Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag schriftelijk overleg over de initiatiefnota van het lid Koerhuis over de toekomst van gemeentelijk grondbeleid voor woning- en bedrijvenbouw (Kamerstuk 35177-2)
2019D27032 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken heeft enkele vragen en opmerkingen aan
het Kamerlid Koerhuis over zijn initiatiefnota over de toekomst van gemeentelijk grondbeleid
voor woning- en bedrijvenbouw (Kamerstuk 35 177, nr.2) en aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over haar brief
dd. 21 mei 2019 houdende een reactie op genoemde nota (Kamerstuk 35 177, nr. 3).
De voorzitter van de commissie, Ziengs
De griffier van de commissie, Roovers
Inleiding
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de Initiatiefnota
over de toekomst van het gemeentelijk grondbeleid voor woning- en bedrijvenbouw van
het lid Koerhuis. Graag willen zij de initiatiefnemer enkele vragen stellen. Allereerst
merken zij op dat zij het eens zijn met de stelling dat er een grote vraag is naar
ruimte voor woning- en bedrijvenbouw. Zij onderschrijven dan ook dat daar ruimte voor
moet zijn, alsmede het doel van de nota om gemeenten meer vrijheid te geven om aan
die verantwoordelijkheid voor woning- en bedrijvenbouw te voldoen. Aan de andere kant
behoren de leden van de VVD-fractie tot een partij die financiële degelijkheid hoog
in het vaandel heeft staan. Grote financiële risico’s voor gemeenten bij de aankoop
van grond moeten worden voorkomen.
Bestaande wet- en regelgeving
De initiatiefnemer stelt voor om de toepassing van de Ladder voor duurzame verstedelijking
aan te passen zodat gemeenten rekening kunnen houden met de te verwachten harde en
zachte planuitval op lange termijn en 130% kunnen programmeren ten opzichte van de
verwachte vraag de komende vijftien jaar. Kan de initiatiefnemer ingaan op wat de
te verwachten harde planuitval op korte termijn is en hoe gemeenten daarmee kunnen
omgaan? De Minister stelt in haar reactie op de initiatiefnota van 21 mei 2019 (Kamerstuk
35 177, nr. 3) dat de Ladder voor duurzame verstedelijking niet in de weg staat om bij het bepalen
van de behoefte aan woningen rekening te houden met planuitval en daarmee te «overprogrammeren».
Hoe beoordeelt de initiatiefnemer dit standpunt van de Minister? Graag krijgen de
leden van de VVD-fractie een reactie van de initiatiefnemer.
De Minister stelt voor dat gemeenten ook woningaantallen anders kunnen verdelen en
plannen kunnen schrappen die niet worden uitgevoerd. Hoe beoordeelt de initiatiefnemer
dit standpunt van de Minister? Hoe kan ervoor worden gezorgd dat dit niet in de weg
staat om te «overprogrammeren»? Graag krijgen de leden van de VVD-fractie een reactie
van de initiatiefnemer.
Toekomst
In de nota komt ook het financieel toezicht van de provincies op de gemeenten aan
de orde. De leden van de VVD-fractie vragen de initiatiefnemer daar nader op in te
gaan.Wat zou er naar zijn mening moeten worden verbeterd? Wat was in de ogen van de
initiatiefnemer het probleem? Wat zijn elementen in het beleid van een provincie die
woningbouw zouden kunnen stimuleren en die nu nog niet genoeg benut worden? Graag
krijgen de leden van de VVD-fractie een reactie van de initiatiefnemer.
De initiatiefnemer stelt voor om de maximale uitgangstermijn voor gemeenten om grondaankopen
te exploiteren op 15 jaar te brengen in plaats van de huidige termijn van tien jaar.
Waar moet dit worden geregeld? Is dit een wettelijke termijn? Graag krijgen de leden
van de VVD-fractie een reactie van de initiatiefnemer.
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van de nota van
Kamerlid Koerhuis (Kamerstuk 35 177, nr. 2). Zij hebben nog enkele vragen.
