Nota n.a.v. het (nader/tweede nader/enz.) verslag : Nota naar aanleiding van het verslag
34 661 Voorstel van wet van de leden Nijboer en Alkaya tot wijziging van de Registratiewet 1970 in verband met de instelling van een centraal aandeelhoudersregister (Wet centraal aandeelhoudersregister)
Nr. 11 NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG
Ontvangen 19 juni 2019
Inhoudsopgave
Blz.
INLEIDING
1
ALGEMEEN DEEL
3
1.
Inleiding
3
2.
Centraal aandeelhoudersregister
8
2.1
Hoofdlijnen
11
2.2
Doelstelling
12
2.3
Informatie
12
2.4
Inschrijving
13
2.5
Inzage
13
2.6
Doelbinding
15
2.7
Verhouding tot het repertorium van de KNB
15
2.8
Verhouding tot het vennootschappelijk aandeelhoudersregister
16
2.9
Verhouding tot het handelsregister
17
2.10
Verhouding tot het register van uiteindelijk begunstigden (UBO-register)
18
2.11
Regeldruk
25
2.12
Toezicht
26
2.13
Ministeriële en parlementaire controle
26
2.14
Beheer en rechtsbescherming
27
2.15
Realisatie en betrokkenheid notariaat
27
2.16
Budgettaire aspecten
27
ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING
28
OVERIG
30
INLEIDING
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel van de leden
Nijboer en Alkaya tot instelling van een centraal aandeelhoudersregister en spreken
hun waardering uit voor de moeite die de initiatiefnemers daartoe hebben genomen.
Deze leden zien het belang van een centraal aandeelhoudersregister (CAHR) voor het
notariaat. Zij hebben evenwel een aantal cruciale vragen, vooral over de samenloop
met andere registers.
De leden van de PVV-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende
wetvoorstel en brengen een aantal vragen en opmerkingen naar voren.
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel.
Deze leden danken de initiatiefnemers voor hun getoonde inzet om onderhavig wetsvoorstel,
dat inmiddels een lange aanlooptijd kent, onder hun hoede te nemen en in te dienen.
De leden van de CDA-fractie hebben verschillende vragen.
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorstel.
De Panama en Paradise Papers en ook recente berichtgeving omtrent witwassen onderschrijven
het belang van transparantie voor het tegengaan van financieel-economische criminaliteit.
Deze leden onderschrijven ook het belang van duidelijke eigendomsinformatie voor rechtszekerheid
en de omslag van een papieren naar een digitaal register. De leden van de D66-fractie
begrijpen dat er met het aanstaande register van uiteindelijk begunstigden (UBO-register)
en het bestaande Handelsregister sprake is van overlap. Zij lezen dat ook de Raad
van State zich over de toegevoegde waarde van het CAHR kritisch heeft geuit. De leden
van de D66-fractie hebben over het CAHR vragen.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel.
Zij steunen het doel van dit wetsvoorstel, namelijk het voorkomen en bestrijden van
financieel-economische criminaliteit. De leden hebben nog enkele vragen bij dit wetsvoorstel.
De leden van de SP-fractie verwelkomen de initiatiefwet van de leden Nijboer en Alkaya.
Deze leden zien dat de instellingen die op grond van de Wet ter voorkoming van witwassen
en financieren van terrorisme verplicht zijn tot cliëntonderzoek (Wwft-instellingen)
en autoriteiten met het CAHR meer zicht zullen krijgen op personen die nu nog schuil
gaan achter besloten vennootschappen (BV's) en niet-beursgenoteerde naamloze vennootschappen
(NV's), zodat zij effectiever kunnen optreden in de bestrijding van financieel-economische
criminaliteit. Zij hebben nog een aantal vragen en opmerkingen.
De leden van de PvdA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel
en steunen het van harte. Zij danken de indieners voor het initiatief en achten het
register een nuttig instrument in de strijd tegen belastingontduiking, terrorismefinanciering
en witwassen. Zij stellen nog een aantal vragen.
De leden van de SGP-fractie hebben met gemengde gevoelens kennisgenomen van het initiatiefwetsvoorstel.
Deze leden delen de wens om criminaliteit te bestrijden, maar vragen zich zeer af
of dit de goede manier is om dit te bereiken en of de neveneffecten niet onacceptabel
groot zijn. De leden maken van de gelegenheid gebruik om enkele vragen te stellen.
De initiatiefnemers danken de leden van de diverse fracties voor hun vragen en opmerkingen
over het voorliggend wetsvoorstel. Zij zullen hierna trachten daar antwoord op te
geven of op te reageren. En daarbij, daar waar nodig, hopen twijfels over het wetsvoorstel
weg te nemen.
ALGEMEEN DEEL
1. Inleiding
De leden van de VVD-fractie lezen dat notarissen in de huidige situatie moeite hebben
met het vaststellen van de beschikkingsbevoegdheid van aandeelhouders. Kunnen de initiatiefnemers
aangeven in hoeverre een CAHR dit probleem oplost? Voor het vestigen van een beperkt
recht op aandelen in een BV is immers reeds een notariële akte vereist (artikel 2:196
van het Burgerlijk Wetboek). Is het in een CAHR mogelijk verpanding en vruchtgebruik
volledig bij te houden? De beëindiging van een beperkt recht op aandelen behoeft immers
geen notariële handeling. Ook vragen deze leden zich af hoe verkrijging onder algemene
titel wordt bijgehouden in het register.
Zoals het Kadaster dient als betrouwbare bron voor onderzoek naar de beschikkingsbevoegdheid
bij de overdracht van onroerend goed, kan het CAHR dienen als betrouwbare bron voor
onderzoek naar de beschikkingsbevoegdheid bij de overdracht van aandelen. Het CAHR
kan worden gezien als een «Kadaster voor aandelen».
Voor het vaststellen van de beschikkingsbevoegdheid bij de overdracht van onroerend
goed maken notarissen gebruik van het Kadaster. Het bestaan van het Kadaster als betrouwbare
centrale registratie van Nederlandse onroerende goederen en hun eigenaren wordt als
vanzelfsprekend beschouwd. Een betrouwbare centrale registratie van Nederlandse vennootschappen
en hun aandeelhouders ontbreekt echter. Dit heeft gevolgen voor het onderzoek naar
de beschikkingsbevoegdheid van aandeelhouders.
Bij een overdracht van aandelen of een vestiging van een pandrecht of een vruchtgebruik
op aandelen doet de notaris onderzoek naar de beschikkingsbevoegdheid van degene die
de aandelen wil overdragen of bezwaren. De notaris gaat op zoek naar de zogenoemde
verkrijgingstitel, veelal de akte van oprichting van de betreffende vennootschap of
een akte van aandelenoverdracht, waaruit het «eigenaarschap» van de over te dragen
of te bezwaren aandelen blijkt. In het kader van dat onderzoek raadpleegt de notaris
gewoonlijk het aandeelhoudersregister van de vennootschap. Meer in het algemeen geldt
dat steeds wanneer de notaris te maken heeft met aandeelhoudersbesluiten en rechtshandelingen
met betrekking tot aandelen (zoals statutenwijziging, fusie, splitsing, aandelenoverdracht,
vestiging pandrecht en vestiging vruchtgebruik) hij het aandeelhoudersregister zal
willen raadplegen. Dit aandeelhoudersregister (meestal een boekje of klappertje) is
echter in veel gevallen kwijt, niet actueel, onvolledig of onjuist. De wettelijke
verplichting van het bestuur tot het regelmatig bijhouden van dit register blijkt
dus in de praktijk vaak niet of gebrekkig te worden nageleefd. Bijvoorbeeld de inschrijving
van een pandrecht of een aandeelhoudersmutatie blijft in de praktijk nog wel eens
achterwege. Dit brengt mee dat het aandeelhoudersregister van de vennootschap vaak
niet kan dienen als betrouwbare bron voor het titelonderzoek door de notaris. Het
CAHR kan wel dienen als betrouwbare bron voor het onderzoek naar de beschikkingsbevoegdheid.
De initiatiefnemers reageren hiermee ook op het advies van de Autoriteit Persoonsgegevens
om de aard en omvang van de probleemgevallen nader te duiden en om nader in te gaan
op de evenredigheid tussen de privacy-inbreuk en het nagestreefde doel. Niet alleen
publieke diensten lopen tegen problemen aan bij de voorkoming en bestrijding van financieel-economische
criminaliteit door middel van rechtspersonen (zie hierna onder 2), ook notarissen
ervaren vaak tekortkomingen van de huidige registratie van aandelen bij hun titelonderzoek
ten behoeve van rechtszekerheid.
In het CAHR worden vestigingen van een pandrecht of een vruchtgebruik op aandelen
ingeschreven. Voor deze rechtshandelingen is immers een notariële akte vereist. Ook
voor overdracht van een pandrecht of vruchtgebruik op aandelen is een notariële akte
vereist die dient te worden ingeschreven in het CAHR. Voor het eindigen van een pandrecht
of vruchtgebruik op aandelen is, zoals de leden van de VVD-fractie terecht opmerken,
doorgaans geen notariële akte vereist. In de praktijk wordt van het eindigen hiervan
vaak toch een notariële akte opgemaakt. Een vergelijking kan worden gemaakt met het
Kadaster. In de praktijk zorgt de notaris voor doorhaling (royement) van een bij het
Kadaster ingeschreven maar geëindigde hypotheek bij overdracht van de hiermee bezwaarde
onroerende zaak. Zo zal dit mutatis mutandis ook gaan bij het CAHR. Bij de overdracht
van aandelen zal de notaris zorgen voor doorhaling van een in het CAHR geregistreerd
maar geëindigd pandrecht of vruchtgebruik.
Voor verkrijging onder algemene titel krachtens erfrecht is geen notariële akte verplicht.
Aandelen gaan dan van rechtswege over op de erfgena(a)m(en). Dit speelt ook bij het
Kadaster. Ook onroerend goed gaat bij verkrijging onder algemene titel krachtens erfrecht
van rechtswege over op de erfgena(a)m(en). Bij het Kadaster is sprake van een negatief
stelsel, maar in de praktijk werkt dat goed. Dit zal ook gelden voor het CAHR. Verder
is ook bij overgangen van aandelen waarvoor geen notariële akte is vereist vaak een
notaris betrokken. De notaris kan deze mutaties inschrijven in het CAHR. Dit lijkt
op het systeem van het Kadaster. Dit systeem is bij onroerend goed een belangrijke
pijler onder de rechtszekerheid in het rechtsverkeer (en daarmee onder de Nederlandse
economie) en zorgt voor lagere onderzoekskosten bij onroerendgoedtransacties.
Na een overlijden wordt vaak een verklaring van erfrecht opgesteld. Een verklaring
van erfrecht is een officiële verklaring van de notaris met informatie over de overledene,
de nalatenschap en de erfgenamen. De notaris stelt een verklaring van erfrecht op.
Hij doet dit op verzoek van de erfgenamen. Die hebben een verklaring van erfrecht
vaak nodig om bankrekeningen op naam van de overledene te deblokkeren, een uitkering
van een levensverzekering te krijgen en de woning van de overledene op naam van de
erfgenaam te zetten. In een verklaring van erfrecht staat onder meer of er een testament
is, wat de burgerlijke staat was van de overledene, wie de erfgenamen zijn en of de
wettelijke verdeling van toepassing is op de nalatenschap. Een verklaring van erfrecht
is een notariële akte. Door inschrijving van verklaringen van erfrecht in het CAHR
worden verkrijgingen van aandelen onder algemene titel krachtens erfrecht bijgehouden
in het CAHR. Dit lijkt op het systeem van het Kadaster. Bij het Kadaster ligt vast
wie eigenaar is van een onroerende zaak. Als iemand overlijdt, blijft de overledene
als eigenaar bij het Kadaster vermeld staan, totdat er een verklaring van erfrecht
(of een verdelingsakte) is ingeschreven. Na inschrijving van een verklaring van erfrecht
staat de erfgenaam als eigenaar vermeld bij het Kadaster.
Verder volgt na vererving van aandelen veelal een verdeling of afgifte legaat met
betrekking tot de aandelen, waarvan een notariële akte moet worden opgemaakt die moet
worden ingeschreven in het CAHR.
Ook is van belang dat in de statuten van een BV of niet-beursgenoteerde NV vaak een
zogenoemde aanbiedingsregeling bij overlijden is opgenomen. Bij overlijden van een
aandeelhouder is de erfgenaam of zijn de erfgenamen dan verplicht de onder algemene
titel krachtens erfrecht verkregen aandelen aan te bieden aan de overige aandeelhouders.
Van de aandelenlevering die op deze aanbieding volgt, moet een notariële akte worden
opgemaakt die moet worden ingeschreven in het CAHR.
Kortom, zo zouden de initiatiefnemers de leden van de VVD-fractie willen beantwoorden,
zelfs in het geval er geen verplichting bestaat voor het opmaken van een notariële
akte, zoals in de gevallen van eindiging van een beperkt recht op aandelen en verkrijging
onder algemene titel, zal het CAHR toch een goed inzicht gaan bieden in de beschikkingsbevoegdheid
van aandeelhouders.
De leden van de CDA-fractie begrijpen en ondersteunen de intrinsieke motivatie van
de initiatiefnemers om financieel-economische criminaliteit te bestrijden. Deze leden
vragen de initiatiefnemers om nader toe te lichten hoe een CAHR hier concreet aan
gaat bijdragen. Kunnen zij uitleggen hoe het registreren van een zeer klein aandelenbelang,
bijvoorbeeld van 1%, eraan bijdraagt dat financieel-economische criminaliteit wordt
tegengegaan?
