Lijst van vragen en antwoorden : Lijst van vragen en antwoorden over de update implementatie Sportakkoord
30 234 Toekomstig sportbeleid
Nr. 214
LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 14 mei 2019
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft een aantal vragen
voorgelegd aan de Minister voor Medische Zorg over de brief van 6 maart 2019 inzake
de update implementatie Sportakkoord (Kamerstuk 30 234, nr. 211).
De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 13 mei 2019. Vragen en antwoorden
zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie, Lodders
Adjunct-griffier van de commissie, Clemens
1
Bent u voornemens om de Kamer jaarlijks te informeren over de stand van zaken bij
de implementatie van het Nationaal Sportakkoord?
Ja. Ik zal de Kamer vanaf 2020 ieder jaar met het wetgevingsoverleg sport informeren.
2
Hoe, daarbij ook rekening houdend met het decentrale karakter, informeert u de Kamer
over de algemene realisatie van doelstellingen in de deelakkoorden, regionale akkoorden
en lokale akkoorden?
Voor het volgen van inspanningen en resultaten van de (afspraken van) het sportakkoord
is een plan gemaakt voor monitoring en evaluatie, dat zal worden uitgevoerd door de
preferente kennispartners; Mulier Instituut, RIVM, Kenniscentrum Sport. Daarbij zullen
zowel op landelijk niveau (kernindicatoren sport), op lokaal niveau (analyse lokale
akkoorden) en op instrumentniveau (bv: Community of Practice buurtsportcoaches) ontwikkelingen
worden gevolgd. Ik verwacht u medio 2020 over de eerste resultaten te kunnen infomeren.
3
Wat zijn de belangrijkste resultaten van de tweejaarlijkse bespreking van de voortgang
door VWS, VSG/VNG en NOC*NSF voor de Kamer? Op welke punten blijft de implementatie
achter bij de beoogde resultaten? Welke verbetermaatregelen zijn daartoe genomen?
Het is nu nog te vroeg om de resultaten van het sportakkoord te bespreken maar de
beoogde inspanningen zijn gerealiseerd.
Zo hebben alle gemeenten in maart een intentieverklaring ontvangen om budget aan te
vragen voor een sportformateur of uitvoeringsbudget indien zij al over een sportakkoord
beschikken.
Het programma «impuls versterken sportbonden» is begin dit jaar gestart en alle sportbonden
zijn geïnformeerd over de toekenning(en) die zij binnen dit programma ontvangen. Het
programma «uitvoering sportakkoord sportlijn» is uitgewerkt en staat op het punt om
ingediend te worden.
Wat betreft de nationale lijn is de innovatiecall rondom verduurzaming opengesteld,
evenals de challenge om buitenspelen te bevorderen. En ook is de sportraad met het
onderzoek naar «de governance en financiering van de sport» gestart.
4
Wat is de stand van zaken bij de implementatie van de door het kabinet naar voren
gebrachte aandachtspunten ten aanzien van de diversiteit in de samenstelling van sportbonden,
de ontwikkeling van open sportclubs en een laagdrempelige toegang tot sport voor kinderen?
Welke voortgang is er op deze drie ontwikkelpunten afzonderlijk geboekt?
– Het project «bevorderen van diversiteit in de sport» is gestart en beoogd te komen
tot een breed gedragen chapter diversiteit. Diversiteit is bovendien een element dat
versterkt verankerd wordt in de opleidingen voor bestuurders, evenals in de herziene
code Goed Sportbestuur.
– De inzet om clubs te ontwikkelen naar vitale en open sportclubs gaat onverminderd
door. Sportbonden en gemeenten plegen hier inspanningen op door andere procesbegeleiding
aan te bieden aan sportaanbieders.
– Om sport meer toegankelijk te maken voor kinderen is de samenwerking met het Jeugdfonds
Sport en Cultuur voortgezet en zijn de leeftijdsgrenzen opgerekt naar 0–18 jaar.
5
Klopt het dat de diversiteit in sportbonden, ondanks de beleidsinzet, nog weinig toeneemt?
Welke oorzaken liggen hieraan ten grondslag? Kunt u goede voorbeelden geven van bonden
waar de diversiteit toeneemt?
Dat klopt. De afgelopen 10 jaar zien we weinig verandering in diversiteit bij sportbonden.
Het is een weerbarstig maatschappelijk probleem dat zich ook in de sport voordoet.
Dit is ook de reden om in het Nationaal Sportakkoord dit thema te agenderen.
Het Mulier Instituut heeft in 2018 een onderzoek naar de samenstelling van kaderfuncties
op club- en bondsniveau gedaan. Hierin wordt geconcludeerd dat er sprake is van ondervertegenwoordiging
van onder meer vrouwen en mensen met niet westerse culturele achtergrond. Tegelijkertijd
concludeert het Instituut dat bonden aandacht hebben binnen hun beleid voor het thema
diversiteit.
Goede voorbeelden van sportbonden waar de diversiteit op het gebied van gender positief
is ten opzichte van andere bonden zijn de Gymnastiekunie, Hockeybond en de Kegelbond.
Het Mulier Instituut zal de sociale diversiteit naar verschillende sociale statusposities
in kaderfuncties op diverse niveaus binnen de sport de komende jaren blijven monitoren.
