Memorie van toelichting : Memorie van toelichting
35 244 Goedkeuring van de op 5 oktober 2016 te Brussel tot stand gekomen Partnerschapsovereenkomst op het gebied van betrekkingen en samenwerking tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Nieuw-Zeeland, anderzijds (Trb. 2016, 174)
Nr. 3 MEMORIE VAN TOELICHTING
Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt,
omdat het zonder meer instemmend luidt (artikel 26, zesde lid j° vijfde lid, van de
Wet op de Raad van State).
1. ALGEMENE INLEIDING
1.1. De Europese Unie en Nieuw-Zeeland
De Europese Unie en Nieuw-Zeeland zijn op tal van terreinen gelijkgezinde partners,
zoals op het gebied van fundamentele waarden en normen, de politieke en maatschappelijke
organisatie en de inrichting van de economie. Ook Nederland onderhoudt van oudsher
nauwe banden met Nieuw-Zeeland. De op 5 oktober 2016 te Brussel tot stand gekomen
Partnerschapsovereenkomst op het gebied van betrekkingen en samenwerking tussen de
Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Nieuw-Zeeland, anderzijds (hierna «de
Partnerschapsovereenkomst» dan wel «de Overeenkomst»)1 getuigt van de goede relatie tussen de EU en Nieuw-Zeeland, alsmede van de wens om
de bestaande betrekkingen verder uit te breiden.
In de Partnerschapsovereenkomst bevestigen de partijen allereerst hun gehechtheid
aan de democratische beginselen, de mensenrechten, de fundamentele vrijheden, de rechtsstaat
en goed bestuur. Daarnaast benadrukken zij het belang van een groot aantal reeds bestaande
verdragen en besluiten van volkenrechtelijke organisaties. Vervolgens bevat de Overeenkomst
hoofdzakelijk bepalingen die zien op het aangaan, dan wel het intensiveren van de
politieke dialoog en de onderlinge samenwerking op een breed scala aan beleidsterreinen.
Het gaat daarbij respectievelijk om de politieke dialoog en de samenwerking inzake
buitenlands beleid en veiligheid, de samenwerking inzake mondiale ontwikkeling en
humanitaire hulp, de samenwerking op economisch en handelsgebied, de samenwerking
inzake recht, vrijheid en veiligheid, de samenwerking op het gebied van onderzoek,
innovatie en de informatiemaatschappij, de samenwerking op het gebied van onderwijs,
cultuur en persoonlijke contacten en de samenwerking op het gebied van duurzame ontwikkeling,
energie en vervoer. Door de Overeenkomst wordt ten slotte ook nog een Gemengde Commissie
opgericht. In die Gemengde Commissie zal overleg worden gepleegd om de uitvoering
van de Overeenkomst te vergemakkelijken, de algemene doelstellingen ervan te bevorderen
en de algemene samenhang van de betrekkingen tussen de Unie en Nieuw-Zeeland te garanderen.
De Partnerschapsovereenkomst geeft niet alleen duidelijk aan dat de verschillende
vormen van politieke en economische samenwerking tussen de EU en Nieuw-Zeeland zijn
gegrondvest op een brede basis van reeds bestaande verdragen en overeenkomsten, maar
situeert deze samenwerking ook voor het eerst binnen een alomvattend en coherent kader.
Overigens beoogt de Partnerschapsovereenkomst met Nieuw-Zeeland daarmee hetzelfde
doel als de op 7 augustus 2017 te Manilla tot stand gekomen Kaderovereenkomst tussen
de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Australië, anderzijds (Trb. 2018, 30). Beide verdragen zijn dan ook vrijwel gelijk aan elkaar.
1.2. Geschiedenis en totstandkoming van de Partnerschapsovereenkomst
Op 25 juni 2012 heeft de Raad van de Europese Unie de Europese Commissie en de Hoge
Vertegenwoordiger van de Unie voor Buitenlandse Zaken en Veiligheidsbeleid gemachtigd
om te onderhandelen over een partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Unie en
haar lidstaten, enerzijds, en Nieuw-Zeeland, anderzijds.2 De onderhandelingen zijn direct daarna in juli 2012 gestart. Bij het onderhandelingsproces
waren voor de Europese Unie betrokken de Europese Dienst voor Extern Optreden en de
diensten van de Commissie. De lidstaten werden tijdens het onderhandelingsproces geraadpleegd
in de vergaderingen van de bevoegde werkgroepen van de Raad, en het Europees parlement
werd tijdens de onderhandelingen regelmatig op de hoogte gehouden. Op 30 juli 2014
werden de onderhandelingen met succes afgerond en op 5 oktober 2016 werd de Partnerschapsovereenkomst
in Brussel ondertekend.
