Verslag (initiatief)wetsvoorstel (nader) : Verslag
35 213 Wijziging van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten en enkele andere wetten in verband met verdere activering van de participatie van jonggehandicapten en het harmoniseren van de verschillende regimes Wajong
Nr. 5
VERSLAG
Vastgesteld 4 juli 2019
De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, belast met het voorbereidend
onderzoek van voorliggend wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen
van haar bevindingen. Onder het voorbehoud dat de in het verslag opgenomen vragen
en opmerkingen afdoende door de regering worden beantwoord acht de commissie de openbare
behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
Inhoudsopgave
blz.
I.
Algemeen
2
Hoofdstuk 1 Doel en aanleiding van het wetsvoorstel
3
Hoofdstuk 2 Maatregelen
5
2.1
Regels voor inkomensondersteuning harmoniseren
5
2.2
Regels voor eindigen en herleven recht op oWajong en Wajong2010 aanpassen
11
2.3
Passend werkaanbod in de oWajong en Wajong2010 harmoniseren
12
2.4
Studieregeling in de Wajong2010 vanaf 2020 schrappen
12
2.5
Uitsluitingsgrond studerende in de Wajong2015 schrappen
13
2.6
Instroom in de oWajong afsluiten
13
Hoofdstuk 3 Ontvangen commentaren en adviezen
13
3.1
UWV
13
3.2
Autoriteit Persoonsgegevens
14
3.3
Landelijke Cliëntenraad
14
3.4
Internetconsultatie
14
II.
Artikelsgewijs
15
I. ALGEMEEN
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel over het verder activeren
van de participatie van jonggehandicapten en het harmoniseren van de verschillende
regimes Wajong. Deze leden onderschrijven de doelstelling van het wetsvoorstel dat
meer werken moet lonen. Het wegnemen van knelpunten die voor mensen met een Wajong-uitkering
een belemmering zijn en het harmoniseren en vereenvoudigen van de verschillende regelingen,
zoals de bekende zaagtand-constructie in de oWajong, zijn van groot belang om dit
doel te bereiken. Hierin steunen de leden van de VVD-fractie de regering. Zij hebben
wel nog enkele vagen.
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van onderhavig wetsvoorstel. Zij onderstrepen
het doel van de regering om de belemmeringen voor mensen met een Wajong-uitkering
om te kunnen participeren weg te nemen en de verschillende regelingen in de Wajong
te vereenvoudigen en te harmoniseren. Zij vinden het belangrijk dat Wajongers duurzaam
aan werk worden geholpen en meer kansen krijgen op een baan met toekomstperspectief.
De leden van de CDA-fractie zijn het van harte eens met het uitgangspunt dat (meer)
werken moet lonen. Zij zijn blij dat de studiemogelijkheden voor Wajongers worden
verruimd en dat Wajongers die gaan werken het recht op een Wajong-uitkering behouden.
Deze leden hebben echter ook enkele vragen en zorgen.
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorstel tot Wijziging van de Wet
arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten. Met name het voornemen om via
harmonisering meer duidelijkheid te scheppen, het schrappen van de studiebelemmering
en het uitgangspunt dat meer werken altijd meer moet lonen kan op steun rekenen van
deze leden. Deze leden hebben echter nog enkele vragen die ze aan de regering willen
voorleggen.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de wetswijziging Wajong en hebben daar
nog enkele vragen over.
De leden van de SP-fractie zijn positief over het doel van de wet, namelijk vereenvoudiging en harmonisatie
van de Wajong. Ook zijn ze positief over de insteek om er voor te zorgen dat werken
altijd loont in de Wajong. In het verleden hebben leden van de SP-fractie kritische
schriftelijke vragen gesteld over het feit dat werken bij de Wajong geregeld niet
loont en dat mensen er soms zelfs op achteruit gaan indien zij gaan werken. Dat is
een slechte zaak en deze leden zijn blij dat hier actie op ondernomen is. Ook zijn
deze leden blij dat het in alle gevallen mogelijk wordt om te studeren in de Wajong
zonder gekort te worden op de Wajong-uitkering of deze te verliezen. Daarover hebben
de leden van de SP-fractie ook kritische schriftelijke vragen gesteld en hebben zij
een aangenomen motie van het lid Siderius (Kamerstuk 31 497, nr. 188). De leden van de SP-fractie zijn blij dat studie en school nu mogelijk zijn, hoewel
zij vinden dat het te lang heeft geduurd, daar de motie uit 2016 is. Deze leden vragen
of nu in alle gevallen is verzekerd dat meervoudig gehandicapte leerlingen die op
een cluster 3-onderwijsinstelling ingeschreven staan, aanspraak kunnen maken op een
Wajong-uitkering. Hoewel deze leden positief zijn over bovenstaande hebben zij ook
(grote) zorgen en bezwaren. Daarnaast hebben zij nog een aantal vragen.
De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorstel tot wijziging van diverse
wetten in relatie tot de Wajong. Als je een handicap hebt, wil je zeker kunnen zijn
van een fatsoenlijk inkomen. De wijzigingen lijken daaraan niet bij te dragen, omdat
veel mensen met een Wajong-uitkering er in inkomen op achteruit kunnen gaan. Daarom
hebben de leden van de PvdA-fractie de volgende vragen.
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel. Deze leden vinden het van
belang dat er een solide, sociale en betrouwbare regeling is en blijft voor Wajongers.
Zij hebben grote talenten en zetten zich vaak naar beste kunnen in om mee te doen
in de samenleving. Dat verdient waardering en adequate ondersteuning. De leden van
de ChristenUnie-fractie onderschrijven het uitgangspunt om de regelgeving voor alle
Wajongers te vereenvoudigen en te harmoniseren. Zij vinden het positief dat de voorgestelde
wijzigingen ervoor zorgen dat meer werken loont, dat Wajongers altijd terug kunnen
vallen op de Wajong en dat Wajongers hun uitkering behouden als zij onderwijs volgen.
Genoemde leden hebben nog enkele vragen over het wetsvoorstel
De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Deze leden steunen
de inzet om ervoor te zorgen dat meer werken loont voor degenen die dat kunnen. Ook
kan het harmoniseren van regelingen bijdragen aan het bestrijden van oneerlijke verschillen
die door Wajongers worden ervaren bij vergelijking met andere regelingen. Zij vragen
echter ook aandacht voor de onzekerheden die een nieuwe wijziging met zich mee brengt,
bijvoorbeeld ten aanzien van de garantieregeling en voor degenen die op grond van
een urenbeperking niet in staat zijn meer te werken.
