Verslag (initiatief)wetsvoorstel (nader) : Nader verslag
35 092 Wijziging van de Wet windenergie op zee (ondersteunen opgave windenergie op zee)
Nr. 7 NADER VERSLAG
Vastgesteld 26 april 2019
De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft na kennisneming van de
nota naar aanleiding van het verslag nog behoefte nadere vragen en opmerkingen aan
de regering voor te leggen.
Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende
zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van dit wetsvoorstel
voldoende voorbereid.
ALGEMEEN
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de nota naar
aanleiding van het verslag van het voorliggende wetsvoorstel. Hierover hebben deze
leden nog enkele vragen.
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de nota naar aanleiding van het
verslag van het voorliggende wetsvoorstel. Hierover hebben deze leden nog enkele vragen.
De leden van de D66-fractie bedanken de regering voor de nota naar aanleiding van
het verslag. Zij hebben nog enkele nadere vragen.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van de nota naar aanleiding
van het verslag van het voorliggende wetsvoorstel. Zij hebben hier nog enkele vervolgvragen
over.
De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de nota naar
aanleiding van het verslag van het voorliggende wetsvoorstel.
1. Aanleiding en doel wetsvoorstel
De leden van de VVD-fractie merken op dat de regering aangeeft dat een vertraging
van de behandeling van dit wetsvoorstel betekent dat voordelen, te weten de zekerheid
van het bouwen van het windpark, pas later kunnen worden toegepast. Kan de regering
aangeven in hoeverre dit wetsvoorstel voorziet in het inbouwen van zekerheden rondom
de bouw van windparken ten opzichte van het systeem van Contract for Difference (CfD)?
Deze leden merken op dat de regering in zijn beantwoording daarnaast aangeeft dat
een belangrijk uitgangspunt van het wetsvoorstel is dat de doelstellingen voor uitrol
van windenergie op zee gehaald worden tegen zo laag mogelijk maatschappelijke kosten.
Overwegende dat de hogere financieringskosten voor bedrijven die een veilingprocedure
met zich meebrengt, worden doorberekend aan consumenten, kan de regering toelichten
hoe dit wetsvoorstel de ruimte biedt om de uitrol van windenergie te realiseren tegen
de laagst mogelijke maatschappelijke kosten?
In de nota naar aanleiding van het verslag lezen de leden van de VVD-fractie dat de
totale kosten voor dit netwerk op zee voor de gehele afschrijvingsperiode zijn berekend
op 4 miljard euro, waarvan circa 2 miljard euro investeringskosten. Deze leden lezen
dat deze kosten zijn berekend door netbeheerder Tennet. Kan de regering aangeven of
er een partij is die deze berekeningen controleert?
Daarnaast vragen de leden van de VVD-fractie of er door het plaatsen van meer windmolens
op zee ook kosten moeten worden gemaakt voor de verzwaring van het net op land. Zij
willen daarbij graag weten wat de extra kosten van het verzwaren van het net op land
bedragen. Dienen de kosten van het verzwaren van het net op land ook te worden toegerekend
aan de kosten van de windparken op zee?
De leden van de CDA-fractie vragen naar de stand van zaken ten aanzien van het akkoord
voor de Noordzee en het Noordzeetransitiefonds. Deze leden vragen hoe het gezamenlijk
onderzoek met de sector naar de verdere ontwikkeling van wind op zee eruit ziet, welke
verwachtingen de regering daarvan heeft en hoe dit onderzoek ingezet gaat worden.
2. Hoofdlijnen van het wetsvoorstel
De leden van de CDA-fractie zijn van mening dat voor de bevordering van draagvlak
het goed zou zijn dat inwoners in de vorm van bijvoorbeeld dorpsmolens op zee kunnen
deelnemen aan windenergie op zee projecten, zoals volksvertegenwoordigers uit Friesland
bepleiten. In hoeverre wordt deelname door inwoners op deze wijze meegewogen in de
huidige tender, zo vragen deze leden. Zo ja, op welke wijze? Daarnaast vragen zij
of de regering bereid is draagvlak door participatie te bevorderen door met een ministeriële
regeling te komen waarmee het mogelijk wordt om bij de weging van de inschrijvingen
dit positief mee te kunnen wegen.
De leden van de CDA-fractie verwachten dat voor de lange termijn het belangrijk is
dat met de elektriciteit opgewekt door windparken op zee waterstof opgewekt gaat worden.