Het CAHR dient mede de aanpak van fiscale fraude en fiscaal misbruik, bijvoorbeeld
met/van fiscale regelingen en faciliteiten. Om een beroep te kunnen doen op bepaalde
fiscale regelingen en faciliteiten is een bepaald aandelenbelang vereist. Voor de
aanmerkelijkbelangregeling in de inkomstenbelasting gaat het om een aandelenbelang
van ten minste 5%. Voor de regeling van de fiscale eenheid in de vennootschapsbelasting
geldt dat een aandelenbelang van ten hoogste 5% in andere handen dan die van de moedermaatschappij
mag zijn. Voor bepaalde faciliteiten in de overdrachtsbelasting is een belang van
25% relevant. En in de bedrijfsopvolgingsregeling in de Successiewet is een criterium
opgenomen dat sprake moet zijn van een indirect belang van minder dan 5% doch ten
minste 0,5%.
Inzicht in de achterliggende partijen bij minderheidsdeelnemingen is van belang in
de strijd tegen onder meer faillissementsfraude, belastingontduiking, belastingfraude
en witwassen. Een voorbeeld kan dit verduidelijken. Steeds meer transacties met onroerende
zaken vinden niet meer rechtstreeks plaats tussen een verkopende en een kopende partij,
maar via het verkopen van aandelen in vennootschappen waarin die onroerende zaken
zijn ondergebracht. Omdat het Kadaster geen informatie levert over aandelentransacties
(evenmin als het handelsregister), kan de notaris steeds vaker niet of nauwelijks
achterhalen wie er feitelijk achter een onroerend goed transactie zit die heeft plaatsgevonden.
Ook het UBO-register biedt hiervoor maar een beperkte oplossing omdat in dat register
alleen belangen van meer dan 25% worden geregistreerd. Malafide personen kunnen daardoor
buiten beeld blijven. Daar komt nog bij dat via onroerende zaak lichamen overdrachtsbelasting
kan worden ontgaan. Pas bij de verkrijging van tenminste 1/3 van het aandelenkapitaal
van een onroerend goed vennootschap is overdrachtsbelasting verschuldigd. Door kunstmatig
of ogenschijnlijk de aankoop door méér dan drie verkrijgers te laten plaatsvinden
(mogelijk BV’s die onzichtbaar met elkaar verweven zijn), kan overdrachtsbelasting
worden ontweken. Het is daarom voor het vaststellen van de belastingplicht van belang
te weten welke minderheidsbelangen worden gehouden door een persoon of rechtspersoon.
Het CAHR geeft hierin inzicht.
In antwoord op de vraag van de leden van de CDA-fractie naar het nut van het registreren
van een aandelenbelang van slechts 1% zouden de initiatiefnemers op de volgende praktijk
willen wijzen. Dit ook in reactie op het advies van de Autoriteit Persoonsgegevens
om in te gaan op de noodzaak van registratie van ook aandeelhouders met een (zeer)
klein aandeelhoudersbelang. Om als enig (100%) aandeelhouder van een BV of niet-beursgenoteerde
NV buiten het handelsregister te blijven, wordt in de praktijk vaak bij oprichting
of later door middel van een aandelenoverdracht één aandeel bij een ander (vaak de
partner of een derde) geplaatst. Dit ene aandeel kan 1% of zelfs minder van het totaal
geplaatste aandelenkapitaal vormen. NRC 10 november 2018: «Alle aandelen van de BV
gaan naar de voetbalmakelaar, behalve één. Die gaat naar een Portugese advocaat van
Mendes – een klassiek Nederlands trucje. Zo kan je bij de Kamer van Koophandel niet
zien wie de eigenaar is. Als er meer dan één aandeelhouder is, hoeft dat niet meer
vermeld te worden.»
Sinds de invoering van de zogenoemde flex-BV-wetgeving in 2012 kunnen aandelen met
en zonder stemrecht en aandelen met en zonder winstrecht worden uitgegeven. Het is
bijvoorbeeld mogelijk om voor 99% stemrechtloze en voor 1% stemgerechtigde aandelen
uit te geven. De zeggenschap over de BV berust dan bij de houder(s) van dat ene procent.
Een ander voorbeeld is dat voor 99% winstrechtloze en voor 1% winstgerechtigde aandelen
wordt uitgegeven. Het belang bij de BV berust dan bij de houder(s) van dat ene procent.
Juist in bovengenoemde voorbeelden is het relevant om te weten wie die 1% (direct
of indirect) in handen heeft.
Het CAHR maakt daarnaast notarieel onderzoek naar de beschikkingsbevoegdheid van degene
die aandelen wil overdragen of bezwaren en Wwft-cliëntenonderzoek door aangewezen
Wwft-instellingen eenvoudiger en goedkoper en levert zo een belangrijke bijdrage aan
de Nederlandse economie. Betrouwbare centrale digitale registratie van aandeelhouders
van BV’s en niet-beursgenoteerde NV’s kan een impuls geven aan de Nederlandse economie.
Het kan bijvoorbeeld financiering van het MKB eenvoudiger en toegankelijker maken.
De leden van de GroenLinks-fractie constateren dat de initiatiefnemers opmerken dat
de wettelijke verplichting voor vennootschappen met meerdere aandeelhouders tot het
bijhouden van een aandeelhoudersregister in de praktijk vaak niet of gebrekkig wordt
nageleefd. Zijn hier meer cijfers over bekend, zo vragen deze leden. Hoe vaak komt
dit voor? Wat is daar de oorzaak achter? Wat zijn de sancties als het niet goed wordt
nageleefd?
Uit een recent onderzoek van de KNB onder haar leden blijkt dat 99% van de 708 respondenten
(22% van het ledenbestand) soms tot heel vaak meemaakt dat het aandeelhoudersregister
van een BV of niet-beursgenoteerde NV kwijt, niet actueel, onvolledig of onjuist is.
14% maakt dit soms (bij enkele tot circa 10% van de cliënten) mee, 34% maakt dit regelmatig
(bij circa 10–25% van de cliënten) mee, 35% maakt dit vaak (bij circa 25–50% van de
cliënten) mee en 16% maakt dit heel vaak (bij meer dan 50% van de cliënten) mee. De
wettelijke verplichting van het bestuur tot het regelmatig bijhouden van dit register
(meestal een boekje of klappertje) blijkt dus in de praktijk vaak niet of gebrekkig
te worden nageleefd. Bijvoorbeeld de inschrijving van een pandrecht of een aandeelhoudersmutatie
blijft in de praktijk nog wel eens achterwege. Op grond van artikel 47 van de Handelsregisterwet
2007 in verbinding met artikel 1, onder 4°, en artikel 6, eerste lid, onder 5°, van
de Wet op de economische delicten geldt dat wie niet voldoet aan een bij of krachtens
de Handelsregisterwet 2007 gestelde verplichting tot het doen van een opgave ter inschrijving
in het handelsregister, een economisch delict begaat en wordt gestraft met hechtenis
van ten hoogste zes maanden, taakstraf of geldboete van de vierde categorie.
Opgemerkt wordt dat het eigenlijk vreemd is dat een belangrijk document als een aandeelhoudersregister
in handen is van de vennootschap zelf. Een vergelijking kan worden gemaakt met een
notariële akte en een verzekeringspolis. Hiervan ontvangt respectievelijk de cliënt
en de verzekerde een afschrift. De originele akte en polis blijven in handen van respectievelijk
de notaris en de verzekeraar.
De leden van de SP-fractie herkennen de signalen dat de huidige papieren aandeelhoudersregistratie
van vennootschappen in veel gevallen zoek, niet actueel, onvolledig of onjuist is,
waardoor autoriteiten belemmerd worden in de uitvoering van hun wettelijke taak. Zij
zien een centraal digitale register als een stap vooruit in de bestrijding van fraude
en criminaliteit door aandeelhouders. Zien de indieners dit ook als voordeel?
De leden van de SP-fractie merken op dat er niet is gekozen voor de instelling van
een volledig compleet register vanaf dag één, maar voor een geleidelijke vulling van
het register door notarissen. Zij vragen zich af hoe de initiatiefnemers het verloop
van de opvulling van het CAHR voor zich zien.
De indieners delen de mening van de leden van de SP-fractie dat zij dit inderdaad
ook als een voordeel zien. Zij verwijzen deze leden hiervoor naar de memorie van toelichting.
In het wetsvoorstel is niet gekozen voor zogenoemde initiële vulling van het CAHR,
ofwel een volledig compleet register vanaf dag één. In Nederland bestaan circa 900.000
besloten en niet-beursgenoteerde naamloze vennootschappen (Kamerstukken 29 752, nr. 9, p. 4). Initiële vulling zou betekenen dat van al deze vennootschappen de aandeelhouders
in kaart moeten worden gebracht en moeten worden geregistreerd in het CAHR. Vanwege
de nagestreefde betrouwbaarheid van de geregistreerde gegevens en daarmee van het
CAHR zullen deze werkzaamheden moeten worden verricht door het notariaat. Initiële
vulling gaat derhalve met aanzienlijke administratieve lasten en kosten voor het bedrijfsleven
gepaard. Dit achten de initiatiefnemers te bezwaarlijk.
De gekozen opbouwwijze van het CAHR brengt mee dat de gebruikswaarde van de afschriften
en uittreksels samenhangt met de in het CAHR opgenomen informatie. De informatieaanlevering
door het notariaat betekent dat de inhoud hiervan betrouwbaar is, maar door de gekozen
opzet vanaf de start niet meteen een volledig beeld kan geven. Het register zal informatie
over aandelen en aandeelhouders bevatten die afkomstig is uit of betrekking heeft
op notariële akten die vanaf de inwerkingtreding van deze wet worden ingeschreven
in het register. De gefaseerde vulling waarborgt dat aandelen en aandeelhouders die
veelvuldig bij rechtshandelingen met betrekking tot aandelen en aandeelhouders betrokken
zijn, als eerste in beeld worden gebracht. Vanuit het oogpunt van risico-gestuurd(e)
controle en toezicht zijn deze rechtshandelingen, bijvoorbeeld in combinatie met bestuurderswisselingen,
het meest interessant. Uit het door de KNB gehouden Centraal Digitaal Repertorium
blijkt dat jaarlijks circa 60.000 BV’s worden opgericht en circa 25.000 aandelenoverdrachten
plaatsvinden.
Daarnaast is het mogelijk om bestaande aandelenposities in het CAHR in te schrijven.
De term «andere gebeurtenissen» biedt voor inschrijving hiervan de ruimte. Dit biedt
bijvoorbeeld een aandeelhouder de mogelijkheid om zijn bestaande aandelenpositie in
een vennootschap te laten vastleggen in een akte houdende vaststelling van aandeelhouderschap
en in het CAHR te laten inschrijven. Hij kan hierbij belang hebben. Zo kan een aandeelhouder
een uittreksel uit het CAHR opvragen om dit vervolgens te verstrekken aan bijvoorbeeld
een niet aangewezen Wwft-instelling ten behoeve van de uitvoering van haar Wwft-verplichtingen
tot cliëntenonderzoek of te gebruiken als (bron voor de) vennootschappelijke aandeelhoudersregistratie.
Ook deze «vrijwillige» inschrijvingen dragen bij aan de vulling en gebruikswaarde
van het CAHR.
2. Centraal aandeelhoudersregister
De leden van de PVV-fractie vragen de initiatiefnemers allereerst nader te verduidelijken
welke partijen precies toegang krijgen tot het CAHR en welke gegevens moeten worden
ingeschreven.
Kunnen de initiatiefnemers tevens aangeven welke onderzoeksplichtige instellingen
geen toegang zullen krijgen tot het CAHR en waarom hiervoor gekozen is?
Voorts vragen deze leden de initiatiefnemers verder in te gaan op de vraag waarom
het openbaar stellen van het CAHR zou leiden tot een ernstige aantasting van de concurrentiepositie
van Nederlandse rechtspersonen binnen Europa. Welke andere overwegingen hebben de
initiatiefnemers om het CAHR niet volledig openbaar te stellen (anders dan vermeld
in de memorie van toelichting)?
Het CAHR kan alleen worden ingezien door de rijksbelastingdienst, andere, aangewezen
publieke diensten, notarissen en aangewezen Wwft-instellingen ten behoeve van hun
wettelijke taken en verplichtingen. Zie voor Wwft-instellingen hierna.
De inschrijving in het CAHR betreft bij ministeriële regeling bepaalde gegevens over
aandelen op naam, houders van aandelen op naam, vruchtgebruikers van aandelen op naam
en pandhouders van aandelen op naam in het kapitaal van besloten en niet-beursgenoteerde
naamloze vennootschappen, welke gegevens afkomstig zijn uit of betrekking hebben op
notariële akten. Het betreft gegevens die van belang zijn om de in de memorie van
toelichting aangegeven doelstelling van het register te verwezenlijken. Bij deze gegevens
kan worden gedacht aan de rechtshandeling die het betreft (zoals oprichting, aandelenoverdracht,
vestiging vruchtgebruik of pandrecht), gegevens over de betrokken vennootschap, gegevens
over de betrokken aandeelhouders, vruchtgebruikers en pandhouders, gegevens over de
betrokken aandelen, gegevens over de notaris die de akte heeft gepasseerd, de soort
akte en de dagtekening van de akte.
De initiatiefnemers hebben naar aanleiding van een vraag van de leden van de D66-fractie
er voor gekozen dat het beter is om alsnog in de wet vast te leggen dat bij algemene
maatregel van bestuur vastgelegd gaat worden welke gegevens in het register worden
opgenomen en ter zake van welke notariële akten de notaris deze gegevens dient in
te schrijven.
Dit ook in reactie op het advies van de Autoriteit Persoonsgegevens om voor de vaststelling
van welke gegevens in het CAHR worden geregistreerd te voorzien in een basis voor
een algemene maatregel van bestuur, met inbegrip van de vaststelling welke persoonsgegevens
worden geregistreerd.