Hoofdstuk 1 Doel en aanleiding van het wetsvoorstel
De leden van de VVD-fractie vragen of de regering nader kan toelichten welke voor- en nadelen er zijn voor de
betrokkenen aan de geharmoniseerde regeling voor inkomensondersteuning als deze ook
wordt toegepast op werkenden in de Wajong 2015. Daarnaast vragen deze leden wat de
stappen zijn als iemand afziet van een re-integratietraject. Wat voor soort begeleiding
is er dan nog en wat kan er gebeuren met de uitkering van deze persoon?
De leden van de GroenLinks-fractie zijn positief over de ambitie van de regering om de Wajong te vereenvoudigen, maar
hebben wel zorgen over de nieuwe geharmoniseerde regeling voor inkomensondersteuning.
Voorts zijn deze leden positief over de overige maatregelen in het wetsvoorstel, met
name het voornemen om de studieregeling in de Wajong2010, alsmede de uitsluitingsgrond
studerende in de Wajong2015 te schrappen.
In het wetsvoorstel wordt erg de nadruk gelegd op het uitgangspunt dat meer werken
moet lonen. De leden van de GroenLinks-fractie vragen hoe de regering kijkt naar al
die Wajongers die met veel moeite een baan hebben gevonden en daar naar tevredenheid
werken, zij het niet fulltime. Is de regering van mening dat deze mensen allemaal
meer moeten gaan werken? Is de regering het met de leden van de GroenLinks-fractie
eens dat een financiële prikkel voor deze groep niet werkt, omdat zij juist gemotiveerd
zijn om te werken, maar soms niet meer kunnen werken door hun arbeidsbeperking?
De leden van de SP-fractie vragen om een reactie op de petitie «Verander de participatiewet!».1 Is de regering bereid de korting op de Wajong-uitkering van 75 procent naar 70 procent
wettelijk minimumloon (WML) ongedaan te maken? De leden van de SP-fractie vinden het
erg teleurstellend dat de Belastingdienst niet bereid is om te bezien of een inclusietoeslag
ingevoerd kan worden. Vindt de regering dit ook spijtig? Deze leden denken dat een
inclusietoeslag vanuit de Belastingdienst een mooie oplossing zou kunnen zijn, omdat
mensen met een beperking die werken dan niet meer onder het bijstandsregime hoeven
te vallen. Als zij wel onder het bijstandsregime gaan vallen, blijven ze altijd financieel
afhankelijk van anderen, omdat ze aan allerlei verplichtingen moeten voldoen van de
bijstand, zoals de kostendelersnorm en het beperkt mogen hebben van spaargeld. De
leden van de SP-fractie zien graag een reactie tegemoet. Kan de regering tevens reageren
op de kritiek van de FNV? De FNV zegt dat arbeidsdeskundigen nu vaak niet kunnen aangeven
wat een Wajonger gaat krijgen als zijn werksituatie verandert. De leden van de SP-fractie
vinden dit zorgelijk. Zullen jonggehandicapten met de nieuwe wet wel die duidelijkheid
kunnen krijgen?
De leden van de SP-fractie kunnen zich om te beginnen herkennen in kritiek van de
Raad van State dat er ongelijkheid is ten opzichte van jonggehandicapten die onder
de Participatiewet vallen. Deze leden vinden het in zijn geheel onterecht dat jonggehandicapten
met arbeidsvermogen geen Wajong-uitkering meer krijgen, maar worden afgescheept met
de bijstand. Zij vinden dit een zeer onrechtvaardige maatregel die ervoor zorgt dat
jonggehandicapten in de Participatiewet een veel slechtere positie hebben dan vergelijkbare
jonggehandicapten in de Wajong, onder andere vanwege de partner- en vermogenstoets.
Erkent de regering dit en is zij bereid dit kwalijke beleid terug te draaien? Erkent
de regering dat haar beantwoording niks wegneemt van de ongelijkheid die de Raad van
State constateert tussen vergelijkbare groepen jonggehandicapten in de Participatiewet
en de Wajong? Kan de regering nader ingaan op de kritiek? Is zij bereid mogelijkheden
te onderzoeken om het regime in de Participatiewet gelijk te trekken met het Wajong-regime
op dit punt? De Raad van State schrijft: «De soortgelijke jonggehandicapte in de Participatiewet
kan – met behoud van uitkering – zonder inkomstenverrekening een gedeelte van zijn
verdiende inkomen behouden, en vervolgens worden additionele inkomsten volledig verrekend.»
Op welke regeling wordt exact gedoeld? In hoeverre kan iemand in de Participatiewet
hier rechten aan ontlenen? Hoe vaak wordt een beroep op deze regeling door een jonggehandicapte
toegewezen en hoe vaak wordt dit afgewezen? Hoe vaak wordt überhaupt op deze regeling
een beroep gedaan, hoe vaak wordt deze toegewezen en hoe vaak afgewezen? Welke onderzoeken
zijn hierover bekend? Erkent de regering dat gemeenten dit verschillend toepassen
en er dus rechtsongelijkheid is? Waarom formuleert de regering het niet als recht?
Erkent de regering dat de Participatiewet niet geschikt is voor jonggehandicapten?
De Raad van State heeft ook kritiek op het feit dat in de Wet werk en inkomen naar
arbeidsvermogen (WIA) het recht op uitkering bij teveel inkomsten eerder wordt beëindigd
en herleving van een eerder recht enkel plaatsvindt indien dit binnen vijf jaar na
beëindiging van dat eerdere recht gebeurt. Is de regering bereid om de regeling van
de WIA ook tot pensioengerechtigde leeftijd herroepbaar te maken? Is de regering bereid
dit te onderzoeken?
De leden van de SP-fractie vinden het met de Raad van State onbegrijpelijk dat de
loondispensatie in de Wajong niet gelijk is afgeschaft en vervangen door loonkostensubsidie,
zoals in de Participatiewet. Kan de regering nader ingaan op de kritiek van de Raad
van State? Loondispensatie vinden deze leden oneerlijk, ook in de Wajong. Erkent de
regering dat het verkrijgen van een volwaardig loon beter is voor het gevoel om mee
te kunnen doen in de maatschappij? Is het waar dat ook in het voorliggend voorstel
mensen met loondispensatie minder of geen pensioen opbouwen en mensen met loonkostensubsidie
wel? Zo ja, erkent de regering dat dit ongelijkheid creëert tussen soortgelijke groepen
in de Wajong en de Participatiewet? Kan de regering een aantal rekenvoorbeelden geven
over hoe de pensioenvorming uitwerkt voor verschillende groepen in de Wajong en Participatiewet
met loondispensatie en loonkostensubsidie? Is de regering bereid de loondispensatie
in de Wajong te vervangen door loonkostensubsidie? Zo nee, is de regering bereid de
pensioenopbouw voor mensen met loondispensatie met een verrekeningsfactor te verhogen
analoog aan de factor loonwaarde? Zijn er nog andere gevolgen voor de pensioenopbouw
van mensen als gevolg van deze wetswijziging?
