Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag schriftelijk overleg over nadere informatie over energiezuinige nieuwbouw (BENG) (Kamerstuk 30196-651)
2019D28370 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken heeft enkele vragen en opmerkingen over
de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 11 juni
2019 houdende het ontwerpbesluit tot wijziging van het Bouwbesluit 2012 inzake bijna
energie-neutrale nieuwbouw (Kamerstuk 30 196, nr. 651).
De voorzitter van de commissie, Ziengs
De griffier van de commissie, Roovers
Schriftelijke inbreng van de leden van de VVD-fractie over de brief en het voorgenomen
besluit over BENG (bijna energie-neutrale gebouwen) -eisen
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennis genomen van de brief en het
voorgenomen besluit. Zij zijn blij dat er gedifferentieerd wordt naar verschillende
gebouwtypen, zoals tussenwoningen, hoekwoningen en vrijstaande woningen. De leden
van de VVD-fractie hebben hierom ook gevraagd tijdens het Algemeen Overleg over Energiebesparing
op 21 februari jl. Zij hebben nog wel enkele vragen.
De leden van de VVD-fractie zien graag nader toegelicht hoe in het besluit is gedifferentieerd
naar verschillende gebouwtypen. Deze leden vragen zich af in hoeverre met deze differentiatie
de zorgen zijn geadresseerd, zoals geuit tijdens het Algemeen Overleg over Energiebesparing
21 februari jl., dat een tussenwoning soms al BENG kan zijn met 2 zonnepanelen en
dat een hoekwoning soms pas BENG kan zijn met een energie-installatie. De leden van
de VVD-fractie vragen zich daarbij af hoe de bedoelde differentiatie naar verschillende
gebouwtypen zich verhoudt tot de uitsplitsing naar gebruiksfuncties. En hoe de bedoelde
differentiatie en de uitsplitsing naar gebruiksfuncties zich verhoudt tot de 43 referentiegebouwen
waarop de kostenoptimalisatiestudie (KOS) is gebaseerd. Hoe verhouden de kosten van
alternatieve warmteopwekking zoals groengas en waterstof zich tot de andere alternatieven
waarop de KOS is gebaseerd?
De leden van de VVD-fractie zien ook graag uiteengezet hoeveel zonnepanelen er nodig
zijn per verschillende gebouwtype om BENG 1, 2 en 3 te halen, ervan uitgaande dat
er geen warmteterugwinning-installaties en geen warmte- en koudeopslaginstallaties
gebruikt worden. Deze leden vragen zich af of duurzaam opgewekte energie op wijkniveau
ook mee telt om BENG 3 te halen en of er gesaldeerd mag worden op wijkniveau. Ook
willen zij weten of houtkachels mee tellen om BENG 3 te halen.
De leden van de VVD-fractie lezen in Artikel 5.2 dat een woongebouw niet hoeft te
voldoen aan de bedoelde minimumwaarde voor het aandeel hernieuwbare energie, voor
zover het niet mogelijk is aan die minimumwaarde te voldoen als gevolg van locatie-gebonden
omstandigheden. Zij vragen zich daarbij af hoe dit artikel wordt uitgewerkt en wanneer
sprake is van deze locatie-gebonden omstandigheden. Ook zijn deze leden benieuwd hoe
er wordt omgegaan als de bouwer en de gemeente hierover van inzicht verschillen.
De leden van de VVD-fractie lezen in de memorie van toelichting dat meerdere partijen
de voorgenomen BENG-normen te streng vinden. Kan de Minister toelichten waarom deze
partijen dat vinden en in hoeverre dit betrekking heeft op verschillende gebouwtypen?
Ook zien zij graag nadere toelichting over hoe de labelverplichting voor kantoorgebouwen,
de labelstappen in het woningwaarderingsstelsel (WWS), de labelstappen in de Regeling
Vermindering Verhuurderheffing (RVV) en de Regeling Energieprestatievergoeding (EPV)
worden omgezet. De Minister schrijft namelijk dat de voorgenomen BENG-normen door
de gewijzigde rekenmethodiek in NTA 8800 niet vergelijkbaar zijn met de huidige energieprestatiecoëfficiënt
(EPC) in het bouwbesluit. De leden van de VVD-fractie zien ook graag een nadere onderbouwing
van de stelling dat de certificeringseisen voor onafhankelijke deskundigen «lastenluw»
is, in het licht van de (sterk) gewijzigde rekenmethodiek.
De leden van de VVD-fractie vragen zich ook af, met oog op de procedure en de inspraak,
wat de Minister in de memorie van toelichting bedoelt met de zin «met het gestelde
door het MKB over de uitvoeringsmodaliteiten is in principe rekening gehouden». Zij
vragen de Minister om een toelichting op deze zin te geven en of de MKB-toets is uitgevoerd.