Welke mogelijkheden ziet de regering om deze wenselijke ontwikkeling mee te wegen
in de weging van de tenderinschrijvingen? In hoeverre zou dat tot andere afwegingen
kunnen leiden wanneer ook verder dan 2030 wordt gekeken bij de keuze voor bijvoorbeeld
een kunstmatig eiland?
Deze leden zien dit wetsvoorstel als een wetsvoorstel voor de korte termijn. Overweegt
de regering een wetsvoorstel voor de middellange en lange termijn in te dienen, omdat
de onzekerheden dan waarschijnlijk groter zullen zijn en er dan ook serieus gekeken
kan worden naar andere vormen van tenderen?
De leden van de D66-fractie vragen de regering naar aanleiding van de antwoorden op
een CfD of zij bereid is in gezamenlijkheid met de sector een vergelijking te maken
tussen de verschillende tendersystemen, waarbij maatschappelijke kosten een belangrijke
voorwaarde is.
Deze leden vragen of de regering bereid is verlenging van vergunning, wat volgens
de sector een verlaging tot kosten kan leiden, te overwegen en nogmaals te verkennen
in samenwerking met de sector. Zo nee, waarom niet?
Een zekere voorspelbaarheid en zekerheid van de elektriciteitsprijs voor windenergie
op zee, is wenselijk voor de business case. Kan de regering verder toelichten welke
rol zij hierin kan spelen, gezien de verwachte groei aan windparken die allemaal op
hetzelfde tijdstip, wanneer de omstandigheden het positiefst zijn, zullen leveren?
Ziet de regering een risico op «kannibalisatie»? Zo ja, hoe kan deze wetswijziging
hiermee om gaan?
De sector staat niet stil, er zijn inmiddels technologische innovaties in voorbereiding
waar sprake is van een andere vorm windmolen, waarbij mogelijk zelfs geen sprake zal
zijn van een benodigde mast. Hoe houdt deze wet ruimte voor dergelijke innovaties
die mogelijk een ander ruimtegebruik zullen kennen, zo vragen de leden van de D66-fractie?
De leden van de GroenLinks-fractie zijn van mening dat het nodig is dat alle betrokken
partijen maximaal worden meegenomen in het wetgevingsproces om de energietransitie
te laten slagen Deze leden hebben echter de indruk dat dit niet het geval is: een
aantal marktpartijen wordt niet goed genoeg gehoord. Hiermee wordt kennis van de markt
niet goed genoeg gebruikt, wat niet bevorderlijk is voor de energietransitie. Is de
regering bereid om nog eens uitgebreid in overleg te treden met de sector over dit
wetsvoorstel, onder andere over CfD?
De leden van de GroenLinks-fractie hechten grote waarde aan voldoende draagvlak voor
de energietransitie en zien graag dat er zoveel mogelijk burgers kunnen mee participeren,
zodat iedereen maximaal wordt betrokken bij de energietransitie en zoveel mogelijk
mensen zich hiermee verbonden voelen. Is het mogelijk om voordeel toe te kennen aan
windenergieproducenten die van plan zijn de mogelijkheid te bieden aan burgers om
financieel deel te nemen aan windparken? Deze leden lezen dat de regering kansen ziet
voor nieuwe vormen van toerisme rondom windparken op zee. Zij zijn hierdoor geïntrigeerd.
en vragen welke nieuwe vormen van toerisme worden mogelijk gemaakt door windparken
op zee.
De leden van de GroenLinks-fractie zien in het veilingsysteem vooral een prikkel om
hogere energieprijzen te willen. Immers, als er eenmaal een bod is gedaan, staat dat
bedrag vast en rest er nog slechts winstmaximalisatie waarbij hoge energieprijzen
een voordeel zijn. Dit is een perverse prikkel. Bij een CfD is die prikkel weggenomen
en rest er slechts een prikkel om tegen zo laag mogelijke kosten windenergie te realiseren.
De totale maatschappelijke kosten gaan hiermee omlaag. Is de regering het hiermee
eens? Deelt de regering het inzicht dat juist het beschikbaar stellen van garanties
zorgt voor minder risico en daarmee lagere kosten? Is de regering bereid om een onderzoek
te laten uitvoeren over de maatschappelijke kosten van de verschillende tendersystemen,
waaronder CfD? Deze leden zijn van mening dat het beter is om zo’n onderzoek af te
wachten in plaats van overhaast een beslissing te nemen. Dit kan de maatschappij potentieel
veel geld schelen.