In reactie op het advies van de Autoriteit Persoonsgegevens om op het niveau van de
wet op hoofdlijnen een afbakening te geven van welke persoonsgegevens van aandeelhouders,
vruchtgebruikers en pandhouders in het register worden opgenomen, merken de initiatiefnemers
op dat hierbij wordt gedacht aan:
– het burgerservicenummer, indien dat is toegekend;
– een fiscaal identificatienummer van een ander land dan Nederland waarvan de aandeelhouder,
vruchtgebruiker of pandhouder ingezetene is, indien dat door zijn woonstaat aan hem
is toegekend;
– de voornaam of -namen, de naam, de nationaliteit, het woonadres en de woonstaat;
– de geboortedag, de geboortemaand, het geboortejaar, de geboorteplaats en het geboorteland.
Openbaarstelling van het CAHR dient te worden bezien in het licht van het doel van
het CAHR. Het CAHR heeft als doelstelling het centraal, digitaal (elektronisch) en
gestructureerd verzamelen en ontsluiten van informatie voor de rijksbelastingdienst
en andere, aangewezen publieke diensten ten behoeve van de uitvoering van hun wettelijke
taken op het gebied van controle, toezicht, handhaving en opsporing, voor notarissen
ten behoeve van de uitvoering van hun wettelijke taken in het rechtsverkeer en voor
aangewezen Wwft-instellingen ten behoeve van de uitvoering van hun Wwft-verplichtingen
tot cliëntenonderzoek. Bij deze doelstelling past het niet en is het niet nodig om
het CAHR openbaar te stellen. Openbaarstelling zou het doel van het CAHR voorbij schieten
en kunnen leiden tot aantasting van de concurrentiepositie van Nederlandse rechtspersonen
ten opzichte van rechtspersonen van andere Europese landen die geen openbaar CAHR
hebben. Openbaarstelling van het CAHR kan immers meebrengen dat ondernemers die niet
openbaar kenbaar willen zijn als aandeelhouder overgaan tot certificering van hun
aandelen of «vluchten» in rechtspersonen van andere Europese landen die geen openbaarheid
van aandeelhouders kennen. Afhankelijk van welke informatie openbaar wordt, kan het
ook zo zijn dat concurrentiegevoelige informatie is op te vragen. Opgemerkt wordt
nog dat openstelling voor alle Wwft-instellingen feitelijk volledige openbaarheid
zou betekenen. Dit vanwege de omvang en de diverse samenstelling van de groep van
Wwft-instellingen. De beslotenheid van het CAHR is ook van groot belang voor het draagvlak
voor het CAHR onder aandeelhouders.
Overigens is een goed vestigingsklimaat juist gebaat bij rechtszekerheid in het rechtsverkeer
en voorkoming en bestrijding van financieel-economische criminaliteit, waaraan het
CAHR op beide punten bijdraagt.
De leden van de GroenLinks-fractie constateren dat de initiatiefnemers schrijven dat
een CAHR kan helpen om belastingontduiking en belastingfraude tegen te gaan. Zij vinden
dit interessant en vragen de initiatiefnemers of ze dit nader kunnen toelichten. Op
welke manier kan belastingontduiking en belastingfraude worden tegengegaan? Is er
enige inschatting van de effectiviteit? Hoeveel extra inkomsten kan dit mogelijk opleveren?
De leden van de GroenLinks-fractie merken op dat dit wetsvoorstel aangewezen publieke
diensten zou moeten helpen bij de uitvoering van hun wettelijke taken op het gebied
van controle, toezicht, handhaving en opsporing. Zijn er signalen dat deze publieke
diensten op dit moment hun wettelijke taken niet goed kunnen uitvoeren vanwege een
gebrek aan een CAHR?
De initiatiefnemers zouden in antwoord op de vragen van de leden van de GroenLinks-fractie
graag het volgende opmerken. Dit ook in reactie op het advies van de Autoriteit Persoonsgegevens
om nader in te gaan op de effectiviteit van het register. In 2012 heeft de Algemene
Rekenkamer geconstateerd dat een register met eigendomsinformatie over aandeelhouders
ontbreekt en de aanbeveling gedaan te zorgen voor de totstandkoming van een aandeelhoudersregister
(Kamerstukken 31 880, nr. 7). In reactie hierop heeft de Staatssecretaris van Financiën in een brief aan de Algemene
Rekenkamer aangegeven positief te staan tegenover een (beperkt toegankelijk) CAHR
dat gebruikt kan worden door de Belastingdienst en andere toezichtorganisaties om
hun taken uit te voeren. Een CAHR biedt volgens de Staatssecretaris waardevolle informatie
in het kader van de fraudebestrijding bij de belastingheffing. Dit doet zich in het
bijzonder voor bij eigendomswisselingen van aandelen. Dit register kan volgens de
Staatssecretaris ook een bijdrage leveren aan het uitoefenen van toezicht en de opsporing
en vervolging van strafbare feiten, het opsporen van criminele winsten, de naleving
van de verplichtingen in de Wwft en financieren van terrorisme.
De effectiviteit van het CAHR en het bedrag van de extra belastinginkomsten die met
het CAHR kunnen worden gerealiseerd zijn niet op voorhand te kwantificeren. Wel kan
redelijkerwijs worden aangenomen dat voormeld bedrag de kosten van instelling van
een CAHR (aanzienlijk) zal overtreffen.
Verder kan worden aangesloten bij hetgeen de Minister van Veiligheid en Justitie aan
de Tweede Kamer heeft gemeld (Kamerstukken 32 608, nr. 4):
«Twee andere voorbeelden van complexe fraude betreffen vastgoedfraude en de btw- carrousel.
Ten aanzien van vastgoed signaleren we dat handel in gebouwen en grond kan plaatsvinden
door alleen de aandelen van de BV te verhandelen die eigenaar is van het vastgoed.
Het overdragen van eigendomsrechten op de BV leidt niet tot wijziging van de tenaamstelling
van het vastgoed of tot wijzigingen in het Kadaster, terwijl met een dergelijke transactie
met het vastgoed de «ultimate beneficial owner» wel gewijzigd wordt. Deze handelwijze
is niet illegaal. Het voordeel van het centraal aandeelhoudersregister is dat het
transparant maakt wie als aandeelhouders aan de BV’s zijn verbonden. Die informatie
biedt aanknopingspunten voor nader onderzoek, als er een verdenking van malafide transacties
is.»
«Btw-fraude behelst het misbruik van fiscale faciliteiten (bijvoorbeeld het ten onrechte
aanvragen van teruggaven) en vormen van belastingontduiking, waarbij BV’s worden opgericht,
verhandeld of failliet worden verklaard met onder andere als doel wel btw-teruggaven
op te strijken maar geen belasting af te dragen. Ten aanzien van vormen van btw-fraude
signaleren we dat deze niet alleen beperkt blijven tot Nederland maar ook toepassing
vinden in het grensoverschrijdende handelsverkeer. In haar recente rapport «Intracommunautaire
btw-fraude; Terugblik4» constateert de Algemene Rekenkamer dat eigendomsinformatie
over aandeelhouders ontbreekt. Een centraal aandeelhoudersregister kan toekomstig
misbruik van btw-nummers bij eigendomswisselingen van ondernemingen helpen voorkomen.»
«Het inzetten van katvangers of het gebruik van buitenlandse rechtspersonen kan hiermee
niet worden voorkomen. Wel is het mogelijk om bepaalde patronen te signaleren, zichtbaar
te maken en risico’s te detecteren. Een centraal aandeelhoudersregister maakt het
mogelijk om binnen de informatiebron slimme selecties te maken, zodat zoekresultaten
gecombineerd kunnen worden met informatie die afkomstig is uit andere gegevensbronnen.
Het digitaal ontsluiten van aandeelhoudersinformatie draagt bij aan het ontwikkelen
van risicoprofielen op grond waarvan sneller, gerichter en daardoor beter toezicht
kan plaatsvinden. Dit bespaart tijd en biedt meer armslag waar dat nodig is, zodat
misbruik, fraude of belastingontduiking effectiever kunnen worden aangepakt.»
In dit verband wordt nog opgemerkt dat in de nota naar aanleiding van het verslag
inzake het wetsvoorstel omzetting aandelen aan toonder (Kamerstukken 34 930, nr. 6) wordt aangegeven dat het aandeelhoudersregister van de vennootschap voor opsporingsinstanties
de belangrijkste bron vormt om houders van aandelen te achterhalen. Nu uit de praktijk
blijkt dat de aandeelhoudersregistratie van vennootschappen in veel gevallen kwijt,
niet actueel, onvolledig of onjuist is, is hier dus veelal sprake van een niet beschikbare
of onbetrouwbare bron. Dit ook in reactie op het advies van de Autoriteit Persoonsgegevens
om de aard en omvang van de gevallen waarin het voor publieke diensten moeilijk is
om te achterhalen wie achter structuren of constructies van rechtspersonen schuil
gaan, nader te duiden en om nader in te gaan op de evenredigheid tussen de privacy-inbreuk
en het nagestreefde doel.
2.1 Hoofdlijnen
De leden van de D66-fractie lezen dat het CAHR uitsluitend informatie zal bevatten
afkomstig uit notariële akten. Voor welke rechtshandelingen is betrokkenheid van een
notaris niet verplicht? Welk percentage van het totaal aantal rechtshandelingen wordt
gevormd door activiteiten waarbij notariële betrokkenheid niet verplicht is?
In aanvulling op de antwoorden op de vragen van de leden van de VVD-fractie ten aanzien
van de verkrijging onder algemene titel en het eindigen van beperkte rechten op aandelen,
zouden de initiatiefnemers de leden van de D66-fractie als volgt willen antwoorden.
De inschrijfverplichting in het CAHR betreft notariële akten die van belang zijn om
de in de memorie van toelichting aangegeven doelstelling van het register te verwezenlijken.
Het betreft notariële akten waarin rechtshandelingen of andere gebeurtenissen met
betrekking tot aandelen op naam, houders van aandelen op naam, vruchtgebruikers van
aandelen op naam en pandhouders van aandelen op naam in het kapitaal van besloten
en niet-beursgenoteerde naamloze vennootschappen zijn vastgelegd. Voor vrijwel alle
rechtshandelingen met betrekking tot aandelen op naam is een notariële akte vereist.
De belangrijkste en meest voorkomende rechtshandelingen met betrekking tot aandelen
op naam zijn uitgifte van aandelen bij oprichting, uitgifte van aandelen na oprichting,
levering van aandelen, vestiging vruchtgebruik en vestiging pandrecht. Hiervoor is
steeds een notariële akte vereist.
Geen notariële akte is vereist voor de minder voorkomende rechtshandeling intrekking
van aandelen. Intrekking volgt echter normaliter op inkoop van aandelen, waarvoor
wel een notariële akte is vereist. Conversie (omzetting) van aandelen gebeurt veelal
bij notariële akte van statutenwijziging.
Een concreet percentage van het totaal aantal rechtshandelingen dat wordt gevormd
door activiteiten waarbij notariële betrokkenheid niet verplicht is, is niet te geven.
Wel kan redelijkerwijs worden gesteld dat dit een klein percentage is, omdat voor
de belangrijkste en meest voorkomende rechtshandelingen met betrekking tot aandelen
op naam een notariële akte vereist is. En zelfs ook bij rechtshandelingen waarvoor
geen notariële tussenkomst verplicht is, is in de praktijk meestal een notaris betrokken.
Derhalve zal de in het CAHR opgenomen informatie meer dan afdoende zijn om inzicht
te verschaffen in het aandeelhouderschap van de betreffende rechtspersonen.
De leden van de PvdA-fractie vragen de indieners nog eens uiteen te zetten op welke
punten het register een aanvulling vormt op het bestaande instrumentarium in de strijd
tegen belastingontduiking, terrorismefinanciering en witwassen.
Het CAHR is een noodzakelijk middel voor het verkrijgen van inzicht in vennootschappelijke
structuren en wie aandeelhouders van BV’s en niet-beursgenoteerde NV’s zijn. Het CAHR
vormt samen met het civielrechtelijk bestuursverbod, het cliëntenonderzoek en de meldingsplicht
van de Wwft, het toekomstig UBO-register en internationale uitwisseling van fiscale
informatie de juiste set middelen voor publieke diensten om financieel-economische
criminaliteit aan te pakken. Voor de meerwaarde van het CAHR ten opzichte van het
UBO-register verwijzen de initiatiefnemers de leden van de PvdA-fractie naar de antwoorden
op de vragen van de leden van de VVD-fractie hierna (onder 2.10).
2.2 Doelstelling
--
2.3 Informatie
De leden van de D66-fractie lezen dat bij ministeriële regeling zal worden bepaald
welke gegevens in het register worden opgenomen en ter zaken van welke notariële akten
de notaris deze gegevens dient in te schrijven. Deze gegevens bevatten privacygevoelige
elementen. De aan het woord zijnde leden vragen daarom hoe deze initiatiefwet zich
verhoudt tot de Algemene Verordening Gegevensbescherming. Zij vragen de initiatiefnemers
voorts of de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) advies heeft uitgebracht en zo niet,
of de indieners de AP hierover advies zullen vragen. De aan het woord zijnde leden
lezen dat de initiatiefnemers ervoor kiezen om bij ministeriële regeling te bepalen
welke gegevens worden opgenomen in het register in plaats van bij wet of algemene
maatregel van bestuur. Waarom kiezen de indieners hiervoor? Delegatie aan de Minister
is alleen toelaatbaar als het gaat om voorschriften van administratieve aard, uitwerkingen
van details van een regeling, voorschriften die dikwijls wijziging behoeven en voorschriften
waarvan te voorzien is dat zij mogelijk met grote spoed moeten worden vastgesteld.
De leden van de D66-fractie zijn er niet van overtuigd dat van een van die gevallen
sprake is. Kunnen de initiatiefnemers toelichten welke overwegingen ten grondslag
hebben gelegen aan de keuze om bij ministeriële regeling te bepalen welke gegevens
worden opgenomen in het register?