De leden van de VVD-fractie vragen tot slot om een nadere toelichting van de meerkosten
voor woning- en utiliteitsbouw om BENG 1, 2 en 3 te halen. Ook vragen zij om een vergelijking
met de meerkosten voor latere transformatie naar BENG vanaf de huidige EPC in het
Bouwbesluit.
Schriftelijke inbreng van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van de brief
van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties inzake het ontwerpbesluit
tot wijziging van het Bouwbesluit 2012 inzake bijna energie-neutrale nieuwbouw. Zij
hebben nog enkele vragen.
De leden van de CDA-fractie delen de conclusie van de Minister dat de reacties die
gedaan zijn in de internetconsultatie een grote verscheidenheid vertonen. Velen zouden
scherpere eisen wensen, anderen vinden de eisen te zwaar en niet haalbaar.
De leden van de CDA-fractie vernemen graag hoe aquathermie in de BENG-eisen geduid
gaat worden. Deze leden menen dat aquathermie een goede bijdrage kan leveren aan de
warmtevoorziening van gebouwen; daarom zou regelgeving, zoals het voorliggende besluit,
doorontwikkeling niet moeten belemmeren.
De leden van de CDA-fractie zouden graag zien dat BENG voor technieken op de langere
termijn, zoals aquathermie, gunstiger ingroeimogelijkheden heeft om het gelijke speelveld
met warmtebronnen voor de korte termijn te garanderen. Graag vernemen zij of de Minister
bereid is om voor een techniek zoals aquathermie gunstiger ingroeimogelijkheden in
BENG mogelijk te maken?
De leden van de CDA-fractie menen dat deze BENG-eisen gaan leiden tot verkleining
van het raamoppervlak om op die manier goedkoper een woning te isoleren. Dat is niet
wenselijk zo menen zij omdat daglicht en wooncomfort ook een af te wegen belang dienen.
De leden van de CDA-fractie vragen of het nuttig zou zijn om de eisen uit het Bouwbesluit
ten aanzien van de woningschil aan te scherpen, met name waar het gaat om de isolatiewaarde
van glas en kozijnen.
De leden van de CDA-fractie zijn nog niet gerustgesteld ten aanzien van de geuite
zorgen omtrent de mogelijke consequentie dat de kosten voor huurwoningen te hoog worden.
Corporaties zouden in plaats van 6 nog maar 5 huurwoningen kunnen bouwen door de aangescherpte
eisen. De Minister geeft aan dat de gevraagde nuancering van de criteria of flankerend
beleid voor corporatiewoningen gezocht wordt in kostenoptimaliteitsstudies. Graag
krijgen deze leden de zekerheid dat werkbare oplossingen ook daadwerkelijk gevonden
en toegepast zullen worden.
De leden van de CDA-fractie zien nog enige onduidelijkheden ten aanzien van innovatie.
Kan innovatie op een reële waarde meegewogen worden, zo vragen zij. Voorbeeld hiervan
is infrarode verwarming die de massa verwarmt waardoor die op zijn beurt de lucht
verwarmt. De vermenigvuldigingsfactor is nu 1, maar de moderne versie zou door het
lage energieverbruik hoger moeten kunnen liggen, zo menen zij.
Schriftelijke inbreng van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben content kennisgenomen van het voornemen van het
kabinet tot bijna energie-neutrale gebouwen (BENG). Deze leden denken dat het een
belangrijke stap markeert in een energiezuinigere en duurzame gebouwde leefomgeving.
Zij hebben nog enkele vragen die ze aan de regering willen voorleggen.
Internetconsulatie levert uiteenlopende reacties op
De leden van de D66-fractie zijn content dat er in BENG-1, conform de motie Van Eijs,
striktere eisen worden gesteld aan isolatie en luchtdichtheid. In dat licht steunen
ze de aanscherping van de BENG-1 eis van 70 kWh/m2 naar 55 kWh/m2. Zij vragen of de Minister een reflectie kan geven op de oproep van de Lente-akkoordpartijen
die aangeven dat scherpere normen in isolatiewaarde van glas en kozijnen net als maatregelen
tegen luchtdoorlatendheid in het Bouwbesluit zonder grote (kosten)consequenties aangescherpt
kunnen worden?