De leden van de SGP-fractie begrijpen dat het harmoniseren geen doel op zich is van dit wetsvoorstel. Dat laat
onverlet dat de Afdeling advisering van de Raad van State volgens deze leden terecht
wijst op het belang om te onderzoeken of verdergaande harmonisatie mogelijk is, zeker
wanneer het gaat om vergelijkbare groepen die nu op basis van uiteenlopende wettelijke
kaders verschillend behandeld worden. Deze leden vragen op welke wijze de regering
naast het traject van dit wetsvoorstel de komende tijd wil onderzoeken in hoeverre
verdergaande harmonisatie mogelijk en nodig is.
De leden van de SGP-fractie constateren dat het stimuleren tot meer werk voor de regering
centraal staat in dit wetsvoorstel. Hoezeer deze leden dit uitgangspunt ook delen,
vragen zij zich wel af hoe de regering rekenschap geeft van het feit dat voor veel
Wajongers een groei niet reëel is. Deze leden hebben in de toelichting een uiteenzetting
gemist van de uitgangspunten die ten grondslag (moeten) liggen aan een rechtvaardig
stelsel van inkomensondersteuning in de Wajong. Hoe verhouden zich bijvoorbeeld de
berekeningen die uitgaan van de mogelijkheid om toe te groeien naar 100 procent WML
tot het gegeven dat, gelet op de gemiddelde arbeidsduur van de doelgroep, velen dit
percentage nooit zullen halen? Vindt de regering het billijk dat Wajongers zelfs meer
kunnen verdienen dan 100 procent WML of dient dit percentage de grens te zijn, behoudens
overgangsrecht? Deze leden ontvangen graag een nadere uiteenzetting.
Hoofdstuk 2 Maatregelen
2.1 Regels voor inkomensondersteuning harmoniseren
De leden van de VVD-fractie lezen dat oWajongers meer overhouden van extra’s boven het maandinkomen. Tellen deze
extra’s door de nieuwe manier van verreken nu als gewerkte uren? Om te voorkomen dat
werkende Wajongers er op achteruit gaan als de geharmoniseerde regeling inwerking
treedt, ontvangen zij een individueel garantiebedrag. De leden van de VVD-fractie
vragen de regering wanneer een werkende Wajonger een eenmalige extra ontvangt of dit
dan verrekend wordt met dit garantiebedrag.
De leden van de VVD-fractie vragen hoelang werkende Wajongers aanspraak kunnen maken
op een individueel garantiebedrag voor de Wajong-uitkering. Hoe valt het voor betrokkenen
na te rekenen of zij het juiste bedrag ontvangen hebben? Is de regering bereid hiertoe
een eenvoudige rekentool te ontwikkelen die betrokkenen of hun begeleiders zelf kunnen
invullen? Er staat dat werkende Wajongers er niet direct op achteruit kunnen gaan.
Wat wordt bedoeld met direct?
De leden van de VVD-fractie vragen hoeveel mensen met een oWajong-uitkering via de
Bremanregeling meer dan het WML verdienen (tot aan maximaal 120 procent WML). Kan
het voor deze groep dan betekenen dat, door de systematiek van het garantiebedrag,
het uitgangspunt van meer werken moet meer lonen niet gaat gelden? Hoe groot is deze
groep?
De leden van de CDA-fractie maken zich zorgen over mogelijk inkomensverlies voor mensen met een medische urenbeperking
en over hun toekomstperspectief. In het wetsvoorstel wordt door de voorgestelde regels
voor het berekenen van de uitkering en het loslaten van de Bremanregeling, naar het
oordeel van deze leden, onvoldoende rekening gehouden met het feit dat mensen met
een medische urenbeperking wel meer willen, maar niet meer kunnen werken. Voorkomen
moet worden dat mensen die als gevolg van hun beperking niet fulltime kunnen werken,
hun hele leven onder het WML blijven vallen en daarmee onder het bijstandsregime met
de bijbehorende plichten en sancties. Kan de regering aangeven hoe het uitgangspunt
van het wetsvoorstel, dat werken moet lonen, zich verhoudt tot mensen met een medische
beperking? Is de regering het met deze leden eens dat het wetsvoorstel voor deze groep
mensen geen vooruitgang betekent en hen niet stimuleert, integendeel demotiveert,
om te studeren en te werken, omdat zij er financieel niet beter van worden? Deze leden
zien graag een uitgebreide toelichting van de regering en een oplossing voor dit probleem
tegemoet.
De leden van de CDA-fractie vragen de regering ervoor zorg te dragen de rekenregels
niet te ingewikkeld te maken. Ook Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV)
en andere instanties wijzen hierop. De voorgestelde formule voor de geharmoniseerde
regeling voor inkomensondersteuning kan mensen met wisselende inkomsten onbedoeld
in de problemen brengen. Hoe gaat de regering voorkomen dat er uitvoeringsproblemen
ontstaan en mensen van wie het inkomen afwijkt door wisselende inkomsten achteraf
geconfronteerd worden met terugvorderingen?
De leden van de D66-fractie zijn content dat de regering beoogt dat niemand er in de harmonisatie op achteruitgaat
door het instellen van een garantieregeling. De leden van de D66-fractie vragen de
regering op welke wijze de garantieregeling wordt opgezet in het geval van (sterk)
wisselende inkomens of (sterk) wisselend aantal uren dat gewerkt is. Daarnaast vragen
deze leden of de regering kan bevestigen dat (meer) werken in alle gevallen loont
in de nieuwe regeling. Hoe zorgt de regering dat, bijvoorbeeld bij het verdienen van
een stagevergoeding tijdens de opleiding of bij het met terugwerkende kracht ontvangen
van een salarisverhoging, er voor een Wajonger een duidelijk beeld ontstaat van rechten
en plichten? In hoeverre kan het in het voorstel voorkomen dat er door een salarisverhoging
via plaatsing in een andere arbeidsongeschiktheidsklasse een achteruitgang van het
totale inkomen plaatsvindt?
De leden van de D66-fractie constateren teleurgesteld dat het in het voorstel niet
mogelijk wordt om zonder uitkering 100 procent van het WML per uur te verdienen voor
mensen met een medische urenbeperking die wel het maximaal aantal uren werken dat
ze aankunnen. Deze leden vragen de regering waarom niet meer gewicht wordt gegeven
aan de inspanning van deze groep. Is de systematiek voor het bepalen van de medische
urenbeperking voldoende precies om de uitkering op te baseren? Zijn er nog verbeteringen
mogelijk bij het vaststellen van de medische urenbeperking?