1.3. Doel en inhoud van de Partnerschapsovereenkomst
Met de Partnerschapsovereenkomst beogen de partijen een versterkt partnerschap tot
stand te brengen en nauwer en intensiever samen te werken inzake aangelegenheden van
gemeenschappelijk belang (zie hierover ook artikel 1 van de Overeenkomst). Deze nauwere
samenwerking wordt beoogd op een groot aantal beleidsterreinen en kan op verschillende
beleidsterreinen verschillende vormen aannemen. Zo kan de samenwerking onder andere
bestaan uit het voeren van een dialoog op politiek of ambtelijk niveau, het uitwisselen
van ideeën, ervaringen en informatie, en het op elkaar afstemmen van standpunten in
regionale en internationale fora.
De beoogde samenwerking berust op drie pijlers:
• Politieke samenwerking inzake buitenlands beleid en veiligheidskwesties van gemeenschappelijk
belang, met inbegrip van massavernietigingswapens, handvuurwapens en lichte wapens,
terrorismebestrijding, de bevordering van internationale vrede en veiligheid en samenwerking
op internationale fora. De Overeenkomst omvat bindende bepalingen gebaseerd op de
door beide partijen gedeelde waarden. Deze formuleringen komen overeen met de standaardformuleringen
van andere associatie- en partnerschapsovereenkomsten tussen de EU en derde landen.
• Samenwerking inzake economische en handelsaangelegenheden, met inbegrip van het faciliteren
van handel en investeringsstromen, alsmede sanitaire en fytosanitaire kwesties en
dierenwelzijn, technische handelsbelemmeringen, overheidsopdrachten en intellectuele
eigendom.
• Sectorale samenwerking, onder meer inzake onderzoek en innovatie, onderwijs en cultuur,
landbouw migratie, terrorismebestrijding, de strijd tegen de georganiseerde misdaad
en cybercriminaliteit, en gerechtelijke samenwerking.
1.4. Beoordeling van de Partnerschapsovereenkomst
De regering verwelkomt de totstandkoming van de Overeenkomst. Het is de eerste keer
dat de EU en Nieuw-Zeeland als gelijkgezinde partners een dergelijke alomvattende
raamovereenkomst sluiten, om op die manier de politieke dialoog en de onderlinge samenwerking
op de belangrijkste gezamenlijke beleidsterreinen beter te structureren en te versterken.
Gezien de nauwe historische en culturele banden van de EU – en met name ook van Nederland
– met Nieuw-Zeeland, acht de regering het opportuun om de samenwerking in termen van
deze Partnerschapsovereenkomst vorm te geven. Daarnaast is het aangaan van de Overeenkomst
van belang in het licht van geopolitieke ontwikkelingen die tot gevolg hebben dat
het model van de op regels gebaseerde multilaterale orde en het streven naar een open
economie, waarin tegelijkertijd rekening wordt gehouden met sociale en ecologische
belangen, in toenemende mate onder druk komen te staan. De Overeenkomst draagt naar
het oordeel van de regering bij aan het versterken van een gezamenlijke aanpak, waardoor
de EU en Nieuw-Zeeland beter in staat zullen zijn om toekomstige uitdagingen gezamenlijk
het hoofd te bieden. De regering ziet de Partnerschapsovereenkomst met Nieuw-Zeeland
dan ook als een belangrijke stap naar een meer gestructureerde samenwerking met een
vertrouwde politieke en economische partner.
1.5. Aard van de Partnerschapsovereenkomst
De onderhavige Overeenkomst heeft een gemengd karakter. Naast de Unie dienen daarom
ook de lidstaten partij te worden bij het Verdrag. De EU heeft enkel die bevoegdheden
die door de EU-lidstaten aan de EU zijn overgedragen in het Verdrag van Lissabon.
De artikelen 2 tot en met 6 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese
Unie (hierna: VWEU) bakenen de EU-bevoegdheden af.
De Overeenkomst omvat verschillende onderwerpen. Het bevat onderwerpen die tot de
exclusieve bevoegdheid van de EU behoren, zoals handelspolitiek en douane (zie artikel
3 VWEU). Een exclusieve bevoegdheid houdt in dat in het betreffende gebied enkel de
EU regelstellend mag optreden. Lidstaten mogen enkel regels stellen als die bevoegdheid
aan hen is toegekend door de EU of ter implementatie van EU-regels. Het gaat in deze
met name om bepalingen in Titel IV («Samenwerking op economisch en handelsgebied»)
van de Overeenkomst.
De Overeenkomst bevat ook onderwerpen die onder de gedeelde bevoegdheid van de EU
en de lidstaten vallen (zie artikel 4 VWEU). Bij gedeelde bevoegdheden kunnen zowel
de Unie als de lidstaten regelstellend optreden. Artikel 2, lid 2, VWEU schrijft echter
voor dat de lidstaten hun bevoegdheid slechts kunnen uitoefenen voor zover de Unie
haar bevoegdheid nog niet heeft uitgeoefend. Het gaat in onderhavige Overeenkomst
met name om bepalingen in titel V («Samenwerking inzake recht, vrijheid en veiligheid»);
en titel VIII («Samenwerking op het gebied van duurzame ontwikkeling, energie en vervoer»).