Daarnaast constateren de leden van de D66-fractie ook dat er in de kostenoptimaliteitssstudie
(KOS) eisen op een kostenefficiënte manier zijn vastgesteld. Hierdoor worden verregaandere
maatregelen niet meegenomen in de wettelijke systematiek. Welke (verregaandere) maatregelen
dit betreft? Hoe waardeert de Minister het feit dat verregaandere maatregelen niet
mee worden genomen in de systematiek? Kan de Minister de potentiele opbrengsten van
deze verregaandere maatregelen bij afwezigheid van de eis kostenoptimaliteit inzichtelijk
maken en delen met de Kamer?
De definitieve BENG-eisen
De leden van de D66-fractie onderschrijven de insteek van de Minister om woningproductie
en -verkoop niet te hinderen, maar tegelijkertijd zo energiezuinig als mogelijke woningen
te bouwen. Zij hebben ook begrepen dat uit berekeningen van het Nederlands Isolatie
Instituut (NII) naar voren komt dat woningen die worden gebouwd aan de hand van gangbare
maatregelen aan het Bouwbesluit nu al ruimschoots aan de eis van 55 kWh/m2 voldoen. De leden van de D66-fractie constateren daarnaast dat er door een aantal
partijen wordt gesteld dat de gevolgen van de andere rekenmethode (NTA 8800) niet
zo ingrijpend zijn dat de BENG1-eis in deze mate versoepeld moet worden. Herkent de
Minister dit signaal? Zo ja, hoe wordt er geborgd dat de nieuwe BENG1-eis niet tot
een verslechtering van de bouwkwaliteit leidt?
Daarnaast vragen de leden van de D66-fractie op basis van welke gegevens de verhoging
van 10 kWh/m2als gevolg van de aanpassing van NTA 8800 realistisch wordt geacht? Deze leden hebben
begrepen dat berekeningen van het Nederlands Isolatie Instituut (NII) een maximale
stijging van 2,6 kWh/m2 laten zien. Kan de Minister nader ingaan op de verwachte verhoging van 10 kWh/m2als gevolg van de wijziging van NTA8800?
Tot slot constateren de leden van de D66-fractie dat er verschillen optreden in de
eisen voor verschillende gebouwfuncties. Kan de Minister nader toelichten waarom de
BENG1 normen voor onder meer kinderopvang, onderwijs, celfunctie en logiesgebouw veel
hoger liggen dan voor woningen, terwijl voor sportfuncties relatief lagere normen
zijn gesteld?
BENG en comfort
De leden van de D66-fractie zijn content dat er na internetconsultatie een maximum
is gesteld aan de luchtsnelheid van natuurlijke ventilatielucht, ter preventie van
het afsluiten van ventilatieopeningen door bewoners. Op welke wijze wordt geborgd
dat de daadwerkelijke snelheid van dergelijke ventilatiesystemen voldoet aan de gestelde
eisen en hoe wordt gestimuleerd dat deze ventilatiesystemen daadwerkelijk op de juiste
wijze worden geïnstalleerd om afsluiting van natuurlijke ventilatie te voorkomen?
De leden van de D66-fractie vragen de Minister daarnaast wat de status is van de praktische
tips uit de brochure van het lente-akkoord.
De leden van de D66-fractie constateren dan de BENG-eisen techniekneutraal zijn, maar
vragen zich af in hoeverre bepaalde combinaties van technieken in de praktijk niet
leiden tot de beoogde energieprestatie, bijvoorbeeld door anders dan voorspeld gebruikersgedrag.
In hoeverre wordt door andere maatregelen voorkomen dat woningen wel energiezuinig
op papier zijn, maar niet in de praktijk door de toegepaste techniek?
De leden van de D66-fractie vragen de Minister daarnaast wat er allemaal onder actieve
koelsystemen wordt geschaard. Worden Warmte-Koude-Opslag-systemen door middel van
koeling via de verwarmingsbuizen ook hieronder geschaard? Waarom is er voor gekozen
dat alleen actieve koelsystemen onder het voorstel worden meegenomen, en er alleen
een grenswaarde wordt gesteld voor woningen zonder een dergelijk systeem? Waarom is
er voor gekozen om bij woningen met een actief koelsysteem niet te toetsen of het
actieve koelsysteem hier voor voldoende is toegerust?
Oververhitting
De leden van de D66-fractie lezen dat er in de NTA 8800 een parameter is opgenomen
die het risico op oververhitting inschat. Kan de Minister nader uiteenzetten waar
deze parameter uit bestaat? Kan daarnaast worden aangegeven op basis waarvan er gekozen
is slechts de maand juli als parameter op te nemen in de NTA 8800? Kan de Minister
hierbij nog aangeven waarom er is niet gekozen voor een andere methodiek zoals de
Adaptieve comfortlijn?