De leden van de CDA-fractie constateren dat de Aanvullingswet grondeigendom Omgevingswet
(Kamerstuk 35 133), binnenkort door de Kamer wordt behandeld. De door het Kamerlid Koerhuis genoemde
problematiek zal ook daar aan de orde kunnen komen, zo menen zij.
De leden van de CDA-fractie delen de zorg van zowel het Kamerlid Koerhuis als de Minister
inzake de ambitie om 75.000 nieuwe woningen per jaar te bouwen.
Zij menen echter dat gemeenten niet alleen met het grondbeleidsinstrumentarium en
de Ladder voor duurzame verstedelijking kunnen sturen op het gewenste gebruik van
gronden maar juist ook met bestemmingsplannen en omgevingsplannen.
De leden van de CDA-fractie delen tevens de zorg dat gemeenten grote financiële risico’s
vermijden. Zolang het ons niet gegeven is om in de toekomst te kijken, zullen plotselinge
marktontwikkelingen zich onaangekondigd voordoen, zo menen zij.
Gemeentelijk grondbeleid zal daarom schokbestendig moeten zijn en zal de volgende
economische crisis moeten kunnen overleven. Dat vergt een veilig, prudent en behoedzaam
beleid van gemeenten waarbij gemeenteraden een controlerende taak hebben. Graag vernemen
zij om de Minister en het Kamerlid Koerhuis die mening delen.
De leden van de CDA-fractie vernemen graag van de Minister wat de stand van zaken
is ten aanzien van de uitvoering van de motie Ronnes en Laan-Geselschap inzake de
Ladder voor duurzame verstedelijking.
De leden van de CDA-fractie zien kansen in verder gaande regionale investeringsafspraken.
Dan komt er een directe koppeling van een bouwprogramma met investeringen en de bekostiging
daarvan met een publiek-private karakter. De rijksoverheid, gemeenten, provincies,
vervoerregio «s, de investerende vastgoedpartijen (ontwikkelaars, beleggers, bouwers
en corporaties), de ov-bedrijven en de energiebedrijven moeten in die visie samen
aan tafel en een regionale investeringsagenda maken. Inhoudelijk omvat dit een (niet
verkokerd) functioneel-ruimtelijk programma met wonen en andere belangrijke fysieke
functies, mobiliteit, energie, klimaat en groen en blauw. Graag vernemen zij of de
Minister en het Kamerlid Koerhuis die mening delen.
De leden van de CDA-fractie menen dat gemeenten thans met publiekrechtelijke bevoegdheden
niet hetzelfde bereiken als met actief grondbeleid. Het bestemmingsplan alleen biedt
vaak voldoende mogelijkheden om alle doelstellingen te realiseren. Zij delen de visie
van de VNG dat een gemeente vaak via anterieure overeenkomsten (privaatrechtelijk)
aanvullende eisen moet kunnen stellen.
De leden van de CDA-fractie onderschrijven het pleidooi voor overprogrammering en
menen dat 130% harde plancapaciteit noodzakelijk is. De praktijk wijst immers uit
dat ook harde plancapaciteit niet hard blijkt te zijn. Graag vernemen zij of de Minister
en het Kamerlid Koerhuis die mening delen.
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de initiatiefnota
van het lid Koerhuis (VVD). De leden zijn content dat er aandacht vanuit de Kamer
is over het belangrijke vraagstuk hoe gemeenten met hun grond om dienen te gaan. Deze
leden hebben nog enkele vragen die ze aan de initiatiefnemer willen voorleggen
Meer ruimte voor woning- en bedrijfsbouw
De leden van de D66-fractie constateren dat de initiatiefnemer voornemens is om de
exploitatietermijn van gemeenten te verlengen van 10 jaar naar 15 jaar. Volgens deze
leden biedt dit geen stimulans voor gemeenten om tijdig tot ontwikkeling van geëxploiteerde
gronden over te gaan. De leden van de D66-fractie vragen zich af of er een nadere
duiding gegeven kan worden van de rationale achter het verlengen van de exploitatietermijn
van 10 naar 15 jaar.