6
Op welke wijze hebben VWS, VSG en NOC*NSF zich sinds het sluiten van het Nationale
Sportakkoord ingespannen om diversiteit in de sport te vergroten? Kunt u dat afzonderlijk
aangeven voor de diversiteit binnen de sporterspopulatie, het bestuurlijk kader, het
technisch kader en het arbitrerend kader?
Er zijn een aantal zaken in gang gezet om de diversiteit in de sport te vergroten.
– NOC*NSF is in het kader van het Sportakkoord met sportbonden aan het verkennen of
een charter diversiteit haalbaar is. Dit is met name gericht op de sportbesturen,
het technisch kader en het arbitrerend kader.
– Zowel sportbonden als gemeenten bieden procesbegeleiding en bestuurscoaching aan bij
sportclubs. Hierin wordt het thema diversiteit van vrijwilligers (besturen, trainers,
arbitrerend kader) meegenomen.
– Oog voor diversiteit binnen alle geledingen van de sport is één van de onderdelen
die beoogd is om toegevoegd te worden in de herziene code Goed Sportbestuur.
– 9 partijen hebben zich verenigd (waaronder Ouderenfonds en MEE Nederland) om uitvoering
te geven aan de ambitie inclusief sporten en bewegen.
Deze partijen zetten zich in om de diversiteit in de sporterspopulatie te bevorderen
door hun doelgroep te informeren over mogelijkheden en de regelingen die er voor hen
zijn om te kunnen sporten en bewegen. Het gaat daarbij om ouderen, mensen met een
beperking, mensen die leven in een armoedesituatie en om mensen die zich minder welkom
voelen omdat ze een andere culturele of seksuele achtergrond hebben.
7
Hoeveel lokale sportakkoorden zijn er gesloten? Kan een overzicht gegeven worden van
alle lokale sportakkoorden die tot nog toe gesloten zijn en/of waar men nu mee bezig
is?
Er is door 18 gemeenten uitvoeringsbudget aangevraagd om het lokale sportakkoord uitvoering
te kunnen geven. Daarnaast hebben 155 gemeenten middelen aangevraagd die beschikbaar
zijn om sportformateurs aan te stellen voor het sluiten van lokale sportakkoorden.
8
Hoeveel lokale coalities hebben een sportformateur aangesteld?
Zie vraag 7.
9
Op welke wijze worden de resultaten van de € 10 miljoen per jaar die lokale coalities
kunnen gebruiken voor de uitvoering van het sportakkoord gemonitord?
Het is verplicht om een lokaal sportakkoord af te sluiten om aanspraak te kunnen maken
op het uitvoeringsbudget. Naast de uitvoering van de monitoring en evaluatie van het
sportakkoord op landelijk niveau, wordt de inzet op lokaal niveau in kaart gebracht
door onder andere de VSG. Voor het wetgevingsoverleg sport in 2020 zal ik uw Kamer
over de inzet van de € 10 miljoen informeren.
10
Welk deel van de € 10 miljoen voor nationale projecten is inmiddels ingezet?
Van de € 10 miljoen voor nationale projecten is inmiddels circa € 2,5 miljoen ingezet.
Het gaat daarbij onder andere om een call om een duurzame sport-infrastructuur te
realiseren, budget dat verstrekt is aan projecten zoals de koningspelen en het programma
gezonde school en een challenge om buitenspelen te bevorderen.
Daarnaast zijn over alle vijf deelakkoorden projecten opgestart die leiden tot bestedingen
in de loop van 2019. Daaronder zijn een aantal challenges (zoals de challenge rondom
vrijwilligers), subsidies die verstrekt gaan worden (bijvoorbeeld aan de VSG ten behoeve
de ondersteuning van gemeenten bij het sluiten van lokale sportakkoorden) en opdrachten
(rondom het bevorderen van buitenspelen) die worden uitgezet. De besteding van de
middelen zal in de loop van 2019 zijn volledige beslag krijgen.
11
Op welke wijze wordt gemonitord en getoetst dat de kwaliteit en kwantiteit van het
vrijwillig kader door middel van de sportlijn verbetert?
Er zal een integrale monitoring van het Sportakkoord plaatsvinden. Hierin wordt ook
de kwaliteit en kwantiteit van het vrijwillig kader meegenomen.
Daarbij wordt onder meer gekeken naar het aantal deelnemers in de kaderopleidingen
en worden clubs bevraagd over aantallen en de kwaliteit van het kader.
12
Wanneer ontvangt de Kamer de inventarisatie van het beleid van sportbonden rondom
zwangerschap en topsport?
NOC*NSF is op mijn verzoek in gesprek gegaan met de werkgroep Athlete Services waaraan
verschillende technisch directeuren, NLSporter en de Atletencommissie deelnemen. Hierin
werd breed onderstreept dat er in de situatie dat een topsporter zwanger is altijd
vanuit maatwerk wordt gekeken hoe deze sporter het beste ondersteund kan worden. Wat
hierbij meespeelt is dat het in de topsport draait om de uiteindelijke prestaties.