PEF-normen
De leden van de D66-fractie constateren dat de Primaire Energie Factor (PEF) voor
elektriciteit is aangepast van 2,56 (NEN 7120) naar 1,45 (NTA 8800). Hierdoor wordt
het rendement van het landelijke elektriciteitsnet van 39% naar 69% bijgesteld. Kan
de Minister nader duiden hoe deze forse stijging tot stand gekomen is? Deze leden
vragen daarnaast waarom er wordt uitgegaan van het rendement uit het beleidsscenario
2020 uit de NEV-studie uit 2017, terwijl deze waarde door PBL niet als reëel wordt
geschat in 2019? Daarnaast vragen zij waarom er niet is uitgegaan van de factor 2,1
of 2,0 conform het advies uit de Europese energie-efficiëntierichtlijn? Loopt Nederland
hierbij het gevaar dat ze wordt teruggefloten door de EU?
De leden van de D66-fractie vragen de Minister in hoeverre het mogelijk is om de PEF
snel aan te passen als het rendement verandert in de loop van de tijd? Zij verzoeken
de Minister tevens of zij nader in kan gaan op de consequenties van deze aanscherping
voor de concurrentiepositie van alternatieve energievoorzieningen ten opzichte van
elektriciteit?
Voorts vragen de leden van de D66-fractie wat de invloed is van de nieuwe PEF en de
lagere BENG1-norm voor de belasting van het elektriciteitsnet. Heeft de Minister inzicht
in de gevolgen voor de energielasten voor bewoners/gebruikers van de beide veranderingen?
Hoge gebouwen en BENG2 & 3
De leden van de D66-fractie begrijpen dat er vragen zijn bij het behalen van de eisen
van BENG2 en 3 bij gebouwen die relatief weinig dakoppervlakte bevatten (hoge gebouwen).
Kan de Minister verduidelijken wanneer afgeweken mag worden van de voorschriften?
Kan de Minister daarnaast aangeven hoe er wordt voorkomen dat er een uitzondering
voor alle hoge gebouwen zal worden gemaakt? Hoe weegt de Minister daarbij de mogelijkheden
om zonnecellen ook te verwerken in gevels, kozijnen en zelfs beglazing?
Aardgasvrij
De leden van de D66-fractie hebben tot slot de vraag of woningen die straks aan de
nieuwe BENG-eisen voldoen, nog zonder grote problemen aardgasvrij kunnen worden gemaakt,
als ze dat nog niet zijn?
De leden van de D66-fractie vragen de Minister hoe zij uitvoering geeft aan de motie
Van Eijs (Kamerstuk 30 196, nr. 631) over het in kaart brengen hoe de BENG-normen er mede voor zorgen dat de gebouwde
omgeving in 2050 energieneutraal is. Zij vragen daarbij hoe de Minister inzichtelijk
kan maken dat de BENG-normen voldoende scherp zijn om in 2050 tot een energie-neutrale
gebouwde omgeving te komen?
Schriftelijke inbreng van de leden van de fractie van GroenLinks
De leden van de fractie van GroenLinks hebben met interesse kennisgenomen van het
ontwerpbesluit houdende wijziging van het Bouwbesluit 2012 inzake bijna energie-neutrale
nieuwbouw. Deze leden hebben naar aanleiding van het voorliggende ontwerpbesluit een
aantal vragen aan de regering.
De leden van de fractie van GroenLinks hebben in februari tijdens een algemeen overleg
aangegeven dat zij zich zorgen maken over de versoepeling van de toen voorliggende
BENG-eisen voor nieuwbouw. Deze leden hadden vooral zorgen omdat zij er niet van overtuigd
waren dat de nieuwe normen voldoende geschikt zouden zijn om een zo duurzaam mogelijk
resultaat voor alle gebouwtypen te behalen. Graag zouden deze leden van de Minister
willen weten waarom zij ervan overtuigd is dat deze aangepaste normen wel voldoende
zijn? Kan zij hierbij specifiek ingaan op de vraag of de BENG1-eisen niet slechter
uitpakken bij lichte woningen? En op de vraag of de BENG3-eisen niet te laag zijn
voor laagbouw met veel dakoppervlakte? Daarnaast ontvangen de leden van de fractie
van GroenLinks graag een nadere toelichting over hoe de motie Smeulders/Van Eijs (Kamerstuk
30 196, nr. 633) is uitgevoerd.
De leden van de fractie van GroenLinks zijn van mening dat de BENG-eisen mee moeten
bewegen met de actuele ontwikkelingen en innovaties. Op dit moment lijken de BENG-eisen
soms wat achter te blijven bij de ontwikkelingen ten aanzien van de verduurzaming
van de gebouwde omgeving. Deelt de Minister deze analyse? En hoe denkt de Minister
het adaptieve vermogen van de BENG-eisen te kunnen vergroten? Kan de Minister daarbij
ook ingaan op hoe de implementatie van de BENG-eisen zo nauwkeurig mogelijk gemonitord
gaan worden?
