Lijst van vragen : Lijst van vragen over de reactie berichtgeving Syrië-ganger en NLA-programma (Kamerstuk 32623-268)
2019D28086 LIJST VAN VRAGEN
De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken heeft een aantal vragen voorgelegd aan
de Minister van Buitenlandse Zaken over de brief van 20 juni 2019 inzake Reactie berichtgeving Syrië-ganger en NLA-programma (Kamerstuk 32 623, nr. 268).
De voorzitter van de commissie, Pia Dijkstra
De griffier van de commissie, Van Toor
Nr.
Vraag
1
Herinnert u zich het debacle inzake de vervolging van een Syriëganger in het Verenigd
Koninkrijk, waar veiligheidsdiensten weigerden informatie te geven over welke Syrische
rebellengroepen zij gesteund hadden (Old-Bailey-trial-of-terror-suspect-collapses-after-security-services-refuse-to-say-who-they-helped-in-Syria),
waarbij de Openbaar Aanklager de zaak moest seponeren? Erkent u dat u, door eveneens
essentiële informatie aan het OM en de rechter te onthouden, de vervolging van een
Syriëganger belemmert? Zo nee, waarom niet?
2
Wat vind u belangrijker: het vasthouden aan staatsgeheimen op discutabele gronden,
of het actief bijdragen aan de vervolging van Syriëgangers en het tegengaan van straffeloosheid
voor misdaden begaan in Syrië?
3
Hoe beoordeelt u het oordeel van de rechtbank Rotterdam: «Het is een feit van algemene
bekendheid dat in de periode waarin de verdacht zich in Syrië bevond (2013–2018),
(jihadistische) strijdgroepen in Syrië om hun doel te bereiken dagelijks dood en verderf
zaaiden onder ieder die hun extreem fundamentalistische geloof niet deelde» (https://recht.nl/rechtspraak/uitspraak?ecli=ECLI:NL:RBROT:2019:2420). Deelt u deze opvatting? Had uw ambtsvoorganger, Minister Koenders, deze feiten
van algemene bekendheid moeten kennen en daarnaar moeten handelen? Hoe plaatst u dit
oordeel tegenover uw uitspraak dat in de tijd van het Non-Lethal Assistance (NLA)-programma
de rechterlijke uitspraak niet bekend was en u niemand kan houden aan een uitspraak
die niet bekend was, en «je kunt toch niet de Minister van dat moment verwijten dat
hij iets deed dat met de kennis van een rechterlijke uitspraak van nu toe een andere
afweging had geleid»? (Algemeen Overleg, 28 mei 2019, over voortgangsrapportage Nederlandse
bijdrage aan anti-ISIS coalitie).
4
Waarom heeft u nooit afstand genomen van het NLA-programma, maar hooguit gesteld dat
sommige zaken beter hadden gekund en dus kennelijk niet gemoeten?
5
Heeft Nederland NLA gegeven aan rebellengroepen die onderdeel uitmaakten van de militaire
koepel Fatah Halab?
6
Is het waar dat er een politierapport bestaat dat onderdeel uitmaakt van het strafdossier
tegen een Syriëganger, waarin staat dat het Levant Front vanaf januari 2017 opgegaan
is in Ahrar al-Sham? Kunt u aangeven of deze informatie klopt? Was er sprake van een
fusie, een alliantie, een koepel, of een volledig opgaan? Was deze informatie bekend
bij Buitenlandse Zaken?
7
Heeft Ahrar al-Sham indirect NLA ontvangen?
8
In hoeverre kan Syriëgangers met een dubbele nationaliteit, die gevochten hebben voor
Ahrar al-Sham, hun Nederlandse nationaliteit worden afgenomen, op basis van de Rijkswet
op het Nederlanderschap? Bent ook u in het licht daarvan bereid om het oordeel van
de rechter dat Ahrar al-Sham een terroristische organisatie is, over te nemen? Zo
nee, waarom niet?
9
Beschouwde en/of beschouwt het Ministerie van Buitenlandse Zaken het Levant Front
als een gematigde groepering? Waarom wel/niet?
10
Beschikte de regering, de politie en/of inlichtingendiensten bij de aanvang en verdere
uitvoering van het NLA-programma over informatie dat er Syriëgangers vanuit Nederland
meevochten met Syrische rebellengroepen die NLA vanuit Nederland ontvingen? Zo ja,
wat is er met deze informatie gedaan en in hoeverre heeft er informatieuitwisseling
plaatsgevonden?