Zwangerschap en de fitheid die een sporter nodig heeft om op wereldtopniveau te kunnen
presteren, blijkt een uitdagende combinatie. Om deze reden kunnen er nooit garanties
gegeven worden dat een topsporter die zwanger is (geweest), op wereldniveau terug
kan keren. Als dit wel mogelijk is, is de ervaring van de werkgroep dat de topsporters
hierin goed ondersteund worden.
Daarnaast hebben topsporters, zoals elke werknemer in Nederland, recht op zwangerschap-
en bevallingsverlof en kunnen ze indien nodig gebruik maken van de reguliere sociale
werknemersverzekeringen.
13
Zijn bij de inventarisatie van beleid rondom zwangerschappen ook belemmeringen geïnventariseerd
die de terugkeer in de topsport op dit moment juist nog niet of minder gewenst of
juist niet of minder aantrekkelijk maken?
Zwangerschap heeft, in meer of minder mate, impact op het fysieke gestel van iedere
vrouw. En zo ook als zij topsporter zijn. De korte en lange termijneffecten hiervan
verschillen per individu. Fysieke belemmeringen van zwangerschap hebben op topsporters
extra effect bij het uitoefenen van hun beroep omdat zij afhankelijk zijn van hun
fysieke gestel om mee te kunnen doen aan de wereldtop. Deze belemmeringen en risico’s
kunnen niet geheel weggenomen worden. Het is de ervaring van de werkgroep Athlete
Services dat topsporters momenteel goed begeleid worden op het moment dat zij een
reële ambitie hebben om terug te keren op topniveau.
14
Wat zijn de resultaten van de eerste maanden van betere voorlichting over zwangerschap
en topsport door NOC-NSF?
De mogelijkheden in ondersteuning bij zwangerschap zijn de afgelopen maanden actief
gecommuniceerd via de nieuwsbrief aan topsporters, op de website van NOC*NSF en in
gesprek met sporters. Ook aan de bonden is hier actief communicatie over geweest.
Deze voorlichting zal onderdeel blijven uitmaken van de reguliere informatievoorziening
van NOC*NSF richting sporters. Het effect van deze specifieke voorlichting wordt niet
in kaart gebracht.
15
Wat is de stand van zaken ten aanzien van de ratificatie van de in 2014 door de Raad
van Europa goedgekeurde conventie inzake de manipulatie van sportwedstrijden?
Nederland heeft actief deelgenomen aan onderhandelingen in de Raad van Europa om te
komen tot de conventie. Ratificatie van de conventie is echter niet mogelijk aangezien
niet alle lidstaten in de EU overeenstemming hebben bereikt. Nederland werkt echter
al enige tijd conform de belangrijkste onderdelen van de conventie. Zo is in Nederland
een Nationaal Platform Matchfixing ingesteld en worden effectieve werkwijzen en signalen
uitgewisseld met Nationaal Platforms uit andere lidstaten.
16
Wat waren de belangrijkste lessen van het EU Sportforum 2019 voor het Nederlands en
Europees sportbeleid?
Op het EU Sportforum in Boekarest zijn dit jaar uiteenlopende thema’s besproken. Het
bespreken van deze thema’s met vertegenwoordigers van andere lidstaten, sportbonden
en andere betrokken organisaties is van toegevoegde bij het opstellen van toekomstig
beleid. Uit deze editie van het Sportforum neem ik in elk geval mee dat goed gekeken
moet worden naar de manier waarop atleten worden betrokken bij het ontwikkelen van
beleid, dat sportorganisaties open zouden moeten staan voor techniek en innovatie
en dat rechtspraak in de sport transparanter en toegankelijker kan.
17
Kunnen er voorbeelden gegeven worden van lokale sportakkoorden waarbij een verbinding
gemaakt wordt met lokale akkoorden die vanuit het Nationaal Preventieakkoord worden
opgesteld?
Dat kan op dit moment nog niet omdat gemeenten nu starten met de ontwikkeling van
een lokaal sport- en/of preventieakkoord. Het maken van verbinding met het Nationaal
Preventieakkoord op lokaal niveau moedigen we actief aan in alle communicatie-uitingen
die de sportformateurs en de gemeenten ontvangen.
18
Hoeveel gemeenten zijn van plan mee te doen met de lokale implementatie?
155 gemeenten hebben een sportformateur aangevraagd. Er zijn 18 gemeenten die uitvoeringsbudget
hebben aangevraagd. Dit najaar kunnen gemeenten opnieuw intekenen. De VSG verwacht
dat een groot deel van de gemeenten die nu nog niet meedoen, in het najaar gaan starten.
19
Als alle gemeenten meedoen, is er dan voldoende budget?
Ja. Bij de allocatie van het budget, is er vanuit gegaan dat alle gemeenten meedoen.
20
Is er een strategie om gemeenten die niet meedoen alsnog te betrekken, en zo ja, hoe?
De strategische partners NOC*NSF, VSG en VWS maken zich sterk maken om deelname te
bevorderen. Deze inspanning is opgenomen in de uitvoeringsplan van de VSG. Ook NOC*NSF
en de bonden moedigen sportclubs aan om in de eigen gemeenten kenbaar te maken een
sportakkoord te willen sluiten. De strategische partners vervullen hierbij een bemiddelende
rol vervullen.