De leden van de fractie van GroenLinks constateren dat in de BENG-eisen langere termijn
oplossingen zoals aquathermie onnodig aan de kant worden geduwd. Voor bijvoorbeeld
projectontwikkelaars is er daarom geen prikkel om voor aquathermie te kiezen. Is de
Minister, zo vragen deze leden, bereid om gunstigere groeimogelijkheden voor technieken
die op langere termijn veel aan de verduurzaming van de gebouwde omgeving kunnen bijdragen
in de BENG-eisen op te nemen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat de Minister dat
concreet doen?
Ten aanzien van de kostenoptimaliteit van de BENG-eisen hebben de leden van de fractie
van GroenLinks nog een nadere vraag. Hoe is in de nieuwe BENG-eisen het optimale evenwicht
tussen CO2-reductie en de totale maandlasten van de consument meegenomen?
De verduurzaming van de gebouwde omgeving kan een grote bijdrage leveren aan de klimaatdoelstellingen.
De leden van de fractie van GroenLinks zijn benieuwd op welke manier dit ontwerpbesluit
met de BENG-eisen hier concreet aan bijdraagt. Kan de Minister cijfermatig onderbouwen
welke stappen zij verwacht te kunnen zetten met de aangescherpte BENG-eisen? Kan de
Minister ook aangeven of de recente PAS-uitspraak van de afdeling Bestuur van de Raad
van State nog invloed heeft op het voorliggende ontwerpbesluit?
De lenteakkoord partijen (Aedes, Bouwend NL, NEPROM en NVB bouw) adviseren om aanvullend
op de BENG-eisen de Bouwbesluit-eisen ten aanzien van de woningschil aan te scherpen
(isolatiewaarde van glas, kozijnen en luchtdoorlatendheid). Graag ontvangen deze leden
een reactie van de regering op dit advies.
Tot slot vragen de leden van de fractie van GroenLinks of de Minister kan garanderen
dat de benodigde software voor de nieuwe BENG-eisen tijdig beschikbaar is?
Schriftelijke inbreng van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennis genomen van de nadere informatie over energiezuinige
nieuwbouw als mede van de wijziging van het Bouwbesluit inzake bijna energie-neutrale
nieuwbouw, de zogeheten BENG-eisen. Hieronder zullen deze leden vragen stellen in
volgorde zoals ook de Kamerbrief is opgesteld.
De leden van de SP-fractie vragen of de schriftelijke inbreng beantwoord kan worden
vóór het AO Energiebesparing/ Evaluatie Proeftuinen Aardgasvrije Wijken/ bijna-energie-neutrale
gebouwen (BENG-eisen) omdat hetzelfde stuk dan op de agenda staat en de leden dubbel
werk willen voorkomen.
Waarom BENG?
De leden van de SP-fractie merken dat er veel kritiek is op de BENG-eisen. Deze leden
vragen daarom wat de redenen zijn om voor deze BENG-eisen te kiezen? Sinds 2015 is
men bezig om BENG-eisen te formuleren en na 4 jaar is er nog steeds veel commentaar.
De leden van de SP-fractie vragen waarom niet voor een ander systeem is gekozen en
of er andere systemen zijn afgevallen in eerdere stadia? De BENG-eisen gaan uit van
theoretische modellen, waar zoals gezegd het een en ander op af te dingen valt.
De leden van de SP-fractie willen graag weten waarom gekozen is voor theoretische
modellen en niet voor een model dat uitgaat van het feitelijke energieverbruik van
echte mensen in echte woningen.
Waarom sturen de BENG-eisen op CO2-uitstoot? De leden van de SP-fractie wijzen erop dat een lage CO2-uitstoot lang niet altijd overeen komt met een lage energierekening. Daarom vragen
deze leden in hoeverre daar rekening mee wordt gehouden.
Daarnaast vragen zij op welke manier(en) de daadwerkelijke woonlasten worden vertaald
in de BENG, en of dit versterkt kan worden. Graag zien de leden van de SP-fractie
een toelichting tegemoet.
Voorts vragen de leden van de SP-fractie een toelichting op de zin uit de memorie
van toelichting bij de wijziging van het Bouwbesluit, dat «een directe koppeling met
maandelijkse feitelijke energiekosten niet realistisch» is.
Internetconsultatie
De leden van de SP-fractie zijn benieuwd waarom er 8 reacties niet-openbaar zijn;
wat zijn de redenen hiervoor, en kunnen deze reacties – desnoods anoniem – naar de
Kamer worden gestuurd?
