister aangeeft dat onder andere waterstof,
« «carbon capture and storage» en wind op zee belangrijke onderdelen zullen zijn voor
Nederland tijdens de nog te voeren beleidsdiscussie over kansrijke technologieën voor
de energietransitie richting 2030 en 2050 in de Europese Raad. Ziet de Minister, gezien
het belang van constante energiebronnen, mogelijkheden om kernenergie en geothermie
te betrekken bij de beleidsdiscussie? Kan de Minister hierbij aangeven wat de bevoegdheden
op het gebied van kernenergie zijn? Zijn er bijvoorbeeld afspraken over kernenergie,
zoals deze er ook zijn voor hernieuwbare energie op basis van de Renewable Energy
Directive?
De leden van de VVD-fractie hebben vernomen dat sectoren die niet onder het Europese
Emissions Trading System (ETS) vallen en dan met name transport, gebouwde omgeving
en landgebruik achter blijven in het behalen van het Europese CO2-reductiedoel voor 2030. Kan de Minister aangeven welke mogelijkheden hij ziet om
in Europees verband deze sectoren meer aan te haken?
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de
Energieraad van 24 september 2019. Hierover hebben deze leden enkele vragen.
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister om, mede gezien de nieuwe Europese
Commissie, het Europese proces te schetsen, hoe de discussie gevoerd gaat worden over
het verhogen van de Europese reductiedoelstelling voor 2030 en op welke termijn de
Europese Commissie hiertoe met een voorstel zou kunnen komen. Deze leden vragen hoe
de gesprekken hierover op dit moment lopen, ook met andere Europese lidstaten en in
het bijzonder Duitsland. Is er een mechanisme dat ervoor zorgt dat de INEK’s eventueel
door de lidstaten moeten worden aangepast aan een hogere reductiedoelstelling?
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de documenten ten
behoeve van de Energieraad en hebben nog enkele vragen.
De leden van de D66-fractie vragen de Minister om bij de gedachtewisseling over de
ingediende energie- en klimaatplannen ook aandacht te vragen voor het belang van het
opnemen van internationale samenwerking op bijvoorbeeld elektriciteitsnetten en energieprojecten
in deze plannen.
De leden van de D66-fractie vragen naar het tijdspad voor de afronding van de definitieve
Nederlandse INEK.
De leden van de D66-fractie vragen of de Minister in de gesprekken met de Duitse bondskanselier
Duitsland heeft uitgenodigd om onderdeel te worden van de kopgroep van EU-lidstaten
die zich richt op het verhogen van de EU-ambitie? Deze leden vragen de Minister om
toelichting op zijn inzet voor het volgende overleg met de Duitse overheid dat in
oktober plaats zal vinden.
De leden van de D66-fractie vragen de Minister naar de verwachtingen van het Fins
voorzitterschap op het gebied van klimaatbeleid en op welke onderwerpen vooruitgang
geboekt zou kunnen worden in het komend half jaar.
De leden van de D66-fractie lezen in de geannoteerde agenda dat op het onderwerp van
waterstof een discussie wordt gevoerd over de inzet van blauwe versus groene waterstof,
wat wordt bedoeld met versus? Tevens zijn de leden benieuwd naar hoe de Minister de
mening beoordeelt van lidstaten die niet willen dat groene waterstof wordt ingezet
als excuus voor de uitbreiding van de gasinfrastructuur.
De leden van de D66-fractie vragen de Minister aan welke benodigde instrumenten gedacht
wordt bij de discussie over CO2-opslag. Wat is het verwachte krachtenveld met andere lidstaten op dit onderwerp?
De leden van de D66-fractie vragen de Minister hoe andere lidstaten (met name Duitsland
en Denemarken) aankijken tegen de North Sea Wind Power Hub en op welke termijn de
Minister Europese actie en samenwerking op dit onderwerp verwacht, gezien de urgentie
van de beperkte netcapaciteit in Noord-Nederland.