21
Op welke punten moet het Nationaal Sportakkoord verder versterkt worden?
Ik verwacht hier tijdens het WGO 2020 inzicht in te kunnen geven op basis van de eerste
ervaringen met lokale akkoorden en de projecten die lopen binnen de sportlijn. In
ieder geval zal deelakkoord 6, dat momenteel in ontwikkeling is, in 2019 aan het Nationaal
Sportakkoord toegevoegd gaan worden.
22
Wie wordt de sportformateur?
De gemeente is vrij om te kiezen voor een sportformateur die past bij de lokale situatie.
Er is een profiel opgesteld voor de vereisten waaraan een sportformateur moet voldoen.
Denk hierbij aan een ervaren procesbegeleider, kennis van de sportsector en kennis
van de lokale verhoudingen.
Een sportformateur kan uit de lokale omgeving komen, maar als deze niet beschikbaar
is, helpt de VSG bij het zoeken naar een geschikte kandidaat.
23
Is de decentralisatie-uitkering geoormerkt voor het sportakkoord?
Ja.
24
Welke sportbonden zijn betrokken bij de impuls op nationaal niveau?
De subsidieverlening «Versterken sportbonden» is opengesteld voor alle sportbonden
en kent drie programmalijnen. De eerste is erop gericht om tot een shared service
center te komen om bonden administratief te ontlasten. Op dit moment worden de afrondende
gesprekken hierover gevoerd en is de verwachting dat 8–12 bonden hierin gaan participeren.
De tweede lijn is erop gericht om bonden en hun medewerkers strategisch te versterken.
Aan deze lijn doen 20 bonden mee. Lijn drie is erop gericht om transitieplannen te
vertalen naar nieuwe dienstverlening. Binnen deze programmalijn zijn 10 aanvragen
van consortia van bonden gehonoreerd. In totaal zijn in deze consortia 24 bonden betrokken.
25
Welke concrete maatregelen worden er ondernomen om de kwantiteit van het (vrijwillig)
kader te laten stijgen? Zijn hier concrete doelstellingen voor geformuleerd?
Vanuit de sportlijn is de doelstelling om 100.000 kaderleden en vrijwilligers (trainers,
coaches en bestuurders) te versterken met diverse (online en offline) opleidingsmogelijkheden.
Daarnaast leveren de ondersteuningstrajecten richting sportclubs een bijdrage aan
de kwaliteit en kwantiteit van het vrijwillig kader en het gevoerde vrijwilligersbeleid.
26
Hoeveel sportformateurs moeten er aangesteld kunnen worden met de beschikbaar gestelde
middelen van € 1,5 miljoen?
Het budget is toereikend om iedere gemeente aanspraak te kunnen laten maken op sportformateur.
27
Welk budget kan een gemeente aanvragen voor het aanstellen van een sportformateur?
Is dit op basis van cofinanciering door de gemeente?
Per gemeente is € 15.000 beschikbaar. Cofinanciering is hierbij niet vereist maar
wel denkbaar wanneer het beschikbaar gestelde bedrag ontoereikend is voor het proces
dat de lokale coalitie doorloopt.
28
Is er voldoende budget om in alle gemeenten een sportformateur aan te stellen? Of
is het de bedoeling dat sportformateurs regionaal werken? Zo ja, betekent dit dat
regionale samenwerking een voorwaarde is voor het aanvragen van budget voor een sportformateur?
Er is voldoende budget beschikbaar om een sportformateur in iedere gemeente aan te
stellen. Sportformateurs kunnen zowel lokaal als regionaal werken. In dat laatste
geval kunnen gemeenten hun budget voor de sportformateur desgewenst bundelen. Regionale
samenwerking is geen voorwaarden voor het aanvragen van budget voor een sportformateur.
29
Vanuit welke achtergrond worden sportformateurs aangesteld? Kan dit bijvoorbeeld een
gemeenteambtenaar zijn, of moet dit iemand met een onafhankelijke positie zijn?
De gemeente is vrij om te kiezen voor een sportformateur die past bij de lokale situatie.
Er is een profiel opgesteld voor de vereisten waaraan een sportformateur moet voldoen.
In dat profiel wordt de gewenste onafhankelijkheid van de sportformateur benoemd.
De VSG organiseert daarnaast informatie-bijeenkomsten voor sportformateurs en treedt
op basis daarvan met een gemeenten in gesprek wanneer zij van mening is dat de keuze
voor een specifieke formateur het proces en/of resultaat van een lokaal sportakkoord
bedreigt.
30
Kan een gemeente alleen budget voor een sportformateur aanvragen als er nog geen lokaal/regionaal
sportakkoord is gesloten? Of kan een sportformateur ook ingeschakeld worden voor de
uitvoering van een lokaal/regionaal sportakkoord?
Er kan alleen budget worden aangevraagd voor het sluiten van een lokaal/regionaal
sportakkoord. Voor de uitvoering van een lokaal/regionaal sportakkoord kan uitvoeringsbudget
worden aangevraagd. De lokale coalitie bepaalt samen waaraan het uitvoeringsbudget
besteed wordt en of er nog een rol is weggelegd in de uitvoering voor de formateur.
