Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de planning van de besluitvorming over de ordening op het spoor na 2024 en de update van de quickscan personenvervoer van de Autoriteit Consument & Markt (Kamerstuk 29984-849)
2019D25947 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat hebben verschillende fracties
de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Staatssecretaris van Infrastructuur
en Waterstaat over de planning van de besluitvorming over de ordening op het spoor
na 2024 en de update van de quickscan personenvervoer van de Autoriteit Consument
& Markt (Kamerstuk 29 984, nr. 849).
De voorzitter van de commissie, Agnes Mulder
De adjunct-griffier van de commissie, Rijkers
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Inhoudsopgave
Blz.
Inleiding
1
Algemeen
1
Update quickscan personenvervoer door de ACM
2
Open toegang
5
Decentralisatie sprinterdiensten
5
Onderhands gunnen of aanbesteden vervoerconcessie hoofdrailnet
6
Effecten openbaar aanbesteden openbaar vervoer
7
Exploitatie stations
7
Midterm review vervoerconcessie hoofdrailnet
8
Inleiding
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief van 15 mei
2019 en de stukken ten behoeve van de planning van de besluitvorming voor de ordening
van het spoor na 2024 en de update van de quickscan personenvervoer van de Autoriteit
Consument & Markt (ACM). Zij hebben over de stukken nog enkele opmerkingen en vragen.
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de stukken en hebben daarover
een aantal vragen.
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de stukken en hebben een aantal
vragen.
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de stukken en danken de Staatssecretaris
voor de eerste reactie op het rapport van de ACM. Deze leden hebben hierover nog enkele
vragen en opmerkingen.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van de brief en de rapporten
en hebben hier enkele vragen en opmerkingen bij.
De leden van de SP-fractie hebben met belangstelling de update van de quickscan van
de ACM, de onderzoeksopzet en de begeleidende brief gelezen. Zij hebben nog een aantal
vragen.
De leden van de PvdA-fractie zien positieve aspecten bij het voorgestelde brede onderzoek
«Effecten van openbaar aanbesteden in het openbaar vervoer». Aanvullend daarop hebben
zij een aantal vragen.
Algemeen
De leden van de D66-fractie willen benadrukken dat marktwerking op het spoor geen
doel op zich is, maar een middel om de reiziger zo goed mogelijk te bedienen. Deze
leden zien nog steeds grote kansen voor decentralisatie. In de brief stelt de Staatssecretaris
dat er gekeken wordt naar de mogelijke decentralisatie van sprinterdiensten uit het
regeerakkoord en de positie van de HSL-Zuid op het hoofdrailnet. Op welke manier wordt
de optie voor meer marktopening richting 2025 meegenomen in de verdere uitwerking?
Vooropgesteld dat de leden van de SP-fractie absoluut niet zitten te wachten op meer
marktwerking in het openbaar vervoer (ov), maar veel liever een renationalisatie zouden
zien, stemt het deze leden tevreden dat de Staatssecretaris vasthoudt aan een zorgvuldig
proces en dus een integrale afweging wil maken. Dat doet niet alleen recht aan de
onderlinge samenhang en complexiteit van het ov, maar doet ook recht aan de vele zorgen
die er leven bij reizigers en medewerkers in het ov die willen kunnen vertrouwen op
goed en betaalbaar vervoer.
Update quickscan personenvervoer door de ACM
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Staatssecretaris verwacht de Kamer in het
najaar van 2019 een inhoudelijke reactie op het rapport van de ACM te sturen. Is de
Staatssecretaris bereid toe te zeggen snelheid in dit proces te houden en zorg te
dragen voor een inhoudelijke reactie nog in september van 2019? Op verzoek van de
leden van de VVD-fractie besteedt de ACM uitvoerig aandacht aan kruissubsidiëring
in het kader van mogelijke verlieslatende biedingen bij regionale spooraanbestedingen.
Het valt deze leden echter op dat hier niet ingegaan wordt op het punt van een gescheiden
boekhouding bij NS, zoals dat wel wordt geadviseerd door de ACM. De leden van de VVD-fractie
vragen of de Staatssecretaris van plan is een aanvang te maken met het aanpassen van
de Wet Personenvervoer 2000 (WP2000) om de door de PSO-verordening 1 verplicht gescheiden boekhouding voor de NS in te voeren.