De leden van de SP-fractie zien dat de regering schrijft dat de eisen zijn aangescherpt.
Op dit punt zouden deze leden graag een toelichting zien. Want klopt het dat alleen
de BENG 1 is aangescherpt ten opzichte van de concept-Beng-eisen, maar dat de voorgestelde
BENG-eisen soepeler zijn dan de huidige eisen voor energieprestaties en dat het in
die zin een versoepeling is? Graag zien de leden van de SP-fractie een schematisch
overzicht van de huidige eisen, de concept-eisen en de voorgestelde eisen tegemoet.
Daarnaast willen de leden van de SP-fractie graag weten of vrijstaande huizen en/of
hoekwoningen nu al beter presteren dan de voorgenomen eis BENG 1.
De leden van de SP-fractie willen graag weten wat de BENG-eisen concreet betekenen
voor de financiële en maatschappelijke opgaven die woningcorporaties hebben. Graag
zien deze leden een cijfermatige onderbouwing op het antwoord van de regering tegemoet.
De regering geeft aan dat de mate waarin corporaties op lange termijn invulling kunnen
geven aan de opgelegde taken momenteel wordt onderzocht. Bij de leden van de SP-fractie
komt dan de vraag op waarom het Bouwbesluit dan nu al moet worden gewijzigd.
Wat zijn de consequenties als uit het onderzoek blijkt dat corporaties niet aan de
maatschappelijk opgaven kunnen voldoen? Wat betekent dit voor duurzaam bouwen en wat
betekent dat voor de nu voorliggende wijziging?
Daarnaast lezen de leden van de SP-fractie in de bijlage dat er nog een kabinetsbrief
moet komen waarin ingegaan wordt op de relatie tussen de BENG-eisen en circulair bouwen.
Dat roept bij de leden van de SP-fractie wederom de vraag op waarom het Bouwbesluit
dan nu moet worden gewijzigd en waarom er niet gewacht kan worden op de nadere informatie,
die nodig is voor een gedegen afweging. De leden van de SP-fractie zien graag een
onderbouwing tegemoet.
De leden van de SP-fractie vragen een toelichting hoe te zien is dat isolatiemaatregelen
mee zijn genomen in het kostenoverzicht.
Tevens vragen de leden van de SP-fractie of de regering kan bevestigen dat de totale
kosten per woning gemiddeld met ongeveer 27.000 euro stijgen als er aardgasvrij en
BENG geleverd moet worden door woningcorporaties. Hoe kunnen corporaties de extra
kosten terugverdienen, zonder dat dit doorbrekend wordt aan huurders in de huurprijs?
De leden van de SP-fractie vragen of de regering bereid is om een grotere vrijstelling
op de verhuurderheffing te geven voor verduurzaming dan nu is voorzien, om op die
manier tegemoet te komen aan de betaalbaarheid van huurwoningen, wat een prioriteit
is in het volkshuisvestelijk beleid. Graag zien de leden van de SP-fractie hierop
een toelichting.
Overige opmerkingen
De leden van de SP-fractie vragen hoe de BENG-eisen zich verhouden tot de Primaire
Energie Factor (PEF). Door de aanpassing van de PEF worden de elektrische prestaties
van huishoudelijke apparaten in theorie beter. Dat kan tot gevolg hebben dat er meer
dan nu ingezet zal worden op elektrische (warmte)voorzieningen, die op hun beurt kunnen
zorgen voor een overbelasting van het elektriciteitsnetwerk. Kan de regering hierop
reageren, zo vragen de leden van de SP-fractie, en wat betekent dit voor de maandelijkse
woonlasten voor huishoudens?
Definitieve BENG-eisen
De leden van de SP-fractie vragen op welke manieren «een evenwicht is gezocht tussen
de wens om de BENG aan te scherpen» en «alle soorten gebouwen te kunnen bouwen». De
leden van de SP-fractie vragen daarnaast of met die passage wordt bedoeld dat tijdelijke
woningen (het zogenaamde flexwonen) minder duurzaam gebouwd hoeven te worden dan nu
het geval is. Voorts vragen de leden van de SP-fractie of de regering van mening is
dat voor tijdelijke woningen dezelfde duurzaamheidseisen gesteld moeten worden dan
voor andere (reguliere) woningen.
De regering schrijft dat de woningproductie en -verkoop niet onnodig gehinderd moet
worden door BENG-eisen. De leden van de SP-fractie vragen hoe deze opmerking zich
verhoudt tot warmtenetten en nieuwbouw die daarop aangesloten moet worden. Kan dit
bij hoogbouw problemen opleveren en hoe worden deze opgelost?