Daarnaast bevat de Overeenkomst bepalingen op gebieden die niet tot de gedeelde of
exclusieve bevoegdheden van de Unie behoren. Het gaat dan bijvoorbeeld om parallelle
bevoegdheden die de lidstaten en de EU gelijktijdig kunnen uitoefenen (zie artikel
4, lid 3, VWEU). In dit verband kan (o.a.) gewezen worden op titel III («Samenwerking
inzake mondiale ontwikkeling en humanitaire hulp») en titel VI («Samenwerking op het
gebied van onderzoek, innovatie en de informatiemaatschappij»).
Voorts bevat de Overeenkomst ondersteunende, coördinerende of aanvullende bevoegdheden
in de zin van artikel 6 VWEU. Met name gaat het dan om de genoemde titel IV, dat onder
andere een bepaling bevat over toerisme, en titel VII («Samenwerking op het gebied
van onderwijs, cultuur en persoonlijke contacten»). Ten slotte bevat de Overeenkomst
ook bepalingen die vallen onder het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid
(GBVB). Zie in dit verband in het bijzonder titel II («Politieke dialoog en samenwerking
inzake buitenlands beleid en veiligheid») van de Overeenkomst.
1.6. Voorlopige toepassing
In Besluit 2016/2079/EU van de Raad van 29 september 2016 (PbEU 2016, L 321) is bepaald welke delen van de Overeenkomst voorlopig toegepast zullen
worden tussen de EU en Nieuw-Zeeland. De voorlopige toepassing betreft een voorlopige
toepassing door de EU en kan daarom ook alleen maar op die onderdelen van de Overeenkomst
zien die onder de EU-bevoegdheden vallen. In artikel 2 van Besluit 2016/2079/EU is
dit geëxpliciteerd. Het is aan de Raad om een Besluit tot ondertekening en voorlopige
toepassing van deze internationale overeenkomst namens de Unie aan te nemen. De lidstaten
hebben via de Raad op 29 september 2016 met het Besluit tot ondertekening en voorlopige
toepassing van de Overeenkomst ingestemd.
De Europese Unie kan onderdelen van de Overeenkomst met Nieuw-Zeeland die onder de
EU-bevoegdheden vallen voorlopig toepassen. Het karakter van een EU-bevoegdheid (exclusief,
gedeeld, parallel, ondersteunend, GBVB) is daarbij niet beslissend. De voorlopige
toepassing geeft geen indicatie welke bepalingen van het verdrag onder de exclusieve
EU-bevoegdheden vallen. In Raadsbesluit 2016/123/EU wordt het precieze karakter van
de desbetreffende bevoegdheden van de EU in het midden gelaten. Voor de vraag wanneer
een bepaling aangelegenheden betreft die onder de bevoegdheid van de Unie vallen,
wordt verwezen naar de vorige paragraaf.
Met ingang van 12 januari 2017 worden de volgende delen van de Overeenkomst voorlopig
toegepast3, echter slechts voor zover deze aangelegenheden betreffen die onder de bevoegdheid
van de Unie vallen, waaronder aangelegenheden die vallen onder de bevoegdheid van
de Unie om een gemeenschappelijk buitenlands- en veiligheidsbeleid te bepalen en uit
te voeren:
– Artikel 3 (Dialoog)
– Artikel 4 (Samenwerking in regionale en internationale organisaties)
– Artikel 5 (Politieke dialoog)
– Artikel 53 (Gemengde Commissie), met uitzondering van lid 3, onder (g) en (h), en
– Titel X (Slotbepalingen), met uitzondering van artikel 57 en artikel 58, leden 1 en
3, voor zover noodzakelijk voor de voorlopige toepassing van de in dit artikel bedoelde
bepalingen van de Overeenkomst.
2. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING
TITEL I: ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1
Dit artikel beschrijft het doel van de Overeenkomst. Dit is een versterkt partnerschap
tussen de partijen door intensievere samenwerking op aangelegenheden van gemeenschappelijk
belang waarin gedeelde waarden en gemeenschappelijke beginselen worden weerspiegeld.
Artikel 2
In dit artikel bevestigen de partijen de grondslag van hun samenwerking. Dit zijn
democratische beginselen, de mensenrechten, fundamentele vrijheden, de rechtsstaat
en goed bestuur, zoals vastgelegd in verdragen en mensenrechteninstrumenten van de
Verenigde Naties (VN). Ook zullen de partijen zich inzetten voor duurzame ontwikkeling,
economische groei en het aanpakken van wereldwijde milieuproblemen als klimaatverandering.