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie lezen in de negen aanbevelingen1 van de Europese Commissie op basis van de Nederlandse concept-INEK dat de Nederlandse
plannen onvoldoende concreet en meetbaar zijn. Zo moet er duidelijker worden gemaakt
welke investeringen noodzakelijk zijn, moeten de plannen voor het uitfaseren van subsidies
voor fossiele brandstoffen duidelijk worden gemaakt en moeten de innovatiedoelen meetbaar
worden gemaakt. Kan de Minister op alle negen aanbevelingen afzonderlijk ingaan, waarbij
de Minister ook aangeeft hoe het INEK zal worden aangepast? Wat is het tijdspad van
de afronding van de definitieve versie van het Nederlandse INEK? Wat zijn de verwachtingen
omtrent het aanvullend beleid van alle INEK’s, gezien de geconstateerde tekorten in
de concept-INEK’s? Wat gaat de Europese Commissie gaat doen om te borgen dat de doelstellingen
wel gehaald worden?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen wat de stand van zaken is van de heronderhandelingen
rondom het Energy Charter Treaty. In het debat over de kabinetsappreciatie hoofdlijnen
klimaatakkoord op 31 oktober 2018 vertelde de Minister dat de onderhandelingen over
de herzieningen in 2019 zouden beginnen, waarbij Nederland zou pleiten voor het opnemen
van een bepaling die het recht van overheden om te reguleren om het publiek belang
te dienen.
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat enkele lidstaten niet willen dat waterstof
en hernieuwbaar gas wordt gehanteerd als excuus voor het uitbreiden van de infrastructuur
voor aardgas. Hoort Nederland bij die landen? Is Nederland nog steeds van mening dat
uitbreiden van gasinfrastructuur niet meer door de Europese Investeringsbank (EIB)
gefinancierd moet worden?
De leden van de GroenLinks-fractie zien graag een zo efficiënt mogelijke uitrol van
windenergie op zee, maar EU-wetgeving maakt hybride projecten lastig. Kan de Minister
concretiseren welke regelgeving belemmerend werkt voor hybride projecten? Welke mogelijkheden
ziet de Minister binnen de huidige regelgeving en hoe groot schat de Minister de kans
dat regelgeving veranderd zal worden?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van voorliggende agenda. Deze leden
stellen hierbij de volgende vragen.
De leden van de SP-fractie zijn verheugd dat de 40% CO2-reductie binnen Europa haalbaar lijkt. Wel blijven deze leden benadrukken dat huishoudens
niet de rekening gepresenteerd moeten krijgen. Zij vragen of het aanpassen van ETS,
bijvoorbeeld het verlagen of afschaffen ervan, een grote bijdrage zou kunnen leveren
aan de verduurzaming van de industrie.
De leden van de SP-fractie vragen hoe de aanbevelingen ten aanzien van het Nederlandse
conceptplan gaan worden opgevolgd. Deze leden vragen dit met name voor het oordeel
van de Europese Commissie dat de plannen onvoldoende concreet en niet meetbaar zouden
zijn en het feit dat er te weinig aandacht is voor de sociale kant van de transitie.
Op welke wijze wordt er op toe gezien dat ook de doelen aandeel hernieuwbare energie
en energie-efficiëntie worden gehaald? Hoe worden achterblijvende lidstaten er toe
bewogen hun aandeel te leveren? Hetzelfde vragen deze leden ten aanzien van de aangescherpte
ambitie om tegen 2050 klimaatneutraal te zijn.
De leden van de SP-fractie stellen vast dat de Europese Commissie lidstaten oproept
kritisch naar de eigen doelen te kijken. Neemt de Minister daar de rechtvaardigheid
voor inwoners in mee? Deze leden zijn bijvoorbeeld van mening dat Carbon Capture and
Storage (CCS) de oorzaak van CO2-uitstoot niet aanpakt. Verduurzaming van de industrie moet veel hoger op de agenda
staan. Wanneer de industrie volop inzet op verduurzaming, zullen ook inwoners makkelijker
overgaan op duurzame energie. Het gevoel dat alleen zij de rekening betalen zal dan
afnemen. Gaat de Minister dit kritische geluid laten horen in Europa?