31
Kan een gemeente (een deel van) het budget voor een sportformateur doorschuiven naar
het uitvoeringsbudget van een lokaal/regionaal sportakkoord?
Ja, mocht de gemeente middelen overhouden na aanstelling van een sportformateur, kan
dit gebruikt worden voor uitvoering van de ambities van het sportakkoord.
32
Bestaat de experimenteerruimte voor regio’s en gemeenten waar al een akkoord gesloten
is alleen uit het beschikbaar stellen van middelen ter ondersteuning van die akkoorden?
Gemeenten die al over een sportakkoord beschikken, kunnen uitvoeringsbudget aanvragen
om hun ambities op het gebied van sport en bewegen uitvoering te geven. Daarbij kunnen
zij in overleg treden met VWS, VSG en/of NOC*NSF over pilots die zij willen opstarten
binnen de experimenteerruimte. Op dit moment is er nog geen dergelijk verzoek gedaan.
33
Op welke wijze is invulling gegeven aan de motie Bruins Slot c.s. (Kamerstuk 35 000 XVI, nr. 97) op het punt dat regio’s om experimenteerruimte vragen om af te kunnen wijken van
wettelijke regelingen, zodat bijvoorbeeld verwijzing naar leefstijlinterventies via
sport en beweging bij sportaanbieders mogelijk wordt?
Zie vraag 32.
34
Waarom kiest u voor een decentralisatie-uitkering om de € 1,5 miljoen voor een sportformateur
aan gemeenten beschikbaar te stellen? Op welke wijze kunt u zo controleren dat de
gemeenten de € 1,5 miljoen ook daadwerkelijk aan sportformateurs hebben uitgegeven?
Vooraf tekenen de gemeenten een intentieverklaring om in aanmerking te komen voor
het budget om een sportformateur aan te stellen. Deze intentieverklaring wordt ondertekend
door de gemeente en door drie sport- en beweegaanbieders. Hierin verklaren de deelnemende
partijen dat het budget ingezet wordt om een sportformateur aan te stellen die voldoet
aan het beschreven profiel, deze sportformateur deelneemt aan de informatiebijeenkomsten
en dat partijen zich inspannen om te komen tot een lokaal/regionaal akkoord waar de
ambities uit het Nationaal Sportakkoord als leidraad worden genomen.
35
In welke vorm (subsidie, decentralisatie-uitkering etc.) wordt de € 10 miljoen verstrekt
om lokale coalities te ondersteunen bij het uitvoeren van hun lokale sportakkoord?
Via een decentralisatie-uitkering.
36
Wat verstaat u onder het investeren in het versterken van de «sportlijn»? Op welke
wijze wordt dit geld verstrekt?
De gezamenlijke sport (sportbonden, NOC*NSF en ondernemende sportaanbieders, vertegenwoordigd
door NLActief) hebben een plan uitgewerkt hoe zij sportclubs en hun trainers, coaches,
instructeurs, bestuurders en ondernemers gaat versterken. Daarbij wordt aangesloten
bij de lokale sportakkoorden. De sport stelt voor iedere gemeente een Adviseurs Lokale
Sport aan. Deze adviseur heeft de taak om de lokale sportaanbieders te versterken
en te verenigen om zodoende als gelijkwaardig gesprekspartner en met een gedragen
agenda in gesprek te treden over het lokale sportakkoord. De adviseur brengt daarbij
in beeld welke ondersteuning clubs nodig hebben om hun rol in de uitvoering van het
lokale sportakkoord te kunnen vervullen. Op basis van die inventarisatie levert de
sport de benodigde ondersteuning aan de lokale sportclubs.
Voor de uitvoering van de «sportlijn» zal een subsidie worden verleend aan NOC*NSF.
37
Om wat voor nationale projecten gaat het en hoe wordt de € 10 miljoen verstrekt?
De nationalen projecten zijn er enerzijds op gericht om doorbraken in vraagstukken
of gedrag te realiseren middels challenges en campagnes. Het gaat hierbij om vraagstukken
als het verhogen van de bezettingsgraad van sportaccommodaties en een campagne ter
bevordering van inclusief sporten & bewegen.
Anderzijds gaat het hier om projecten met betrekking tot kennisdeling, borging en
validatie zoals het congres rondom de nieuwe beweegrichtlijnen en het valideren van
bestaande motorische testen.
38
Zijn de middelen die beschikbaar komen via de Regeling specifieke uitkering stimulering
sport (SPUK) en de Subsidieregeling stimulering bouw en onderhoud sportaccommodaties
(BOSA) voldoende om de aanvragen mee te dekken?
Momenteel is er voor ruim 44 miljoen euro aan aanvragen in de BOSA in behandeling.
Na een piek in aanvragen in de eerste week van januari is het aantal aanvragen daarna
gestagneerd. Wanneer het huidige tempo van de aanvragen zich voortzet is de verwachting
dat de middelen in de BOSA voldoende zijn.
In overleg met de gemeenten is afgesproken dat de gemeenten de aanvraag voor de SPUK
voor 1 juni in kunnen dienen. Deze termijn is recent verlengd om verzoek van de VNG
en VSG. Het is nog niet mogelijk om een uitspraak te doen over de mate van uitputting
van de SPUK.