De Overeenkomst is gebaseerd op dialoog, wederzijds respect, gelijkwaardig partnerschap,
consensus en eerbiediging van internationaal recht. Deze beginselen zijn aangemerkt
als essentieel element van de overeenkomst.
Artikel 3
De partijen zullen regelmatig een dialoog voeren op alle gebieden van de Overeenkomst
door contacten, uitwisselingen en overleg op alle niveaus van de overheid.
Artikel 4
De partijen zullen samenwerken door een voortdurende gedachtewisseling over politieke
vraagstukken van gemeenschappelijk belang en door informatie uit te wisselen over
standpunten in regionale en internationale fora en organisaties.
TITEL II: POLITIEKE DIALOOG EN SAMENWERKING INZAKE BUITENLANDS BELEID EN VEILIGHEID
Artikel 5
Dit artikel gaat over intensivering van de politieke dialoog tussen de partijen over
aangelegenheden van gemeenschappelijk belang inzake buitenlands beleid en veiligheid
en versterking van de gemeenschappelijke aanpak van internationale kwesties. De dialoog
vindt plaats door middel van uitwisselingen en overleg, formeel of informeel, op alle
niveaus van de overheid.
Artikel 6
De partijen bevorderen essentiële beginselen op het gebied van democratische waarden,
mensenrechten en de rechtsstaat, ook in internationale fora, en coördineren waar passend
hun acties.
Artikel 7
In dit artikel herbevestigen de partijen gecommitteerd te zijn aan het bevorderen
van internationale vrede en veiligheid, mede door eerdere afspraken omtrent crisisbeheersingsoperaties
tussen de EU en Nieuw-Zeeland.
Artikel 8
In dit artikel bevestigen de partijen hun verplichtingen op grond van verdragen en
overeenkomsten ten aanzien van het tegengaan van de verspreiding van massavernietigingswapens
en komen de partijen overeen op dit terrein samen te werken. Gezien het belang dat
beide partijen hechten aan het tegengaan van de verspreiding van massavernietigingswapens
is deze bepaling als essentieel element van de overeenkomst aangemerkt. De EU en Nieuw-Zeeland
kunnen op grond van dit artikel bijvoorbeeld maatregelen nemen gericht op ondertekening
van of toetreding tot internationale instrumenten of het in stand houden van een effectief
systeem van nationale uitvoercontroles. Over deze onderwerpen zal regelmatig een politieke
dialoog plaatsvinden.
Artikel 9
De partijen herbevestigen dat zij hun verplichtingen ten aanzien van de aanpak van
alle aspecten van illegale handel in kleine en lichte wapens zullen nakomen en uitvoeren,
overeenkomstig verdragen en verbintenissen op grond van internationale instrumenten.
De partijen zullen hiertoe samenwerken en regelmatig dialoog voeren op alle niveaus.
Artikel 10
In dit artikel herbevestigen de partijen dat ernstige misdaden die de gehele internationale
gemeenschap aangaan niet ongestraft mogen blijven en dat vervolging van deze misdrijven
onder meer in het Internationaal Strafhof gewaarborgd moet worden overeenkomstig het
op 17 juli 1998 te Rome tot stand gekomen Statuut van Rome inzake het Internationaal
Strafhof (Trb. 1999, 13). De partijen zullen ervaringen uitwisselen met regionale partners over wetswijzigingen
ten aanzien van ratificatie en uitvoering van het Statuut en samenwerken om doelstellingen
van universaliteit en integriteit te bevorderen.
Artikel 11
In het kader van terrorismebestrijding overeenkomstig internationaal recht en de mondiale
strategie voor terrorismebestrijding van de VN zullen de partijen op grond van dit
artikel samenwerken aan preventie en bestrijding van terrorisme. Met name door uitvoering
van relevante VN-resoluties, informatie-uitwisseling over terroristische groeperingen,
gedachtewisseling over technische middelen, preventie en mensenrechten, samenwerking
aan internationale consensus over de strijd tegen terrorisme, een normatief kader
daarvoor en een alomvattend verdrag en bevordering van samenwerking tussen de VN-lidstaten
ter uitvoering van de mondiale strategie. Ook committeren de partijen zich tot bestrijding
van de financiering van terrorisme overeenkomstig internationale normen en samenwerking
bij het verstrekken van steun voor capaciteitsopbouw inzake terrorismebestrijding
aan andere staten.
TITEL III: SAMENWERKING INZAKE MONDIALE ONTWIKKELING EN HUMANITAIRE HULP
Artikel 12
In het kader van samenwerking inzake mondiale ontwikkeling en humanitaire hulp komen
de partijen in dit artikel overeen in regionale en internationale fora van gedachten
te wisselen en waar passend standpunten af te stemmen. Ook zullen zij informatie uitwisselen
over hun respectieve ontwikkelingsprogramma’s en deze waar passend in derde landen
coördineren.