De leden van de PVV-fractie constateren dat de ACM primair een toezichthoudende taak
heeft, maar geregeld wordt gevraagd om een beleidsopvatting te geven. Hoe wordt duidelijk
gemaakt in dit soort onderzoeken, zoals quickscans, waar de ACM spreekt als toezichthouder
en waar de ACM een beleidsmatige mening geeft? Heeft de ACM het Convenant Sociale
Veiligheid Openbaar Vervoer (hierna: het Convenant) meegenomen in haar advies? Vanuit
de High Impact Crime-aanpak ten behoeve van sociale veiligheid en het nieuwe Convenant
dat in de maak is, is vastgelegd dat sociale veiligheid geen aspect is waarop bij
(regionale) aanbestedingen wordt geconcurreerd. In hoeverre heeft de ACM volgens de
Staatssecretaris rekening gehouden met deze afspraken en het Convenant bij het doen
van haar aanbevelingen, vragen de leden van de PVV-fractie. In hoeverre is de ACM
bij dit onderzoek betrokken als deskundige op het gebied van marktordening en regulator
voor de openbaarvervoersmarkt?
De leden van de PVV-fractie vragen of het klopt dat de discussie daarover vooral gevoerd
wordt tussen het ministerie, NS en ProRail en dat regionale vervoerders en regionale
overheden minder frequent bij dat overleg betrokken zijn. Is het waar dat er inmiddels
een voorkeurscenario ligt dat er op neerkomt dat er geen structurele veranderingen
volgen behalve dat NS en ProRail beter moeten samenwerken? Is er getoetst of dat ook
de voorkeur is van andere vervoerders dan NS, respectievelijk van de regionale overheden,
respectievelijk van de ACM zelf?
De leden van de D66-fractie lezen in het ACM-rapport dat er sprake moet zijn van gelijke
toegang tot relevante (gebruikers)data voor een gelijk speelveld. Wat is er nog nodig
om deze toegang beschikbaar te maken en op welke manier wordt de privacy van de reiziger
gewaarborgd? In een vorig algemeen overleg heeft de Staatssecretaris aangegeven vaart
te willen zetten achter het toegankelijk maken van reizigersdata. Translink heeft
een intentieverklaring gesloten met het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS),
die zou worden gedeeld met de Kamer. Klopt het dat tot op heden deze verklaring niet
is gestuurd? Zo ja, kan deze zo snel mogelijk gedeeld worden?
De leden van de D66-fractie lezen dat de ACM vier mogelijke oorzaken ziet voor een
verstoring van het gelijke speelveld bij regionale aanbestedingen. Eén van die oorzaken
doet zich voor als er sprake is van asymmetrische regels. Dat wil zeggen dat er verschillende
spelregels gelden voor verschillende aanbieders. Hoe verhoudt dit risico zich tot
de aanbeveling van de ACM om alleen de biedingen van NS vooraf te laten beoordelen?
Waarom geldt deze regel niet voor andere vervoerders? En hoe verhoudt dit zich met
het uitgangspunt van een gelijk speelveld als er verschillende regels gelden voor
verschillende vervoerders? De ACM stipt ook aan, zo lezen de leden van de D66-fractie,
dat er eventuele aanvullende beheersmaatregelen nodig zijn op de ongelijke beschikbaarheid
van (tweedehands) materiaal. Wordt dit advies meegenomen in de verdere uitwerking
van de aanbesteding? Zo ja, is het mogelijk om hier meer duidelijkheid over te verschaffen?
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat de ACM in de quickscan concludeert dat
de bestaande beheersmaatregelen voldoen. Maar de ACM doet nog enkele aanbevelingen
voor een verdere vergroting van het gelijke speelveld tussen bieders op regionale
netten. De ACM heeft veel aandacht voor de kansengelijkheid van bieders, wat wellicht
verwacht mag worden van een marktautoriteit. Maar het primaire doel van spoor is,
wat de leden van de GroenLinks-fractie betreft, vooral de consument te bedienen. En
de kansen voor de markt zijn niet dezelfde als de kansen voor de consument. Die laatste
heeft vaak baat bij heel andere afwegingen. De leden van de GroenLinks-fractie willen
daarom graag weten hoe de Staatssecretaris waarborgt dat bij elke aanbesteding de
belangen van de consument voorop staan. Niet alleen die van een enkele lijn, maar
van alle geraakte ov-gebruikers, aangezien het ov een netwerk is, dat samen meer is
dan de som van haar delen.