De leden van de D66-fractie vragen de regering daarnaast om uiteen te zetten hoeveel
mensen er in de Wajong met een medische urenbeperking aan het werk zijn en hoe de
gewerkte uren zich verhouden tot de uren die zij kunnen werken. Zij constateren verder
dat er in de Participatiewet een vrijstelling bestaat voor mensen met een medische
urenbeperking. Deze leden vragen de regering uiteen te zetten waarom er niet voor
gekozen is, analoog aan de Participatiewet, een inkomensvrijlating voor deze doelgroep
in de Wajong voor de nieuwe situatie in te stellen.
De leden van de D66-fractie lezen in de memorie van toelichting dat voor Wajongers
met inkomen uit een onderneming specifieke maatregelen gelden. Hoewel deze leden maatwerk
voor zelfstandigen zonder personeel (zzp’ers) in de Wajong ondersteunen, constateren
zij echter ook dat er tussen de eerdere Wajong-regimes verschillen bestaan in de berekeningsmethoden
voor het bepalen van de hoogte van de uitkering voor deze groep. Klopt de constatering
van deze leden dat de berekeningsmethoden voor de uitkering van zzp’ers in de Wajong
met deze harmonisatie niet uniform zijn geworden? Zo ja, kan de regering aangeven
waarom hier geen harmonisatie in is aangebracht?
Kan de regering daarnaast inzicht geven op welke wijze het bruto inkomen van een werknemer
wordt verrekend met een Wajong-uitkering en met een Participatiewet-uitkering en hoe
dat werkt bij een zzp’er in de Wajong of in de Participatiewet? Hoe worden heffingskortingen
(arbeidskorting en algemene heffingskorting) en aftrekposten (zoals de zelfstandigenaftrek
en midden- en kleinbedrijf (MKB)-winstvrijstelling) daarbij meegenomen?
Kan de regering daarnaast uiteenzetten welke verschillen er verder bestaan in de fiscale
behandeling van Wajongers en niet-Wajongers die werkzaam zijn als werknemer en hetzelfde
in het geval van zzp-schap? De leden van de D66-fractie vragen de regering daarbij
in het geval van verschillende behandeling de beweegredenen achter deze verschillen
nader uiteen te zetten.
Tot slot vragen de leden van de D66-fractie in hoeverre Wajongers die als zzp’er werken
verliezen in eerdere boekjaren mogen verrekenen met de winst uit het huidige boekjaar
en/of bij de verrekening met de Wajong-uitkering ook rekening wordt gehouden met verliezen
uit eerdere boekjaren. Indien dit niet is toegestaan, kan de regering uiteenzetten
waarom dit bij Wajongers niet het geval is?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de regering nader kan toelichten waarom het invoeren van het instrument
loonkostensubsidie zou leiden tot het vergroten van de complexiteit voor de uitvoering
van de Wajong. Leidt invoering van loonkostensubsidie in de Wajong juist niet tot
minder complexiteit voor werkgevers, omdat zij dan met minder regelingen te maken
hebben? Kan de regering bevestigen dat invoeren van loonkostensubsidie ook zou leiden
tot een vermindering van de administratieve lasten voor werknemers? Deze leden vragen
of dat niet is wat beoogd zou moeten beogen.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen de regering om uitgebreid toe te lichten
wat dit wetsvoorstel voor effect heeft voor mensen met een medische urenbeperking
en mensen die nu werken met een hoger maatmaninkomen. Is het mogelijk een ruimere
vrijlatingsregeling te creëren voor deze groepen, omdat zij al werken naar vermogen,
dan wel een hogere opleiding hebben? Is de regering bereid de mogelijkheid tot maatmanwissel
te behouden? Zo nee, waarom niet?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen de regering om nader toe te lichten waarom
de grens van 20 procent WML is gekozen. Hoe strookt dat het met principe van de regering
dat werken moet lonen?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen waarom is gekozen voor een periode van twee
maanden bij de overgangsregeling. Realiseert de regering zich dat het voor deze doelgroep
heel lastig kan zijn om binnen twee maanden een nieuwe baan te vinden en dat dit kan
leiden tot angst bij Wajongers om een nieuwe baan te zoeken? Is de regering bereid
deze termijn te verlengen?
De leden van de GroenLinks-fractie delen de analyse dat de Wajong een ontzettend complex
geheel is geworden. Zij delen ook de ambitie van de regering om dit aan te pakken.
Verschillende belangengroepen en ook uitvoeringsinstantie UWV constateren echter dat
dit wetsvoorstel het voor Wajongers nog steeds niet begrijpelijker maakt. In hoeverre
voldoet dit wetsvoorstel dan aan de doelstelling om de wetgeving eenvoudiger te maken?
Verschillende organisaties wijzen er ook op dat door deze complexiteit de onzekerheid
bij Wajongers zal blijven, waardoor zij nog steeds een drempel zullen ervaren om te
gaan werken. In hoeverre heeft dit wetsvoorstel dan zijn doelstelling bereikt? Ziet
de regering mogelijkheden om de regels voor het berekenen van een uitkering nog eenvoudiger
te maken? Waarom is er voor gekozen de aanbevelingen van het UWV hierover niet over
te nemen? Waarom houdt de regering zo halsstarrig vast aan het principe dat (meer)
werken moet lonen, terwijl alle betrokken organisaties aangeven dat begrijpelijkheid
op dit moment het hoogste doel zou moeten zijn om meer Wajongers te laten participeren?
Hoewel de leden van de SP-fractie het doel van de wet steunen (vereenvoudiging en werken lonend maken), maken zij zich
ernstig zorgen over groepen die er op achteruit gaan. Mensen met een Bremanregeling,
een verlengde werkregeling en de maatmanwissel gaan er keihard in inkomen op achteruit,
indien zij hun baan verliezen en niet binnen twee maanden een nieuwe baan vinden.
Wat dat betreft garandeert het individuele garantiebedrag niet veel in een onzekere
arbeidsmarkt. Waarom heeft de regering niet gekozen voor een langere termijn, bijvoorbeeld
een jaar, twee jaar of de pensioengerechtigde leeftijd? De regering geeft aan dat
een overgangstermijn van twee maanden geen financiële consequenties heeft, maar een
langere termijn wel. Kan de regering aangeven wat de financiële consequenties zijn
van het verlengen van de termijn tussen twee banen naar drie, vier, vijf, zes, zeven,
acht, negen, tien, elf, twaalf, achttien, vierentwintig en zesendertig maanden en
tot aan de pensioengerechtigde leeftijd? Als de regering geen exacte gegevens heeft,
zien de leden van de SP-fractie graag de inschattingen, die op het ministerie gemaakt
zijn, tegemoet. Hoeveel jonggehandicapten vinden binnen respectievelijk twee maanden,
zes maanden, een jaar en twee jaar na baanverlies weer een nieuwe baan?
