Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag schriftelijk overleg over voorhang ontwerpbesluit Wijziging Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (kustfundament, grote rivieren, radarstations en hoogspanningsverbindingen) (Kamerstuk 29383-327)
2019D29753 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken heeft enkele vragen en opmerkingen over
de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 12 juni
2019 houdende het ontwerpbesluit Wijziging Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
(kustfundament, grote rivieren, radarstations en hoogspanningsverbindingen) (Kamerstuk
29 383, nr. 327).
De voorzitter van de commissie, Ziengs
De griffier van de commissie, Roovers
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het ontwerpbesluit
Wijziging Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (kustfundament, grote rivieren,
radarstations en hoogspanningsverbindingen). Graag willen zij de regering enkele vragen
stellen.
In het besluit wordt uitwerking gegeven aan het Kustpact. Begrijpen de leden van de
VVD-fractie het goed dat door het opnemen van regels over het realiseren van recreatieve
bebouwing in het kustfundament in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
(Barro) er geen verschil is met de inhoud van het Kustpact? Als er wel sprake is van
wijzigingen, wat wordt er dan precies gewijzigd? Graag krijgen de leden van de VVD-fractie
een reactie van de regering.
Door de Beleidsregels grote rivieren (Bgr) aan te passen, krijgen initiatiefnemers
bewegingsvrijheid om ruimtelijke ontwikkelingen te ontplooien. Zo wordt het onder
andere mogelijk om beheeractiviteiten in uiterwaarden uit te voeren en kan verduurzaming
van de energievoorziening plaatsvinden door bijvoorbeeld windmolens en zonnepanelen
in het rivierbed toe te staan. De leden van de VVD-fractie vragen om wat voor soort
«beheeractiviteiten» het gaat. Gelden bij de verruiming van de mogelijkheden van ontwikkelingen
in het rivierbed de reguliere afwegingskaders qua wenselijkheid, zoals bijvoorbeeld
de «zonneladder»? Graag krijgen de leden van de VVD-fractie een reactie.
In de toelichting wordt gesteld dat later wordt bezien of de secundaire verkeersleidingradars
van Schiphol en de luchthaven Eelde eveneens in de Regeling algemene regels ruimtelijke
ordening (Rarro) moeten worden opgenomen. De leden van de VVD-fractie vragen op welke
termijn dit zal worden bezien.
Het bestemmingsplan Maasvlakte 2 (2018) bevat een wijzigingsbevoegdheid voor burgemeester
en wethouders om de dubbelbestemming «Leiding – Leidingstrook» na realisatie van het
kabeltracé onder voorwaarden te versmallen. De leden van de VVD-fractie vragen onder
welke voorwaarden het college van B en W het kabeltracé kan versmallen.
De leden van de VVD-fractie vragen wat een wel afdoende beleidsmatige basis is voor
de door het Havenbedrijf Rotterdam gewenste radar voor scheepvaartverkeerdiensten
is?
Inbreng van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennis genomen van het ontwerpbesluit Wijziging
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (kustfundament, grote rivieren, radarstations
en hoogspanningsverbindingen). Zij hebben nog enkele vragen.
De leden van de CDA-fractie zien dat de wijziging van het Besluit algemene regels
ruimtelijke ordening (Barro) het mogelijk maakt om onder voorwaarden recreatieve bebouwing
te realiseren in het kustfundament. Graag vernemen zij of de nu voorgestelde wijziging
naadloos aansluit bij de afspraken van het Kustpact.
De leden van de CDA-fractie hebben goede notie genoemd van het feit dat de waterveiligheid
gegarandeerd is en dat hierbij onverkort blijft gelden.
De leden van de CDA-fractie menen dat bouwen in het kustfundament los gezien moet
worden van het gebruik van die bebouwing. Permanente bewoning is wezenlijk anders
dan recreatieve bewoning. Graag vernemen zij hoe het Barro daar rekening mee houdt
en hoe handhaving verzekerd is aangezien illegale permanente bewoning van recreatiewoningen
op de loer ligt.
Inbreng van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorstel
tot wijziging van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Zij hebben
nog enkele vragen die ze aan de regering wil voorleggen
De leden van de D66-fractie zijn van mening dat mogelijkheden voor nieuwbouw in het
kustfundament zo beperkt mogelijk moeten blijven. Dat is volgens hen ook het vertrekpunt
geweest van het Kustpact. In het Kustpact zijn tussen betrokken partijen afspraken
gemaakt over waar wel en waar geen bebouwing is toegestaan. Wanneer bebouwing aan
de orde is, zijn in het Kustpact ook afspraken gemaakt onder welke voorwaarden dat
kan. De leden van de D66-fractie vragen de Minister of zij nader in kan gaan op welke
voorwaarden dit betreft, en of deze voorwaarden in het huidige voorstel op dezelfde
wijze zijn geborgd?
