Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over het Besluit adviescommissie gegevensverstrekking weigerende observandi (Kamerstuk 33628-60, bijlage)
2019D29402 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd aan de Minister voor Rechtsbescherming over het ontwerpbesluit houdende
vaststelling van het Besluit adviescommissie gegevensverstrekking weigerende observandi
(Besluit adviescommissie gegevensverstrekking weigerende observandi) (Kamerstuk 33 628, nr. 60, bijlage).
De voorzitter van de commissie, Van Meenen
De adjunct-griffier van de commissie, Schoor
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
1. Vragen en opmerkingen vanuit de VVD-fractie
Wat de leden van de VVD-fractie betreft gaan moordenaars en verkrachters zoals Michael
P., die weigeren mee te werken aan psychologisch onderzoek, linea recta naar de weigerafdeling
van het Pieter Baan Centrum. Deelt u die wens? Gaat dit ook gebeuren?
2. Vragen en opmerkingen vanuit de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het ontwerpbesluit adviescommissie
gegevensverstrekking weigerende observandi (hierna: ontwerpbesluit). Zij hebben hierover
nog een enkele vraag.
De aan het woord zijnde leden lezen in artikel 2.11, eerste lid, van het ontwerpbesluit
dat gegevens 90 dagen moeten worden bewaard. Zij vragen zich af waarom deze termijn
zo lang is en hebben op dit punt behoefte aan een nadere toelichting. De enkele verwijzing
naar een nieuwe wettelijke uiterste termijn in artikel 37a, zevende lid, van het Wetboek
van Strafrecht betekent toch niet dat in het besluit niet kan worden gekozen voor
een snellere vernietiging? Zou het, met het oog op de gevoeligheid van deze gegevens,
niet beter zijn deze gegevens sneller te vernietigen? Dat sluit ook goed aan bij de
inspanningsverplichting die de Minister voor Rechtsbescherming al omschrijft.
3. Vragen en opmerkingen vanuit de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het
ontwerpbesluit. Deze leden onderschrijven het belang van een goede regeling om het
in uiterste gevallen mogelijk te maken in geval van ernstige misdrijven, zonder toestemming
van weigerende observandi, medische gegevens te vorderen van zijn of haar behandelaren
of voormalige behandelaren ten behoeve van het opstellen van een rapportage over de
geestesgesteldheid. Wel hebben zij vragen bij de proportionaliteit en subsidiariteit
van het ontwerpbesluit in de huidige vorm.
De op te vragen medische gegevens zijn niet opgesteld met het doel om in strafzaken
een oordeel te kunnen geven over de psychische gesteldheid en eventuele oorzakelijke
verbanden met de begane misdrijven. Het gaat, zo verwachten deze leden, om reguliere
medische rapportages die zijn opgesteld na een hulpvraag van patiënt en/of een hulpverlener.
Bovendien kunnen medische gegevens die met behulp van psychodiagnostiek zijn verkregen
hun geldigheid na verloop van tijd verliezen. Het roept de vraag op of met de voorgestelde
regeling niet het risico wordt vergroot dat betrokkenen zullen afzien van noodzakelijke
medische/psychische behandeling, omdat de kans bestaat dat de vergaarde informatie
uiteindelijk zal kunnen worden gebruikt in toekomstige strafprocessen. Dit kan gevaren
voor de maatschappij met zich meebrengen, vooral als het gaat om de categorie personen
waar dit ontwerpbesluit iets voor wil regelen. De verplichting tot het delen van complete
medische dossiers kan negatieve gevolgen hebben voor de vertrouwensrelatie tussen
behandelaar en cliënt, waardoor het welslagen van de behandeling en de veiligheid
van de samenleving risico zouden kunnen lopen. Bent u zich bewust van dit gevaar dat
met het doorbreken van het beroepsgeheim dreigt? Bent u bereid om te onderzoeken of,
en zo ja, in welke mate dit gevaar zich voordoet en hoe kan worden voorkomen dat mensen
noodzakelijke geestelijke gezondheidszorg zullen gaan mijden?