Hoeveel mensen zitten nu in respectievelijk de Bremanregeling, een verlengde werkregeling
en de maatmanwissel? Hoeveel hiervan lopen het risico op inkomensachteruitgang na
baanverlies van meer dan twee maanden? Wil de regering haar inschattingen over hoeveel
mensen het betreft met de Kamer delen? Hoeveel kan een persoon met respectievelijk
Bremanregeling, verlengde werkregeling en maatmanwissel er maximaal op achteruit gaan?
De leden van de SP-fractie vinden het eerlijk dat mensen die werken er ook nog wat
op vooruit kunnen gaan, ook als zij een arbeidsbeperking hebben. Wat is de mening
van de regering hierover? Helaas hebben het huidige en vorige kabinetten alles boven
minimumloon afgesneden voor deze doelgroep. Kan de regering reageren op de uitspraak
dat het minimumloon voor jonggehandicapten het maximumloon is geworden? De leden van
de SP-fractie informeren tevens graag of er nog enige vooruitgang is in de vaststelling
van de collectieve arbeidsovereenkomst (cao) beschut werk. Welke actie heeft de regering
ondernomen om een cao naderbij te brengen? Hoeveel maanden/ jaar mag het van de regering
nog duren voordat er een cao beschut werk komt, conform de motie Jasper van Dijk (Kamerstuk
34 352, nr. 121)? Kan de regering uitleggen of voorrekenen hoe de formule voor inkomensondersteuning
uitwerkt als iemand niet WML verdient, maar een hoger salaris heeft? Mag de persoon
met een salaris hoger dan WML ook 30 cent houden van elke verdiende euro?
De leden van de SP-fractie maken zich tevens ernstige zorgen over mensen met een medische
urenbeperking. Kan de regering aangeven hoeveel mensen het betreft? Mensen met een
medische urenbeperking die bijvoorbeeld maximaal 20 uur per week kunnen werken, zullen
met voorliggende regeling nooit het minimumloon kunnen verdienen. Is de regering bereid
om een compensatiefactor voor mensen met een medische urenbeperking in te voeren,
waarbij bij bovengenoemd voorbeeld bijvoorbeeld 20 uur als fulltime wordt gerekend?
Mensen met loondispensatie hebben immers ook een compensatiefactor. De leden van de
SP-fractie vrezen dat mensen met een urenbeperking er bekaaid vanaf komen en zij kunnen
er immers ook niks aan doen dat ze slechts een beperkt aantal uren in de week kunnen
werken.
De derde groep waar de leden van de SP-fractie zich zorgen over maken zijn de mensen
die volledig arbeidsongeschikt zijn, maar toch (tijdelijk) nog een beperkt aantal
uren kunnen werken. Voor hen zal werken niet lonen indien zij minder dan 20 procent
werken. Dat betreuren de leden van de SP-fractie. Wil de regering er iets op verzinnen
dat ook voor deze groep werken gaat lonen? Is de regering bijvoorbeeld bereid om een
bedrag vrij te laten voor deze groep waarop niet gekort wordt, bijvoorbeeld 1.000
euro per jaar? Dit zou dan voor alle Wajongers kunnen gelden, zodat alle Wajongers
een bonus of kerstgratificatie tot 1.000 euro in zijn geheel kunnen houden. Met diezelfde
regeling zou de groep volledig arbeidsongeschikte Wajongers een bedrag, bijvoorbeeld
1.000 euro per jaar kunnen behouden, zonder gekort te worden als beloning op werk.
De leden van de SP-fractie vragen of de groep Wajongers zonder arbeidsvermogen nu
uitgesloten is van loondispensatie en jobcoaching. Zo ja, waarom? Is de regering bereid
deze mensen toch een vorm van ondersteuning te bieden? Deze leden vragen wanneer precies
Wajongers zonder arbeidsvermogen die toch werken, op het punt komen dat zij herkeurd
gaan worden. Is dit na een bepaalde tijdsperiode te hebben gewerkt, bijvoorbeeld twee
jaar? Hoe weten deze Wajongers waar zij aan toe zijn? Worden zij vooraf gewaarschuwd?
Bestaanszekerheid voor alle mensen in Nederland is een fundamentele waarde voor de
leden van de PvdA-fractie. Kan de regering garanderen dat de hoogte van de nieuwe Wajong-uitkering voldoende
bestaanszekerheid biedt en niet tot (langdurige) armoede leidt? Kan daarbij expliciet
worden ingegaan op de hogere kosten voor mensen als gevolg van hun arbeidsbeperking?
Kan de regering voor verschillende groepen die recht hebben op een Wajong-uitkering
aangeven hoe hun inkomen is verslechterd of dreigt te verslechteren door de wijziging
van 2018 in combinatie met de nu voorgenomen wijzigingen? Hoe verhoudt dit zich tot
het uitgangspunt van voldoende bestaanszekerheid? De regering erkent dat meer werken
mogelijk niet leidt tot meer netto inkomen voor mensen met een Wajong-uitkering. Hoe
verhoudt dit zich tot het streven dat werken moet lonen?
Eenvoudigheid en eenduidigheid zijn belangrijke uitgangspunten voor de wijziging.
De leden van de PvdA-fractie vragen waarom niet is gekozen voor een systeem van inkomensaanvulling
voor iedere jonggehandicapte die niet in staat is het wettelijk minimumuurloon te
verdienen, ongeacht de regeling.
Voor veel mensen met een arbeidsbeperking geldt dat zij niet voltijd kunnen werken.
In het nieuwe voorstel wordt het onmogelijk voor deze mensen om het minimumloon te
verdienen. De leden van de PvdA-fractie vragen of het rechtvaardig is dat mensen die
buiten hun schuld om niet meer uren kunnen werken onder het minimumloon verdienen.
Waarom hanteert de regering niet als uitgangspunt dat wie naar vermogen werkt, tenminste
het minimumloon verdient, en daarboven dat meer werken moet lonen?
Het voorstel gaat zeer summier in op verschillende situaties, waardoor niet voor iedereen
de gevolgen duidelijk zijn. De leden van de PvdA-fractie vragen de regering om meer
situaties uit te werken, zodat voor meer groepen de effecten inzichtelijk zijn. Kan
de regering daarbij expliciet ingaan op situaties waarbij verlies van inkomen mogelijk
is? Kan de regering ingaan op verschillende situaties waarbij mensen met een arbeidsbeperking
op dit moment meer verdienen dan het minimumloon en de nieuwe regelingen ingaan en
daarbij tegelijkertijd onvoorzien omstandigheden optreden, zoals het (langduriger)
verlies van een baan?
De leden van de PvdA-fractie hebben grote zorgen over de garantieregeling. Het is
van groot belang dat mensen hun huidige inkomen kunnen behouden. Waarom is ervoor
gekozen een periode van twee maanden voor het zoeken van een nieuwe baan te hanteren?