Tot slotte willen de leden van de SP-fractie graag weten op welke andere plaatsen
in wet- en regelgeving de BENG-eisen terug gaan komen en welke consequenties dat exact
heeft. Gaat de nieuwe beoordelingsmethode opgenomen worden in het Woningwaarderingsstelsel
(WWS)? De leden van de SP-fractie vragen wat de consequenties zijn voor de huurpunten
en de huurprijzen. Ook vragen deze leden of de regering kan garanderen dat door de
BENG-eisen de huurprijzen niet verhoogd zullen worden. Zij zien een toelichting graag
tegemoet.
Schriftelijke inbreng van de leden van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het aan
de Kamer voorgelegde ontwerpbesluit. Iedereen wil zeker kunnen zijn van een veilig
klimaat en van voldoende energie en daarom onderschrijft de PvdA-fractie de ambitie
om energiezekerheid en onafhankelijkheid te creëren en de klimaatdoelen te behalen.
De leden van de PvdA-fractie hebben echter de volgende vragen over het ontwerpbesluit.
• Het doel van de vernieuwde regelgeving is om de energiebehoefte van nieuwbouwwoningen
te beperken. Dat zou ook goed zijn voor de energierekening van huishoudens. De leden
van de PvdA-fractie vragen of de Minister kan aangeven of de aangescherpte eisen ertoe
leiden dat de energiebehoefte daalt ten opzichte van de huidige bouwpraktijk voor
alle type woningen? Indien dit niet het geval is, kan de Minister aangeven of de vernieuwde
regelgeving mogelijk tot een hogere energiebehoefte leidt, en daarmee tot een hogere
energierekening ten opzichte van de huidige bouwpraktijk? Kan de Minister eveneens
aangeven in welke mate de nieuwe eisen leiden tot een lagere uitstoot van broeikasgassen
ten opzichte van de huidige praktijk?
• De Primaire Energie Factor (PEF) voor elektriciteit wordt verlaagd naar 1,45. Dit
betekent dat de Minister verwacht dat het aandeel hernieuwbare energie dat gebruikt
wordt voor de opwekking van elektriciteit aanzienlijk zal stijgen. De leden van de
PvdA-fractie vragen of deze inschatting realistisch is? Volgt de huidige groei van
het aandeel hernieuwbare energie de prognoses waarop het vaststellen van de PEF elektriciteit
is gebaseerd? Indien dit niet het geval is, overweegt de Minister dan de PEF elektriciteit
te verlagen, of worden maatregelen genomen om alsnog aan de prognose te voldoen? Heeft
de Minister tevens onderzocht welke invloed deze verlaging zal hebben op de aanschaf
en het gebruik van elektrische apparaten? Zo ja, wat zijn de uitkomsten? Is onderzocht
of het elektriciteitsnet voldoende capaciteit heeft voor een eventuele toename in
het gebruik van elektrische apparaten, onder meer voor verwarmingsdoeleinden?
• De leden van de PvdA-fractie vragen op welke termijn de benodigde software beschikbaar
zal zijn, zodat relevante partijen tijdig projecten kunnen doorrekenen. Welke termijn
voorafgaand aan de inwerkingtreding acht de Minister redelijk zodat partijen zich
kunnen voorbereiden? Indien de software niet tijdig beschikbaar is, wordt de inwerkingtreding
dan uitgesteld?
• Woningcorporaties vrezen dat de nieuwbouwproductie van woningen zal terugvallen door
de strengere eisen. Er is reeds een groot tekort aan betaalbare woningen. Deze woningnood
onderstreept de noodzaak van aanvullend beleid om woningcorporaties te ondersteunen
bij hun bouwopgave. De Minister doet geen concrete toezeggingen op dit gebied. De
leden van de PvdA-fractie vragen of de Minister kan garanderen dat de nieuwbouwproductie
niet nog verder terugloopt door de vernieuwde eisen? Heeft de Minister onderzoek laten
doen naar de effecten op de nieuwbouwproductie? Indien er minder nieuwe woningen kunnen
worden gebouwd, is de Minister bereid om aanvullende maatregelen te treffen die woningcorporaties
helpen voldoende betaalbare woningen te bouwen?
• De Minister schrijft dat de eisen zijn aangepast om te voorkomen dat bepaalde typen
gebouwen niet aan de eisen voldoen. De leden van de PvdA-fractie vragen of dit mogelijk
leidt tot een hoger energieverbruik? Hoe verhoudt het versoepelen van de eisen zich
tot de ambitie om een lager energieverbruik te realiseren? Wat zijn de overwegingen
van de Minister om de eisen te versoepelen voor gebouwen die door hun vorm minder
energiezuinig zijn?
