Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg inzake ambtshalve toekenning kindgebonden budget
35 010 Wijziging van de Wet op het kindgebonden budget in verband met het verhogen van de inkomensgrens van het kindgebonden budget voor paren
Nr. 18 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 18 juni 2019
De vaste commissie voor Financiën heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd
aan de Staatssecretaris van Financiën over de brief van 12 maart 2019 over Ambtshalve
toekenning kindgebonden budget (Kamerstuk 35 010, nr. 16).
De vragen en opmerkingen zijn op 27 maart 2019 aan de Staatssecretaris van Financiën
voorgelegd. Bij brief van 14 juni 2019 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Anne Mulder
De adjunct-griffier van de commissie, Freriks
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van het CDA
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Staatssecretaris
over de ambtshalve toekenning van het kindgebonden budget en de antwoorden op de door
de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid gestelde vragen over deze
problematiek. Deze leden hebben hier nog enkele vragen over.
De leden van de CDA-fractie constateren dat de antwoorden op de gestelde vragen namelijk
nog een onduidelijke schatting geven over het totaalbedrag aan kindgebonden budget
dat alsnog zal worden uitgekeerd. Van welk totaalbedrag, inclusief rente, kan daarbij
worden uitgegaan? Kan de Staatssecretaris aangeven hoeveel jaar de betreffende ouders
gemiddeld nog recht hebben op kindgebonden budget? Kan hij een schatting maken van
het gemiddelde bedrag per gezin aan kindgebonden budget dat met terugwerkende kracht
zal worden uitgekeerd? In hoeveel gevallen gaat het om een totaalbedrag van meer dan
€ 1.000? Hoe hoog kan dit bedrag oplopen in uitzonderingsgevallen?
Wordt er door de Belastingdienst ook al nagedacht over op welke wijze er goed en duidelijk
gecommuniceerd kan worden over de uitbetaling?
De Staatssecretaris geeft aan dat de Belastingdienst slechts juridisch verplicht is
om tot vijf jaar terug het kindgebonden budget alsnog uit te keren en dat daarom vanaf
het jaar 2013 wordt hersteld. Is hierbij ook een morele afweging gemaakt, zo vragen
de leden van de CDA-fractie. Ook in de jaren voor 2013 kunnen ouders recht gehad hebben
op kindgebonden budget. Kan de Staatssecretaris aangeven wat het eerste jaar is waarin
ouders onterecht geen kindgebonden budget kunnen hebben ontvangen? Klopt het dat de
onvolkomenheid pas speelt als er weer opnieuw recht is op kindgebonden budget na een
stopzetting en dat dit dus niet voor 2010 kan spelen?
De Staatssecretaris schrijft in de brief dat de uitbetaling van het onterecht niet
uitgekeerde kindgebonden budget geen doorwerking heeft naar andere toeslagen, maar
dat de nabetaling na ontvangst wel meetelt voor het vermogen. De leden van de CDA-fractie
gaan er dan ook vanuit dat het (latente) recht op kindgebonden budget dat de desbetreffende
ouders al die jaren gehad hebben, niet meetelt in box 3 en dus ook geen effect kan
hebben op het toetsingsvermogen voor de huurtoeslag. Deze leden vragen de Staatssecretaris
dit nadrukkelijk te bevestigen.
De leden van de CDA-fractie vragen de Staatssecretaris hoe wordt beoordeeld aan welke
ouder het kindgebonden budget moet worden uitgekeerd. Wanneer de gezinssituatie sinds
2013 niet veranderd is, kan de Belastingdienst het kindgebonden budget zelf uitkeren.
Maar bij scheiden, overlijden, emigratie e.d. gaat de Belastingdienst nader onderzoek
doen. Klopt het dat het kindgebonden budget juridisch toekomt aan de ouder die de
kinderbijslag heeft aangevraagd? Kan de Belastingdienst nagaan door welke ouder de
kinderbijslag is aangevraagd? De leden van de CDA-fractie wijzen erop dat ouders recht
hebben op kindgebonden budget totdat de kinderen 18 jaar zijn en dat de aanvraag van
kinderbijslag dus meer dan 18 jaar geleden kan zijn. Deze leden vragen tevens wat
de gevolgen zijn voor het recht op kindgebonden budget wanneer één of beide ouders
zijn overleden, naar het buitenland zijn verhuisd of geen gezag meer hebben over het
kind.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van D66
De leden van de fractie van D66 danken de Staatssecretaris voor zijn verhelderende
brief over de ambtshalve toekenning van het kindgebonden budget.