De leden van de GroenLinks-fractie constateren dat de initiatiefnemers schrijven dat
het wetsvoorstel rekening houdt met alle bestaande wettelijke regels met betrekking
tot bescherming van persoonsgegevens. Geldt dit ook voor nieuwe regels van de Algemene
Verordening Gegevensbescherming? Is de AP om advies gevraagd?
In het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State worden over privacyaspecten
geen opmerkingen gemaakt. De Autoriteit Persoonsgegevens is alsnog gevraagd om advies
uit te brengen.
In diverse artikelen van de Registratiewet 1970 is regelgevende bevoegdheid toegekend
aan de Minister van Financiën. Deze wet kent geen delegatie in de vorm van een algemene
maatregel van bestuur. In artikel 7, eerste lid, van de Registratiewet 1970 is bepaald
dat de notaris verplicht is de door hem opgemaakte akten dagelijks langs elektronische
weg in te schrijven in een door de KNB, per notaris, gehouden repertorium. Op grond
van artikel 7, tweede lid, van de Registratiewet 1970 is in artikel 3 van de Uitvoeringsregeling
Registratiewet 1970 bepaald welke gegevens deze inschrijving voor elke akte ten minste
omvat. Het betreft onder meer van ten minste een van de bij de akte betrokken partijen,
bij natuurlijke personen, de naam, met inbegrip van de voornamen, en de woonplaats.
Het wetsvoorstel volgt met de hierin opgenomen delegatiebepalingen het uitgangspunt
van de Registratiewet 1970 dat nadere invulling van diverse artikelen plaatsvindt
bij ministeriële regeling. Voor de ministeriële regeling(en) met betrekking tot het
CAHR geldt een zogenoemde voorhangprocedure, zodat parlementaire controle hierop mogelijk
is. De initiatiefnemers hebben naar aanleiding van deze vraag van de leden van de
D66-fractie er voor gekozen dat het beter is om alsnog in de wet vast te leggen dat
bij algemene maatregel van bestuur vastgelegd gaat worden welke gegevens in het register
worden opgenomen en ter zake van welke notariële akten de notaris deze gegevens dient
in te schrijven.
Dit ook in reactie op het advies van de Autoriteit Persoonsgegevens om voor de vaststelling
van welke gegevens in het CAHR worden geregistreerd te voorzien in een basis voor
een algemene maatregel van bestuur. In aanvulling hierop maken de initiatiefnemers
graag een vergelijking met het eerste lid van artikel 17 van de Handelsregisterwet
2007. Bij de in dit artikellid genoemde algemene maatregel van bestuur is bepaald
welke niet-authentieke gegevens in het Handelsregister moeten worden geregistreerd.
Het betreft hier onder meer persoonsgegevens. Ook maken de initiatiefnemers graag
een vergelijking met het tweede lid van artikel 7 van de Registratiewet 1970. Bij
de in dit artikellid genoemde ministeriële regeling is bepaald welke gegevens in het
repertorium moeten worden geregistreerd. Het betreft ook hier onder meer persoonsgegevens.
2.4 Inschrijving
--
2.5 Inzage
De leden van de CDA-fractie vragen naar de strakke afbakening van wie er toegang mag
hebben tot het CAHR. Kunnen de initiatiefnemers toelichten waarom een dergelijk belangrijk
punt, tegen het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State, niet bij
algemene maatregel van bestuur maar bij ministeriële regeling wordt vastgelegd? Zou
het zelfs niet het overwegen waard zijn om dit meteen in onderhavig wetsvoorstel vast
te leggen?
De leden van de D66-fractie begrijpen dat het naast de Belastingdienst ook mogelijk
moet zijn voor andere, aangewezen publieke diensten het register ten behoeven van
de uitvoering van hun wettelijke taken op het gebied van controle, toezicht, handhaving
en opsporing te raadplegen. Zij lezen dat de publieke diensten die geautoriseerd zijn
om het CAHR in te zien bij ministeriële regeling zal plaatsvinden. Delegatie aan de
Minister is alleen toelaatbaar als het gaat om voorschriften van administratieve aard,
uitwerkingen van details van een regeling, voorschriften die dikwijls wijziging behoeven
en voorschriften waarvan te voorzien is dat zij mogelijk met grote spoed moeten worden
vastgesteld. De leden van de D66-fractie zijn er niet van overtuigd dat van een van
die gevallen sprake is. Kunnen de initiatiefnemers toelichten welke overwegingen ten
grondslag hebben gelegen aan de keuze om bij ministeriële regeling te bepalen welke
andere publieke diensten geautoriseerd zijn om het centraal aandeelhoudersregister
in te zien? Kunnen de initiatiefnemers aangeven welke Wwft-instellingen volgens hen
precies inzage moeten krijgen? Is dit een limitatieve lijst?
De initiatiefnemers hebben naar aanleiding van deze vragen van de leden van de CDA-
en D66- fracties er voor gekozen dat het beter is om alsnog in de wet vast te leggen
dat bij algemene maatregel van bestuur vastgelegd gaat worden welke andere publieke
diensten dan de Belastingdienst inzage in het register krijgen. Hiertoe hebben zij
een nota van wijziging ingediend.
In reactie op het advies van de Autoriteit Persoonsgegevens om de wettelijke taken
van de rijksbelastingdienst en andere aangewezen bestuursorganen nader te preciseren
in het wetsvoorstel maken de initiatiefnemers graag een vergelijking met het derde
lid van artikel 28 van de Handelsregisterwet 2007. In dit artikellid over rangschikking
van gegevens naar natuurlijke personen wordt ook bij verschillende hiertoe gerechtigde
bestuursorganen de terminologie «voor de uitvoering van zijn/haar/hun (wettelijke)
taken» gebruikt. Zo staat er «de rijksbelastingdienst voor de uitvoering van zijn
taken». Verder wijzen de initiatiefnemers op het wetsvoorstel tot implementatie van
het UBO-register. In het voorgestelde nieuwe vijfde lid van artikel 28 van de Handelsregisterwet
2007 over rangschikking van gegevens omtrent UBO’s naar natuurlijke personen is van
belang of een hiertoe bevoegde autoriteit «handelt in het kader van de uitoefening
van haar wettelijke taak of bevoegdheid». Hiernaast wijzen de initiatiefnemers erop
dat over de term «wettelijke taken» van andere aangewezen bestuursorganen in de memorie
van toelichting is aangegeven dat het hun wettelijke taken op het gebied van controle,
toezicht, handhaving en opsporing betreft. Met betrekking tot de diverse bestuursorganen
is uit andere wetten voldoende duidelijk welke taken hieronder vallen en welke taken
niet.
In reactie op het advies van de Autoriteit Persoonsgegevens om de beperking van de
wettelijke taken van notarissen expliciet vast te leggen in het wetsvoorstel, antwoorden
de initiatiefnemers dat in de memorie van toelichting is aangegeven dat het hun wettelijk
taken in het rechtsverkeer betreft. Hieronder worden blijkens de memorie van toelichting
verstaan de ambtelijke werkzaamheden van de notaris bedoeld in het eerste lid van
artikel 2 van de Wet op het notarisambt.
De leden van de SP-fractie vragen zich af waarom er niet is gekozen voor een volledig
openbaar register, aangezien thans in het voorstel het CAHR een besloten register
wordt, dat alleen toegankelijk is voor de Belastingdienst, andere publieke diensten
en notarissen ten behoeve van de uitvoering van hun wettelijke taken en voor aangewezen
Wwft-instellingen zoals bedoeld in de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren
van terrorisme.
De leden van de PvdA-fractie vragen wie toegang hebben tot het register en waarom
voor de gekozen afbakening is gekozen.
Het CAHR kan alleen worden ingezien door de rijksbelastingdienst, andere, aangewezen
publieke diensten, notarissen en aangewezen Wwft-instellingen. Deze beperking hangt
samen met het doel van het CAHR. De doelstelling van het CAHR brengt mee dat het register
een besloten karakter heeft. Openbaarheid is, gezien het doel van het wetsvoorstel,
ook niet nodig. Doordat de informatie in het CAHR alleen raadpleegbaar wordt voor
de rijksbelastingdienst, andere, aangewezen publieke diensten, notarissen en aangewezen
Wwft-instellingen en voor deze partijen een geheimhoudingsplicht gaat gelden, blijft
de privacy van betrokken aandeelhouders geborgd. De beslotenheid van het CAHR is ook
van groot belang voor het draagvlak voor het CAHR onder aandeelhouders. Met deze beslotenheid
wijkt het CAHR af van het UBO-register waartoe de regering inmiddels een wetsvoorstel
bij de Tweede Kamer heeft ingediend. Het wetsvoorstel beoogt om in 2020 de UBO’s van
vennootschappen en andere juridische entiteiten te registreren. Onder meer de naam
en het economische belang van de UBO worden openbaar.
De leden van de SGP-fractie constateren dat het CAHR een besloten register wordt.
Welke Wwft-instellingen krijgen toegang tot het register, zo vragen zij. Kunnen fouten
in het register op verzoek van een aandeelhouder gecorrigeerd worden? Hoe is privacy
van de deelnemers meegewogen? Hoe wordt geborgd dat degenen die toegang krijgen tot
het register niet zomaar kunnen neuzen in privacygevoelige informatie? Wordt geregistreerd
wie inzage heeft gevraagd/gekregen?
De juistheid van de ingeschreven informatie hangt samen met de akte waarop de inschrijving
betrekking heeft. De notaris draagt in zijn ambtsuitoefening zorg voor juiste weergave
van de bedoeling van partijen in de akte. Eventuele fouten in de akte die na het verlijden
hiervan blijken en die hebben geleid tot een onjuiste inschrijving in het register,
kunnen uiteraard hersteld worden. Indien een betrokken partij of de notaris zelf van
een fout op de hoogte is, kan die door middel van een akte van rectificatie of verbetering
worden verbeterd. Daarmee zal de notaris de eerdere onjuiste inschrijving in het register
corrigeren.
Zoals hierboven reeds is gemeld kan het CAHR alleen worden ingezien door een beperkte
groep partijen.
Het is inzagegerechtigden verboden hetgeen hen uit de inzage blijkt, verder bekend
te maken dan noodzakelijk is voor de uitvoering van hun wettelijke taken en verplichtingen.
Bijgehouden wordt welke inzagegerechtigden inzage hebben genomen in het CAHR. Voor
de inzage is immers een vergoeding verschuldigd, behoudens indien inzage wordt genomen
door de rijksbelastingdienst ten behoeve van het toezicht op de uitvoering van de
Registratiewet 1970.
2.6 Doelbinding
--
2.7 Verhouding tot het repertorium van de KNB
De leden van de D66-fractie lezen dat het CAHR een aanvulling zal zijn op het door
de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (KNB) gehouden repertorium. Aangezien
het CAHR specifiek gaat om handelingen waarbij een notaris betrokken is, achten zij
het kostenefficiënt als het CAHR ook door de KNB gehouden wordt. Daarnaast lezen de
leden dat bij de inschrijving in het CAHR aangesloten wordt bij het bestaande proces
van inschrijving van notariële akten in het door de KNB gehouden repertorium. Tot
slot lezen zij dat de digitale infrastructuur met de individuele notarissen die nodig
is voor inschrijving in het CAHR bij de KNB al grotendeels beschikbaar is. Kunnen
de initiatiefnemers nader toelichten hoe zij die inrichting van het register praktisch
voor zich zien? Zien de initiatiefnemers dat dit voorstel zal leiden tot een aanpassing
van het repertorium of zien zij het meer als een geheel nieuw register en kunnen zij
dat toelichten? Zijn de indieners van mening dat de KNB inzage heeft in de inhoud
van het CAHR?
Het CAHR wordt een nieuw register naast het door de KNB gehouden repertorium. Het
repertorium hoeft niet gewijzigd worden. Er zal enkel de extra mogelijkheid tot het
registreren van aandelenbelangen aan toegevoegd hoeven te worden. Van een geheel nieuw
register is dus geen sprake. Evenmin leidt het tot extra administratieve lasten voor
de desbetreffende vennootschappen en hun aandeelhouders, daar het bijhouden van een
aandeelhoudersregister reeds verplicht is. Transacties met deze aandelen lopen al
via de notaris zodat ook daar geen noemenswaardige extra handeling vereist zal zijn.
Het CAHR kan alleen worden ingezien door de rijksbelastingdienst, andere, aangewezen
publieke diensten, notarissen en aangewezen Wwft-instellingen. De KNB als organisatie
heeft zelf geen inzage in het CAHR zoals de wel inzagegerechtigden dat hebben. Voor
noodzakelijke beheers- en onderhoudswerkzaamheden kan de KNB wellicht incidenteel
toegang tot het CAHR nodig hebben. De KNB is ter zake van haar werkzaamheden bij de
uitvoering van de Registratiewet 1970 gebonden aan een geheimhoudingsplicht.
2.8 Verhouding tot het vennootschappelijk aandeelhoudersregister
De leden van de VVD-fractie lezen dat het bestaande, door de vennootschap bijgehouden
register zou blijven bestaan. Kunnen de initiatiefnemers de meerwaarde daarvan duiden?
Ligt het niet meer voor de hand zekere organen of functionarissen van de vennootschap
toegang te geven tot relevante informatie uit het CAHR? Wat gebeurt er als bij een
notariële overdracht een tegenstrijdigheid blijkt tussen het register van de vennootschap
en het centrale register? Staat zo’n tegenstrijdigheid in de weg aan de overdracht
van aandelen of de vestiging van een beperkt recht?
De initiatiefnemers gaan graag als volgt in op deze vraag van de leden van de VVD-fractie.