39
Wanneer wordt de Kamer geïnformeerd over de stand van zaken met betrekking tot de
uitkering SPUK en de BOSA regeling?
Zoals in antwoord op de vorige vraag vermeld is er momenteel voor ruim 44 miljoen
aan aanvragen in behandeling. Wekelijks wordt hierover een update gegeven op de website
van DUS-I; https://www.dus-i.nl/subsidies/stimulering-bouw-en-onderhoud-sportaccom…
Met betrekking tot de SPUK, zal de Kamer uiterlijk tijdens het AO Sport van 12 juni
hierover geïnformeerd worden.
40
Welke specifieke resultaten kunnen worden verwacht met de inzet van de € 10 miljoen
om lokale coalities te ondersteunen bij de uitvoering van hun lokale sportakkoord?
De lokale coalities kunnen, nadat zij een lokaal sportakkoord hebben afgesloten, werkbudgetten
ontvangen om hen te ondersteunen bij het uitvoeren van het lokale sportakkoord. Er
is op dit moment nog geen beeld waar zij deze middelen aan zullen besteden. Middels
de monitoring van de lokale sportakkoorden wordt inzichtelijk hoe het uitvoeringsbudget
gericht wordt en welke resultaten worden geboekt. De Kamer ontvangt jaarlijks de monitor
sportakkoord voorafgaand aan het WGO Sport 2020.
41
Hoeveel geld maakt u precies vrij om de motorische achteruitgang van kinderen aan
te pakken binnen en buiten de school?
Doel van de implementatiestrategie is om met vereende krachten en gebundelde budgetten
de motorische achteruitgang van kinderen te keren. Door de gekozen implementatiestrategie
is op dit moment niet te zeggen hoeveel geld exact wordt ingezet op de motorische
achteruitgang van kinderen. In lokale akkoorden die momenteel ontwikkeld worden, worden
hier afspraken over gemaakt. Daarbij zijn mogelijkerwijs ook het onderwijs, de kinderopvang
en de GGD bij betrokken zijn. Via de monitoring van het Sportakkoord is vanaf 2020
inzichtelijk welke afspraken lokale partijen rondom dit thema gemaakt hebben.
42
Binnen welke sportbonden worden de middelen voor «vitale sport- en beweegaanbieders»
en «positieve sportcultuur» ingezet?
De middelen voor «vitale sport- en beweegaanbieders» en een «positieve sportcultuur»
worden door de bonden in gezamenlijkheid benut. Met dit budget wordt onder andere
ingezet op een sportbrede aanpak in het versterken van alle sportspecifieke sportaanbieders.
Ook wordt budget benut om (online) sportbrede kaderopleidingen voor alle takken van
sport te ontsluiten. Tot slot worden sportbonden in de gelegenheid gesteld om op het
gebied van «positieve sportcultuur» aanpassingen in spelregels door te voeren en gedragsregels
actief bij hun clubs te promoten.
43
Welke middelen worden ingezet voor het versterken van het amateurvrouwenvoetbal?
Er worden geen middelen specifiek ingezet voor het versterken van het amateurvoetbal
voor vrouwen of voor andere takken van sport. Wel kan de KNVB ervoor kiezen om een
aanvraag te doen binnen het programma «Versterken Sportbonden» (zie vraag 24) of binnen
het programma «Uitvoering sportakkoord» van de sportlijn (zie vraag 42) om specifiek
haar clubs te ondersteunen in het vrouwenvoetbal.
44
Wordt de € 6 miljoen vanuit de motie Rudmer Heerema c.s. (Kamerstuk 35 000 XVI, nr. 94) beschikbaar gesteld voor de vijf onderwerpen waar sportverenigingen tegen aanlopen,
namelijk: kwalitatief goed bestuur, goed opgeleide trainers, voldoende vrijwilligers,
financiële degelijkheid en kunnen omgaan met de steeds professioneler wordende omgeving
van wet- en regelgeving, en niet alleen voor de drie onderwerpen die in uw brief worden
genoemd?
Sportclubs worden vraaggericht begeleid en ondersteund. De specifieke behoefte van
de sportclub is hierbij leidend voor de manier waarop clubs worden ondersteund. Er
wordt gekeken wel procesbegeleidingstraject het meest passend is, welke (online) opleidingsmogelijkheden
het meest effectief zijn en welk aanbod aansluit bij de behoeften van de sportclub
en haar kaderleden. Dat kan op alle genoemde vijf onderwerpen zijn.
45
Betreft de beweegrichtlijn voor 0–4 jarigen het definiëren van een aantal minuten
per week of moet er gedacht worden aan programma’s zoals bijvoorbeeld het Nijntje
beweegdiploma van de Koninklijke Nederlandse Gymnastiek Unie (KNGU)?
Het betreft een beweegrichtlijn die zowel het aantal minuten als de kwaliteit van
bewegen voor 0–4 jarigen gaat definiëren. Met een aantal (onderzoeks)partijen en betrokkenen
rond deze doelgroep wordt momenteel verkend wat er is aan data en welk aanvullend
onderzoek nodig is om tot een breed, wetenschappelijk gedragen richtlijn – zoals we
die ook voor de 4–100 jarigen kennen- te komen vanuit de Gezondheidsraad. De uitkomsten
hiervan kunnen benut worden door de KNGU en andere bonden om hun aanbod voor deze
doelgroep te optimaliseren.
