Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag schriftelijk overleg over beantwoording vragen commissie over de evaluatie Uitkeringsregeling Backpay en subsidieregeling collectieve erkenning Indisch en Moluks Nederland (Kamerstuk 20454-146)
2019D31269 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
In de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport bestond bij enkele fracties
behoefte een aantal vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Staatssecretaris van
Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de brief van 11 juni 2019 over de beantwoording
van vragen van de commissie over de evaluatie Uitkeringsregeling Backpay en de subsidieregeling
collectieve erkenning Indisch en Moluks Nederland (Kamerstuk 20 454, nr. 146).
De voorzitter van de commissie, Lodders
De adjunct-griffier van de commissie, Krijger
Inhoudsopgave
Blz.
I.
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
II.
Reactie van de Staatssecretaris
7
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de beantwoording van de vragen
over de evaluatie Uitkeringsregeling Backpay en de subsidieregeling collectieve erkenning
Indisch en Moluks Nederland. Zij hebben hierover nog enkele vragen.
In het antwoord op vraag 2 schrijft de Staatssecretaris dat er 31 keer een beroep
is ingediend en dat dit «in geen geval» heeft geleid tot toekenning. Kan de Staatssecretaris,
zonder in te gaan op individuele gevallen, toelichten wat doorgaans de reden is voor
een beroep en waarom de inhoud van een bezwaarschrift doorgaans niet voldoende is
om tot een positieve beslissing te leiden? Welke bezwaren worden in de regel ingebracht?
In het antwoord op vraag 13 constateert de Staatssecretaris dat hij de Kamer verkeerd
heeft geïnformeerd en schrijft hij dit te betreuren, zo lezen de leden van de VVD-fractie.
Onduidelijk is hoe dit verkeerd informeren heeft kunnen gebeuren. Genoemde leden vernemen
graag de oorzaak hiervan. Tevens vernemen deze leden graag bij wie het probleem lag,
hoe de fout is ontdekt en waarom de Kamer hier pas zo laat over kon worden geïnformeerd.
Daarnaast vernemen deze leden graag of de Staatssecretaris van mening is dat dit incident
aanleiding zou kunnen of moeten zijn om de regeling toch opnieuw open te stellen.
Tot slot hebben de leden van de VVD-fractie kennisgenomen van het antwoord op de vraag
over de uitgaven in het kader van de Sophiahof. Genoemde leden vragen of de Staatssecretaris
kan toelichten waarom de makelaarskosten zo hoog waren, in het bijzonder in verhouding
tot het totaalbedrag.
Vragen en opmerkingen van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de beantwoording van de vragen
van de commissie over de evaluatie Uitkeringsregeling Backpay en de subsidieregeling
collectieve erkenning Indisch en Moluks Nederland. Deze leden hebben naar aanleiding
van de antwoorden nog enkele vragen.
De Staatssecretaris heeft aan de Kamer gemeld dat de Backpayregeling van rechtswege
is gesloten, zo lezen de leden van de VVD-fractie. Bestaat nog steeds de gelegenheid
voor indieners (van eerder afgewezen aanvragen voor de Backpayregeling) om een herziening
van hun aanvraag te verzoeken, wanneer er nieuwe ondersteunende stukken zijn, die
op het moment van hun eerdere aanvraag nog niet bekend waren? Waar moeten deze mensen
zich melden met hun nieuwe bewijsstukken?
De Backpayregeling heeft een aantal jaren bestaan voordat deze van rechtswege is gesloten.
De leden van de PVV-fractie vragen of er nog gelegenheid bestaat om in het uitzonderlijke
geval dat er mensen zijn die aan de criteria voor de Backpayregeling voldoen, maar
die niet eerder in beeld zijn geweest bij de Sociale Verzekeringsbank (SVB), om een
aanvraag in te dienen. Waar moeten deze mensen zich melden?
De leden van de PVV-fractie vragen of de Staatssecretaris ervan op de hoogte is dat
de naam van mevrouw van L. van B. voorkomt in besloten (niet openbare!) archieven
in Nederland en in Australië. Zijn deze archieven al onderzocht? Zo ja, door wie?
Zo nee, waarom niet? Wat gaat de Staatssecretaris hiermee doen?
De leden van de PVV-fractie vragen of de Staatssecretaris intern onderzoek op zijn
departement heeft gedaan, toen hij hoorde dat een hoge ambtenaar van VWS in 2007 een
ronde heeft gemaakt langs Kamerleden en over dit onderwerp aan hen meldde dat de onderzoeken
van het NIOD (Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies): «Indische Rekening»1 en «Sporen van vernieling»2, de Backpaykwestie ontkrachtten en dat de vertegenwoordigers van het Indisch Platform
«gekkies» waren die dachten 2 miljard euro van de Nederlandse staat te kunnen vragen.
Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat is de uitkomst? Deze leden vragen bovendien of het
de Staatssecretaris bekend is dat dit bedrag van 2 miljard euro bevestigd is door
de SVB.
De leden van de PVV-fractie vragen of de Staatssecretaris ervan op de hoogte is dat
in 2007 de woordvoerders Oorlogsgetroffenen in de Kamer na deze ronde van deze hoge
ambtenaren bij meerderheid (niet unaniem) besloten om genoemde NIOD-onderzoeken maar
niet te bespreken in de Kamer omdat dat te gênant voor de betrokkenen zou zijn.
De leden van de PVV-fractie vragen de Staatssecretaris of hij ervan op de hoogte is
dat de Backpaykwestie pas weer vanaf 2012 in de Kamer werd geagendeerd, nadat een
beleidsmedewerker genoemde onderzoeken in een reces alsnog gelezen had en concludeerde
dat deze onderzoeken de Backpaykwestie juist ondersteunden in plaats van ontkrachtten.
De leden van de PVV-fractie vragen naar de opvatting van de Staatssecretaris over
de dwaling die deze hoge ambtenaar veroorzaakte. Zij vragen of de Staatssecretaris
niet net als deze leden van mening is dat de onderste steen boven moet komen bij deze
misleiding. Zo nee, waarom heeft de Staatssecretaris tot nu toe niets ondernomen?
Uit de onderzoeken is gebleken, zo concluderen de leden van de PVV-fractie, dat het
«roerige tijden waren en niet alles en iedereen geregistreerd stond». Nu hebben zich
mannen gemeld die als «leerling» in dienst traden, omdat militair personeel nodig
was (vanwege de tekorten), maar die hierdoor geen officiële papieren hadden. Zij ontvingen
ook geen salaris, waar zij toch recht op hadden (citaat velen). Hoeveel mensen zijn
hiervoor afgewezen? Genoemde leden vragen voorts in hoeverre zij kunnen aannemen dat
ook deze mensen in dienst waren van het Nederlands Indisch Gouvernement, zonder «officieel»
geregistreerd te zijn. Staat de Staatssecretaris ervoor open met hen een persoonlijk
gesprek te voeren – al dan niet met de kinderen, als blijkt dat vader inmiddels is
overleden en hen de opdracht heeft gegeven door te gaan en voor zijn rechten op te
komen? Zo nee, waarom niet?
De leden van de PVV-fractie vragen of de Staatssecretaris ermee bekend is dat veel
betrokkenen geen «papertrail» hebben van de periode dat ze aanspraak zouden moeten
kunnen maken op de Backpayregeling (1940–1945), omdat er bijvoorbeeld geen loonstroken
zijn uit de tijd dat deze mensen nu juist geen bezoldiging kregen. Snapt de Staatssecretaris
dat het vaak voorkomt dat betrokkenen en/of nabestaanden alle paperassen die ze hebben,
dus ook die van na de oorlog, maar voor de repatriëring, dan maar opsturen en het
heel zuur is als ze dan worden afgewezen omdat wordt beweerd dat ze er pas na 1945
waren, terwijl dat niet het geval is?
Waarom zijn de betrokkenen geconfronteerd met een bewijslast (wie heeft de bewijsstukken
nog, 75 jaar na dato, als die er al zijn?), terwijl het kabinet wist dat het om 1020
personen ging, zo vragen de leden van de PVV-fractie. Waarom zijn deze 1020 personen
of hun nabestaanden niet gewoon actief benaderd? Geneert de Staatssecretaris zich
ook zo voor deze aanpak van de Nederlandse overheid, 75 jaar na alles wat er gebeurd
is?
Heeft de Staatssecretaris degenen die zijn afgewezen voor de backpay en toch melden
dat ze er recht op hebben, persoonlijk gesproken (fysiek)? Dit om zichzelf ervan te
overtuigen dat papier en registratie iets anders zijn dan een gesprek over wat werkelijk
gebeurd is?
Volgens de Staatssecretaris is met het museum: «een nieuwe woning gebouwd». (...),
er is plaats voor iedereen. Er is ruimte voor pijn en verdriet, maar ook voor schoonheid
en eigenheid en mooie herinneringen».3 Er is ruimte voor nieuwe initiatieven. Er zijn (volgens een schatting van de SVB)
nog ruim 50.000 mensen in leven die de oorlog hebben meegemaakt. Volgens onderzoeken
naar de Sophiahof is er voldoende draagvlak voor de collectieve erkenning als sluitstuk
voor de jarenlange strijd van diverse stichtingen (74 jaar lang) voor individuele
én collectieve verzoeken van mensen om betalingen van salarissen en claims van oorlogsschade.