Aandeelhouders kunnen het CAHR inzien, voor zover het gegevens over henzelf betreft.
Op verzoek van een aandeelhouder wordt door de KNB informatie verstrekt in de vorm
van een afschrift van of uittreksel uit de gegevens die over de betreffende aandeelhouder
zijn opgenomen in het CAHR. Zo kan een aandeelhouder een uittreksel opvragen om dit
vervolgens te verstrekken aan bijvoorbeeld een niet aangewezen Wwft-instelling ten
behoeve van de uitvoering van haar Wwft-verplichtingen tot cliëntenonderzoek, maar
ook aan het bestuur van de vennootschap.
Het aandeelhoudersregister dat door besturen van NV’s en BV’s zelf dient te worden
gehouden en bijgehouden is bedoeld voor gebruik binnen het domein van de vennootschap
en dient ten kantore van de vennootschap ter inzage te liggen voor houders van aandelen
op naam, vruchtgebruikers van aandelen op naam, pandhouders van aandelen op naam en
(in geval van een BV) houders van certificaten van aandelen op naam van de betreffende
vennootschap.
Het CAHR kan voor veel vennootschappen dienen als bron voor dat aandeelhoudersregister
van de vennootschap. In veel gevallen kan namelijk een uittreksel of uittreksels tevens
dienen voor de eigen aandeelhoudersregistratie. In het aandeelhoudersregister van
de vennootschap dienen de namen en adressen van alle aandeelhouders te zijn opgenomen,
met vermelding van de datum waarop zij de aandelen hebben verkregen, de datum van
de erkenning of betekening, de soort of de aanduiding van de aandelen (alleen bij
BV’s), alsmede van het op ieder aandeel gestorte bedrag. Dat geldt tevens voor gegevens
ten aanzien van vruchtgebruik of pandrecht. Al deze gegevens zullen ook in het CAHR
moeten worden ingeschreven. Dit kan leiden tot besparing van lasten en kosten voor
aandeelhouders en vennootschappen. Naar aanleiding van de vraag van de leden van de
VVD-fractie hebben de initiatiefnemers de mogelijkheid geopend dat het CAHR ook voor
het bestuur van de vennootschap toegankelijk wordt voor zover het gegevens met betrekking
tot die vennootschap betreft. Hiertoe hebben zij een nota van wijziging ingediend.
Bij een overdracht van aandelen of een vestiging van een pandrecht of een vruchtgebruik
op aandelen dient de notaris onderzoek te doen naar de beschikkingsbevoegdheid van
degene die de aandelen wil overdragen of bezwaren. De notaris gaat op zoek naar de
zogenoemde verkrijgingstitel, veelal de akte van oprichting van de betreffende vennootschap
of een akte van aandelenoverdracht, waaruit het «eigenaarschap» van de over te dragen
of te bezwaren aandelen blijkt. In het kader van dat onderzoek raadpleegt de notaris
gewoonlijk het aandeelhoudersregister van de vennootschap. Meer in het algemeen geldt
dat steeds wanneer de notaris te maken heeft met aandeelhoudersbesluiten en rechtshandelingen
met betrekking tot aandelen (zoals statutenwijziging, fusie, splitsing, aandelenoverdracht,
vestiging pandrecht en vestiging vruchtgebruik) hij het aandeelhoudersregister zal
willen raadplegen. Dit aandeelhoudersregister (meestal een boekje of klappertje) is
echter in veel gevallen kwijt, niet actueel, onvolledig of onjuist. Bijvoorbeeld de
inschrijving van een pandrecht of een aandeelhoudersmutatie blijft in de praktijk
nog wel eens achterwege. Dit brengt mee dat het aandeelhoudersregister van de vennootschap
vaak niet kan dienen als betrouwbare bron voor het titelonderzoek door de notaris.
Het CAHR kan wel dienen als betrouwbare bron voor het onderzoek naar de beschikkingsbevoegdheid.
Bij een tegenstrijdigheid tussen het aandeelhoudersregister van de vennootschap en
het CAHR zal de notaris indien nodig nader titelonderzoek doen. Waar het om gaat is
dat de notaris achterhaalt dat en op grond van welke titel iemand «eigenaar» is van
en bevoegd is te beschikken over de over te dragen of te bezwaren aandelen. Als de
notaris dat boven water heeft, kan hij de akte van aandelenoverdracht, verpanding
of vestiging vruchtgebruik passeren.
2.9 Verhouding tot het handelsregister
De leden van de VVD-fractie begrijpen ook dat de enig aandeelhouder onverkort is gehouden
tot registratie in het handelsregister. Waarom, zo vragen deze leden, wordt deze melding
niet geautomatiseerd vanuit het CAHR verricht?
De leden van de D66-fractie vinden het onwenselijk wanneer er vergelijkbare registers
bestaan die voor een vergelijkbar doel zijn opgezet. Kunnen de indieners puntsgewijs
aangeven op welke aspecten het CAHR verschilt van het Handelsregister en wat op dat
punt volgens de indieners de toegevoegde waarde van het CAHR is? Kunnen de indieners
aangeven wie ervoor verantwoordelijk is dat de informatie in verschillende registers
eensluidend is? Hoe en door wie wordt de informatie uit het Handelsregister opgegeven,
gecontroleerd en zo nodig bijgewerkt? Welke verantwoordelijkheid heeft een notaris
of andere instelling wanneer de informatie uit het besloten CAHR niet overeenkomt
met het openbare Handelsregister?
In antwoord op de vraag van de leden van de VVD-fractie antwoorden de initiatiefnemers
als volgt. Besturen van NV’s en BV’s zijn op grond van de Handelsregisterwet 2007
verplicht een enig (100%) aandeelhouder op te geven aan het handelsregister. Deze
opgave wordt in de praktijk door de notaris verzorgd bij oprichting van een vennootschap
en een aandelenoverdracht en verloopt elektronisch. Zoals de leden van de VVD-fractie
vragen zal wanneer het CAHR er is, de notaris de elektronische opgave aan het handelsregister
combineren met de elektronische inschrijving in het CAHR.
De leden van de D66-fractie vragen naar de verhouding tussen het Handelsregister en
het CAHR.
Op hooflijnen zijn de verschillen tussen het handelsregister, UBO-register en CAHR
wat betreft registratie van aandeelhouders als volgt. In het handelsregister worden
alleen de aandeelhouders met een 100% belang geregistreerd. Dit betreft zowel aandeelhouders/natuurlijke
personen als aandeelhouders/rechtspersonen. In het CAHR iedere aandeelhouder. Daarentegen
is het CAHR niet openbaar en het Handelsregister wel. De registratie in het Handelsregister
berust op een opgave van het bestuur van de vennootschap. De juistheid en volledigheid
en hiermee de betrouwbaarheid van deze opgaven is daardoor niet gegarandeerd. Zo kan
een kwaadwillende bestuurder een (nieuwe) enig aandeelhouder niet opgeven aan het
handelsregister of een onjuiste enig aandeelhouder (katvanger) opgeven. In het CAHR
worden gegevens ten aanzien van aandeelhouderschap op basis van verifieerbare notariële
akten geregistreerd. Daarnaast geeft het CAHR ook inzage in zakelijke rechten zoals
pandrecht en vruchtgebruik. Kortom: het CAHR geeft een vollediger en betrouwbaarder
beeld van het aandeelhouderschap en de achterliggende structuren en belangen dan het
Handelsregister. Op de verhouding tussen het CAHR en het UBO-register wordt hierna
ingegaan.
2.10 Verhouding tot het register van uiteindelijk begunstigden (UBO-register)
De leden van de VVD-fractie begrijpen dat de CAHR geheel los wordt gezien van het
nog te ontwikkelen UBO-register. Zij achten het onwenselijk en overbodig dat beide
registers los van elkaar blijven staan. Dubbeling van informatie en mogelijke tegenstrijdigheden
ondergraven de kracht van de centrale registratie. Ligt het niet meer voor de hand
dat de initiatiefnemers het voorliggende wetsvoorstel zodanig wijzigen dat het CAHR
op den duur wordt gekoppeld aan of wordt samengevoegd met het UBO-register? Hoe zijn
de initiatiefnemers in dit verband omgegaan met het advies van de Raad van State dit
wetsvoorstel te heroverwegen?
Waarop baseren de initiatiefnemers de stelling dat in de toekomst iedereen van geregistreerde
UBO’s persoonlijke details en economisch belangen kan zien?
De leden van de VVD-fractie maken zich zorgen om misbruik van het CAHR. Informatie
over de vermogenituatie van directeuren-grootaandeelhouders (dga’s) en andere investeerders
zou onbedoeld terecht kunnen komen bij criminelen, met alle veiligheidsrisico’s van
dien.
Ook de leden van de CDA-fractie hebben vragen ten aanzien van de overlap tussen het
nog te vormen UBO-register en het CAHR.
De leden van de D66-fractie lezen dat de Raad van State zeer kritisch is over de toegevoegde
waarde van het centraal aandeelhoudersregister in relatie tot het UBO-register. Kunnen
de indieners puntsgewijs aangeven op welke aspecten het CAHR verschilt van het UBO-register
en wat op dat punt volgens de indieners de toegevoegde waarde van het CAHR is? Kunnen
de indieners aangeven wie ervoor verantwoordelijk is dat de informatie in verschillende
registers eensluidend is en wat de procedure is wanneer de informatie niet overeenkomt?
Welke rol ligt er voor de aandeelhouder zelf en wat gebeurt er wanneer hij onwelwillend
is om mee te werken?
Tevens hebben de leden van de D66, SP en SGP dienaangaande vragen gesteld.
De initiatiefnemers begrijpen de zorgen van meerdere fracties met betrekking tot een
onnodige overlap tussen het CAHR en het UBO-register en hun vragen over de toegevoegde
waarde van het CAHR. De initiatiefnemers gaan hier als volgt op in. Hoewel het UBO-register
op grond van Europese regelgeving ook voor Nederland verplicht is, zijn de initiatiefnemers
van mening dat dat register slechts beperkte en moeilijk verifieerbare informatie
biedt over aandeelhouders en achterliggende structuren van BV’s en niet-beursgenoteerde
NV’s. De informatie uit het CAHR is vollediger en betrouwbaarder ten aanzien van het
aandeelhouderschap. In het UBO-register worden daarentegen ook belanghebbenden die
om andere redenen dan aandeelhouderschap als uiteindelijk begunstigde worden gezien
opgenomen. Dat is echter weer niet mogelijk indien de UBO, zelfs al heeft die meer
dan 25% van de aandelen, een rechtspersoon is. Daarmee hebben beide registers wat
betreft besloten en niet-beursgenoteerde naamloze vennootschappen een beperkte overlap
en zijn zij juist complementair aan elkaar. Het CAHR en het UBO-register hebben een
beperkte overlap en zijn verder complementair aan elkaar.
De initiatiefnemers delen de mening van de leden van de VVD dat er geen overbodige
dubbeling van informatie zou moeten zijn. Echter, zo er al sprake zou zijn van ongewenste
dubbeling van informatie dan is die niet aan het CAHR te wijten. Immers op basis van
de reeds bestaande wetgeving moeten BV’s en niet-beursgenoteerde NV’s al een eigen
aandeelhoudersregister bijhouden en lopen transacties met aandelen van deze rechtspersonen
al via de notaris. Daar verandert het CAHR niets aan en het wetsvoorstel UBO-register
evenmin. Hier kan het CAHR aanvullend aan het UBO-register zijn omdat gelet op de
vulling van het CAHR door notarissen op basis van notariële akten het CAHR als een
objectieve toets kan fungeren voor de juistheid van het UBO-register.
Doordat de informatie in het CAHR alleen raadpleegbaar wordt voor een beperkte groep
partijen die gehouden zijn aan geheimhouding, blijft de privacy van betrokken aandeelhouders
geborgd. De beslotenheid van het CAHR is ook van groot belang voor het draagvlak voor
het CAHR onder aandeelhouders. De initiatiefnemers baseren hun stelling dat in de
toekomst iedereen van geregistreerde UBO’s persoonlijke details en economische belangen
kan zien op het inmiddels bij de Tweede Kamer ingediende wetsvoorstel tot instelling
van een UBO-register in Nederland. Daarin staat dat onder meer de naam en het economische
belang van de UBO via het UBO-register openbaar worden.
De initiatiefnemers hopen hiermee ook gelijkaardige vragen van de leden van de PVV-fractie
te hebben beantwoord.
Terwille van het overzicht en naar aanleiding van vragen van diverse fracties zetten
de initiatiefnemers de belangrijkste verschillen tussen het UBO-register en het CAHR
op een rij.
Alle aandelenbelangen
In het UBO-register worden natuurlijke personen met een aandelenbelang van meer dan
25% als UBO geregistreerd. Rechtspersonen kunnen niet als UBO worden aangemerkt.
Natuurlijke personen met een aandelenbelang van 25% of minder worden niet als UBO
in het UBO-register geregistreerd, tenzij zij op andere wijze als UBO kwalificeren.
Te verwachten is dat, mede vanwege de openbaarheid van het register, van deze 25%-grens
gebruik gemaakt zal worden om buiten het UBO-register te blijven. Uit een recent onderzoek
van de KNB onder haar leden blijkt dat 62% van de 708 respondenten soms tot heel vaak
meemaakt dat cliënten herstructurering van hun bedrijf overwegen, in gang zetten of
hierover advies vragen om registratie in het UBO-register te voorkomen. In het CAHR
moeten aandeelhouders worden ingeschreven ongeacht of zij natuurlijke personen of
rechtspersonen zijn en ongeacht hun aandelenbelang. Dus ook aandeelhouders met een
aandelenbelang van 25% of minder. In dit verband wordt nog opgemerkt dat in het Handelsregister
alleen 100%-aandeelhouders worden geregistreerd. Het is echter eenvoudig om als enig
(100%) aandeelhouder van een BV of niet-beursgenoteerde NV buiten het handelsregister
te blijven. In de praktijk wordt vaak bij oprichting of later door middel van een
aandelenoverdracht één aandeel bij een ander (vaak de partner of een derde) geplaatst.