Deze leden zijn blij dat de Staatssecretaris dit probleem samen met zijn collega van
SZW meteen bij de kop heeft gepakt en dat de ouders gecompenseerd worden. Wel hebben
zij nog een vraag. Welke checks en balances bouwt de Staatssecretaris in om dit soort
omissies in de toekomst te voorkomen?
II Reactie van de Staatssecretaris
Vraag 1
De leden van de CDA-fractie constateren dat de antwoorden op de gestelde vragen namelijk
nog een onduidelijke schatting geven over het totaalbedrag aan kindgebonden budget
dat alsnog zal worden uitgekeerd. Van welk totaalbedrag, inclusief rente, kan daarbij
worden uitgegaan? Kan de Staatssecretaris aangeven hoeveel jaar de betreffende ouders
gemiddeld nog recht hebben op kindgebonden budget? Kan hij een schatting maken van
het gemiddelde bedrag per gezin aan kindgebonden budget dat met terugwerkende kracht
zal worden uitgekeerd? In hoeveel gevallen gaat het om een totaalbedrag van meer dan
€ 1.000? Hoe hoog kan dit bedrag oplopen in uitzonderingsgevallen?
Antwoord
Het totaal uit te keren bedrag ligt tussen € 375 en € 445 miljoen. Het uit te keren
bedrag aan rente bedraagt ongeveer € 25 miljoen. De gemiddelde periode van het na
te betalen recht op het kindgebonden budget bedraagt ongeveer 21 maanden. In enkele
uitzonderingsgevallen betreft het recht de maximale periode van 7 jaar (inclusief
2018 en 2019) en gaat het om ongeveer maximaal € 30.000 (exclusief rente). Het gemiddeld
uit te keren bedrag bedraagt ongeveer € 1.700 (exclusief rente). Dit is het gemiddelde
totaalbedrag over meerdere jaren. In ongeveer 110.000 gevallen is het bedrag hoger
dan € 1.000 (exclusief rente).
Vraag 2
Wordt er door de Belastingdienst ook al nagedacht over op welke wijze er goed en duidelijk
gecommuniceerd kan worden over de uitbetaling?
Antwoord
Op dit moment communiceert de Belastingdienst via de website over de nabetaling. Op
de website is uitgebreide informatie te vinden over de omissie en op welke wijze de
omissie wordt hersteld. Daarnaast beantwoordt de Belastingtelefoon vragen van ouders.
De ouders die recht hebben op een nabetaling worden daarvan met een brief op de hoogte
gebracht.
Vraag 3
De Staatssecretaris geeft aan dat de Belastingdienst slechts juridisch verplicht is
om tot vijf jaar terug het kindgebonden budget alsnog uit te keren en dat daarom vanaf
het jaar 2013 wordt hersteld. Is hierbij ook een morele afweging gemaakt, zo vragen
de leden van de CDA-fractie.
Antwoord
Zoals de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en ik aan uw Kamer
hebben gemeld op 19 februari 2019 (Kamerstuk 35 010, nr. 7), is de systematiek van de Wet Kindgebonden Budget (WKB) op het punt van de rechtstreeks
uit de wet vloeiende aanvragen uniek. Het is bovendien uitzonderlijk dat achteraf
bezien sinds het begin van de WKB sprake is geweest van een omissie in de uitvoering.
Deze uitzonderlijke situatie roept de vraag op vanaf wanneer het herstel vormgegeven
dient te worden. Uit rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep volgt dat financiële
aanspraken jegens de overheid op grond van de rechtszekerheid na een termijn van vijf
jaar niet meer in rechte afdwingbaar zijn. Het kabinet sluit hierbij aan.
Op basis hiervan neemt Toeslagen tot een periode van vijf jaar terug een beslissing
op de uit artikel 5, tweede lid, WKB voortvloeiende aanvragen. Concreet wordt er over
de periode 2013–2017 hersteld.
Vraag 4
Ook in de jaren voor 2013 kunnen ouders recht gehad hebben op kindgebonden budget.
Kan de Staatssecretaris aangeven wat het eerste jaar is waarin ouders onterecht geen
kindgebonden budget kunnen hebben ontvangen? Klopt het dat de onvolkomenheid pas speelt
als er weer opnieuw recht is op kindgebonden budget na een stopzetting en dat dit
dus niet voor 2010 kan spelen?
Antwoord
Er is sprake van het mogelijk ten onrechte niet ontvangen van kindgebonden budget
vanaf de invoering van de kindertoeslag in 2008. De kindertoeslag is in 2009 opgevolgd
door het kindgebonden budget. Een ouder kan bijvoorbeeld in 2008 zelf de voorschotten
kindertoeslag hebben stopgezet, omdat hij of zij verwachtte een te hoog inkomen te
hebben over dat jaar. Als dat later niet het geval bleek te zijn, is de toeslag al
in het eerste jaar niet automatisch opnieuw opgestart in situaties waarin dat wel
had moeten gebeuren.