11
Hoe verklaart u de werkelijk bizarre tegenstelling in uw brief waarin u enerzijds
stelt dat «er geen straffeloosheid mag zijn voor misdaden begaan in Syrië,» maar u
anderzijds geen informatie met het OM wilt delen die belastend kan zijn voor individuen
en/of groepen die onderdeel uitmaakten van het NLA-programma, met het argument dat
het Ministerie van Buitenlandse Zaken niet wil meewerken om «groepen of organisaties
van een dergelijke kwalificatie (als zijnde «terroristisch») te voorzien?»
12
Kunt u bevestigen dat het Ministerie van Buitenlandse Zaken over informatie/bewijsstukken
beschikt die belastend zijn voor individuen en/of groepen die Nederland in het kader
van het NLA-programma heeft gesteund? Zo nee, op basis van welke informatie heeft
u het NLA-programma dan stopgezet?
13
Hoe beoordeelt u de vrijspraak van een Syriëganger die gevochten zou hebben voor het
Levant Front (https://www.telegraaf.nl/nieuws/374085965/vrijspraak-voor-anti-is-strij…)? Welke rol heeft de mogelijke NLA-steun van de regering aan deze groepering en/of
het niet geven van informatie in reactie op een verzoek daartoe van het OM, in opdracht
van de rechter nota bene, in de vrijspraak gespeeld?
14
Klopt het dat Nederland de politieke tak van Hezbollah als terroristische organisatie
beschouwt, terwijl de EU dit niet doet? Erkent u dat de Nederlandse regering zich
dus niet uitsluitend hoeft te baseren op internationale terrorismelijsten, maar wel
degelijk zelf groeperingen als terroristisch kan bestempelen, en dus ook, los van
de EU en de VN, het oordeel van de Nederland rechter over Ahrar al-Sham als terroristische
organisatie kan overnemen? Zo ja, bent u daartoe bereid?
15
Welke definitie hanteert het Ministerie van Buitenlandse Zaken voor een «terroristische»
groep? Wijkt dit af van de nationale juridische definitie van een «terroristische»
groep?
16
Welke toetsingskader hanteert het Ministerie van Buitenlandse Zaken, het OM en het
nationaal recht om een groep te kwalificeren als «terroristisch»?
17
Aan welke nationale en/of internationale wetgeving moet de politieke toets van het
Ministerie van Buitenlandse Zaken voldoen om de aard van een organisatie te kwalificeren
als «terroristisch»?
18
Over welke vier Syrische strijdgroepen heeft het OM informatie aan het Ministerie
van Buitenlandse Zaken gevraagd? Waarom noemt u in uw brief wel Sham al Islam en niet
overige drie groepen?
19
Klopt het dat het verzoek om informatie door het OM aan het Ministerie van Buitenlandse
Zaken op 25 maart jl. in opdracht was van de rechter? Waarom legt u dit verzoek grotendeels
naast u neer? Heeft u een beroep gedaan op staatsgeheimen?
20
Voldoet het Levant Front, net als Ahrar al-Sham, zeer duidelijk niet aan de NLA-criteria,
aangezien het door het OM als terroristische organisatie wordt gezien? Zo ja, waarom
geeft u dan geen openheid van zaken over eventuele NLA van Nederland aan deze groepering?
21
Waarom voldeed Ahrar al-Sham, die de Riyadh-verklaring ondertekend had en door toenmalig
Minister Koenders niet als radicaal-jihadistisch werd beschouwd, volgens u zeer duidelijk
niet aan de NLA-criteria? Waarom verschilt u zo van mening met uw voorganger?
22
Sinds wanneer beschouwt Buitenlandse Zaken Ahrar al-Sham als jihadistisch en salafistisch?
Kunt u heel precies aangeven wanneer Buitenlandse Zaken van standpunt veranderd is,
aangezien Minister Koenders op 26 januari 2016 gesteld heeft dat de kwalificatie radicaal
jihadistisch niet opging voor de groepen die in Riyad aanwezig waren (waaronder dus
ook Ahrar al-Sham)?
23
Hoe beoordeelt u de uitspraak van de rechter dat Ahrar al-Sham een terroristische
organisatie is (in elk geval in de periode 2013–2018), in relatie tot de voorwaarde
voor NLA dat groeperingen niet samen mochten werken met extremistische groepen? Hebben
door Nederland gesteunde rebellengroepen samengewerkt met Ahrar al-Sham? Zo ja, is
hiermee dus een harde voorwaarde voor NLA geschonden? Heeft Nederland rebellengroepen
gesteund die structureel samenwerkten met Ahrar al-Sham? Zo ja, hoe verhoudt zich
dit tot de voorwaarden van het NLA-programma?