Eén van de aanbevelingen van de ACM is om bij biedingen van NS vooraf te toetsen of
die voor NS voldoende rendement opleveren. De leden van de GroenLinks-fractie zijn
van mening dat het voor een gezonde sector altijd moet gelden dat bieders een gezond
rendement moeten kunnen krijgen. Dat zou voor elke overheidsopdracht moeten gelden.
Door nu een onderscheid te maken tussen NS en andere marktpartijen worden er extra
eisen aan één partij gesteld. De leden van de GroenLinks-fractie vinden dit onderscheid
onvoldoende onderbouwd. Daar komt bij dat het Rijk als aandeelhouder een fors dividend
vraagt van NS, groter dan wat veel aandeelhouders van andere bedrijven verlangen.
Hierdoor verzwakt de positie van NS om concurrerend te kunnen bieden. De leden van
de GroenLinks-fractie zijn van mening dat het niet wenselijk is om NS extra eisen
op te leggen. Deze leden zijn van mening dat de ACM primair het belang van consumenten
moet beschermen en dat deze ook andere belangen hebben. Is de Staatssecretaris het
met de leden van de GroenLinks-fractie eens dat de nieuwe spoorordening primair het
consumentenbelang en het algemeen belang moet dienen? Kan de Staatssecretaris toelichten
hoe extra eisen aan NS, zoals de voorgestelde rendementstoets en de hoge dividendeis,
biedingen kan beïnvloeden?
De leden van de SP-fractie lezen dat de ACM kanttekeningen plaatst bij de mogelijkheid
tot kruissubsidiëring en het risico op verlieslatende biedingen. Deze leden willen
expliciet weten of dit niet betekent dat binnen een eventuele nieuwe concessie in
het gebied alleen maar rendabele lijnen worden gereden en dat het nog steeds mogelijk
is om minder of niet rendabele lijnen met de beter presterende lijnen te financieren.
De leden van PvdA-fractie constateren dat de ACM in de quickscan signaleert «dat vervoerders
gebruik kunnen maken van buitenlandse leaseconstructies -zoals de «Ierse route»- om
belastingvoordelen te behalen, maar dat NS daar geen gebruik meer van maakt. Dit zou
kunnen resulteren in een concurrentienadeel voor NS. Omdat dit een eigen keuze is
van (de aandeelhouder van) NS, is hierbij geen sprake van een verstoring van het gelijke
speelveld». Deze leden willen van de Staatssecretaris weten waarom de ACM niet meer
onderzoek heeft gedaan naar de mogelijke verstoring van het gelijke speelveld, doordat
andere vervoerders gebruik kunnen maken van ongewenste buitenlandse leaseconstructies.
Is de Staatssecretaris ook van mening dat staatsdeelnemingen zich nooit meer van dit
soort constructies moeten bedienen? Is de Staatssecretaris bereid om ervoor te zorgen
dat alle vervoerders in Nederland belasting betalen en zodoende geen belastingvoordelen,
door bijvoorbeeld buitenlandse leaseconstructies, accepteren, zodat er ook een gelijk
fiscaal speelveld komt?
Ook vragen de leden van de PvdA-fractie waarom het gelijke speelveld niet ook voor
de arbeidsvoorwaarden en de inzet van (sociale) veiligheidspersoneel geldt. Heeft
de ACM in het kader van de quickscan hier ook onderzoek naar gedaan? Vreest de Staatssecretaris,
net zoals de leden van de PvdA-fractie, dat als arbeidsvoorwaarden en sociale veiligheid
niet worden meegenomen bij het gelijke speelveld, er door een zeer lage bieding arbeidsvoorwaarden
worden uitgehold en de sociale veiligheid afneemt? Is de Staatssecretaris bereid om
de aspecten «arbeidsvoorwaarden» en «sociale veiligheid» zwaarwegend mee te laten
tellen in de uitkomsten van het onderzoek naar een gelijk speelveld?