Heeft de regering onderzocht hoe lang het gemiddeld duurt voor mensen met een arbeidsbeperking
om een nieuwe baan te vinden? Zo ja, hoe verhoudt dit zich tot deze eis? Zo nee, kan
daar onderzoek naar worden gedaan? Wordt de garantieregeling geïndexeerd?
Het UWV en de Landelijke Cliëntenraad maken zich grote zorgen over de uitvoering.
De leden van de PvdA-fractie vrezen dat fouten bij de uitvoering mogelijk leiden tot
een terugval in inkomen voor mensen met een arbeidsbeperking. Indien verkeerde gegevens
worden gehanteerd waarbij mogelijk teruggevorderd wordt, een mogelijkheid die erkend
wordt in de memorie van toelichting, kan de regering aangeven hoe voorkomen wordt
dat mensen mogelijk te weinig besteedbaar inkomen overhouden? Hoe reëel wordt de kans
op schulden hierdoor geacht? Wordt er rekening mee gehouden dat mensen met een arbeidsbeperking
mogelijk meer hulp nodig hebben om juiste gegevens aan te leveren? Worden er meer
mogelijkheden getroffen om in gevallen van terugvordering betalingsregelingen te treffen,
juist ook in het kader van de Brede Schuldenaanpak? Is de regering bereid om extra
mogelijkheden te treffen om mensen met een arbeidsbeperking proactief te helpen met
aan aanleveren van de juiste gegevens en het aanvragen van regelingen?
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of de regering nog een aantal rekenvoorbeelden kan geven van het inkomen van
Wajongers onder de huidige regels en onder de nieuwe regels. Bijvoorbeeld van de gevallen
dat een Wajonger nu 10, 20, 30 en 40 uur per week werkt in de voortgezette werkregeling
(met loonwaarde 50 procent en 100 procent) en de gevallen dat een Wajonger nu 10,
20, 30 en 40 uur per week werkt in de Bremanregeling (met loonwaarde 50 procent en
100 procent). Wat is in die gevallen het huidige inkomen en wat zou het inkomen worden
met de nieuwe regels?
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering om nader te reflecteren op
het vraagstuk van (medische) urenbeperking. Is het waar dat iemand die vanwege een
urenbeperking niet fulltime kan werken, in de nieuwe regels nooit 100 procent van
het WML zal krijgen, ook niet als hij naar vermogen werkt? Hoe weegt de regering dat?
Voor mensen met een urenbeperking geldt namelijk dat zij gewoonweg niet meer kunnen
werken, al zouden ze dat willen. Aangezien een gemiddelde baan van een Wajonger 25,5
uur is, zullen de meeste Wajongers nooit op het niveau van het WML uitkomen. Vindt
de regering dit een wenselijke situatie?
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat Wajongers recht houden op een voor
hen vastgesteld garantiebedrag. Pas als de uitkering op basis van de nieuwe regels
meer dan twee maanden achter elkaar hoger is dan het garantiebedrag, komt het garantiebedrag
te vervallen. Hieruit ontstaat de indruk dat het garantiebedrag onbeperkt blijft gelden
als het inkomen van een Wajonger lager dreigt te worden, bijvoorbeeld bij baanverlies.
Kan de regering dit nader toelichten? Indien het toch zo is dat het garantiebedrag
vervalt als een Wajonger niet binnen twee maanden een andere baan heeft, acht de regering
dit dan een redelijke termijn?
De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat bij Wajongers met duurzaam geen
arbeidsvermogen (DGA) het inkomen tot 20 procent WML wordt verrekend met de uitkering.
Dit zal ook in de nieuwe regels zo zijn. De regering verdedigt dit door aan te halen
dat de uitkering voor DGA hoger is dan voor Wajongers met arbeidsvermogen, namelijk
75 procent tegenover 70 procent. Het kan echter gemakkelijk gebeuren dat het bedrag
dat aan inkomsten verkregen wordt groter is dan de vijf procentenpunten aan hogere
uitkering. Door de verrekening zou het inkomen van DGA dan onder de grens van 70 procent
WML komen. Met andere woorden, het verschil tussen wat er meer aan uitkering verkregen
wordt en wat er verrekend moet worden, kan behoorlijk groot zijn. Hoe ziet de regering
dit? Zou het niet rechtvaardiger en stimulerender zijn als de regels zo worden vormgegeven
dat ook DGA met enige inkomsten niet onder de grens van 70 procent WML zakken?
De leden van de SGP-fractie constateren dat de regering onderkent dat onzekerheid voor veel Wajongers reden vormt
om voorzichtig te zijn met wijzigingen in de persoonlijke situatie. In dat licht vragen
deze leden zich af of de keuze dat het voorgestelde garantiebedrag reeds na twee maanden
kan vervallen Wajongers zal blijven afschrikken. Waarom heeft de regering niet gezocht
naar een criterium dat duidelijker gekoppeld is aan een extra zekerheid die rechtvaardigt
dat de garantie vervalt, bijvoorbeeld het krijgen van een vaste aanstelling. Hoe voorkomt
de regering dat Wajongers die op grond van een tijdelijke aanstelling slechts korte
tijd boven het garantiebedrag uitkomen deze garantie kwijt raken?
Meer werken loont, maar wat met urenbeperking? De leden van de SGP-fractie constateren
dat de regering wil stimuleren dat werken voor iedereen loont, maar dat de geharmoniseerde
rekenregel pas werkt vanaf 20 procent van het minimumloon. Deze leden vragen welke
zwaarwegende redenen er zijn om de centrale ambitie van de regering niet ten goede
te laten komen aan degenen die onder deze norm blijven.
2.2 Regels voor eindigen en herleven recht op oWajong en Wajong2010 aanpassen
De leden van de VVD-fractie onderschrijven het doel van het aanpassen van de regels voor het eindigen en het
herleven van het recht op oWajong en Wajong2010 om de beleving van belemmeringen door
betrokkenen om te participeren weg te nemen. Wel maken zij zich zorgen over de dossiers
die het UWV zal bewaren voor langere tijd. Kan de regering een garantie geven dat
deze gegevens veilig opgeslagen worden en ook tot aan de Algemene Ouderdomswet (AOW)
gerechtigde leeftijd beschikbaar en toegankelijk blijven?
Verder vinden de leden van de VVD-fractie het belangrijk dat de communicatie en uitlegbaarheid
naar de doelgroep voor de betrokkenen begrijpelijk en helder is. Vanaf wanneer start
de overheid samen met het UWV het communicatietraject over de nieuwe regeling? Deze
leden vinden het belangrijk om bij de voorbereiding van het communicatietraject ook
mensen uit de doelgroep en hun ouders c.q. begeleiders te betrekken. Kan de regering
bevestigen dat dit ook gebeurt?