46
Doet 10% van de bevolking aan vrijwilligerswerk in de sport of in het algemeen? En
indien dat laatste het geval is, hoeveel procent doet dan vrijwilligerswerk in de
sport?
47,6 procent van de Nederlanders (15 jaar en ouder) doet aan vrijwilligerswerk. 14
procent van de Nederlanders (15 jaar en ouder) doet aan vrijwilligerswerk in de sport.
Daarmee heeft de sport het meeste vrijwilligers, gevolgd door school (10 procent)
en verzorging (9 procent).
47
Op welke wijze wordt de motorische achteruitgang van jeugd aangepakt binnen en buiten
school?
De aanpak om de motorische vaardigheid van kinderen te verbeteren zal vanuit verschillende
domeinen moeten worden aangepakt: thuis, op school, in de buurt en op de sportvereniging.
Daarom wordt de sportformateur gevraagd om ook het onderwijs en de kinderopvang te
betrekken bij de totstandkoming van een lokaal sportakkoord. De sport zet daarnaast
in op multisport programma’s die scholen, kinderopvang maar ook sportclubs kunnen
aanbieden om kinderen breed motorisch te scholen. Tot slot worden nadrukkelijk ook
de buurtsportcoaches ingezet om de motorische vaardigheid van kinderen binnen en buiten
de school te verbeteren.
48
Hoeveel procent van de buurtsportcoaches is als docent lichamelijke opvoeding aan
het werk in het primair onderwijs?
Zoals vermeld in de Sport Bewegen in de Buurt Monitor 2017 is, volgens schoolleiders,
op 46% van de basisscholen een buurtsportcoach actief. Op een meerderheid van deze
scholen is de buurtsportcoach bij het bewegingsonderwijs betrokken. Omgerekend betekent
dit dat op circa 25% van alle basisscholen een buurtsportcoach bij het bewegingsonderwijs
betrokken is.
49
Welke communicatiekanalen gebruiken ouderen overwegend volgens u?
Ouderen gebruiken volgens het Kenniscentrum sport voor de kanalen:
– vrienden, familie en buurtgenoten
– zorgverleners, vrijwilligers of sleutelfiguren in een wijk (waaronder de buurtsportcoach)
– post
– lokale media
50
Wanneer verwacht u dat de samenwerkingsprotocollen die de Dopingautoriteit afsluit
met de IGJ, de Douane, de NVWA en met de politie, het OM, de FIOD en de NVWA-IOD gereed
zijn?
Er door bovenstaande partijen gewerkt aan een viertal protocollen. De betrokken partijen
moeten het volledig eens zijn voordat kan worden overgegaan tot ondertekening en publicatie.
Ik volg het proces nauwgezet en partijen streven er naar om alle vier de protocollen
voor het AO sport van 12 juni aanstaande ondertekend en gepubliceerd te hebben.
51
Zijn er sportevenementen die binnen de ambitie van de sportwereld liggen die niet
georganiseerd kunnen worden omdat er onvoldoende middelen beschikbaar zijn vanuit
het kader sportevenementen?
Alle subsidieaanvragen die bij het ministerie binnen zijn gekomen en voldoen aan de
criteria, hebben tot nu toe gehonoreerd kunnen worden. Door het beleidskader is het
duidelijk wat de mogelijkheden zijn en wat de maximale bijdrage van de rijksoverheid
kan zijn. Daar worden de daadwerkelijke plannen op afgestemd. Daarnaast zijn er sportevenementen
die binnen de ambitie van de sportwereld liggen die momenteel niet georganiseerd kunnen
worden omdat zij niet voldoen aan de criteria van het beleidskader sportevenementen.
Het gaat hierbij bijvoorbeeld om jaarlijks terugkerende sportevenementen.
52
Kan de lijst met sportevenementen die de komende vijf jaar mede gefinancierd worden
vanuit het sportevenementenkader naar de Kamer gestuurd worden?
Op dit moment zijn de volgende subsidies vanuit het beleidskader toegekend:
2019
– WK 3x3 Basketbal (€ 937.720,–)
– WK (Para) Handboogschieten (€ 1.738.587,–)
– Motorcross of Nations (€ 902.375,–)
– EK Hippisch (€ 1.935.000,–)
– EK Volleybal (mannen) (€ 911.766,–)
– WK Para Wielrennen op de weg (€ 250.000,–)
– WK Para Baanwielrennen (€ 250.000,–)
– World Cup Roeien (€ 180.000,–)
– EK Rolstoelbasketbal dames (€ 131.289,–)
– EK Short Track (€ 250.000,–)
2020
– Europees Kampioenschap voetbal (mannen)/ Euro 2020 (€ 2.500.000,–)
– Gran Salida Vuelta (€ 2.500.000,–)
Daarnaast zijn er diverse concrete subsidieaanvragen in voorbereiding dan wel in behandeling
zoals Invictus Games 2020, WK BMX 2021, WK Zeilen 2022 en WK volleybal dames 2022.