De leden van de PVV-fractie vragen of de Staatssecretaris duidelijk kan maken hoe
het kwantitatieve en kwalitatieve onderzoek en de uitkomsten zich verhouden tot de
NIOD-onderzoeken (morele oplossing voor individuele backpay salaris én morele oplossing
individuele oorlogsschade 2005/2006 in opdracht van Kamer). Met andere woorden, luistert
de Staatssecretaris genoeg naar meldingen vanuit meldpunt Indische Kwestie, Indisch
Platform 2.0 en neemt hij dit mee naar de Kamer?
Z.M. de Koning heeft op 27 juni 2019 na de opening van Sophiahof speciaal geluisterd
naar de informatie, verstrekt door de daarvoor aanwezige demonstranten. Deze uitingen
hebben ook de landelijke pers gehaald. De leden van de PVV-fractie vragen of de Staatssecretaris
de aanwezige betrokkenen ook gehoord en aangesproken heeft. Zo nee, waarom niet?
De leden van de PVV-fractie vragen hoe het kan dat de stichtingen die betrokken zijn
bij Sophiahof tijdens de opening geen luisterend oor hebben gehad voor hun «doelgroep»,
die zich niet gehoord voelt en niets voelt voor een collectieve erkenning. Online
en offline treedt niemand van die stichtingen met hen in gesprek. Wat gaat de Staatssecretaris
daaraan doen, zodat hij een duidelijk beeld heeft van wat er écht leeft en nog beter
geïnformeerd raakt?
De leden van de PVV-fractie vragen of de Staatssecretaris kan aangeven waarom na het
uitgebrachte onderzoek in 2006 van de heer Robin Linschoten over het Indisch Huis
geen strafrechtelijke vervolging heeft plaatsgevonden naar de verantwoordelijke personen.
Z.M. de Koning werd hier tijdens de demonstratie nog over aangesproken door een van
de voormalige betrokkenen van het oude Indisch Huis.
Genoemde leden vragen tevens naar de reden van het onderzoek in 2012 door adviesbureau
Boer & Kroon naar het Indisch Herinneringscentrum (IHC). Waarom heeft de Staatssecretaris
de mogelijkheden laten voorbijgaan om het IHC definitief op te heffen? Dit in verband
met de onmeetbare resultaten?
De leden van de PVV-fractie vragen wie het risico draagt bij deze collectieve erkenning
in de vorm van een pleisterplaats, daar deze pleisterplaats als morele genoegdoening
moet gelden voor alle individuen (!) die al 74 jaar de mening zijn toegedaan dat deze
(inmiddels morele) genoegdoening hen persoonlijk moet treffen. Met andere woorden,
hoe wordt de effectiviteitsmeting gedaan?
Uit een document van VWS, zo lezen de leden van de PVV-fractie, blijkt dat de pleisterplaats
een feit zou worden als de voorzitter van het Indisch Platform een handtekening zou
zetten. Wat ook gebeurt is. De Staatssecretaris was op dat moment op de hoogte van
de splitsing binnen de delegatie en de scheuring van het platform. Heeft de Staatssecretaris
zich op dat moment ook gerealiseerd dat het draagvlak van deze Stichting Indisch Platform
toen al ter discussie stond, want dat deze stichtingen inmiddels bestonden uit tachtigers
met géén of nauwelijks opvolging en dat de papieren van de Kamer van Koophandel van
de diverse stichtingen niet in orde waren en zijn?4
Vragen en opmerkingen van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de lijst met vragen en antwoorden
naar aanleiding van de evaluatie Uitkeringsregeling Backpay en de subsidieregeling
collectieve erkenning Indisch en Moluks Nederland.
In de antwoorden kunnen genoemde leden lezen dat in 2017, anders dan waarover zij
eerder waren geïnformeerd, vijf zaken hebben geleid tot een toekenning.
De leden van de CDA-fractie willen graag weten hoe het heeft kunnen gebeuren dat het
aantal aangepast heeft moeten worden. Waren er inhoudelijke redenen om aan te nemen
dat degenen niet in aanmerking zouden komen?
De leden van de CDA-fractie spreken de hoop uit dat er meer overeenstemming tussen
de verschillende belangenorganisaties van Indische Nederlanders kan ontstaan.
In het antwoord op vraag 23 geeft de Staatssecretaris aan gesprekken met Indisch Platform
2.0 te hebben gevoerd. Kan hij aangeven wat de aard en de sfeer van deze gesprekken
zijn geweest?