De leden van de CDA-fractie zijn verheugd over het voorstel om het herlevingsrecht van de Wajong-uitkering uit
te breiden, maar zij hebben hierbij wel een vraag. Volgens het voorstel kunnen Wajongers
die gaan werken altijd terugvallen op hun Wajong-recht als ze uitvallen op basis van
dezelfde reden als waarom hen het Wajong-recht is toegekend. Kan de regering precies
aangeven wat de gevolgen zijn als een Wajonger zijn werk verliest door een oorzaak
die los staat van de handicap waarvoor de Wajong is toegekend? Betekent dit dat dan
het Wajong-recht niet herleeft? Dit roept bij de leden van de CDA-fractie vragen op.
Immers in de praktijk zal het niet altijd duidelijk zijn (of hard te maken) dat iemand
zijn baan verliest vanwege zijn of haar handicap. Is de regering het met deze leden
eens dat dit gegeven ertoe kan leiden dat de zorgen onder Wajongers om de Wajong-uitkering
te verliezen als zij gaan werken, blijven bestaan en zij niet gaan werken? Deze leden
zien graag een nadere toelichting van de regering tegemoet.
De leden van de D66-fractie zijn content met het voornemen van de regering om de termijn voor herleving van de
Wajong op te trekken van vijf jaar naar de AOW-gerechtigde leeftijd. Tegelijkertijd
constateren deze leden echter dat het UWV in haar uitvoeringstoets meldt dat wanneer
een Wajonger zijn baan verliest door ontslag, er geen herlevingsgrond is in de nieuwe
regeling. Deze leden vragen de regering in hoeverre dit klopt, en zo ja, hoe dit rijmt
met het beoogde doel van wegnemen van de angst bij Wajongers om werk te accepteren.
Kan de regering daarnaast kwantificeren hoe vaak een werknemer met recht op Wajong
wordt ontslagen of het contract niet wordt verlengd ten opzichte van werknemers zonder
een Wajongregeling?
Daarnaast constateren de leden van de D66-fractie dat het UWV in haar uitvoeringstoets
meldt dat ook wanneer een Wajonger arbeidsongeschikt raakt om een andere reden dan
waarvoor eerder de Wajong is toegekend, het recht op herleving niet geldt. Deze leden
vragen de regering om uiteen te zetten waarom hiervoor gekozen is, ook in het licht
van het feit dat er onder de doelgroep relatief vaak meerdere ziektebeelden tegelijkertijd
optreden.
Het is de leden van de GroenLinks-fractie nog niet helemaal duidelijk wanneer het terugkeerrecht geldt. Geldt het terugkeerrecht
ook als iemand met een baan onafhankelijk wordt van de Wajong en na enkele jaren ontslagen
wordt op bedrijfseconomische grond? Geldt het terugkeerrecht ook als iemand met duurzaam
geen arbeidsvermogen meer dan 20 procent inkomsten (loon) ontvangt en toch weer volledig
uitvalt? Hoe wordt omgegaan met Wajongers die in de Werkloosheidswet (WW) terecht
komen en daardoor geen recht hebben op loondispensatie of loonkostensubsidie, waardoor
zij minder makkelijk aan een baan kunnen komen?
2.3 Passend werkaanbod in de oWajong en Wajong2010 harmoniseren
De leden van de VVD-fractie vragen of, en zo ja, welke maatregelen er worden genomen wanneer iemand geen gebruik
wil maken van het re-integratietraject. Kan de regering de begrippen vrijwillig maar
niet vrijblijvend in dit verband nader toelichten. Wat gebeurt er als iemand geen
gebruik wil maken van de ondersteuning van het UWV? Aan welke verplichtingen moet
dan worden voldaan? Daarnaast wordt de term algemeen geaccepteerde arbeid vervangen
door passende arbeid. Hoe zal er worden bepaald wat passende arbeid is?
De leden van de D66-fractie zijn content dat de verplichting om een passend werkaanbod te accepteren wordt gewijzigd.
Deze leden constateren dat een Wajonger ook zelf de regie kan nemen in het re-integratietraject, waarin er afspraken worden gemaakt met het UWV. Zij begrijpen dat het UWV
de afweging maakt of er voldoende inspanningen worden verricht ter re-integratie.
Deze leden vragen de regering op grond van welke aspecten deze afweging van voldoende
inspanning wordt gemaakt.
2.4 Studieregeling in de Wajong2010 vanaf 2020 schrappen
De leden van de D66-fractie zijn zeer content dat het volgen van een studie in de voorstellen van de regering
voor Wajongers niet langer een verlaging betekent van de inkomensondersteuning. Daarnaast
kan het feit dat studerende Wajongers worden vrijgesteld van verdere re-integratiemaatregelen
op de steun van deze leden rekenen. Zij vragen de regering op welke wijze Wajongers
op de hoogte worden gesteld van het feit dat ze hierover afspraken dienen vast te
leggen in het re-integratieplan bij het UWV.
De leden van de SP-fractie zijn blij dat jonggehandicapten nu op school kunnen blijven en kunnen studeren. Deze
leden hebben echter nog wel zorgen over hoe zij het collegegeld kunnen betalen en
indien zij dit lenen, hoe zij dit terug kunnen betalen. Wat is de visie van de regering
op dit vraagstuk? Kan het levenlanglerenkrediet voor deze mensen worden omgezet in
een gift indien zij het niet terug kunnen betalen of niet meer verdienen dan WML?
De leden van de SP-fractie zijn tevens bezorgd over jonggehandicapten die in de bijstand
zitten. Soms mogen zij van de sociale dienst een studie volgen met behoud van uitkering,
maar dit wordt ook geregeld geweigerd. Vaak worden mensen doorverwezen naar Dienst
Uitvoering Onderwijs (DUO). Maar mensen met een arbeidsbeperking kunnen vaak helemaal
geen studielening aan, omdat hun terugverdienvermogen beperkt of nog onbekend is.
Wat is de visie van de regering op deze groep mensen? Waar kunnen zij terecht? Hebben
zij ook recht op studiemogelijkheden? Hoe moeten zij hun studiegeld betalen? Is het
wel wenselijk dat het beleid per gemeente verschilt? Leidt dit niet tot willekeur?
Is de regering bereid om recht op studie en/of scholing voor deze groep vast te leggen
in de wet? Erkent de regering dat het beleid verschilt per gemeente en dat jonggehandicapten
bij een weigering geen poot hebben om op te staan? Zijn er cijfers of onderzoeken
bekent over de vraag hoeveel mensen al dan niet mogen studeren en/of scholen in de
bijstand?