Opgave door notarissen
Het UBO-register wordt gevuld met gegevens die zijn aangeleverd door de uiteindelijk
belanghebbenden zelf. Het CAHR berust op opgaven door notarissen op basis van notariële
akten. De juistheid, volledigheid en tijdigheid en hiermee de betrouwbaarheid van
deze inschrijvingen is hiermee gegeven, waarmee het CAHR ook als een (gedeeltelijke)
objectieve toets fungeert voor de juistheid van het UBO-register. De notaris zal relevante
gegevens uit een notariële akte aan het CAHR doorgeven. Een kwaadwillende UBO zou
in de verleiding kunnen komen om zijn UBO-schap juist niet te melden aan het UBO-register.
Op die wijze treft het UBO-register anders dan het CAHR niet het gewenste doel. In
dit verband wordt nog opgemerkt dat ook het Handelsregister wordt gevuld met gegevens
die zijn aangeleverd door – in dit geval – de vennootschappen zelf, waaronder over
voormelde 100%-aandeelhouders.
Aandeelhouder is niet altijd UBO en UBO is niet altijd aandeelhouder
In het CAHR worden de (directe) aandeelhouders van BV’s en niet-beursgenoteerde NV’s
geregistreerd. In het UBO-register worden de UBO’s van deze rechtspersonen geregistreerd.
Aandeelhoudersinformatie en UBO-informatie vallen veelal niet samen. De (directe)
aandeelhouders en UBO’s kunnen samenvallen, maar dit is niet altijd het geval. Een
(directe) aandeelhouder van een BV of niet-beursgenoteerde NV is niet altijd tevens
de/een UBO hiervan. Hierbij kan worden gedacht aan de veel voorkomende situatie van
een rechtspersoon (bijvoorbeeld een holding) als (directe) aandeelhouder van een BV
of niet-beursgenoteerde NV. Die holding wordt niet in het UBO-register opgenomen.
Het UBO-register bevat dus maar beperkt ook aandeelhoudersinformatie.
Hier komt bij dat naar verwachting in veel gevallen een zogenoemde pseudo-UBO (de
natuurlijke persoon of personen die behoort of behoren tot het hoger leidinggevend
personeel van de vennootschap) aan het UBO-register zal worden opgegeven, omdat er
geen «echte» UBO kan worden achterhaald of aangewezen. In die gevallen geeft het UBO-register
geen zicht op de achterliggende aandeelhouders/belanghebbenden.
De pseudo-UBO kan ook worden ingezet om de werkelijke UBO buiten beeld te houden.
Op welke wijze kan immers worden gecontroleerd of iemand (opzettelijk) ten onrechte
wel of juist niet als UBO wordt opgegeven aan het UBO-register? Juist het CAHR kan
als een (gedeeltelijke) objectieve toets fungeren voor de juistheid van het UBO-register.
Verder heeft het UBO-register door zijn opzet geen waarde voor notariële recherchewerkzaamheden
zoals onderzoek van de voorafgaande verkrijging bij een aandelenoverdracht of verpanding
van aandelen. Het CAHR heeft die waarde wel, omdat het notarissen zicht geeft op wie
(de) aandeelhouders van BV’s en niet-beursgenoteerde NV’s zijn.
Tussenliggende aandeelhouders, aandelenstructuren en aandelentransacties
Tussenliggende aandeelhouders-rechtspersonen (tussen de/een directe aandeelhouder(s)
en de/een UBO(»s) in, bijvoorbeeld een holding boven een tussenholding die de directe
aandeelhouder is) van BV’s en niet-beursgenoteerde NV’s worden noch in het CAHR noch
in het UBO-register geregistreerd. Veel tussenliggende aandeelhouders-rechtspersonen
alsmede overige indirecte aandeelhouders (waaronder UBO’s) van BV’s en niet-beursgenoteerde
NV’s zijn echter op termijn wel uit het CAHR te halen. Ook aandelenstructuren (bijvoorbeeld
een stapeling van (verschillende soorten) rechtspersonen) zijn op termijn uit het
CAHR te halen.
De uit het CAHR te halen aandelentransacties en directe aandeelhouders en de op termijn
uit het CAHR te halen indirecte aandeelhouders en aandelenstructuren zijn van belang
voor de aanpak van financieel-economische criminaliteit door middel van BV’s en niet-beursgenoteerde
NV’s.
Gezien het bovenstaande menen de initiatiefnemers dat alleen het zicht op UBO onvoldoende
is om financieel-economische criminaliteit door middel van rechtspersonen effectief
aan te pakken.
De leden van de CDA-fractie wijzen erop dat financiële criminaliteit vaak internationaal
plaats vindt. In dit kader vragen zij of een nationaal aandelenregister, dat ook nog
eens niet aansluit op internationale registers, dan niet een druppel op een gloeiende
plaat is. Ook de leden van de D66-fractie hadden vragen over de rol van het CAHR in
het kader van de aanpak van grensoverschrijdende criminaliteit.
De initiatiefnemers delen de mening van de leden van de CDA- en D66-fractie dat het
zicht op grensoverschrijdende criminaliteit moeilijk te verkrijgen is. Het CAHR biedt
inderdaad geen sluitende inzage in grensoverschrijdende ketens van natuurlijke of
rechtspersonen, maar kan desalniettemin wel waardevolle informatie opleveren. Juist
de aandeelhouderslijn die kenmerkend is voor het CAHR maakt (grensoverschrijdende)
ketens van rechtspersonen inzichtelijk. Het CAHR legt immers de aandeelhouderslijn
van de desbetreffende rechtspersonen in Nederland bloot. Mocht dat tot een spoor leiden
dat er op wijst dat er rechtspersonen buiten Nederland betrokken zijn bij zaken die
het daglicht niet kunnen verdragen, dan kan dat spoor in dat andere land verder gevolgd
worden. Justitiële autoriteiten kunnen de informatie over een grensoverschrijdende
constructie gebruiken voor onderzoek in een ander land. Een interconnectie, als daar
tenminste sprake van zou zijn, van de verschillende nationale UBO-registers biedt
in het geheel geen inzage in grensoverschrijdende ketens van rechtspersonen en wel
om de eenvoudige reden dat de UBO slechts een natuurlijk persoon kan zijn. Daarmee
zal het zicht op achterliggende internationale financiële criminaliteit er in veel
gevallen niet kunnen zijn. Constructies van tussenliggende aandeelhouders zijn echter
wel uit het CAHR te halen. Ook aandelenstructuren (bijvoorbeeld een stapeling van
(verschillende soorten) rechtspersonen) zijn op termijn uit het CAHR te halen.
De informatie uit het CAHR mag niet zonder meer gedeeld worden met opsporingsdiensten
in andere jurisdicties. De informatie uit het CAHR is bedoeld voor de Nederlandse
rijksbelastingdienst en andere, aangewezen Nederlandse publieke diensten ten behoeve
van de uitvoering van hun wettelijke taken op het gebied van controle, toezicht, handhaving
en opsporing en mag niet verder bekend worden gemaakt dan noodzakelijk is voor de
uitvoering van die wettelijke taken.
De initiatiefnemers zijn hiermee ook ingegaan op het advies van de Autoriteit Persoonsgegevens
om te verduidelijken wat wordt bedoeld met de stelling dat een spoor in een andere
jurisdictie kan worden opgepakt.
De leden van de CDA-fractie vragen naar de kritiek van familiebedrijven dat er met
het CAHR, naast het UBO-register dat er gaat komen, opnieuw een register komt dat
inbreuk maakt op hun privacy. Achten de initiatiefnemers de inbreuk op de privacy
zo klein, dat het ondergeschikt is aan het grotere doel van ondervangen van financiële
criminaliteit? En hoe duiden de initiatiefnemers het argument dat familiebedrijven
kwetsbaarder worden voor criminelen die weten welke familie via welk bedrijf welk
vermogen heeft? Zeker ook omdat in het CAHR alle eigendommen van aandelenbezit worden
geregistreerd, ook als het bezit minder dan 25% is.
Het CAHR is slechts beperkt toegankelijk en dan nog alleen door partijen die aan geheimhouding
gebonden zijn, zo zouden de initiatiefnemers de leden van de CDA-fractie willen antwoorden.
Het register kan alleen worden ingezien door de rijksbelastingdienst, andere, aangewezen
publieke diensten, notarissen en aangewezen Wwft-instellingen. Openbaarheid is vanwege
de privacy van betrokken aandeelhouders ook niet wenselijk. Hierdoor blijft de privacy
van betrokken aandeelhouders geborgd. De initiatiefnemers vrezen dan ook niet dat
aandeelhouders met een klein belang kwetsbaar worden voor criminelen. Daarentegen
zal het grotere en openbare aandelenbelang in het UBO-register mogelijk wel tot een
grotere kwetsbaarheid leiden.
De leden van de D66-fractie lezen dat het UBO-register een bredere groep entiteiten
en personen bestrijkt. Het CAHR heeft alleen betrekking op besloten en niet-beursgenoteerde
naamloze vennootschappen. Welke toegevoegde waarde zien de indieners in een tweede,
smaller, register?
Volgens de indieners is een nadere toegevoegde waarde van het CAHR dat het betrouwbaarder
is, zo lezen de leden van de D66-fractie. Welke controles worden er door welke partijen
uitgevoerd op de informatie die voor het UBO-register wordt aangeleverd? Welke waarborgen
zijn er dat de informatie uit het CAHR actueel en volledig is? De informatie in het
CAHR is beperkt tot rechtshandelingen waarbij een notaris betrokken is. Kunnen de
initiatiefnemers aangeven bij welk percentage van het totaal aantal rechtshandelingen
dit het geval is? Een van de voordelen van het CAHR zou volgens de indieners zijn
dat het informatie bevat van aandeelhouders met een belang van 25% of minder. Daarmee
kan het register uitgebreider zijn dan het UBO-register. Hoeveel extra criminelen
kunnen daarmee volgens de indieners opgespoord worden? Zijn de indieners van mening
dat inzicht in alle aandeelhouders belangrijker is dan inzicht in de uiteindelijk
belanghebbende om financiële criminaliteit tegen te gaan en kunnen zij dit toelichten?
De leden van de D66-fractie vragen onder andere naar de betrouwbaarheid van het CAHR.
De leden van de PvdA-fractie hebben gelijkaardige vragen.
Het CAHR zal omwille van de betrouwbaarheid uitsluitend informatie bevatten die door
notarissen is ingeschreven en afkomstig is uit of betrekking heeft op notariële akten.
Een notariële akte bevat het resultaat van de werkzaamheden die de notaris ter zake
van de betreffende rechtshandeling voor zijn cliënt heeft verricht. Met het vastleggen
hiervan bevordert de notaris een soepel lopend rechtsverkeer en de rechtszekerheid.
De tussenkomst van de notaris waarborgt dat de informatie die in het CAHR wordt ingeschreven
gecontroleerd en betrouwbaar is.
Als voorbeeld kan een oprichting van een besloten of niet-beursgenoteerde naamloze
vennootschap worden genoemd. Om de door de oprichter(s), eerste aandeelhouder(s),
eerste bestuurder(s) en andere belanghebbenden en in het rechtsverkeer gewenste en
noodzakelijke rechtszekerheid (en rechtsbescherming!) te waarborgen, zorgt de notaris
ervoor dat aan alle wettelijke formaliteiten en vereisten die gelden voor de oprichting
wordt voldaan. De notaris controleert onder meer de identiteit, de wil, de handelingsbekwaamheid
en de handelingsbevoegdheid van personen die een vennootschap willen oprichten, alsmede
de rechtmatigheid van het doel en de naam van de vennootschap, zorgt voor juridisch
juiste statuten en een juridisch juiste oprichtingsakte en geeft hierover deskundig
advies en voorlichting op civiel en fiscaal terrein. Door de authenticiteit van een
notariële oprichtingsakte staat het tijdstip van oprichting vast, waardoor in het
handels- en rechtsverkeer rechtszekerheid wordt geboden. Deze notariële betrokkenheid
en taak waarborgt ook de betrouwbaarheid van via de notaris in het CAHR opgenomen
gegevens over de vennootschap, haar aandelen en haar aandeelhouders.
Uitgangspunt bij het CAHR is dat de notaris verantwoordelijk is voor de juistheid
en volledigheid van de gegevens die hij in het register inschrijft en de tijdigheid
van de inschrijving. De juistheid van de ingeschreven informatie hangt samen met de
akte waarop de inschrijving betrekking heeft. De notaris draagt in zijn ambtsuitoefening
zorg voor een juiste weergave van de bedoeling van partijen in de akte. Eventuele
fouten in de akte die na het verlijden hiervan blijken en die hebben geleid tot een
onjuiste inschrijving in het register, dienen binnen de relatie tussen de betrokken
partijen en de notaris te worden hersteld door middel van een akte van rectificatie
of verbetering. Op basis van deze akte dient de notaris de eerdere onjuiste inschrijving
in het register te corrigeren.
Omdat voor de inschrijving in het CAHR wordt aangesloten bij het bestaande proces
van inschrijving van notariële akten in het door de KNB gehouden repertorium, zal
het register een actueel beeld geven.
Een exacte inschatting van het percentage van het totaal aantal rechtshandelingen
waarbij een notaris is betrokken, is niet te geven. Maar omdat voor de belangrijkste
en meest voorkomende rechtshandelingen met betrekking tot aandelen op naam een notariële
akte vereist is, mag er vanuit gegaan worden dat de notaris bij veruit de meeste rechtshandelingen
betrokken is. Daarnaast is ook bij rechtshandelingen waarvoor geen notariële tussenkomst
verplicht is, in de praktijk meestal toch een notaris betrokken.