Daarnaast maken de aan het woord zijnde leden zich zorgen over de ongeclausuleerde
beperking van het inroepen van het medisch beroepsgeheim. Behandelaars worden verplicht
complete medische dossiers beschikbaar te stellen, wat spanning oplevert met het medisch
beroepsgeheim en de noodzakelijke vertrouwensband tussen arts en patiënt kan schaden.
Voornoemde leden vragen of wel een duidelijke noodzaak bestaat om over de complete
medische dossiers te beschikken voor de beantwoording van de vragen die de adviescommissie
zich volgens het ontwerpbesluit moet stellen. Volgens artikel 2.1 van het ontwerpbesluit
heeft de commissie de taak om «te adviseren over de aanwezigheid en de bruikbaarheid
van persoonsgegevens betreffende een mogelijke gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke
stoornis van de geestvermogens van een weigerende observandus tijdens het begaan van
het feit». In artikel 2.9 van het ontwerpbesluit is opgesomd wat de motivering in
het advies van de commissie in ieder geval moet omvatten. Deze leden stellen vast
dat de taak en het advies van de commissie beperkt is qua tijdsspanne en inhoud. Tegen
die achtergrond lijkt het opvragen van een geheel dossier bij een professional die
in principe gebonden is aan de geheimhoudingsplicht niet nodig en is dit ogenschijnlijk
strijdig met de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit. Zij vragen op
dit punt een reactie van de Minister voor Rechtsbescherming. Waarom worden de op te
vragen gegevens niet beperkt in tijd en omvang? Kan niet worden volstaan met het stellen
van gerichte vragen aan de behandelaar(s), zodat deze alleen de relevante informatie
verstrekt en zijn/haar beroepsgeheim niet meer dan nodig doorbroken wordt? Dat stelt
de behandelaar, die daartoe bij uitstek bekwaam is, in de mogelijkheid om af te wegen
welke informatie noodzakelijk is voor de adviescommissie om de eventuele aanwezigheid
van ziekelijke stoornissen vast te stellen. Irrelevante, maar vertrouwelijke medische
informatie blijft dan buiten beschouwing. Krijgt de verdachte een afschrift van de
aan de commissie verstrekte medische gegevens, zodat de verdachte en zijn/haar raadspersoon
weten welke gegevens de adviescommissie tot haar beschikking heeft?
4. Vragen en opmerkingen vanuit de SP-fractie
De leden van de SP-fractie zijn voor het ultimum remedium om, in geval van
ernstige misdrijven, ten behoeve van het opstellen van een rapportage over de geestestoestand
van een verdachte zonder diens toestemming bestaande medische gegevens te vorderen
van zijn behandelaren. Desalniettemin hebben de aan het woord zijnde leden nog wel
enkele vragen over het ontwerpbesluit.
Klopt het dat in het ontwerpbesluit niet is vastgelegd dat de verdachte en zijn raadsman
het recht van inzage hebben in de door de multidisciplinaire commissie opgevraagde
persoonsgegevens en daarvan desgewenst een afschrift kunnen ontvangen? Bent u alsnog
bereid dit recht op te nemen in het besluit? Zo nee, waarom niet?
Verder vragen deze leden om een verduidelijking van de term «weigerende observandus».
Vallen hier ook verdachten onder die gedeeltelijk medewerking aan enig onderzoek weigeren?
Bent u bereid het besluit op dit punt te verduidelijken? Zou het niet handiger zijn
om bij artikel 1.1, onder i, sub c, van het ontwerpbesluit de zinsnede «medewerking
te verlenen aan,» te vervangen door «toestemming te verlenen voor»?
De Raad voor de Rechtspraak wijst volgens voornoemde leden terecht op het punt dat
het ontwerpbesluit een voorziening mist voor de situatie dat de commissie stuit op
persoonsgegevens waaruit blijkt dat geen sprake is van een gebrekkige ontwikkeling
of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bij de weigerende observandus. Kunt u
verduidelijken wat er met die gegevens dient te gebeuren? Kan in het besluit expliciet
worden opgenomen dat ook die gegevens worden genoemd in het advies van de multidisciplinaire
commissie?
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P.H. van Meenen, voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid -
Mede ondertekenaar
H. Schoor, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.