Artikel 13
De partijen herbevestigen engagement aan humanitaire hulp en streven naar een gecoördineerde
respons waar passend.
TITEL IV: SAMENWERKING OP ECONOMISCH EN HANDELSGEBIED
Artikel 14
In dit artikel verbinden de partijen zich tot een dialoog over samenwerking op het
gebied van handel en investeringen ter bevordering van bilaterale stromen, en committeren
zij zich aan een op regels gebaseerd multilateraal handelssysteem en samenwerking
voor verdere liberalisering van handel binnen de Wereldhandelsorganisatie (World Trade Organization, WTO).
Artikel 15
Op het gebied van sanitaire en fytosanitaire kwesties komen de partijen overeen hun
samenwerking te versterken binnen het raamwerk van de WTO-Overeenkomst inzake sanitaire
en fytosanitaire maatregelen (SPS-overeenkomst), de Codex Alimentarius Commissie,
de Wereldorganisatie voor diergezondheid, en het Internationaal Verdrag voor de bescherming
van planten (Trb. 1952, 100). Deze samenwerking kan onder andere bestaan uit het delen van informatie, het toepassen
van invoervoorschriften op het gehele grondgebied van de andere partij, verificatie
van de inspectie- en certificeringssystemen van de andere partij en erkenning van
ziekte- of plagenvrije gebieden en gebieden met een lage ziekte- of plagenprevalentie.
Hiertoe zullen de partijen gebruik maken van bestaande instrumenten, zoals de Overeenkomst
tussen de Europese Gemeenschap en Nieuw-Zeeland inzake sanitaire maatregelen voor
de handel in levende dieren en dierlijke produkten (PbEU 1997, L 57) en bilateraal samen te werken aan SPS-zaken die niet onder dat akkoord
vallen.
Artikel 16
In dit artikel over dierenwelzijn herbevestigen de partijen dat ze informatie zullen
blijven delen en zullen blijven samenwerken, onder andere binnen de Animal Welfare Cooperation Forum van de Europese Commissie en de Wereldorganisatie voor diergezondheid.
Artikel 17
In dit artikel erkennen de partijen het wederzijds belang om technische handelsbelemmeringen
te verminderen en spreken zij af hiertoe samen te werken in het kader van de WTO-Overeenkomst
over Technische Handelsbelemmeringen (TBT-overeenkomst) en de Overeenkomst inzake
wederzijdse erkenning van overeenstemmingsbeoordeling tussen de Europese Gemeenschap
en Nieuw-Zeeland (PbEU 1998, L 229).
Artikel 18
Ter bevordering van economische concurrentie door mededingingswet- en regelgeving
zullen de partijen informatie uitwisselen en de samenwerking intensiveren.
Artikel 19
In dit artikel bevestigen de partijen hun commitment tot een open en transparant kader
voor overheidsopdrachten; hiertoe zullen zij onderling overleg, samenwerking en uitwisseling
van best practices versterken. Ook zullen mogelijkheden onderzocht worden om de toegang tot elkaars
markten op dit gebied te bevorderen.
Artikel 20
De partijen erkennen in dit artikel een transparante en marktgebaseerde aanpak als
beste manier om een gunstig klimaat te scheppen voor investeringen in de productie
van en de handel in grondstoffen met het oog op de bevordering van efficiënte toewijzing
en gebruik. Ter versterking van een op regels gebaseerd mondiaal kader en meer transparantie
van mondiale markten van grondstoffen werken de partijen via bilaterale dialoog of
in multilaterale fora onder meer samen op kwesties inzake vraag en aanbod, bilaterale
en multilaterale handel, regelgevende kaders en optimale werkwijzen met betrekking
tot duurzame ontwikkeling van mijnbouw.
Artikel 21
In dit artikel bevestigen de partijen het belang van rechten en plichten inzake intellectueel
eigendom. Zij zullen informatie en ervaringen uitwisselen over intellectuele eigendomsrechten
en samenwerken om deze te beschermen en na te leven. Tevens zullen de partijen informatie
over de bescherming van genetische hulpbronnen en traditionele kennis uitwisselen.
Artikel 22
De partijen zullen de samenwerking op douanegebied intensiveren om te komen tot een
verdere vereenvoudiging en harmonisatie van de douaneprocedures en om gemeenschappelijke
maatregelen in het kader van relevante initiatieven te bevorderen. Tevens overwegen
de partijen om verdragen te sluiten over douanesamenwerking en wederzijdse administratieve
bijstand in douanezaken.
Artikel 23
Op het gebied van belastingen erkennen de partijen de beginselen van goed bestuur
op fiscaal gebied, en verbinden zij zich tot toepassing van deze beginselen. Zij werken
samen voor verbetering van internationale samenwerking op fiscaal gebied en vergemakkelijking
van innen van de krachtens de wet verschuldigde belastingen.