De leden van de D66-fractie constateren dat de initiatiefnemer in de notitie regelmatig
terugkomt op een gehanteerde termijn van 15 jaar. Zij vragen of de initiatiefnemer
inzichtelijk kan maken op basis waarvan de gehanteerde termijn van 15 jaar gebaseerd
wordt?
Bouwclaims
De leden van de D66-fractie constateren dat de initiatiefnemer de termijn voor bouwclaims
beoogt te verlengen tot 15 jaar. Zij vragen wat dit zou betekenen voor de bespoediging
van de woningbouw wanneer er een langere termijn beschikbaar is voor het daadwerkelijk
starten van de bouw van woningen? Kan de initiatiefnemer daarnaast reflecteren op
de mogelijkheid die reeds bestaat voor gemeenten om niet-gerealiseerde bestemmingen
via het privaatrecht te wijzigen? Kan de initiatiefnemer aangeven of hij bij het ontbinden
van bouwclaims financiële consequenties voor de gemeenten verwacht? Kan de initiatiefnemer
tot slot aangeven in hoeverre de gemeente Apeldoorn ook daadwerkelijk gebruik maakt
van deze mogelijkheid?
Beslispunten
Kan de initiatiefnemer aangeven waarom hij verwacht dat met de mogelijkheid tot het
programmeren van 130% van de verwachte vraag, gemeenten geen behoefte meer zullen
hebben aan het voeren van actief grondbeleid?
In hoeverre verwacht de Minister dat een breed gedragen omgevingsvisie of omgevingsplan
de noodzaak tot actief grondbeleid zullen beïnvloeden?
De leden van de fractie van GroenLinks hebben met interesse kennisgenomen van de initiatiefnota
van het lid Koerhuis. Zij hebben n.a.v. deze initiatiefnota nog een aantal vragen
die zij graag aan de initiatiefnemer en aan de Minister voorleggen.
Allereerst vragen de leden van de fractie van GroenLinks zich af of de initiatiefnemer
nu juist wel of juist niet van mening is dat gemeenten een actieve grondpolitiek zouden
moeten voeren. Graag zouden zij hier een nader onderbouwde reactie van de initiatiefnemer
op ontvangen. Ook zouden deze leden graag van de initiatiefnemer voorbeelden ontvangen
van gemeenten die volgens hem wel een verstandige actieve grondpolitiek voeren en
van gemeenten die dit volgens hem niet doen.
De VNG deelt de analyse van de initiatiefnemer dat gemeenten nu met publiekrechtelijke
bevoegdheden hetzelfde bereiken als met actief grondbeleid. Graag ontvangen de leden
van de fractie van GroenLinks hier een onderbouwde reactie van de initiatiefnemer
op.
De VNG stelt in haar reactie op de initiatiefnota voorts dat de huidige Ladder voor
duurzame verstedelijking een goed instrument is. Ook de Minister stelt dat de Ladder
niet hoeft te worden aangepast. Graag zouden de leden van de fractie van GroenLinks
een onderbouwde reactie van de initiatiefnemer ontvangen op deze stelling van de VNG
en de Minister. Deze leden zijn ook benieuwd of de initiatiefnemer de schaarse groene
gebieden in Nederland wil beschermen? Zo neen, waarom niet? Zo ja, hoe wil hij dit
doen? En deelt hij de mening dat eenmaal opgeofferde natuur of landbouwgrond lastig
weer opnieuw groene gebieden kunnen worden?
Kan de initiatiefnemer, zo vragen de leden van de fractie van GroenLinks, reageren
op de volgende passage uit de reactie van de VNG: «De VNG herkent de noodzaak van overprogrammering, maar het is niet nodig om te streven
naar 130% harde plancapaciteit voor 15 jaar. Na 2008 is het grondbeleidsinstrumentarium
niet wezenlijk veranderd. Het werkt over het algemeen goed. Er is geen reden om te
stellen dat grondaankopen door de gemeente «onontkoombaar en onuitstelbaar» moeten
zijn. De opsteller van de initiatiefnota vindt grondaankopen door de gemeente alleen
verdedigbaar als de gronden vervolgens met verlies worden doorverkocht aan een ontwikkelaar.