Schriftelijke inbreng van de leden van de fractie van de ChristenUnie
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief
met nadere informatie over energiezuinige nieuwbouw (BENG). Deze leden onderschrijven
volmondig de beoogde doelen van de richtlijn: het bereiken van de klimaatdoelen die
in Parijs zijn afgesproken en het toewerken naar energiezekerheid en energieonafhankelijkheid.
Vanwege de grensoverschrijdende urgentie van de energietransitie, heeft een bredere
afstemming binnen Europa hierin aantoonbaar meerwaarde.
Voor effectieve normen die een betekenisvolle bijdrage leveren in het toewerken naar
de klimaatdoelen van Parijs en een duurzame energievoorziening, achten de leden van
de ChristenUnie-fractie het van belang dat sprake is van scherpe doelen die ambitieus
én haalbaar zijn. In dit licht vinden deze leden het een goede stap dat is gekozen
voor aanscherping van de concept BENG 1 eis. Wel vragen deze leden hoe monitoring
van deze eis zou kunnen plaatsvinden. Zij vragen zich af waarom niet is gekozen voor
het leveren van meer meetbare, toetsbare en gegarandeerde prestaties.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen zich ook in algemene zin af in hoeverre
de meer theoretische doelen die in de BENG-normen zijn verankerd, zich verhouden tot
de praktijk. Deze leden constateren dat in het ontwerp-Klimaatakkoord juist wordt
aangestuurd op concrete doelen die in de praktijk moeten worden gerealiseerd. Welke
mogelijkheden heeft een koper/huurder van een huis om te toetsen of hetgeen de norm
voorschrijft ook echt in de praktijk geleverd wordt, zo vragen deze leden.
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen met enige verbazing dat wordt gesteld dat,
gezien de grote behoefte aan woningen, in heel Nederland gebouwd moet kunnen blijven
worden, onafhankelijk van de locatie of het soort gebouw. Kan de Minister uitleggen
wat met deze randvoorwaarde wordt bedoeld, zo vragen deze leden. Hoewel deze leden
erkennen dat er een grote behoefte is aan woningen, wat vraagt om onconventionele
maatregelen, zien zij tegelijkertijd dat aanpassing van richtlijnen en normen om te
kunnen voldoen aan groeiambities veelal leidt tot onhoudbare situaties. Zij verwijzen
hierbij ook naar recente rechterlijke uitspraken zoals de PAS- en Urgenda-uitspraak.
Laten deze uitspraken juist niet zien dat het ondergeschikt stellen van klimaat- en
milieurichtlijnen aan groeiopgaven op de lange termijn niet houdbaar is? De leden
van de ChristenUnie-fractie vragen derhalve welke lessen uit genoemde uitspraken kunnen
worden getrokken bij de BENG-normering?
De leden van de ChristenUnie-fractie zijn zich er van bewust dat de technologische
ontwikkelingen, juist ook op het gebied van verduurzaming van woningen, snel gaan.
Dat kan betekenen dat in vijf tot tien jaar technieken voorhanden zijn, waar nu nog
geen rekening mee kan worden gehouden. Deze leden vragen derhalve in hoeverre ruimte
is voor anticipatie op innovatie binnen de BENG-regelgeving? Voorts vragen zij hoe
en binnen welke termijn, mocht blijken dat bepaalde kaders die nu nog voor de hand
lijken te liggen verduurzaming op termijn tegenhouden, aanpassing van deze kaders
mogelijk zou zijn?
Schriftelijke inbreng van de leden van de SGP -fractie
De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de voorgestelde
aanscherping van de BENG-normen. Zij hebben nog een vraag over de gevolgen voor het
gebruik van warmtevoorzieningssystemen op basis van onder meer aquathermie.
De leden van de SGP-fractie constateren dat het aantal kWh/m2 wordt begrensd op 55. Zij vinden wel dat we ervoor moeten zorgen dat deze BENG-eis
geen belemmering gaat vormen voor innovatie. Warmtevoorzieningssystemen die gebruik
maken van lage temperatuurwarmte, zoals aquathermie en restwarmte, vragen relatief
veel elektriciteit, maar kunnen toch worden gezien als een duurzame warmtevoorziening.
Wil de Minister speciaal aandacht schenken aan deze technieken en ervoor zorgen dat
zij gunstigere ingroeimogelijkheden in de BENG krijgen? Is de Minister bereid hierover
in overleg te treden met betrokken brancheorganisaties, zoals de Unie van Waterschappen?
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E. Ziengs, voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
C.J.M. Roovers, griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.