De leden van de GroenLinks-fractie zouden graag willen dat er nog eens goed wordt
gekeken naar het instellen van een vergunningsduur van 40 jaar. Kan de regering uitwerken
wat de kostenvoordelen zijn indien de vergunning wordt verleend voor 20 + 10 jaar
versus 30 + 10 jaar? Kan hierover een gezamenlijk onderzoek met de sector worden gestart?
De leden van de GroenLinks-fractie lezen in de beantwoording op een voorstel van deze
leden om de overwinsten in een apart fonds te stoppen dat de regering dit afwijst
met als argument dat dit tot identieke biedingen zou leiden. Dit klopt echter niet,
want de eventuele inkomsten worden in dit voorstel niet meegerekend in de bieding.
De bieding met de laagste kostprijs wint dus gewoon de tender. Deelt de regering dit
inzicht? Is de regering bereid om dit voorstel in overleg met de sector te onderzoeken?
De leden van de PvdA-fractie hebben steeds vragen over de verdeelmethode van vergunningen
via veiling en alternatieve verdeelmethoden. In eerdere vragen hebben deze leden al
gevraagd naar de CfD-methode, waarbij de exploitant van een windpark bij een hoge
marktprijs aan de overheid betaalt en bij een lage marktprijs hij door de overheid
gesubsidieerd wordt. De regering geeft in haar antwoorden aan dat veilen ten opzichte
van de CfD-methode tot lagere kosten voor de burger zou leiden. Kijkt de regering
daarbij niet teveel naar alleen de kosten voor de overheid namelijk het vermeende
voordeel dat er bij veilingen geen garantie of subsidie wordt verstrekt? Deze leden
menen dat het geven van garanties juist heeft geleid tot lagere kosten voor windenergie
op zee. Zij vrezen dat een systeem van veilingen zal zorgen voor meer financiële risico’s
voor de exploitant en dus zal leiden tot hogere financieringskosten die weer op de
burger afgewenteld zullen gaan worden. Daar waar bij een CfD-systeem er een «incentive»
is om de kosten te reduceren, zal bij een veiling-systeem het gevolg eerder zal zijn
dat er hogere energieprijzen zullen ontstaan. Kan de regering hier nader op ingaan
en daarbij ook betrekken dat de Britse regering juist wel voor een CfD-systeem heeft
gekozen wind op zee te realiseren. Kan de regering laten onderzoeken wel systeem voor
de verdeling van vergunningen de laagste maatschappelijke kosten met zich meebrengt
en daarbij tenminste een vergelijking laten maken tussen SDE+, veilen, veilen met
een minimumprijs, CfD of een vergelijkende toets?
In de verslag hebben de leden van de PvdA-fractie al vragen gesteld over de vergunningsduur.
Zij zijn van mening dat een langere vergunningsduur vanaf het moment van bieden direct
40 jaar zou moeten zijn. De regering kiest daar evenwel niet voor. Kan de regering
concreet met een getallenvoorbeeld aangeven welke kostenvoordelen zij ziet indien
1) de vergunning na 20 jaar met 10 jaar zou kunnen worden verlengd (zoals het wetsvoorstel
nu aangeeft) en 2) vanaf de start de vergunning direct voor 40 jaar (30+10) zou worden
afgegeven? Wil de regering alsnog overwegen om de vergunningsduur te verlengen naar
40 jaar? Zo nee, waarom niet? Kan de regering dit punt meenemen in het gezamenlijke
onderzoek met de windsector?
De voorzitter van de commissie, Diks
De griffier van de commissie, Nava
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
L.I. Diks, voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat -
Mede ondertekenaar
D.S. Nava, griffier
Stemmingsuitslagen
Aangenomen met handopsteken
Fracties | Zetels | Voor/Tegen |
---|---|---|
VVD | 32 | Voor |
PVV | 20 | Tegen |
CDA | 19 | Voor |
D66 | 19 | Voor |
GroenLinks | 14 | Voor |
SP | 14 | Voor |
PvdA | 9 | Voor |
ChristenUnie | 5 | Voor |
PvdD | 4 | Voor |
50PLUS | 3 | Voor |
DENK | 3 | Voor |
SGP | 3 | Voor |
FVD | 2 | Tegen |
Krol | 1 | Tegen |
Van Kooten-Arissen | 1 | Voor |
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.