Artikel 24
In dit artikel erkennen de partijen het belang van transparantie en een behoorlijke
rechtsgang ten aanzien van hun handelsgerelateerde wet- en regelgeving en bevestigen
partijen opnieuw hun verbintenissen ter zake uit hoofde van de WTO-overeenkomst (
Trb. 1994, 235).
Artikel 25
In dit artikel bevestigen de partijen het belang van duurzame ontwikkeling door het
wederzijds versterkend beleid ten aanzien van handel, werkgelegenheid en milieu en
leggen zich erop toe de handel en investeringen te bevorderen. Hierbij hebben de partijen
het recht om overeenkomstig internationale normen eigen niveaus van binnenlandse milieu
en arbeidsbescherming vast te stellen, waarbij het ongepast is beschermingsniveaus
te verlagen om handel of investeringen aan te trekken. De partijen erkennen daarbij
dat milieu of arbeidswetgeving, maatregelen of praktijken niet gebruikt dienen te
worden voor handelsprotectionisme. De partijen wisselen informatie uit en werken samen
om wederzijds versterkende handels-, sociale en milieudoelstellingen te bevorderen,
met inbegrip van aspecten zoals maatschappelijk verantwoord ondernemen.
Artikel 26
In dit artikel moedigen de partijen de dialoog met het maatschappelijk middelveld
aan, zoals met vakbonden, werkgevers en ondernemersorganisaties.
Artikel 27
De partijen moedigen sterkere samenwerking tussen bedrijven en betrekkingen tussen
overheid en bedrijfsleven aan via wederzijdse bezoeken, meer bepaald ter verbetering
van het concurrentievermogen van kleine en middelgrote ondernemingen.
Artikel 28
De partijen komen overeen samen te werken om toerisme te stimuleren voor een beter
wederzijds begrip en waardering tussen de volkeren van de partijen, alsmede voor economische
voordelen.
TITEL V: SAMENWERKING INZAKE RECHT, VRIJHEID EN VEILIGHEID
Artikel 29
De partijen zullen de samenwerking op het gebied van internationale justitiële samenwerking
in burgerlijke zaken uitbouwen via relevante verdragen.
Artikel 30
Dit artikel geeft weer dat de samenwerking inzake wetshandhaving zal worden geïntensiveerd,
bijvoorbeeld in de vorm van wederzijdse bijstand bij onderzoeken, uitwisseling van
onderzoekstechnieken en gezamenlijke opleiding.
Artikel 31
In dit artikel wordt de commitment om samen te werken bij het voorkomen en bestrijden
van grensoverschrijdende misdaad en corruptie bevestigd, door te voldoen aan internationale
verplichtingen en effectieve samenwerking bij beslagleggingen.
Artikel 32
De partijen zullen samenwerking aangaan voor wat betreft de aanpak van drugskwesties
en de bestrijding van grensoverschrijdende criminele netwerken.
Artikel 33
De partijen zullen samenwerken ter voorkoming en bestrijding van geavanceerde technologische
criminaliteit, cybercriminaliteit en elektronische criminaliteit, en de verspreiding
van illegale inhoud via het internet.
Artikel 34
De partijen zullen samenwerking aangaan bij de bestrijding van witwaspraktijken en
financiering van terrorisme.
Artikel 35
De partijen zullen samenwerken en een dialoog aangaan op het gebied van migratie,
en zeggen toe illegaal op elkaars grondgebied verblijvende onderdanen zonder verdere
formaliteiten over te zullen nemen. Er zal worden bezien of het afsluiten van een
overeenkomst op het gebied van overname mogelijk is.
Artikel 36
In dit artikel stemt Nieuw-Zeeland ermee in dat diplomatieke en consulaire autoriteiten
van EU-lidstaten met een vertegenwoordiging in Nieuw-Zeeland consulaire bescherming
kunnen bieden namens andere lidstaten die niet over een vertegenwoordiging in Nieuw-Zeeland
beschikken. Ook stemmen de lidstaten ermee in dat de vertegenwoordigingen van Nieuw-Zeeland
consulaire bescherming namens een derde land kunnen bieden in een lidstaat en dat
derde landen dit namens Nieuw-Zeeland kunnen bieden in een lidstaat waar Nieuw-Zeeland
geen vertegenwoordiging heeft.
Artikel 37
De partijen komen overeen samen te werken op het gebied van de bescherming van persoonsgegevens,
en de bescherming van persoonsgegevens op een hoog niveau te verzekeren.