De leden van de SP-fractie onderschrijven het belang van wind op zee. Deze leden blijven
echter van mening dat het teveel geregeld wordt door bedrijven. Een publieke aanpak
maakt dat gemaakte winsten terugvloeien in de samenleving, die vervolgens weer geïnvesteerd
zouden kunnen worden in het verduurzamen van woningen. Verder vragen deze leden op
welke wijze wordt voorkomen dat verdere interconnectie ten koste gaat van kleine lokale
duurzame projecten. Deze ondervinden immers nu al grote probleem wegens gebrek aan
capaciteit.
De leden van de SP-fractie vragen afsluitend de wens van de premier om de Europese
portefeuille klimaat en energie aan Nederland te geven toe te lichten. Op welke wijze
wil Nederland het klimaatbeleid van de Europese Unie vorm gaan geven?
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie
De leden van de PvdD-fractie hebben kennis genomen van de stukken en hebben daarover
nog de nodige kritische vragen en opmerkingen.
Met betrekking tot de definitieve Integrale Nationale Energie- en Klimaatplannen (INEK),
schrijft de Minister dat de Nederlandse doelstellingen voor 2030 als voldoende worden
beoordeeld. Daar valt volgens de leden van de PvdD-fractie wel het nodige op af de
dingen. Het valt deze leden bijvoorbeeld op dat de Minister dit niet in de context
plaatst van de boterzachte wijze waarop Nederland deze doelen heeft geformuleerd in
de uitgeklede Klimaatwet. Door het Nederlandse doel voor 2030 te formuleren als boterzacht
«streven» naar 49%, expliciet niet afdwingbaar bij de rechter, wordt een «business
as usual-scenario» nog steeds gefaciliteerd. Ook werden concrete instrumenten zoals
een koolstofbudget uit de wet gesloopt en dreigt Nederland volop te gaan leunen op
CCS en biomassa.
De leden van de PvdD-fractie wijzen keer op keer op de schadelijke gevolgen van deze
koers. De subsidies voor CCS zullen de ontwikkelingen van echt duurzame technieken
in de weg staan en de kortzichtige maar grootschalige claim op biomassa en biobrandstoffen
zal de wereldwijde boskap enkel doen versnellen. Is de Minister bereid om bij zijn
Europese collega’s de waarschuwing af te geven voor de nadelige effecten van de overmatige
Nederlandse claim op biomassa? Zo nee, waarom niet? Gaat de Minister in Europa een
toelichting geven op de bezwaren bij het subsidiëren van CCS? Zo nee, waarom niet?
Hoe gaat de Minister de aanbevelingen van de Europese Commissie vorm geven met betrekking
tot het INEK?
De leden van de PvdD-fractie wijzen erop dat zij voor écht ambitieus klimaatbeleid
helaas nog altijd naar het buitenland moeten kijken. Tijdens het meest recente algemeen
overleg Klimaat en Energie (4 september 2019) vroegen zij al naar een reactie op het
Deense plan om in 2030 een juridisch bindend CO2-reductiedoel van 70% te hanteren. Dat is pas ambitie, vinden deze leden. Helaas bleef
een reactie van de Minister uit, waardoor de indruk werd gewekt dat de regering zich
niet laat inspireren door de daadwerkelijke Europese koplopers. Klopt dat? Erkent
de Minister dat we moeten leren van ervaringen van de Europese koplopers zoals Denemarken?
Zo nee, waarom niet? Wat zijn de lessen die de Minister trekt uit de Deense voorstellen?
De leden van de PvdD-fractie vragen de Minister om tijdens de aankomende Energieraad
bij de Deense vertegenwoordiging te informeren naar de afwegingen achter dit 70%-doel
voor 2030. Is de Minister bereid om dit te doen en de Kamer daarover op korte termijn
te informeren?
II Antwoord / Reactie van de Minister
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
L.I. Diks, voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat -
Mede ondertekenaar
L.N. Kruithof, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.