Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over het ontwerp Structuurvisie MIRT-Verkenning Corridor Amsterdam-Hoorn (Kamerstuk 35239-1)
2019D34300 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat hebben verschillende fracties
de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister van Infrastructuur
en Waterstaat over de Ontwerp-Structuurvisie Corridor MIRT-Verkenning Amsterdam-Hoorn
(Kamerstuk 35 239, nr. 1).
De voorzitter van de commissie, Agnes Mulder
De adjunct-griffier van de commissie, Rijkers
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Inhoudsopgave
Blz.
Inleiding
2
Participatie
2
Programma Aanpak Stikstof
3
Openbaar vervoer
4
Inleiding
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de Ontwerp-Structuurvisie
MIRT-verkenning Corridor Amsterdam-Hoorn (hierna: de Ontwerp-Structuurvisie) en hebben
hierover geen vragen of opmerkingen.
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de Ontwerp-Structuurvisie.
Deze leden hebben de volgende vragen.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van de stukken en hebben hier
enkele vragen en opmerkingen bij.
Participatie
De leden van de CDA-fractie lezen in de Ontwerp-Structuurvisie dat de corridor Amsterdam-Hoorn
een scheve woon-werkbalans kent. Deze leden zijn benieuwd hoe hier rekening mee is
gehouden in de voorkeursbeslissing. Deze leden lezen dat het voorkeursalternatief 5a
«positief» scoorde op het aspect verkeersveiligheid in het PlanMER (milieueffectrapport).
Combipakket 4 en 5 scoorden beter met «duidelijk positief». Kan de Minister aangeven
in hoeverre dit heeft meegewogen in het bepalen van het voorkeursalternatief en welke
risico’s er zijn nu het voorkeursalternatief «positief» scoort? Ook lezen deze leden
dat er 27 individuele zienswijzen zijn ingediend, waarbij onder andere zorgen zijn
geuit over de verkeersveiligheid. Kan de Minister aangeven wat deze zorgen precies
zijn en hoe tegemoet is gekomen aan deze zorgen? Deze leden lezen dat in de verschillende
fasen van het proces vele participanten in verschillende samenstellingen zijn betrokken.
Welke kansen en risico’s kwamen hierbij het meest naar voren en hoe zijn deze kansen
en risico’s betrokken in het verdere proces? Kan de Minister aangeven hoe groot het
draagvlak in de regio is voor het voorkeursalternatief en of het voorkeursalternatief
bij de participanten ook het meeste draagvlak had?
De leden van de CDA-fractie hebben begrepen dat de gemeenteraad van Hoorn heeft besloten
tot het uitvoeren van een geluidstechnisch onderzoek naar de A7. Hoe kijkt de Minister
aan tegen het aanbrengen van geluidswerende maatregelen? Kijkt Rijkswaterstaat hier
serieus naar? Klopt het dat Rijkswaterstaat dit gedeelte van de weg niet als nieuwbouw
beschouwd, waardoor zij geen verdere invulling zal geven aan een geluidsscherm? Is
het echter niet zo dat de A7 weldegelijk een onderdeel is van de nieuwe route van
Enkhuizen richting Alkmaar middels de nieuwe Westfrisiaweg? Hoe staat de Minister
in deze discussie? Kan de Minister aangeven of er goed contact is tussen Rijkswaterstaat
en gemeente Hoorn hierover en kan de Minister aangeven wat haar verwachting is dat
de uitkomst zal zijn van dit contact?
De leden van de CDA-fractie begrijpen dat in de regio de wens leeft tot het aanleggen
van spitsstroken tussen de afslag Avenhorn en de afslag Purmerend-Noord. Kan de Minister
aangeven waarom dit niet is meegenomen in de corridorstudie? Wordt hier in de toekomst
nog wel naar gekeken? Zo ja, wanneer? Zo nee, waarom niet?
De leden van de CDA-fractie lezen in de Ontwerp-Structuurvisie dat de Hoornse Lijn
(de spoorverbinding tussen Enkhuizen, Hoorn, Zaandam en Amsterdam) in het verleden
jarenlang in de top drie van klachtenlijnen heeft gestaan. Aangegeven wordt dat vanaf
de invoering van de dienstregeling van 2017 de problemen fors zijn verminderd.
Deze leden hebben begrepen dat een werkgroep opgericht wordt voor het spoor in dit
gebied en dat deze in 2021 met concrete voorstellen komt. Klopt dit? Zo ja, waarom
pas in 2021? Deze leden zijn benieuwd of in de MIRT-Verkenning is bezien of een verdubbeling
van het spoor tussen Hoorn Kersenboogerd en Enkhuizen wenselijk en reëel is om aan
de ontwikkelingen en opgaven in de regio te voldoen. Zo ja, wat waren de resultaten
van deze analyse? Zo nee, waarom is hier niet naar gekeken? Deze leden lezen dat een
verlenging van het keerspoor bij Hoorn Kersenboogerd niet meer nodig is. Kan de Minister
aangeven hoe het staat met de studie van de gemeente Hoorn in samenspraak met omwonenden
en Nederlandse Spoorwegen (NS) over milieumaatregelen rondom het keerspoor?