De leden van de D66-fractie constateren dat er voorheen in het Barro – behoudens uitzonderingen –
een verbod op de bouw of uitbereiding van jaarronde bebouwing gold. Zij constateren
echter ook dat er in het voorstel recreatieve bebouwing is toegevoegd aan de bestaande
uitzonderingen. Op basis van welke afwegingen is deze beslissing genomen? Met welke
partijen is deze beslissing afgestemd? Daarnaast vragen de leden van de D66-fractie
hoe de mogelijkheid tot jaarronde bebouwing zich verhoudt tot de kernkwaliteiten en
collectieve waarden van het Barro en het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl). Zij
vragen de Minister daarbij in het bijzonder in te gaan op de ogenschijnlijke tegenstrijdigheid
met de collectieve waarden vrij zicht, grootschaligheid en seizoensgebondenheid?
De leden van de D66-fractie vragen wat er moet worden verstaan onder de voorwaarden
waaronder recreatieve bebouwing is toegestaan in het voorstel? Welke partijen zullen
betrokken zullen worden bij de besluitvorming over de voorwaardelijk bebouwde gebieden?
Kan de Minister voorts een inschatting maken hoeveel paviljoens gegeven het nieuwe
voorstel over zullen gaan tot een jaarronde bezetting?
De leden van de D66-fractie constateren dat er naast een omgevingsvergunning voor
het bouwen of uitbreiden van een bouwwerk tevens een vergunning op grond van de Waterwet
noodzakelijk is. Zij vragen de Minister om nader uiteen te zetten op welke aspecten
een bouwwerk aan de Waterwet wordt getoetst en welke instantie vergunningen in het
kader van de Waterwet voor bouwwerken verstrekt?
Inbreng van de leden van de fractie van GroenLinks
De leden van de fractie van GroenLinks hebben kennisgenomen van het Ontwerpbesluit
Wijziging Besluit algemene regels ruimtelijke ordening ten aanzien van het kustfundament,
grote rivieren, radarstations en hoogspanningsverbindingen.
De Minister geeft in de nota van toelichting aan dat de omzetting van de regels vanuit
de Barro naar het Bkl geen inhoudelijke veranderingen impliceert. Voor de helderheid
en leesbaarheid zouden de leden van de fractie van GroenLinks graag een omzet-tabel
ontvangen waarbij per artikel dat gewijzigd wordt, wordt aangegeven hoe dit wordt
gewijzigd.
De Minister geeft voorts aan dat er wijzigingen plaatsvinden om beter aan te sluiten
bij de terminologie van de omgevingswetgeving. Kan de Minister in het verlengde hiervan
aangeven wat de gevolgen van het verschuiven van het nee, tenzij naar het ja, mits
principe in het omgevingsrecht zijn voor de afspraken die gemaakt zijn in het Kustpact?
Kan de Minister garanderen dat er met de komst van het nieuwe stelsel van het omgevingsrecht
geen soepelere regels zullen ontstaan ten aanzien van de bouw in de kustgebieden die
onder het Kustpact vallen?
De leden van de fractie van GroenLinks constateren dat de Minister het nationaal belang
van de kust in de NOVI heeft opgenomen. Deze leden zijn blij dat er in de NOVI aandacht
is voor het beschermen van de Nederlandse kust. Toch vragen deze leden hierop een
nadere toelichting. Aangezien de NOVI geen juridisch bindend document is voor provincies,
gemeenten en waterschappen zouden deze leden graag van de Minister horen hoe het in
de NOVI geformuleerde nationaal belang van de kust in de juridische praktijk bijdraagt
aan het beschermen van de kust?
In de brief van 6 juni 2019 heeft de Minister voor de tweede keer de Kamer geïnformeerd
over de voortgang van het kustpact. De leden van de fractie van GroenLinks zouden
in het kader van deze voortgang en in het kader van de nu voorliggende voorhangprocedure
graag nadere cijfermatige informatie ontvangen over de bouw van woningen, recreatiegebouwen
en andere bouwwerken in de kustzones. Kan de Minister een overzicht geven van het
aantal bouwvergunningen dat afgegeven is sinds de ondertekening van het kustpact?
Kan de Minister hierbij ook ingaan op de vraag hoe zich dit verhoudt tot het aantal
vergunningen in de jaren voorafgaand aan de totstandkoming van het kustpact? En kan
dit overzicht worden uitgesplitst naar gemeenten die langs de kust liggen?
Tot slot hebben de leden van de fractie van GroenLinks nog een vraag over de zinsnede
in de nota van toelichting waar wordt gemeld dat «naast een omgevingsvergunning voor
het bouwen of uitbreiden van een bouwwerk zal voor activiteiten in veel gevallen ook
een vergunning op grond van de Waterwet noodzakelijk zijn». Kan de Minister nader
ingaan op de vraag in welke gevallen wel een dergelijke vergunning noodzakelijk is
en in welke gevallen niet? Graag ontvangen deze leden een aantal concrete voorbeelden.
Inbreng van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben met zorg kennis genomen van het Ontwerpbesluit en
hebben hierbij enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de SP-fractie lezen in het Ontwerpbesluit dat in algemene zin een ontheffing
wordt gecreëerd om in het kustfundament recreatieve bebouwing te laten plaatsvinden.