Open toegang
De leden van de VVD-fractie zijn verheugd te lezen dat het onderzoek naar de kansen
en bedreigingen van het recht op (open) toegang tot de spoorweginfrastructuur van
de Nederlandse markt in de zomer afgerond zal worden. In andere landen zijn de voordelen
van open toegang al bewezen, bijvoorbeeld op het gebied van innovatie, lagere tarieven
en groter aanbod voor de consument. Deze leden zien de uitkomst van dit onderzoek
en de inhoudelijke reactie van de Staatssecretaris dan ook graag tegemoet. Daarnaast
merken deze leden op dat in het regeerakkoord nadrukkelijk gesproken is over het feit
dat richting 2025, wanneer de concessie van NS voor het hoofdrailnet afloopt, de optie
voor meer marktopening wordt opengehouden. De brief van de Staatssecretaris laat daar
weinig ruimte voor naast de al eerder besproken sprinterdiensten en de HSL die ook
in het regeerakkoord genoemd staan. Kan de Staatssecretaris hierop reflecteren en
aangeven hoe zij om zal gaan met deze verdere marktopening, vragen de leden van de
VVD-fractie.
Decentralisatie sprinterdiensten
De leden van de VVD-fractie zijn verheugd te zien dat de Staatssecretaris in gesprek
gaat over de decentralisatie van de sprinterdiensten. Wanneer verwacht zij uitsluitsel
te kunnen geven over het verloop van de gesprekken?
De leden van de CDA-fractie zijn benieuwd welke stappen de Staatssecretaris concreet
gaat zetten op het punt van de decentralisatie van de sprinterdiensten uit het regeerakkoord.
Deze leden lezen dat het besluit om definitief tot decentralisatie van één of meerdere
lijnen uit het regeerakkoord over te gaan onderdeel vormt van het integrale besluit
in 2020. Wanneer precies in 2020 is de Staatssecretaris van plan om dit besluit te
nemen? En kan de Staatssecretaris los van de genoemde vier lijnen in het regeerakkoord
aangeven hoe zij gaat komen tot meetbare en/of toetsbare criteria samen met regionale
partners over de vraag welke lijnen al of niet gedecentraliseerd kunnen worden?
Onderhands gunnen of aanbesteden vervoerconcessie hoofdrailnet
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Staatssecretaris nader onderzoekt wat het
vergt om een hoofdrailnet aan te besteden dan wel onderhands te gunnen en welke gevolgen
een dergelijke keuze zou hebben voor de reiziger en continuïteit in de spoorsector.
Deze leden hebben hierover een aantal vragen. Verzorgt de Staatssecretaris een afwegingskader
en wordt dit beschikbaar voor de Kamer? Hoe kan de Kamer nagaan of en tot welke verbetering
aanbesteden leidt? Op welke manier garandeert de Staatssecretaris continuïteit in
de spoorsector en wat verstaat zij in dit geval onder deze continuïteit? Tevens vragen
de leden van de VVD-fractie op welke manier een gelijk speelveld gegarandeerd kan
worden. Uit de onderzoeksopzet blijkt niet dat een vergelijking zal komen van voor
en na eventuele aanbesteding van de verbindingen. Is de Staatssecretaris het met de
leden van de VVD-fractie eens dat dit wel een belangrijk aspect is om na te kunnen
gaan hoe dit aanbesteden van invloed is op de prestaties? Is de Staatssecretaris bereid
dit alsnog te doen? Zo ja, op welke wijze gaat de Staatssecretaris dit vormgeven,
zodat alle aspecten, van reizigerstevredenheid tot afstemming op andere modaliteiten,
zullen worden meegenomen? Zo nee, waarom niet? Overwegende dat het bij onderhands
gunnen of aanbesteden van belang is te weten wat voor waarde de concessie voor het
hoofdrailnet vertegenwoordigt, vragen deze leden of de Staatssecretaris bereid is
de financiële waarde van het intercitynetwerk in kaart te laten brengen. En in het
verlengde daarvan, is de Staatssecretaris tevens bereid die waardering bij andere
(spoor)vervoerders te laten toetsen om vast te stellen of ook zij deze waarde als
marktconform beschouwen?
De leden van de CDA-fractie lezen dat de ACM de suggestie doet om een toets uit te
voeren bij alle biedingen van NS op regionale concessies onder de 100 miljoen euro.
De Staatssecretaris geeft aan dit met de Minister van Financiën te bespreken, aangezien
dit onder zijn verantwoordelijkheid valt. Is dit gesprek inmiddels geweest en, zo
ja, wat is hier uitgekomen?