De leden van de CDA-fractie lezen dat het voorkeursalternatief bestaat uit verschillende
onderdelen waar verschillende partijen bevoegd en/of verantwoordelijk voor zijn. Kan
de Minister schetsen hoe in de afspraken in de Bestuurlijke Overeenkomst MIRT (Meerjarenprogramma
Infrastructuur, Ruimte en Transport)-Verkenning Corridor Amsterdam-Hoorn wordt geborgd
dat voldoende regie blijft bestaan tussen de verschillende onderdelen? Deze leden
lezen dat het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat en de andere partijen afspreken
dat bij onvoorziene omstandigheden in gezamenlijkheid wordt bezien op welke wijze
de balans in het totale pakket geborgd kan worden. Kan de Minister verduidelijken
wat deze afspraak precies inhoudt? Hoe zullen eventuele extra onvoorziene kosten worden
verdeeld?
De leden van de GroenLinks-fractie hebben begrepen dat er in de regio veel onvrede
was, omdat na veel participatie het Rijk uiteindelijk alsnog koos voor asfalt in plaats
van integrale duurzame oplossingen met een focus op verbetering van het openbaar vervoer
(OV). Deze leden zien graag dat duurzaamheid en leefbaarheid het kader vormen waarbinnen
bereikbaarheidsoplossingen worden gezocht. Dat voorkomt dat drukte op de weg in een
Pavlov-reactie leidt tot meer asfalt. Ook kan de samenwerking met de regio beter.
De verdeling tussen wat een rijks- of regio-opgave of een lokale opgave is, zou juist
in een corridorstudie integraal moeten worden bekeken. De knooppuntontwikkeling is
dan van groot belang, groter dan wat lokale overheden alleen aan kunnen. Juist daar
is een bijdrage van het Rijk aan een integrale oplossing van belang.
Programma Aanpak Stikstof
De leden van de CDA-fractie lezen in de brief van de Minister dat, daar in de onderbouwing
van de effecten is uitgegaan van het Programma Aanpak Stikstof (PAS), de onderbouwing
van dit deel van de Ontwerp-Structuurvisie zal moeten worden herzien. Kan de Minister
aangeven of dit tot vertraging leidt en zo ja, hoeveel vertraging? Daarnaast wordt
aangegeven dat in het vervolgproces een nadere passende beoordeling zal worden opgesteld.
De Minister geeft hierbij aan dat, indien uit deze passende beoordeling zou blijken
dat significant negatieve effecten als gevolg van stikstofdepositie niet zijn uit
te sluiten, ook niet door het treffen van mitigerende maatregelen, er een ADC-toets
zal worden doorlopen (d.w.z. het verlenen van toestemming via de uitzonderingsclausule
van artikel 6, lid 4 Habitatrichtlijn). Kan de Minister schetsen in welke mate vertraging
zal ontstaan, indien een ADC (alternatieven, dwingende redenen van openbaar belang,
compenserende maatregelen)-toets zal moeten worden doorlopen?
De leden van de CDA-fractie lezen in de begeleidende brief van de Minister dat, indien
de behandeling in de Kamer later plaatsvindt dan zeer kort na het zomerreces, dit
consequenties zal hebben voor de planning van het vaststellen van het voorkeursalternatief
en het ondertekenen van de bestuursovereenkomst met de regionale partijen. Kan de
Minister aangeven wat de uiterste deadline is dat de behandeling in de Kamer zou moeten
worden afgerond zonder dat dit tot negatieve consequenties zou leiden?
Openbaar vervoer
De leden van de GroenLinks-fractie hadden gehoopt dat er meer samenhang zou komen
met de ontwikkeling van beter OV, met name de trein. In de corridorstudie worden wel
alle modaliteiten genoemd, maar vrij snel kwam er toch weer een focus op asfalt, terwijl
de uitdagingen voor de toekomst een verdere groei van de automobiliteit eigenlijk
uitsluiten.
Tot slot valt de leden van de GroenLinks-fractie op dat veel gemeenten en regio’s
klagen dat het Rijk in eerste instantie breed kijkt, maar vrij snel focust op asfalt
en dan het oplossen van de problemen die dat geeft, zoals toename van geluidsoverlast,
overlaat aan die lokale overheden. In het vervolg wordt dan medewerking aan die oplossing
afgedwongen met een belofte van een bijdrage aan die oplossing door bijvoorbeeld het
plaatsen van geluidsschermen, maar wel onder de voorwaarde dat die lokale overheden
dat asfalt niet in de weg zullen zitten. Deze leden zijn van mening dat het Rijk niet
zo met lokale overheden en gemeenschappen dient om te gaan. Kan de Minister bevestigen
dat dit beeld onjuist is? Kan de Minister beloven dat het Rijk voortaan uit eigen
middelen een verslechtering van de lokale leefbaarheid mitigeert met passende maatregelen?
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.H. (Agnes) Mulder, voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat -
Mede ondertekenaar
J. Rijkers, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.