Over het aantal extra criminelen dat met het CAHR kan worden opgespoord, kunnen de
initiatiefnemers in antwoord op de vraag van de leden van de D66-fractie geen indicatie
geven. Naar aangenomen mag worden is het merendeel van de aandeelhouders te goeder
trouw. Voor aandeelhouders die wel wat te verbergen hebben kan het CAHR een schakel
zijn in de keten van criminaliteitsbestrijding.
Voor effectieve voorkoming en bestrijding van financieel-economische criminaliteit
door middel van rechtspersonen kan niet worden volstaan met inzicht in alleen de UBO’s
van besloten en niet-beursgenoteerde naamloze vennootschappen. Hiervoor is ook inzicht
vereist in alle aandeelhouders van deze rechtspersonen (die soms samenvallen met de
UBO(«s)). In het CAHR worden de (directe) aandeelhouders van BV’s en niet-beursgenoteerde
NV’s geregistreerd. In het UBO-register worden de UBO’s van deze rechtspersonen geregistreerd.
Zoals eerder is gemeld vallen aandeelhoudersinformatie en UBO-informatie niet altijd
(veelal niet) samen. Een (directe) aandeelhouder van een BV of niet-beursgenoteerde
NV is niet altijd tevens de/een UBO hiervan. Hierbij kan worden gedacht aan de veel
voorkomende situatie van een rechtspersoon (bijvoorbeeld een holding) als (directe)
aandeelhouder van een BV of niet-beursgenoteerde NV. Andersom geldt hetzelfde. Het
UBO-register ontsluit ook aandeelhoudersinformatie, maar beperkt.
Hier komt bij dat naar verwachting in veel gevallen een zogenoemde pseudo-UBO (de
natuurlijke persoon of personen die behoort of behoren tot het hoger leidinggevend
personeel van de vennootschap) aan het UBO-register zal worden opgegeven, omdat er
geen «echte» UBO kan worden achterhaald of aangewezen. In die gevallen geeft het UBO-register
geen zicht op de achterliggende aandeelhouders/belanghebbenden. De pseudo-UBO kan
ook worden ingezet om de werkelijke UBO buiten beeld te houden. Op welke wijze kan
immers worden gecontroleerd of iemand (opzettelijk) ten onrechte wel of juist niet
als UBO wordt opgegeven aan het UBO-register? Juist het CAHR kan als een (gedeeltelijke)
objectieve toets fungeren voor de juistheid van het UBO-register.
De leden van de GroenLinks-fractie constateren dat de initiatiefnemers beschrijven
hoe dit wetsvoorstel zich verhoudt tot het UBO-register. Zou het mogelijk zijn om
de goede toevoegingen die dit wetsvoorstel biedt toe te voegen aan het wetsvoorstel
van het UBO-register? Is daar met het kabinet overleg over geweest? Zou het bijvoorbeeld
mogelijk zijn om bij het UBO-register de 25%-grens te verlagen naar 0%? Mag dit van
Europa? Ook de leden van de SGP-fractie hebben vragen ten aanzien van het samenvoegen
van de twee registers.
In antwoord op de vragen van de leden van de GroenLinks-fractie en SGP-fractie zouden
de initiatiefnemers er op willen wijzen dat zoals hiervoor reeds uiteengezet is (paragraaf
2.10) het CAHR en het UBO-register verschillend zijn.
Beide registers hebben wat betreft besloten en niet-beursgenoteerde naamloze vennootschappen
beperkte overlap en zijn verder complementair aan elkaar. Het CAHR heeft derhalve
een toegevoegde waarde naast het UBO-register. Gelet op de vulling van het CAHR door
notarissen op basis van notariële akten kan het CAHR als een (gedeeltelijke) objectieve
toets fungeren voor de juistheid van het UBO-register. Vooralsnog kennen het onderhavig
wetsvoorstel en het recent ingediende wetsvoorstel met betrekking tot een UBO-register
eigen wetgevingstrajecten. Er is gezien de verschillen tussen beide wetsvoorstellen
en de wens van de regering om eerst voorrang te geven aan het eigen UBO-wetsvoorstel
boven het CAHR geen overleg met de regering geweest. Of het mogelijk is om de 25%-grens
naar 0% te verlagen, is in eerste instantie niet aan de initiatiefnemers om te beantwoorden.
Wel hebben zij begrepen dat in reactie op de motie Paternotte/Van der Lee (34 808, nr. 10) de regering geen voorstander is van verlaging van de 25%-grens. En wel omdat er
dan teveel personen onder de reikwijdte van de wet zouden gaan vallen waarmee ook
de administratieve lasten te hoog zouden oplopen (Handelingen TK 55, 55-23-25, 21 februari
2018).
Vragen van de leden van de SGP-fractie over de verhouding tussen het UBO-register
en het CAHR zijn hierboven (paragraaf 2.10) in antwoord op vragen van meerdere andere
fractie al aan de orde geweest. De leden van de SGP-fractie vragen of er andere landen
zijn die een soortgelijk register als het CAHR implementeren. Ook vragen zij hoe de
initiatiefnemers de eerdere uitspraak bij de implementatie van het UBO-register beoordelen
dat «de implementatie van het UBO-register leidt tot knelpunten in de uitvoerbaarheid
en betaalbaarheid van twee gelijktijdige trajecten om een register op te zetten».
Geldt deze uitspraak nog steeds? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom wordt dan toch
voor een tweede register gekozen?
De initiatiefnemers hebben geen overzicht van landen waarbij een CAHR of een gelijkaardig
register bestaat. Wel is bekend dat in Duitsland voor de overdracht van de aandelen
in een GmbH een notariële akte is vereist. Vervolgens zijn de bestuurders verplicht
deze overdracht te verwerken in een aandeelhoudersregister dat bij het Handelsregister
moet worden gedeponeerd en dat openbaar is. Zie de pagina’s 42 en 43 van https://rechten.vu.nl/nl/Images/ZIFO_deel_3_Wie_is_de_aandeelhouder_tcm…
De uitspraak over de gelijktijdige implementatie van het UBO-register en het CAHR
is over de Kamer van Koophandel gedaan. Het plan is nog steeds om het UBO-register
onder te brengen bij de Kamer van Koophandel. Het CAHR wordt echter op grond van het
onderhavige wetsvoorstel ondergebracht bij de KNB. Beide implementatietrajecten staan
los van elkaar en worden belegd bij verschillende organisaties. Knelpunten in de uitvoerbaarheid
van twee gelijktijdige trajecten bij dezelfde organisatie doen zich derhalve niet
voor. Wat betreft de betaalbaarheid wordt opgemerkt dat de kosten van het opzetten
van het CAHR beperkt zijn tot circa 2 miljoen euro. Tot knelpunten in de betaalbaarheid
van twee gelijktijdige trajecten kan dit redelijkerwijs niet leiden.
2.11 Regeldruk
De leden van de PVV-fractie vragen om een betere onderbouwing van de (administratieve)
lasten van dit voorstel. Op welke wijze zal voorkomen worden dat het CAHR zal leiden
tot (administratieve) lastenverhoging voor ondernemers?
De leden van de D66-fractie lezen dat volgens de indieners het CAHR tot een aanzienlijke
kostenbesparing zal leiden voor aandeelhouders. Kunnen de indieners aangeven hoe groot
deze kostenbesparing zal zijn? Kunnen zij voorts aangeven wat de totale besparingen
zijn voor overheid, notarissen, en private partijen? Kunnen zij los daarvan aangeven
hoeveel extra administratieve lasten er met het CAHR gemoeid zal zijn en wat hiervan
de kosten zijn? Kunnen de indieners aangeven hoeveel extra lasten de sector heeft
doordat zij vergelijkbare informatie in verschillende registers moeten laten registreren?
Hoeveel fte is er in totaal in de financiële sector, bij notarissen en bij de overheid
gemoeid bij het CAHR?
De leden van de SGP-fractie constateren dat de budgettaire aspecten voor het CAHR
redelijk beperkt zijn als het gaat om het aanleggen van de infrastructuur. Maar wat
zijn de verwachte kosten voor de gebruikers? Hoeveel kosten zijn er verbonden met
administratieve rompslomp?
De totstandkoming van het CAHR leidt voor burgers en bedrijven niet tot extra wettelijke
verplichtingen of informatie-verplichtingen. Er ontstaat voor hen geen extra regeldruk.
De notaris zal op grond van deze wet worden verplicht tot (juiste, volledige en tijdige)
inschrijving van gegevens in het CAHR. Omdat hierbij wordt aangesloten bij het bestaande
proces van inschrijving van notariële akten in het door de KNB gehouden repertorium,
zal het extra werk dat deze nieuwe verplichting voor de notaris meebrengt naar verwachting
beperkt zijn.
Enerzijds heeft het notariaat dus (beperkte) lasten in de vorm van extra aandacht
en tijd ten behoeve van het inschrijven van gegevens in het register en voorlichting
aan cliënten, anderzijds realiseert het notariaat op termijn voordelen in tijd en
kwaliteit als het CAHR gebruikt kan worden als bron voor aan zijn ambt verbonden uit
te voeren recherchewerkzaamheden. Dit werkt door naar aandeelhouders, omdat bijvoorbeeld
een aandelenoverdracht of aandelenverpanding hierdoor sneller en goedkoper kan worden
afgewikkeld. De hiermee gepaard gaande kosten van raadpleging van het CAHR zullen
beperkt zijn, omdat de vergoeding die de notaris is verschuldigd voor de inzage in
het CAHR en de verstrekking van een afschrift van of uittreksel uit de in het CAHR
opgenomen gegevens niet meer kan bedragen dan de kosten die gemoeid zijn met de inzage
of verstrekking. In de memorie van toelichting wordt over het voorgestelde artikel 7b,
achtste lid, van de Registratiewet 1970 opgemerkt dat de vergoeding die is verschuldigd
voor de inzage in het CAHR en de verstrekking van een afschrift van of uittreksel
uit de in het CAHR opgenomen gegevens kan variëren naar de wijze waarop de inzage
of verstrekking geschiedt en de hoeveelheid verstrekte gegevens. In aanvulling hierop
wordt opgemerkt dat de vergoeding ook kan variëren naar de inzagegerechtigde. Zo kan
worden bepaald dat notarissen een andere (lagere) vergoeding zijn verschuldigd dan
andere inzagegerechtigden. Dit kan worden gerechtvaardigd door het feit dat (alleen)
notarissen het CAHR van gegevens voorzien. Dit kan bijdragen aan beperking van de
kosten van raadpleging van het CAHR ten behoeve van notariële recherchewerkzaamheden.
Het CAHR kan voor veel vennootschappen tevens dienen als bron voor het aandeelhoudersregister
van de vennootschap. In veel gevallen kan namelijk een uittreksel of kunnen meerdere
uittreksels tezamen tevens dienen als aandeelhoudersregistratie als bedoeld in de
artikelen 85 en 194 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. In artikel 194, derde lid,
van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek is bepaald dat aandeelhouders tijdig de nodige
gegevens moeten verstrekken aan het bestuur van de vennootschap om aan zijn verplichtingen
ingevolge artikel 194, eerste en tweede lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek
te kunnen voldoen. In het aandeelhoudersregister van de vennootschap dienen de namen
en adressen van alle aandeelhouders te zijn opgenomen, met vermelding van de datum
waarop zij de aandelen hebben verkregen, de datum van de erkenning of betekening,
de soort of de aanduiding van de aandelen (alleen bij BV’s), alsmede van het op ieder
aandeel gestorte bedrag. In dit register dienen tevens te worden opgenomen de namen
en adressen van hen die een recht van vruchtgebruik of pandrecht op de aandelen hebben,
met vermelding van de datum waarop zij het recht hebben verkregen, de datum van erkenning
of betekening, alsmede met vermelding welke aan de aandelen verbonden rechten hun
toekomen. Deze gegevens zullen ook geheel of gedeeltelijk in het CAHR moeten worden
ingeschreven. Ook dit kan leiden tot besparing van lasten en kosten voor aandeelhouders
en vennootschappen.
Uit een recent onderzoek van de KNB onder haar leden blijkt dat 99% van de 708 respondenten
(22% van het ledenbestand) soms tot heel vaak meemaakt dat het aandeelhoudersregister
van een BV of niet-beursgenoteerde NV (meestal een boekje of klappertje) kwijt, niet
actueel, onvolledig of onjuist is. In die gevallen maakt de notaris vaak een duplicaat
van het register, werkt de notaris het bij of corrigeert hij het. Dit brengt kosten
mee, die met het CAHR kunnen worden bespaard.
Het CAHR maakt notarieel onderzoek naar de beschikkingsbevoegdheid van degene die
aandelen wil overdragen of bezwaren en Wwft-cliëntenonderzoek door aangewezen Wwft-instellingen
eenvoudiger en goedkoper en levert zo een belangrijke bijdrage aan de Nederlandse
economie. Betrouwbare centrale digitale registratie van aandeelhouders van BV’s en
niet-beursgenoteerde NV’s kan een impuls geven aan de Nederlandse economie. Het kan
bijvoorbeeld financiering van het MKB eenvoudiger en toegankelijker maken.
2.12 Toezicht
--
2.13 Ministeriële en parlementaire controle
--
2.14 Beheer en rechtsbescherming
De leden van de PvdA-fractie vragen wie mutaties in het register kunnen aanbrengen
en hoe mutaties op juistheid gecontroleerd worden.