De leden van de GroenLinks-fractie zijn geen voorstander van verdere versnippering
van het spoor, zeker niet van het hoofdrailnet. Deze leden zijn tevreden dat dit niet
het vooropgezette doel van de spoorordening lijkt te zijn. Deze leden zijn tevens
tevreden dat er oog blijft voor de mogelijkheid van onderhands gunnen binnen de Europese
regels. De leden van de GroenLinks-fractie beschouwen dit, zeker voor het hoofdrailnet,
nog steeds als de beste optie.
Het uitgangspunt «aanbesteden, tenzij» met de mogelijkheid tot onderhands gunnen,
laat genoeg ruimte voor de bijzondere Nederlandse omstandigheid van een klein land
met een dicht netwerk, dat zeer veel veelal middelgrote steden met elkaar verbindt.
Samen met de ambitie van spoorboekloos rijden leidt dit tot een treindienst die in
veel opzichten meer lijkt op een metronetwerk dan op de combinatie van lange en korte
afstandsreizen die in veel grotere landen gebruikelijk is. Dat maakt dat het bij elkaar
houden van dit netwerk van groot belang is. Opknippen en in stukjes aanbesteden is
wat de leden van de GroenLinks-fractie betreft een risico zonder vooruitzicht op een
beloning. Kan de Staatssecretaris bevestigen dat in de afweging tussen alle mogelijkheden
voor de spoorordening, de betrouwbaarheid en zekerheid voor de reiziger, die veelal
afhankelijk is van het goed functioneren van het spoor, de hoogste prioriteit hebben?
Effecten openbaar aanbesteden openbaar vervoer
Op welke manier worden de effecten van de aanbestedingen in het openbaar vervoer gemeten
op het hoofdrailnet, vragen de leden van de D66-fractie. In de praktijk is het mogelijk
dat op een aanbestede lijn een effect is opgetreden dat in dezelfde periode ook op
het hoofdrailnet is opgetreden. Denk bijvoorbeeld aan de aanschaf van nieuw treinmaterieel
of autonome reizigersgroei. Wordt dit meegenomen in de effectenrapportage?
De leden van de GroenLinks-fractie kijken uit naar het onderzoek naar de effecten
van aanbesteden. Deze leden hebben nog enkele vragen met betrekking tot de onderzoeksopzet.
Wordt er in dit kader voor de trein een goede vergelijking gemaakt tussen «wel aanbesteed»
(een gedecentraliseerde lijn) en «onderhandse gunning onder voorwaarden» (het hoofdrailnet)?
En hoe wordt in het onderzoek geborgd dat effecten die zich autonoom op het gehele
Nederlandse spoor hebben voorgedaan -bijvoorbeeld reizigersgroei- ook als zodanig
worden benoemd? Immers, de reizigersgroei kan van veel factoren afhangen en heeft
zich ook in grote mate voorgedaan in onderhands aanbesteed stedelijk ov. Wordt in
het onderzoek meegenomen hoe in een regio alle mobiliteitsopties zich hebben ontwikkeld,
zoals het tegelijkertijd verbeteren of verslechteren (files) van de opties voor het
wegverkeer of het verminderen van dubbelingen tussen bus en spoor? Wordt dit losgekoppeld
van voor- en nadelen van decentrale lijnen?
De leden van de SP-fractie constateren dat de Staatssecretaris bij de onderzoeksopzet
de effecten van marktwerking op de arbeidsvoorwaarden heeft meegenomen. Deze leden
maken zich hierover al langere tijd zorgen en hopen dat met dit onderzoek een goed
beeld van de effecten wordt geschetst. Wel willen de leden van de SP-fractie weten
hoe er precies onderzocht gaat worden wat de effecten op de arbeidsvoorwaarden zijn.
Wordt alleen kwantitatief onderzoek gedaan, waarbij alleen naar loonontwikkeling of
collectieve arbeidsovereenkomst (cao) en arbeidsvoorwaarden wordt gekeken? Of is de
Staatssecretaris ook voornemens om kwalitatief onderzoek te doen, zodat de chauffeurs
op de werkvloer gehoord kunnen worden?
De leden van de SP-fractie willen verder weten hoe in het onderzoek wordt geborgd
dat er een onderscheid wordt aangebracht in de effecten die worden veroorzaakt door
enerzijds de specifieke modaliteit(en) zelf en anderzijds het effect van aanbesteden.