53
Is er beleid vanuit VWS om onterecht van dopingmisbruik beschuldigde topsporters,
zoals zwemster Kira Toussaint, te ondersteunen? Hoe ziet deze (financiële) ondersteuning
eruit?
Dit onderwerp heeft mijn aandacht. Zoals ik ook in mijn brief van 4 juli 2018 «Maatregelen
ter versterking van het antidopingbeleid» (Kamerstuk 34 543, nr. 17) heb geschreven, vind ik het zorgelijk dat in de dopingtuchtrechtspraak geregeld
te zien is dat sporters zich niet laten bijstaan door een advocaat of jurist, of dat
de juridische ondersteuning niet ter zake kundig is. Dat vind ik zorgelijk omdat ik
het belangrijk vind dat de rechten van sporters optimaal gewaarborgd zijn. Ik meldde
u in de voornoemde brief dat het mijn doel is dat er in 2021 geen barrières zijn waardoor
een verdachte sporter niet zou kunnen beschikken over een kundige juridische ondersteuning.
Ik ben in gesprek met NOC*NSF over hoe de sportbonden dit kunnen realiseren. Er wordt
door NOC*NSF nagedacht over hoe er financiële ondersteuning beschikbaar kan zijn voor
sporters wanneer zij in een kostbare dopingzaak verwikkeld raken. Ik verwacht daar
binnenkort meer over te kunnen rapporteren.
54
Wat doet het UNESCO Fonds ter Bestrijding van Doping? Welke concrete maatregelen/acties
worden genomen met de implementatie van de Internationale Conventie tegen Doping in
de Sport?
Het Fonds is bedoeld om de landen die partij zijn van de Internationale Conventie
tegen Doping in de Sport te ondersteunen bij het implementeren van hun verplichtingen
onder de Conventie. Het Fonds is in 2008 opgezet omdat werd erkend dat effectieve
antidopingprogramma’s niet op een uniforme manier werden geïmplementeerd. Belangrijke
reden hiervoor was dat sommige landen de middelen ontbeerden om te investeren in het
ontwikkelen van deze programma’s. Ik ondersteun dit doel omdat ik vind dat er, als
het over de aanpak van doping in de sport gaat, sprake moet zijn van een gelijk speelveld.
Het Fonds kent drie prioriteitsgebieden: voorlichting, beleidsadvies en capacity-building.
Sinds de oprichting van het Fonds zijn 218 projecten wereldwijd gehonoreerd, voornamelijk
aan aanvragers uit Afrika, Latijns-Amerika en de Caribische regio. Het Fonds is daarmee
een belangrijk instrument voor landen die moeite hebben om hun verplichtingen na te
komen. Door gehoor te geven aan de oproep voor een vrijwillige donatie ondersteunt
Nederland de implementatie van de Conventie, en dragen we bij aan het gelijke speelveld
voor sporters.
55
Op welke wijze zet u zich in voor meer beweegvriendelijke openbare ruimte en meer
speelplekken voor kinderen? Welke concrete doelstelling heeft u hierbij?
Wanneer het gaat om het inrichten van de openbare ruimte zijn organisaties als gemeenten,
provincies en natuurorganisaties de partijen die de ruimte indelen. Ik wil hen stimuleren
om dit op een zo beweegvriendelijk mogelijke manier te doen. Dit doe ik op drie manieren.
Ten eerste is het belangrijk dat het onderwerp op de agenda staat bij de organisaties
die gaan over de openbare ruimte. Hiertoe informeer ik deze organisaties, samen met
bijvoorbeeld de VSG, de VNG en kennisplatform CROW. Ten tweede voorzien we deze organisaties
van een overzicht van maatregelen die de beweegvriendelijkheid van de openbare ruimte
bevorderen. En ten slotte zetten we erop in dat plekken als schoolpleinen, sportaccommodaties
en speeltuinen beweegvriendelijk en openbaar toegankelijk zijn.
Er bestaan op dit moment op landelijk niveau geen absolute data over hoe beweegvriendelijk
de omgeving is. Ik heb het Mulier Instituut opdracht gegeven om hun kernindicator
beweegvriendelijke omgeving door te ontwikkelen naar een instrument waarmee ook de
absolute beweegvriendelijkheid van de omgeving te meten is.
56
Wat staat er op de agenda van het EU Sportforum van 8 en 9 april 2019?
Op de agenda van het EU Sportforum dat op 8 en 9 april 2019 plaatsvond in Boekarest
stonden sessies over zeer uiteenlopende onderwerpen, zoals; doping, atletenvertegenwoordiging,
bijdrage van scholen aan een gezonde leefstijl, de rol van sport federaties, hoe aantrekkelijk
Europa is voor grote sportevenementen, de bescherming van rechten in de sport, de
financiering van breedtesport, rechtspraak in de sport, de uitdagingen van minder
bekende sporten en de sportparticipatie van Europeanen in de toekomst. Voor meer informatie
over de thema’s en de sprekers verwijs ik u naar de website van de Europese Commissie.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.J.H. Lodders, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
H.C.R.M. Clemens, adjunct-griffier