Vraag 5
De Staatssecretaris schrijft in de brief dat de uitbetaling van het onterecht niet
uitgekeerde kindgebonden budget geen doorwerking heeft naar andere toeslagen, maar
dat de nabetaling na ontvangst wel meetelt voor het vermogen. De leden van de CDA-fractie
gaan er dan ook vanuit dat het (latente) recht op kindgebonden budget dat de desbetreffende
ouders al die jaren gehad hebben, niet meetelt in box 3 en dus ook geen effect kan
hebben op het toetsingsvermogen voor de huurtoeslag. Deze leden vragen de Staatssecretaris
dit nadrukkelijk te bevestigen.
Antwoord
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft eerder aan uw Kamer
bevestigd dat een nabetaling op een toeslag geen effect heeft op het toetsingsinkomen
voor de andere toeslagen1. Reeds toegekende toeslagen worden als gevolg van de nabetaling niet herzien. Na
toekenning van de nabetaling telt het bedrag wel mee voor het vermogen (box 3). Als
het totale vermogen meer bedraagt dan het heffingsvrije vermogen2 is het meerdere belast in box 3 en kan het effect hebben op het toetsingsinkomen
en de vermogensgrens voor toeslagen. Het kindgebonden budget, de huurtoeslag en de
zorgtoeslag kennen een vermogensgrens waarboven geen recht op toeslag meer bestaat.
Bepalend daarvoor is het vermogen op 1 januari van het betreffende toeslagjaar. In
de brief waarin ouders op de hoogte worden gesteld van de nabetaling, worden zij ook
geattendeerd op deze vermogensgrenzen.
Vraag 6
De leden van de CDA-fractie vragen de Staatssecretaris hoe wordt beoordeeld aan welke
ouder het kindgebonden budget moet worden uitgekeerd. Wanneer de gezinssituatie sinds
2013 niet veranderd is, kan de Belastingdienst het kindgebonden budget zelf uitkeren.
Maar bij scheiden, overlijden, emigratie e.d. gaat de Belastingdienst nader onderzoek
doen. Klopt het dat het kindgebonden budget juridisch toekomt aan de ouder die de
kinderbijslag heeft aangevraagd? Kan de Belastingdienst nagaan door welke ouder de
kinderbijslag is aangevraagd?
Antwoord
Het klopt dat het kindgebonden budget toekomt aan de ouder die over de periode waarop
het recht op kind gebonden budget betrekking heeft ook de aanvrager van de kinderbijslag
is. Aangezien Toeslagen beschikt over de gegevens van de aanvragers van de kinderbijslag,
zal die ouder (de nabetaling van) het kindgebonden budget ontvangen.
Vraag 7
De leden van de CDA-fractie wijzen erop dat ouders recht hebben op kindgebonden budget
totdat de kinderen 18 jaar zijn en dat de aanvraag van kinderbijslag dus meer dan
18 jaar geleden kan zijn. Deze leden vragen tevens wat de gevolgen zijn voor het recht
op kindgebonden budget wanneer één of beide ouders zijn overleden, naar het buitenland
zijn verhuisd of geen gezag meer hebben over het kind.
Antwoord
Toeslagen wordt door de Sociale Verzekeringsbank (SVB) geïnformeerd over welke ouder
de aanvrager is van de kinderbijslag. Het recht op het kindgebonden budget wordt door
Toeslagen toegekend aan de ouder die over de periode waarop het recht op kind gebonden
budget betrekking heeft de aanvrager is van de kinderbijslag. Dat geldt ook voor situaties
waarin één of beide ouders zijn overleden, zijn verhuisd naar het buitenland of geen
gezag meer hebben over het kind. In het geval beide ouders zijn overleden wordt het
bedrag uitbetaald aan de erven.
Vraag 8
De leden van de D66-fractie vragen welke checks en balances de Staatssecretaris inbouwt
om dit soort omissies in de toekomst te voorkomen.
Antwoord
Toeslagen richt zich op het zo goed mogelijk herstellen van deze fout voor de ouders
in kwestie. Om naar de toekomst toe vergelijkbare omissies te voorkomen wordt de vaktechnische
inbedding van Toeslagen versterkt. Dit is ook relevant waar het gaat om de implementatie
van nieuwe wetgeving, zie daarvoor ook mijn brief van 11 oktober 2018.3 Daarnaast moet ook het proces dat is ingericht voor uitvoeringstoetsen bijdragen
aan het op juiste wijze invoeren van wetswijzigingen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. (Anne) Mulder, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën -
Mede ondertekenaar
J.F.C. Freriks, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.