Kan de Staatssecretaris tevens ingaan op de wijze waarop de kosten van het überhaupt
aanbesteden worden meegenomen in het onderzoek? Deze leden denken daarbij bijvoorbeeld
aan de kosten van het oprichten van een ambtelijk orgaan bij de nieuw verantwoordelijke
overheidslaag of het inhuren van expertise op het gebied van aanbesteden. En in het
verlengde daarvan zijn de leden van de SP-fractie benieuwd naar de reeds gemaakte
overheidskosten van het decentraal aanbesteden van ov in de regio. De ervaringen uit
het verleden bieden wellicht geen garantie voor de toekomst, maar zijn wel een goede
indicator.
Exploitatie stations
De leden van de VVD-fractie vragen hoe het onderzoek naar de verschillende opties
voor het eigendom en de exploitatie van stations eruitziet. Op basis van welke vraag
of vragen wordt gewerkt? Op welke manier wordt hierover overlegd met belanghebbenden?
Welke partijen zijn hierbij betrokken, bijvoorbeeld de ACM?
Vervoerconcessie hoofdrailnet
De leden van de PVV-fractie vragen of de Staatssecretaris kan bevestigen dat zij breder
kijkt naar sturing- en sanctioneringsmechanismen dan alleen op basis van de huidige
resultaten van de midterm review (MTR) van de vervoerconcessie voor het hoofdrailnet
en, zo ja, welke stappen zij daartoe zet. Kan de Staatssecretaris daarbij tevens nagaan
of binnen haar eigen ministerie voldoende ervaring, kennis en kunde aanwezig zijn
om als een volwaardige gesprekspartner en contractbeheerder te opereren tegenover
de exploitant van het hoofdrailnet? Kan de Staatssecretaris nauwgezet toelichten hoe
de huidige concessievergoeding is bepaald en hoe verzekerd is dat aan deze eis uit
de PSO-verordening is voldaan? Hoe is verzekerd dat de waarde van de huidige hoofdrailnetconcessie
niet lager is dan NS eigenlijk zou moeten betalen? Kan de Staatssecretaris de onderliggende
berekening aan de Kamer toesturen, vragen de leden van de PVV-fractie. De waarde is
bij aanvang van de concessie bepaald, maar de concessie van NS is natuurlijk niet
statisch. Hoe is verzekerd dat de concessievergoeding die NS voldoet ten tijde van
de MTR nog steeds de juiste vergoeding bedraagt en wordt deze zo nodig aangepast als
de waarde per 2020 te laag blijkt?
Deze leden lezen dat de Staatssecretaris op pagina 4 van haar brief schrijft dat aanpassingen
van de hoofdrailnetconcessie de instemming vragen van zowel haarzelf als van NS. Dat
kan in de beleving van deze leden niet betekenen dat NS medezeggenschap heeft over
de vergoeding die zij voor de hoofdrailnetconcessie moet betalen. Dat is immers een
recht dat zij geniet doordat de Staat het haar toekent. Kan de Staatssecretaris expliciet
uitsluiten dat als de door NS betaalde vergoeding voor exploitatie van het hoofdrailnet
te laag blijkt of lager ligt dan marktconform, aanpassing van die vergoeding niet
afhankelijk is van de medewerking van NS?
De leden van de CDA-fractie lezen dat onderdeel van de MTR de 1-meting is van de gedecentraliseerde
stoptreindiensten in Limburg. De Staatssecretaris geeft hierbij aan dat de resultaten
van de evaluatie aanleiding kunnen geven tot aanpassingen van de bestaande concessie
voor de tweede helft van de concessieperiode (2020–2024). Zou de Staatssecretaris
nader kunnen toelichten op wat voor mogelijke aanpassingen van de concessie zij doelt?
En kan de Staatssecretaris nader toelichten op welke wijze zij uitvoering geeft aan
de motie-Amhaouch (Kamerstuk 34 914, nr. 15) om in samenspraak met de medeoverheden en kennisinstellingen verschillende opties
te onderzoeken waarmee gedurende de looptijd van een concessie gestuurd kan worden
op het continu verbeteren van de kwaliteit van de prestaties en opties om dat te borgen
in de vast te stellen concessies?
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.H. (Agnes) Mulder, voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat -
Mede ondertekenaar
J. Rijkers, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.