24
Waarom heeft u wel richting het OM openbaar gemaakt dat Ahrar al-Sham geen NLA-steun
ontvangen heeft, maar deze informatie de Kamer tot dan toe altijd onthouden?
25
Heeft het kabinet informatie/bewijsstukken van oorlogsmisdaden die zijn begaan door
groepen die door Nederland zijn gesteund in het kader van het NLA-programma, doorgespeeld
aan het International Impartial Independent Mechanism (IIIM)? Zo nee, waarom niet?
26
Welke informatie heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken wel kunnen geven aan
het OM naar aanleiding van het informatieverzoek van 25 maart jl.?
27
Hoe vaak heeft het OM informatie gerelateerd aan Syrië-gangers opgevraagd bij het
Ministerie van Buitenlandse Zaken de afgelopen 8 jaar? Hoe vaak heeft het Ministerie
van Buitenlandse Zaken informatie over Syrië-gangers kunnen verschaffen aan het OM?
28
Welke criteria hanteert u voor steun aan organisaties en/of NGO's – lokaal en/of internationaal
– in Syrië die zich inzetten voor de naleving van mensenrechten, het bevorderen van
positie van vrouwen en naleving van internationaal humanitair recht?
29
Welke steun is er nog voor organisaties en/of NGO's – lokaal en/of internationaal
– in Syrië die zich inzetten voor de naleving van mensenrechten, het bevorderen van
positie van vrouwen en naleving van internationaal humanitair recht?
30
Hoe betrekt u lokale vrouwen- en mensenrechtenorganisaties voor de vredesopbouw in
Syrië?
31
Welke samenwerking is er in Syrië met ongewapende organisaties die zich op vreedzame
wijze inzetten ter verbetering van de mensenrechtensituatie, de positie van vrouwen
en de naleving van internationaal humanitair recht?
32
Welke rol hebben ongewapende organisaties die zich op vreedzame wijze inzetten ter
verbetering van de mensenrechtensituatie, de positie van vrouwen en de naleving van
internationaal humanitair recht? Hoe ondersteunt u deze organisaties in het vredesproces?
33
Kunt u nader ingaan op hetgeen u stelt over samenwerking met extremistische groepen,
namelijk dat groepen in bepaalde situaties en op specifieke locaties, allianties aangingen
met meer extremistische groepen, om zo een offensief van het regime of ISIS het hoofd
te kunnen bieden? Kunt u daarbij ingaan op de langdurige belegering door rebellengroepen
van de Koerdische wijk Sheikh Maqsood? Was hier sprake van een offensief van het regime
of ISIS, of heeft Nederland geen rebellengroepen gesteund die betrokken waren bij
de belegering van Sheikh Maqsood?
34
Waarom stelt u dat Nederland actief uitdraagt dat er geen straffeloosheid mag bestaan
voor misdaden begaan in Syrië en initiatieven neemt om vervolging te faciliteren,
terwijl u weigert in te gaan op een informatieverzoek van het OM, in opdracht van
de rechter, in een strafzaak tegen een Syriëganger? Kunt u dit uitleggen?
35
Bent u bereid het interne memo, waaruit blijkt dat het verzamelen van informatie over
Syrische strijders en rebellengroepen één van de doelen was van het NLA-programma,
en waarin de contacten die Buitenlandse Zaken tijdens het steunprogramma legde van
«onschatbare waarde» voor de Nederlandse «intelpositie» werden genoemd, naar de Kamer
te sturen? Zo nee, waarom niet?
36
Hoe beoordeelt u het feit dat Nieuwsuur en Trouw beschikken over een interne memo
waaruit blijkt dat het verzamelen van informatie over Syrische strijders en rebellengroepen
één van de doelen was van het NLA-programma, en waarin de contacten die Buitenlandse
Zaken tijdens het steunprogramma legde van «onschatbare waarde» voor de Nederlandse
«intelpositie» werden genoemd? Is/wordt er bewust vertrouwelijk informatie naar de
pers gelekt? Zijn er klokkenluiders?
37
Wat is de relatie tussen het kabinet en het OM om de nationale vervolging van misdaden
in Syrië verder mogelijk te maken?
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P.A. (Pia) Dijkstra, voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
T.J.E. van Toor, griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.