TITEL VI: SAMENWERKING OP HET GEBIED VAN ONDERZOEK, INNOVATIE EN DE INFORMATIEMAATSCHAPPIJ
Artikel 38
De partijen zullen hun samenwerking op het gebied van onderzoek en innovatie versterken,
ter ondersteuning van of complementair aan de Overeenkomst inzake wetenschappelijke
en technologische samenwerking tussen de Europese Gemeenschap en de regering van Nieuw-Zeeland
(PbEU 2009, L 171).
Artikel 39
De partijen komen overeen standpunten uit te wisselen over de verschillende aspecten
van de informatiemaatschappij.
TITEL VII: SAMENWERKING OP HET GEBIED VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN PERSOONLIJKE CONTACTEN
Artikel 40
De partijen verbinden zich ertoe passende gezamenlijke samenwerkingsactiviteiten te
ondersteunen op het gebied van onderwijs en opleiding. Deze samenwerking heeft betrekking
op alle onderwijssectoren.
Artikel 41
Via dit artikel beogen de partijen de samenwerking op het gebied van cultuur, de audiovisuele
sector en de media te bevorderen, onder andere via dialoog.
Artikel 42
In dit artikel onderstrepen de partijen de waarde van contacten tussen burgers en
komen ze overeen dergelijke contacten te bevorderen en te verdiepen.
TITEL VIII: SAMENWERKING OP HET GEBIED VAN DUURZAME ONTWIKKELING, ENERGIE EN VERVOER
Artikel 43
Dit artikel betreft versterkte samenwerking op het gebied van milieubescherming in
internationale en regionale context, waaronder de handhaving van dialoog inzake milieu
en deelname aan en uitvoering van multilaterale milieuovereenkomsten. Ook omvat het
artikel bevordering van duurzaam gebruik van genetische hulpmiddelen overeenkomstig
nationale wetgeving en verdragen, en uitwisseling van informatie, technische expertise
en milieupraktijken. Dit omvat onder meer hulpbronnen, biodiversiteit, afvalbeheer,
waterbeleid en bescherming van het kust- en zeemilieu.
Artikel 44
Dit artikel ziet op samenwerking met het oog op bescherming van, verbetering van en
regelgeving inzake de volksgezondheid. Dit heeft onder andere betrekking op de bestrijding
van besmettelijke ziekten, risicobeheer van producten, en samenwerking in het kader
van de Wereld Gezondheidsorganisatie.
Artikel 45
Via dit artikel spreken de partijen af intensiever samen te werken in het kader van
klimaatverandering. Het betreft hier onder andere de overgang naar economieën met
lage broeikasgasemissies, het gebruik van marktgebaseerde mechanismen, financieringsinstrumenten,
onderzoek en ontwikkeling, en de monitoring van broeikasgassen.
Artikel 46
Inzake natuurrampen en door de mens veroorzaakte rampen bevestigen de partijen hun
commitment voor bevordering van preventie-, mitigatie-, paraatheids- en responsmaatregelen
om de maatschappij en infrastructuur weerbaarder te maken en om waar passend hierbij
samen te werken.
Artikel 47
In dit artikel spreken de partijen af de samenwerking op het thema energie te verdiepen,
binnen de respectieve bevoegdheden. Het artikel somt daarbij de negen uitgangspunten
en thema’s op waarop de samenwerking is gebaseerd.
Artikel 48
De partijen streven naar samenwerking op alle relevante terreinen van vervoersbeleid.
Hierbij richten zij zich op de bevordering van informatie-uitwisseling van vervoersbeleid
en -praktijk, versterking van luchtvaartbetrekkingen tussen Nieuw-Zeeland en de EU,
verbetering van markttoegang en veiligheid, en dialoog en samenwerking inzake de onbeperkte
toegang tot de internationale maritieme markten en handel, milieugerelateerde kwesties
en wederzijdse erkenning van rijbewijzen. Ook zullen de partijen samenwerken in internationale
vervoersfora.
Artikel 49
De partijen leggen zich in dit artikel erop toe de samenwerking en dialoog aan te
moedigen op het gebied van landbouw, plattelandsontwikkeling en bosbouw, inclusief
duurzaam bosbeheer. Terreinen waarop partijen activiteiten kunnen ontplooien raken
onder andere aan de structuur van de land- en bosbouwbouwsector en geografische aanduidingen.
Artikel 50
Via dit artikel wordt ingezet op het verdiepen van de samenwerking ten aanzien van
visserij en maritieme zaken. De partijen streven naar een duurzame instandhouding
en een duurzaam beheer van de levende mariene hulpbronnen, de preventie en bestrijding
van illegale, niet-gerapporteerde en niet-gereguleerde visserijactiviteiten (IOO-activiteiten)
en de toepassing van op het ecosysteem gebaseerd beheer. Tweejaarlijks zal hierover
een dialoog worden gehouden op het niveau van hoge ambtenaren.