Ten slotte zouden de leden van de CDA-fractie willen weten wat de stand van zaken
rond de subsidieregeling collectieve erkenning Indisch en Moluks Nederland is. Genoemde
leden vragen of er voldoende aanvragen zijn. Klopt dat deze middelen ook bestemd kunnen
zijn voor projecten die hun wortels hebben in Nieuw-Guinea?
Deze leden vragen daarnaast of de Staatssecretaris het idee heeft dat de aangevraagde
projecten voldoende recht doen aan de verscheidenheid van de voormalige inwoners van
Nederlands-Indië.
Deze leden vragen of de Staatssecretaris criteria heeft waarop nagegaan kan worden
of meer Nederlanders weet hebben van dit deel van onze geschiedenis.
Vragen en opmerkingen van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van de beantwoording van de
vragen van de commissie over de evaluatie Uitkeringsregeling Backpay en de subsidieregeling
collectieve erkenning Indisch en Moluks Nederland. Genoemde leden hebben nog enkele
vragen over de beantwoording.
Beroep
De leden van de GroenLinks-fractie constateren dat in totaal 260 keer bezwaar is ingediend,
wat in slechts drie gevallen heeft geleid tot een toekenning volgens de Backpayregeling.
Genoemde leden vragen of de Staatssecretaris in hoofdlijnen aan de Kamer kan rapporteren
op basis van welke gronden deze drie casussen alsnog zijn toegekend. Deze leden vragen
of er geen overeenkomsten zijn met de 257 bezwaren die niet alsnog zijn toegekend.
Deze leden willen de Staatssecretaris eraan herinneren dat bij aanvang van de regeling
het kabinet uitging van circa 1.020 rechthebbenden voor de Backpayregeling en dat
dat aantal met 594 rechthebbenden niet eens bij benadering is gehaald. In hoeverre
heeft het subsidieplafond (20 miljoen euro) meegespeeld in het al dan niet honoreren
van de bezwaren, zo vragen deze leden.
Informeren van de Kamer
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat de Staatssecretaris zijn excuses heeft
aangeboden voor het onzorgvuldig informeren van de Kamer. Genoemde leden vragen wat
de oorzaak van dit onzorgvuldig informeren is. Betreft het een menselijke fout, of
was de juiste informatie wel voorhanden maar heeft deze informatie de Staatssecretaris
nooit bereikt?
Vragen en opmerkingen van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de beantwoording van de vragen
van de commissie over de evaluatie Uitkeringsregeling Backpay en de subsidieregeling
collectieve erkenning Indisch en Moluks Nederland. Genoemde leden hebben naar aanleiding
van de beantwoording onderstaande opmerkingen en vragen.
Het blijft voor de leden van de SP-fractie van belang te constateren dat de Backpayregeling
onder een grote groep betrokkenen tot een (grote) teleurstelling heeft geleid. Het
tonen van begrip en het niet willen wekken van verkeerde verwachtingen vanwege leeftijd
en geschiedenis van de mensen klinkt mooi, maar zal de betrokkenen niet verder helpen,
zeker gezien het feit dat zij al zeventig jaar wachten op compensatie. Genoemde leden
vragen daarom nogmaals waarom gekozen is voor een dergelijke rigide aanpak. Van het
beschikbare budget is van elke 25 euro 1 euro naar de SVB gegaan om de regeling uit
te voeren. Deze leden vragen of dat niet een erg groot deel is.
De leden van de SP-fractie constateren dat de inhoud van de evaluatie van de Backpayregeling
niet is besproken in de Kamer maar enkel is medegedeeld, zoals ook in de beantwoording
van vraag 8 wordt toegegeven. Genoemde leden willen dan ook benadrukken dat zij noch
de Kamer hebben ingestemd met de keuze om de evaluatie alleen te richten op de totstandkoming
van de regeling en niet op de inhoud van de regeling. Deze leden vragen in dat kader
of een nieuwe evaluatie van de Backpayregeling, waarin wél aandacht wordt besteed
aan de inhoud van de regeling, wellicht tot de mogelijkheden behoort. Het oordeel
dat de «regeling goed is uitgevoerd» (in antwoord op vraag 18) vinden de leden van
de SP-fractie dan ook wel wat kort door de bocht geformuleerd. Dat een regeling is
uitgevoerd volgens de vooraf eenzijdig opgestelde criteria, is volgens genoemde leden
niet de juiste kern van het probleem. De grote vraag zou moeten zijn of de regeling
volgens de juiste criteria is uitgevoerd en die vraag wordt niet beantwoord. Deze
leden ontvangen hierover graag een nadere beschouwing.
II. Reactie van de Staatssecretaris
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.J.H. Lodders, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
H.W. Krijger, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.