Uitsluitend notarissen zijn bevoegd tot inschrijvingen in het CAHR op basis van notariële
akten. De juistheid van een inschrijving is te controleren aan de hand van de onderliggende
notariële akte. De KNB heeft geen controlerende taak ten aanzien van de juistheid
en volledigheid van de door notarissen ingeschreven informatie en de tijdigheid van
de inschrijving. Uitgangspunt bij het CAHR is dat de notaris verantwoordelijk is voor
de juistheid en volledigheid van de gegevens die hij in het register inschrijft en
de tijdigheid van de inschrijving. De juistheid van de ingeschreven informatie hangt
samen met de akte waarop de inschrijving betrekking heeft. De notaris draagt in zijn
ambtsuitoefening zorg voor juiste weergave van de bedoeling van partijen in de akte.
Eventuele fouten in de akte die na het verlijden hiervan blijken en die hebben geleid
tot een onjuiste inschrijving in het register, dienen binnen de relatie tussen de
betrokken partijen en de notaris te worden hersteld door middel van een akte van rectificatie
of verbetering. Op basis van deze akte dient de notaris de eerdere onjuiste inschrijving
in het register te corrigeren. De KNB is niet bevoegd om op verzoek van anderen dan
de notaris wijzigingen aan te brengen in het CAHR. Een dergelijke bevoegdheid van
de KNB is niet noodzakelijk, omdat eventueel noodzakelijke wijzigingen door de notaris
worden aangegeven en ook niet wenselijk bij het borgen van de betrouwbaarheid van
het register.
2.15 Realisatie en betrokkenheid notariaat
--
2.16 Budgettaire aspecten
De leden van de CDA-fractie vragen naar de kosten die gemoeid gaan met onderhavig
wetsvoorstel. Zij wijzen er hierbij op, dat het wetsvoorstel CAHR dat werd ingediend
door de regering, onder andere is ingetrokken omdat het budget voor de ontwikkeling
op was. Waar baseren de indieners op dat de kosten nu tot 2 miljoen euro beperkt blijven?
En hebben de initiatiefnemers zicht op de structurele kosten voor toezicht en handhaving
op het register en onderhoud van het register. Hoe wordt de informatiebeveiliging
van het register betaald? Zijn er structurele kosten toezicht en handhaving op het
CAHR?
De leden van de D66-fractie lezen dat de indieners de KNB, de Minister van Financiën
en de Minister voor Rechtsbescherming vragen om een begroting op te stellen voor eenmalige
investeringskosten en jaarlijkse beheerkosten. Hoeveel denken de indieners zelf dat
de eenmalige investeringskosten en jaarlijkse beheerkosten zijn en waarop is dit gebaseerd?
De leden van de D66-fractie lezen dat de indieners de kosten van uitbreiding van het
repertorium met het CAHR schatten op 2 miljoen euro. Kunnen zij dit bedrag onderbouwen?
Moet dit bedrag volgens de indieners door de sector zelf worden gedragen?
Onderscheid kan worden gemaakt tussen eenmalige investeringskosten voor de realisatie
van het CAHR en jaarlijkse beheerkosten voor het beheer (waaronder onderhoud) van
het register. De eenmalige bouwkosten worden door de KNB begroot op circa 2 miljoen
euro. Dit betreft de opzet en inrichting van het register alsmede de ontsluiting van
het register voor inzagegerechtigden. De jaarlijkse beheerkosten (kosten van houden,
bijhouden en onderhoud van het CAHR) worden door de KNB begroot op circa 700.000 euro.
Hierin zijn ook de kosten voor informatiebeveiliging opgenomen. Deze kostenbegrotingen
kunnen als betrouwbaar en realistisch worden beschouwd. De KNB heeft hier in meerdere
digitaliseringsprojecten ervaring mee. In 2013 heeft de KNB de registratie van notariële
akten overgenomen van de rijksbelastingdienst en gedigitaliseerd. De KNB heeft hiervoor
samen met de rijksbelastingdienst een door de KNB gehouden digitaal aktenregister
en digitaal repertorium opgezet. De KNB heeft deze overname en de nieuwe digitale
opzet door een adequate aanpak binnen met de rijksbelastingdienst afgesproken tijd,
budget en scope gerealiseerd. De structurele kosten voor toezicht en handhaving door
de Belastingdienst staan hier apart van. We hebben geen zicht op de omvang van deze
kosten.
Het wetsvoorstel gaat ervan uit dat de eenmalige investeringskosten en de jaarlijkse
beheerkosten in een onderling te bepalen verhouding voor rekening van de Minister
van Financiën en de Minister voor Rechtsbescherming komen. Tegenover de jaarlijkse
beheerkosten staan de opbrengsten die de KNB ontvangt uit het houden van het CAHR
en die ten bate komen van de Minister van Financiën en de Minister voor Rechtsbescherming.
Het betreft de bij ministeriële regeling te bepalen vergoeding die door inzagegerechtigden
is verschuldigd voor de inzage in het CAHR en de verstrekking van afschriften van
en uittreksels uit de gegevens die zijn opgenomen in dit register.
ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING
Artikel I, onderdeel C
De leden van de VVD-fractie lezen in onderdeel C, bij het toe te voegen derde lid,
dat bij ministeriële regeling wordt vastgesteld welke bestuursorganen en financiële
instellingen toegang zullen krijgen tot het CAHR. Zij vernemen graag wie, in de visie
van de initiatiefnemers, in concreto toegang zouden moeten krijgen. Is bijvoorbeeld
denkbaar dat alle financiële instellingen vrij toegang krijgen tot het register? Hoe
verhoudt die inzage zich tot besprekingen tussen de banken om klantonderzoek te centraliseren,
al dan niet in samenwerking met de overheid?
In hetzelfde artikel 3 lezen deze leden onder e dat aandeelhouders kennis kunnen nemen
van het centraal aandeelhoudersregisters voor zover «het gegevens betreft die deze
houder, vruchtgebruiker of pandhouder betreffen». Valt onder dit «betreffende betreffen»
ook informatie over andere aandeelhouders, als die nodig is om de eigen relatieve
zeggenschap vast te stellen?
De initiatiefnemers begrijpen dat de leden van de VVD-fractie vragen naar de toegang
tot het register voor instellingen, bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Wet ter
voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft-instellingen). De initiatiefnemers
zijn, mede vanwege privacyaspecten, van mening dat deze toegang dient te worden beperkt
tot bij ministeriële regeling aangewezen wettelijk gereguleerde Wwft-instellingen
die onder een vorm van overheidstoezicht staan en/of aan tuchtrecht zijn onderworpen
en objectief een redelijk belang hebben bij inzage in het CAHR. Instellingen die kunnen
worden aangewezen dienen derhalve aan drie cumulatieve voorwaarden te voldoen. Zij
dienen (1) wettelijk gereguleerd te zijn, (2) onder een vorm van overheidstoezicht
te staan en/of aan tuchtrecht te zijn onderworpen en (3) objectief een redelijk belang
te hebben bij inzage in het CAHR. De zinsnede «wettelijk gereguleerde Wwft-instellingen
die onder een vorm van overheidstoezicht staan en/of aan tuchtrecht zijn onderworpen»
in de memorie van toelichting impliceert dat de individuele inzagegerechtigde instellingen
kenbaar zijn, dat wil zeggen ergens, bijvoorbeeld bij een overheidstoezichthouder
of beroepsorganisatie, bekend zijn, op een «lijst» (per instellingscategorie) staan.
Dit is van belang, omdat de KNB als houder van het CAHR moet kunnen controleren of
een instelling die zich bij de KNB meldt voor inzage in het CAHR daadwerkelijk inzagegerechtigd
is. Het criterium «objectief een redelijk belang hebben» dient te worden ingevuld
als: heeft een instellingscategorie in zodanige mate te maken met besloten en niet-beursgenoteerde
naamloze vennootschappen als cliënten waarnaar of naar de UBO’s waarvan deze instellingen
Wwft-cliëntonderzoek moeten doen dat inzage in het CAHR hiervoor redelijk is. De initiatiefnemers
zijn van mening dat bij inzagegerechtigde Wwft-instellingen met name (in ieder geval)
kan worden gedacht aan de instellingen, bedoeld in artikel 1a, tweede lid (banken),
vierde lid, onderdeel c (advocaten), en vierde lid, onderdeel d (notarissen, toegevoegd
notarissen en kandidaat-notarissen), van de Wwft. Deze instellingscategorieën voldoen
alle aan voormelde drie cumulatieve voorwaarden en zouden moeten worden aangewezen
voor inzage. Wat betreft andere Wwft-instellingen dient per instellingscategorie te
worden beoordeeld of aan voormelde drie cumulatieve voorwaarden wordt voldaan. De
initiatiefnemers reageren hiermee ook op het advies van de Raad van State en de Autoriteit
Persoonsgegevens om op het niveau van de wet op hoofdlijnen een afbakening te geven
van de Wwft-instellingen die toegang krijgen tot het CAHR. De toegangsgerechtigde
Wwft-instellingen worden bij algemene maatregel van bestuur aangewezen. Hiertoe wordt
het wetsvoorstel gewijzigd.
Een aandeelhouder, vruchtgebruiker of pandhouder krijgt uitsluitend inzage in de gegevens
over zichzelf die zijn opgenomen in het CAHR. Hiermee wordt wat betreft natuurlijke
personen als aandeelhouder, vruchtgebruiker of pandhouder uitwerking gegeven aan bestaande
wettelijke regels met betrekking tot bescherming van persoonsgegevens, op grond waarvan
zij inzage moeten kunnen hebben in informatie die over henzelf is opgenomen in het
CAHR. Een aandeelhouder, vruchtgebruiker of pandhouder krijgt geen inzage in gegevens
over andere aandeelhouders, vruchtgebruikers en pandhouders die zijn opgenomen in
het CAHR.
Artikel I, onderdeel E (artikel 14 van de Registratiewet 1970)
De leden van de D66-fractie begrijpen dat de initiatiefnemers van mening zijn dat
gezien het belang van (juiste, volledige en tijdige) inschrijving voor de betrouwbaarheid
van het register voor de partijen die inzage hebben in het register het passend en
geboden is dat de notaris die niet voldoet aan deze verplichting wordt gestraft met
een geldboete van de tweede categorie. Zij lezen in artikel 14 van de Registratiewet
1970 dat de notaris die niet voldoet aan zijn verplichting de door hem opgemaakte
akten dagelijks langs de elektronische weg in te schrijven in een door de KNB gehouden
repertorium wordt gestraft met een geldboete van de eerste categorie. Kunnen de initiatiefnemers
toelichten waarom het verschil tussen het huidige repertorium en het voorgestelde
CAHR voldoende is om een geldboete van de tweede categorie passend en geboden te achten,
nu de verplichtingen voor de notaris uit artikel 7 van de Registratiewet 1970 vergelijkbaar
zijn met de verplichting uit het voorgestelde artikel 7a?
Op grond van artikel 7, eerste lid, van de Registratiewet 1970 is de notaris verplicht
de door hem opgemaakte akten dagelijks langs elektronische weg in te schrijven in
een door de KNB, per notaris, gehouden repertorium. Op grond van artikel 14, eerste
lid, van de Registratiewet 1970 wordt hij die niet voldoet aan deze verplichting,
gestraft met een geldboete van de eerste categorie. Op grond van het voorgestelde
artikel 7a, eerste lid, van de Registratiewet 1970 is de notaris verplicht, in aanvulling
op de inschrijving, bedoeld in artikel 7, eerste lid, bij regeling van Onze Minister,
na overleg met Onze Minister voor Rechtsbescherming, bepaalde door hem opgemaakte
akten uiterlijk op de eerste werkdag na de dag waarop de akten zijn opgemaakt langs
elektronische weg in te schrijven in een door de KNB gehouden register, het CAHR.
Op grond van het voorgestelde artikel 14, tweede lid, van de Registratiewet 1970 wordt
de notaris die niet voldoet aan deze verplichting, gestraft met een geldboete van
de tweede categorie. De initiatiefnemers wijzen in dit verband op artikel 47 van de
Handelsregisterwet 2007 in verbinding met artikel 1, onder 4°, en artikel 6, eerste
lid, onder 5°, van de Wet op de economische delicten. Hierin is bepaald dat wie niet
voldoet aan een bij of krachtens de Handelsregisterwet 2007 gestelde verplichting
tot het doen van een opgave ter inschrijving in het handelsregister, een economisch
delict begaat en wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste zes maanden, taakstraf
of geldboete van de vierde categorie. Gelet op de vergelijkbare inschrijvingsverplichting
met betrekking tot het CAHR en de opbouw van het bestaande artikel 14 van de Registratiewet
1970, achten de initiatiefnemers de hogere geldboete van de tweede categorie gepast
en geboden.
OVERIG
De leden van de CDA-fractie waarom het wetsvoorstel niet ter consultatie aan belanghebbenden
is voorgelegd. Zijn de initiatiefnemers bereid dit alsnog te doen?
Deze leden vragen voorts of er een Privacy Impact Assessment (PIA) is gedaan. Zo nee,
waarom niet en kan deze alsnog worden gedaan? Zo ja, kan deze gedeeld worden?
De initiatiefnemers zijn van mening dat gezien het reeds lange voortraject dat begonnen
is met een initiatiefnota met betrekking tot het CAHR dat een consultatieronde in
de gevorderde fase van het wetgevingstraject geen toegevoegde waarde meer heeft. Uiteraard
zullen eventuele nieuwe reacties op het voorliggende wetsvoorstel door de initiatiefnemers
worden meegenomen in het vervolg van de behandeling van het voorliggend wetsvoorstel.
Aan het verzoek van de leden van de CDA-fractie voor een PIA hopen de initiatiefnemers
tegemoet te zijn gekomen met hun verzoek aan de Autoriteit Persoonsgegevens om over
het wetsvoorstel te adviseren. Dat advies is inmiddels ontvangen en in het bovenstaande
is hierop gereageerd.
Nijboer
Alkaya
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H. Nijboer, Tweede Kamerlid -
Mede ondertekenaar
M.Ö. Alkaya, Tweede Kamerlid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.