Dat vinden wij een erg eenzijdige benadering.»?
Tot slot missen de leden van de fractie van GroenLinks de positie van woningcorporaties
in de initiatiefnota. Kan de initiatiefnemer aangeven wat zijn overwegingen zijn geweest
om de positie van corporaties niet mee te nemen?
Graag zouden de leden van de GroenLinks-fractie van de Minister voorbeelden ontvangen
van gemeenten die wel een actieve grondpolitiek voeren en van gemeenten die dit niet
doen. Kan de Minister daarbij aangeven wat de financiële en ruimtelijke gevolgen op
korte en langere termijn zijn voor deze gemeenten?
Voorts vragen de leden van de fractie van GroenLinks aan de Minister of zij kan aangeven
wat volgens haar de specifieke gevolgen zijn voor het beschermen van de natuur en
landschap wanneer de voorstellen van de initiatiefnemer zouden worden uitgevoerd?
Kan zij dit per voorstel toelichten?
De leden van de SP-fractie danken het lid Koerhuis en zijn medewerkers voor het werk
dat zij hebben verzet. Hieronder zullen de leden van de SP-fractie vragen stellen
en ingaan op de beslispunten.
Inleiding
De leden van de SP-fractie zouden graag weten waaruit blijkt dat er meer panden voor
bedrijven nodig zijn. De afgelopen jaren hebben veel kantoren en bedrijfspanden leeggestaan,
De leden van de SP-fractie vragen hoe de huidige leegstand zich verhoudt tot de wens
om meer bedrijfspanden te bouwen.
Daarnaast vragen de leden van de SP-fractie hoe versnipperde bedrijventerreinen of
«verrommeling» langs snelwegen door bedrijfspanden wordt voorkomen.
Probleemstelling
De leden van de SP-fractie lezen dat gemiddeld 30% van de bouwplannen uitvalt. Zij
willen graag weten waar dit percentage vandaan komt en wat de redenen voor uitval
precies zijn. Er kunnen immers verschillende of meerdere aanleidingen zijn waarom
bouwprojecten niet doorgaan.
De leden van de SP-fractie zijn van mening dat de Minister van Binnenlandse Zaken
meer regie zou moeten voeren als het gaat om het stimuleren van het bouwen van betaalbare
huizen. De leden van de SP-fractie missen concrete aantallen in verschillende woonsegmenten
in bijvoorbeeld de Nationale Woonagenda. Het doet de leden van de SP-fractie deugd
dat het lid Koerhuis meer landelijke sturing wil op het bouwen van huizen en de aantallen
die daarmee gemoeid zijn.
Minder financiële risico’s
De leden van de SP-fractie vernemen graag op welke manier(en) het toezicht door provincies
is tekort geschoten. Daaruit volgt de vraag hoe het lid Koerhuis had gewild dat provincies
ingegrepen hadden bij gemeenten.
In de nota staat dat 30% van de gemeenten weer actief grondbeleid voert. De leden
van de SP-fractie vragen naar het onderzoek waaraan wordt gerefereerd.
De leden van de SP-fractie lezen dat in de nota wordt beschreven dat provincies alleen
een rol hebben in het financiële toezicht op gemeenten. Deze leden zijn van mening
dat hiermee de positie van provincies tekort wordt gedaan. Provincies stellen immers
structuurvisies op over de verdeling van beschikbare ruimte. Ook kan de provincie
sturing geven over waar en hoeveel er woningen moeten worden gebouwd. Een voorbeeld
hiervan is Zuid-Holland waar een «Vliegende brigade» zorgt voor het aanvullen van
capaciteit en specifieke kennis bij gemeentes, waardoor de woningbouwproductie kan
worden versneld.
De leden van de SP-fractie vragen het lid Koerhuis of hij provincies juist een grotere
of kleinere rol wil geven in het proces van het bouwen van woningen en/of bedrijven.