Deze leden constateren dat in het bestaande Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
(Barro) drie categorieën worden uitgezonderd van het verbod op (nieuw)bouw in het
kustfundament die gerelateerd zijn aan het bestaande gebruik van het kustfundament,
het in standhouden van het kustfundament of de seizoensgebonden exploitatie ervan
en dat deze allen een lichte belasting voor het kustfundament vormen. De toevoeging
van recreatieve bebouwing in algemene zin aan de ontheffingen op het verbod op nieuwbouw
in het kustfundament baart deze leden ernstige zorgen en zij vragen de regering met
klem deze toevoeging te heroverwegen ten bate van het behoud van de in het conceptbesluit
genoemde waarden van het kustfundament. De leden van de SP-fractie constateren dat
via provinciale verordeningen nadere regels kunnen worden gesteld over de invulling
van de recreatieve bebouwing in het kustfundament, maar kunnen zich tevens voorstellen
dat schade aangericht door nieuwbouw in de duinen een permanent karakter heeft en
daarmee onherroepelijk zal zijn. Zij vragen de regering welke waarborgen bestaan om
de kernwaarden van de kust te bewaken tegen lichtvaardige wijzigingen van provinciale
omgevingsvergunningen of gemeentelijke omgevingsplannen?
De leden van de SP-fractie constateren dat het in 2017 gesloten Kustpact reeds stelde
dat nieuwbouw altijd zou moeten passen binnen de randvoorwaarden van waterveiligheid,
drinkwatervoorziening en natuurbehoud. Deze leden vragen de regering waarom deze drie
voorwaarden niet expliciet worden genoemd in zowel het wijzigingsvoorstel voor het
Barro als het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) en of de voorgestelde verwijzing
naar de kernkwaliteiten van de Nederlandse kust zoals benoemd in het Kustpact afdoende
zijn om deze drie randvoorwaarden te borgen. De leden van de SP-fractie vragen de
regering in hoeverre de genoemde provinciale verordeningen deze zaken zullen gaan
bevatten en of zij voornemens is hiervoor aanbevelingen aan provincies te doen of
instructies hiertoe op te nemen in het Barro of het Bkl.
De leden van de SP-fractie lezen in het Kustpact dat de provincie Friesland ervoor
heeft gekozen om een terughoudend beleid ten aanzien van het toestaan van nieuwe recreatieve
bebouwing toe te staan, terwijl de provincies Noord- en Zuid-Holland en Zeeland voor
een beleid kozen waarover de provincies met de verschillende ondertekenaars van het
pact, waaronder diverse belangenorganisaties in overleg zouden moeten treden. Deze
leden benadrukken het belang van overleg met het maatschappelijk middenveld, maar
vragen de regering hoe omwonende burgers bij de aan te brengen zoneringen zijn betrokken.
De leden van de SP-fractie vragen de regering hoe bijvoorbeeld op Texel of in de Kop
van Noord-Holland in overleg is getreden met bewoners over nieuwe plannen voor recreatieve
bebouwing in het kader van de zonering waar nog geen recreatieve bebouwing in de duinen
bestaat?
De leden van de SP-fractie vragen de regering toe te lichten in hoeverre wordt voorkomen
dat de keuze voor het toestaan van recreatieve bebouwing in het kustfundament een
financiële overweging wordt. Deze leden constateren dat met name de provincie Zeeland
door de sanering van onder andere het Thermphos-terrein en de ongewisse toekomst van
de kerncentrale te Borssele een forse last zeult en tegelijkertijd met een sterk vergrijzende
en krimpende bevolking heeft te maken. Hoe wordt met deze wijziging voorkomen dat
de Zeeuwse kust uit financiële overwegingen zal worden volgebouwd met vakantieparken
en hotels die de genoemde kernkwaliteiten van de kust kunnen aantasten? Tevens vragen
deze leden hoe de uitvoering van het rapport van de Commissie Balkenende tot op heden verloopt, ook met het oog op de financiële situatie van de provincie
Zeeland, en wat de resultaten van het stimuleren van de Zeeuwse economie tot op heden
zijn geweest.
De leden van de SP-fractie vragen de regering hoe zij aankijkt tegen de huidige Zeeuwse
kustvisie in relatie tot de mogelijk te maken nieuwbouw in het kustfundament en hoe
dit zal uitwerken, zowel op het vlak van de bebouwing aan zee als rondom de binnenwateren.
Tevens vragen zij de regering om een reactie op het in 2016 uitgekomen rapport van
de SP-fractie in de Zeeuwse Staten1, met name waar het gaat om de aanbevelingen die hierin zijn gedaan ten aanzien van
de Zeeuwse kustvisie. De leden van de SP-fractie vragen de regering in hoeverre zij
overweegt om de Zeeuwse zeekust tot beschermd aangezicht te verklaren om te voorkomen
dat de kust wordt volgebouwd met nieuwe toeristische complexen, terwijl verpauperde
complexen van bestaande recreatieve bouw nog niet zijn aangepakt.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E. Ziengs, voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
C.J.M. Roovers, griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.