2.5 Uitsluitingsgrond studerende in de Wajong2015 schrappen
De leden van de GroenLinks-fractie zijn positief over het voornemen van de regering om de uitsluitingsgrond studeren
te schrappen in de Wajong2015. Deze leden delen echter de zorgen van het UWV dat dit
mogelijk geen oplossing gaat bieden voor Wajongers die een Wajong2015 aanvragen, maar
op dit moment nog op school zitten. Dit wetsvoorstel zou juist een oplossing moeten
zijn voor kinderen die nog na hun achttiende op een voortgezet speciaal onderwijs
(VSO)-school zitten en nu in een inkomensgat vallen, omdat zij pas recht hebben op
Wajong als ze van school af zijn. Deze leden krijgen signalen dat jongeren nu van
school worden gehaald, omdat (pleeg)ouders het financieel niet kunnen bolwerken. De
individuele studietoeslag uit de Participatiewet is dan bij lange na niet genoeg.
Hoe kijkt de regering daar tegenaan? Kan de regering garanderen dat deze groep inderdaad
geholpen wordt met dit wetsvoorstel? De leden van de GroenLinks-fractie vinden de
oplossing die het UWV aandraagt erg sympathiek en vragen de regering met klem om deze
optie te heroverwegen.
2.6 Instroom in de oWajong afsluiten
De leden van de SP-fractie vragen wat de noodzaak is van het afsluiten van de instroom in de oWajong. Hoeveel
mensen stroomden er nog in de oWajong de afgelopen jaren? Hoeveel zou het kosten om
de oWajong niet af te sluiten? Erkent de regering dat er mensen zijn die hun leven
lang al problemen en ziekteverschijnselen hebben maar waarbij pas op latere leeftijd
geconstateerd wordt dat het ziekte A of B is? Wat zijn de gevolgen van het afsluiten
voor deze mensen?
Hoofdstuk 3 Ontvangen commentaren en adviezen
3.1 UWV
De leden van de VVD-fractie zouden graag willen weten hoe groot de groep is die nog studeert en een Wajong2015
uitkering wil aanvragen. Zij vragen daarnaast of er consequenties verbonden zijn aan
de doorgang van de wet en de snelheid waarmee de wet uitgevoerd kan worden, vanwege
de grote impact op het ICT-systeem dat het UWV verwacht.
De leden van de CDA-fractie merken op dat het UWV een voorbehoud maakt bij de invoering van onderhavig wetsvoorstel
met betrekking tot de benodigde ICT-aanpassingen. Deze zijn omvangrijk en complex.
De leden van de CDA-fractie zien dit als een belangrijke waarschuwing, waar serieus
rekening mee gehouden moet worden. Wat is de reactie van de regering op dit voorbehoud?
Wat betekent dit voor de beoogde datum van inwerkingtreding van dit wetsvoorstel van
1 juli 2020?
De leden van de D66-fractie constateren dat het UWV in haar uitvoeringstoets melding ervan maakt dat de voorgestelde
harmonisatie het voor Wajongers niet langer te overzien maakt wat de gevolgen zijn
voor het recht en de hoogte van de uitkering als zij meer gaan werken. Deze leden
vragen de regering of zij dergelijke signalen herkent, en hoe zij onduidelijkheden
bij de Wajongers hieromtrent kan wegnemen.
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat het UWV vragen heeft bij de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid van de voorgenomen
wetswijziging. De voorgestelde harmonisatie van de regels voor inkomensondersteuning
is volgens het UWV niet uitlegbaar aan de doelgroep en mist zijn doel. Kan de regering
nader ingaan op de aangedragen bezwaren en suggesties van het UWV? Is het UWV in staat
om het thans voorliggende wetsvoorstel op de beoogde inwerkingtredingsdatum in- en
uit te voeren? Hoe kan de regering borgen dat alle Wajongers die met de nieuwe regels
te maken krijgen adequaat geïnformeerd worden en dat onrust voorkomen wordt?
3.2 Autoriteit Persoonsgegevens
De leden van de D66-fractie vragen de regering om een reactie op het advies van de
Autoriteit Persoonsgegevens, waarin wordt opgeroepen een nadere toelichting te geven
op de privacy-impact door het verlengen van de bewaartermijn van persoonsgegevens.
3.3 Landelijke Cliëntenraad
De leden van de SGP-fractie lezen dat volgens de regering meer werken ook loont voor Wajongers met medische urenbeperking
en dat de voorgestelde regeling, evenmin als de huidige regeling, onderscheid maakt
op basis van urenbeperking. Deze leden vragen hoe deze stellingen te verenigen zijn
met het gegeven dat Wajongers met urenbeperking in het voorgestelde model beperktere
inkomensstijging hebben dan op basis van onder meer de Bremanregeling en voortgezette
werkregeling mogelijk is, waarbij zelfs meer dan 100 procent van het WML kan worden
verdiend.
3.4 Internetconsultatie
De leden van de VVD-fractie lezen dat de periode van twee maanden tot stand is gekomen om te voorkomen dat Wajongers
er op achteruit gaan op het moment dat zij zelfstandig van baan wisselen en dat daarmee
het garantiebedrag ook de mobiliteit op de arbeidsmarkt voorkomt. Kan de regering
dit verder toelichten? Op welke manier zorgt de grens van twee maanden dat mobiliteit
op de arbeidsmarkt voorkomen wordt?
II. ARTIKELGEWIJS
Onderdeel UU
De leden van de SGP-fractie lezen dat het ontbreken van inkomen als grond voor het alsnog vervallen van het garantiebedrag
vooral bedoeld is voor de uitkeringsgerechtigden in de voortgezette werkregeling en
de Bremanregeling. Deze leden vragen waarom deze groepen niet expliciet worden benoemd.
Wil de regering ingaan op het risico dat andere dan de genoemde groepen Wajongers
gedupeerd worden door het algemene geformuleerde criterium dat geen inkomen is genoten.
De voorzitter van de commissie, Rog
Adjunct-griffier van de commissie, Kraaijenoord
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.R.J. Rog, voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede ondertekenaar
S. Kraaijenoord, adjunct-griffier
Stemmingsuitslagen
Aangenomen met handopsteken
Fracties | Zetels | Voor/Tegen |
---|---|---|
VVD | 32 | Voor |
CDA | 19 | Voor |
D66 | 19 | Voor |
PVV | 19 | Tegen |
GroenLinks | 14 | Tegen |
SP | 14 | Tegen |
PvdA | 9 | Tegen |
ChristenUnie | 5 | Voor |
50PLUS | 4 | Tegen |
PvdD | 4 | Tegen |
DENK | 3 | Tegen |
SGP | 3 | Voor |
FVD | 2 | Voor |
Van Haga | 1 | Voor |
Van Kooten-Arissen | 1 | Tegen |
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.