Voorstellen
De leden van de SP-fractie begrijpen uit verschillende bronnen en van de Minister
van Binnenlandse Zaken dat de Ladder voor duurzame verstedelijking geen belemmering
vormt voor de bouw van huizen. De leden van de SP-fractie vragen dan ook wat het lid
Koerhuis concreet aan wil passen of wil schrappen aan de Ladder.
Voorts vragen de leden van de SP-fractie waarom het lid Koerhuis de recentelijke aanpassing
en verduidelijking van de Ladder niet voldoende vindt.
Bouwclaims
De leden van de SP-fractie vragen waarom termijnen niet gewoon opgenomen worden in
bouwclaims. In de nota wordt gesteld dat «gemeenten het niet aandurfden» om een termijn
te stellen. De leden van de SP-fractie vragen waar dat uit blijkt.
De leden van de SP-fractie lezen dat er geen maximale termijn is voor bouwclaims,
maar tegelijkertijd wordt gesteld dat de termijn voor bouwclaims moet worden verlengd
naar 15 jaar. Graag vernemen de leden van de SP-fractie wat nu precies de regels zijn
omtrent bouwclaims, de termijn en waarom dit verruimd zou moeten worden.
De leden van de SP-fractie willen graag weten of een verruiming van de termijn ook
kan betekenen dat een projectontwikkelaar langer kan wachten met het beginnen met
bouwen en daardoor de juist ongewenste vertraging kan veroorzaken?
De leden van de SP-fractie vragen of het lid Koerhuis het idee van een bouwplicht
kan steunen. Wanneer een gemeente de bestemming op de grond heeft geregeld en er zijn
afspraken met een ontwikkelaar gemaakt over bouwen, kan een gemeente nu niet afdwingen
dat daadwerkelijk met bouwen wordt begonnen. Grond blijft daarmee onnodig braak liggen.
Is het lid Koerhuis het met de leden van de SP-fractie eens dat dit een onwenselijke
situatie is, die moet worden voorkomen? Graag vernemen deze leden of het lid Koerhuis
een bouwplicht wil instellen.
Beslispunten
De Kamer wordt gevraagd in te stemmen de regering te verzoeken om zo spoedig mogelijk:
– de toepassing van de Ladder van Duurzame Verstedelijking aan te passen zodat gemeenten
rekening kunnen houden met de te verwachte planuitval en 130% kunnen programmeren
ten opzichte van de verwachte vraag de komende 15 jaar;
– de commissie BBV in overweging te geven om de maximale uitgangstermijn voor gemeenten
om grondaankopen te exploiteren naar 15 jaar te verruimen; en
– de commissie BBV in overweging te geven om een begrotingspost en een maximale termijn
voor gemeenten om bouwclaims uit te geven van 15 jaar in te voeren en om gemeenten
te wijzen op de Apeldoornse aanpak om een maximale termijn voor bestaande bouwclaims
in te voeren.
De leden van de SP-fractie kunnen vooralsnog niet instemmen met deze drie punten,
omdat naar hun mening de noodzaak hiertoe ontbreekt en zij de gevolgen van verlengen
van een al dan niet bestaande termijn onvoldoende kunnen overzien. De leden van de
SP-fractie zouden het op prijs stellen als het lid Koerhuis in zou willen gaan op
de mogelijke gevolgen van het verlengen van de termijn en daarbij ook de eventuele
negatieve gevolgen zou benoemen.
Wel vinden de leden van de SP-fractie het prima als ervaringen worden gedeeld en gemeenten
van elkaar kunnen leren.
De Kamer wordt daarnaast gevraagd in te stemmen de regering te verzoeken om:
– grondexploitaties in de uitwerking van de Agenda Toekomst Toezicht expliciet mee te
nemen, en
– de commissie BBV in overweging te geven om te onderzoeken of de jaarrekening van gemeenten
voldoende informatie bevat over grondexploitaties, indien dat niet het geval is hoe
de jaarrekening te verbeteren en in de nieuwe Notitie Grondexploitatie expliciet mee
te nemen.
De leden van de SP-fractie kunnen instemmen met deze bovenstaande twee punten.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E. Ziengs, voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
C.J.M. Roovers, griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.