Artikel 51
De partijen komen overeen de samenwerking op het gebied van werkgelegenheid en sociale
zaken te intensiveren. Thema’s en uitgangspunten hierbij zijn onder andere globalisering
en internationale erkende arbeidsnormen en -rechten.
TITEL IX: INSTITUTIONEEL KADER
Artikel 52
Dit artikel regelt de wijze waarop de Partnerschapsovereenkomst zich verhoudt tot
andere overeenkomsten of regelingen. Het is mogelijk aanvullende overeenkomsten te
sluiten op de samenwerkingsterreinen die onder de Overeenkomst vallen. Er wordt momenteel
door de EU onderhandeld over een handelsakkoord (FTA) met Nieuw-Zeeland. Op 22 mei
2018 verleende de Raad het mandaat aan de Commissie om de onderhandelingen hierover
te openen. In de onderhandelingsrichtsnoeren is vastgelegd dat het FTA gebaseerd moet
worden op de gedeelde principes en waarden die zijn neergelegd in deze kaderovereenkomst
tussen de EU en Nieuw-Zeeland.
Artikel 53
Dit artikel beschrijft de oprichting en de wijze van organisatie van de Gemengde Commissie
alsmede de taken waarmee de Gemengde Commissie is belast, zoals en voortvloeiend uit
het toezicht op de tenuitvoerlegging van de Overeenkomst. De Gemengde Commissie kan
subcommissies en werkgroepen instellen om specifieke kwesties aan te pakken. De Gemengde
Commissie komt in principe één keer per jaar bijeen.
Artikel 54
Deze bepaling geeft de regeling voor de tenuitvoerlegging en geschillenbeslechting
weer. Via overleg in de gemengde commissie dienen geschillen tussen de partijen te
worden opgelost. Als dit binnen bepaalde termijnen niet lukt, kan de kwestie worden
doorverwezen voor overleg op ministerieel niveau. Als dit ook niet tot een wederzijds
aanvaardbare oplossing leidt, kunnen passende maatregelen worden genomen, waaronder
opschorting van de Overeenkomst. Naast de algemene regels inzake de opschorting van
verdragen die zijn neergelegd in het op 23 mei 1969 te Wenen tot stand gekomen Verdrag
van Wenen inzake het verdragenrecht (Trb. 1972, 51), voorziet de Overeenkomst in een speciale regeling inzake opschorting. Artikel 54
bepaalt dat het hierbij moet gaan om een bijzonder ernstige en zwaarwegende schending
van een van de essentiële elementen van de Overeenkomst, die bovendien een bedreiging
vormt voor de internationale vrede en veiligheid.
TITEL X: SLOTBEPALINGEN
Deze titel bevat de gebruikelijke bepalingen inzake de definitie van partijen (artikel
55), het wijzigen van de Overeenkomst (artikel 57), ratificatie, duur en inwerkingtreding
(artikel 58), en de werktalen (artikel 60). Artikel 56 licht daarnaast de openbaarmaking
van informatie toe, waarbij geldt dat bestaande wet- en regelgeving bij de toepassing
van de Overeenkomst leidend blijven. Artikel 59 bepaalt daarnaast de territoriale
toepassing van de Overeenkomst. Deze reikwijdte is beperkt tot «het grondgebied waarop
het VEU en VWEU van toepassing zijn, onder de in die verdragen neergelegde voorwaarden»
en het grondgebied van Nieuw-Zeeland. Op grond van artikel 52 lid 2, VEU, artikel
355, lid 2, VWEU en de jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie4 vallen de Landen en Gebieden Overzee (in casu de landen Aruba, Curaçao, Sint Maarten, en het Caribische deel van Nederland, te
weten Bonaire, Sint Eustatius en Saba) buiten dat toepassingsbereik.
3. Een ieder verbindende bepalingen
Naar het oordeel van de regering bevat de Partnerschapsovereenkomst geen een ieder
verbindende bepalingen in de zin van de artikelen 93 en 94 van de Grondwet, die aan
rechtssubjecten rechtstreeks rechten toekennen of plichten opleggen.
4. Koninkrijkspositie
De Partnerschapsovereenkomst zal wat betreft het Koninkrijk der Nederlanden alleen
voor het Europese deel van Nederland gelden. De geografische reikwijdte van de Partnerschapsovereenkomst
is vastgelegd in artikel 59, dat de reikwijdte, waar het de EU-partij betreft, beperkt
tot «op elk grondgebied waarop het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag
betreffende de werking van de Europese Unie van toepassing zijn, onder de in die verdragen
neergelegde voorwaarden». Op grond van artikel 52, lid 2, VEU en artikel 355, lid
2, VWEU en de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie vallen
de Landen en Gebieden Overzee (in casu de landen Aruba, Curaçao, Sint Maarten, en daarnaast Bonaire, Sint Eustatius en Saba)
buiten dat toepassingsbereik.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
S.A. Blok
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.