Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag schriftelijk overleg over de initiatiefnota van de leden Omtzigt en Bruins over het nabestaandenpensioen (Kamerstuk 34996-2)
2019D17138 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
In de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid bestond bij enkele fracties
de behoefte een aantal vragen en opmerkingen voor te leggen aan de initiatiefnemers
van de Initiatiefnota inzake het nabestaandenpensioen (Kamerstuk 34 996, nrs. 1 en 2).
De voorzitter van de commissie, Rog
De adjunct-griffier van de commissie, Sjerp
Inhoudsopgave
blz.
I.
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
II.
Reactie van de initiatiefnemers de leden Omtzigt en Bruins
6
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie danken de initiatiefnemers voor hun nota en hebben hier
met belangstelling kennis van genomen. Zij hebben onderstaand nog een aantal vragen
over deze nota.
Introductie
De leden van de VVD-fractie lezen dat de initiatiefnemers verwijzen naar een OESO-rapport
uit 2018, waarin op de gender gap in pensioenen tussen mannen en vrouwen wordt ingegaan.
De leden constateren daarbij dat Duitsland het enige OESO land is waarin dit inkomensverschil
groter is. Welke systemen voor nabestaanden- en wezenpensioen binnen de OESO-landen
hebben de initiatiefnemers betrokken bij hun analyse en aanbevelingen? Hoe zien de
initiatiefnemers in dit licht het Duitse systemen van Witwenrente oder Witwerrente
(nabestaandenpensioen) en Waisenrente (wezenpensioen) waarin sprake is van een grotere
gender gap? Op welke wijze is de aanbeveling, in hetzelfde OESO-rapport dat de initiatiefnemers
aanhalen, dat een herverdeling van alleenstaanden naar koppels voorkomen dient te
worden door de initiatiefnemers in hun voorstel verwerkt? Hoe zien de initiatiefnemers
het OESO-voorstel voor joined annuities dat zowel het probleem van een inkomensterugval
als ongewenste herverdelingseffecten adresseert?
Noodzaak van een nabestaandenpensioendekking
De leden van de VVD-fractie merken op dat in veel gevallen bij een hypotheek een overlijdensrisicoverzekering
wordt afgesloten en hebben daarom enkele aanvullende vragen aan de initiatiefnemers.
Hoe groot is volgens de initiatiefnemers de omvang van het beschreven risico? Welke
andere mogelijkheden zien de initiatiefnemers om dit risico te ondervangen?
Daarnaast lezen de leden van de VVD-fractie dat de nota niet verder in zal gaan op
het aanzienlijke probleem van het partnerbegrip. Genoemde leden vragen daarbij waar
de initiatiefnemers in hun nota exact over spreken, aangezien het partnerbegrip cruciaal
is om te bepalen wie nabestaande is. Welke definitie van partner hanteren de initiatiefnemers?
Hoe beoordelen de initiatiefnemers de reactie van de Minister dat «Voortschrijdend
inzicht van de Stichting van de Arbeid er toe [heeft] geleid dat het wellicht wenselijker
is om een wettelijke partnerdefinitie te definiëren voor ongehuwd samenwonenden.»?
Delen de initiatiefnemers de mening dat de afname van het aantal huwelijken een modernisering
van het partnerbegrip noodzakelijk maakt? Hoe beoordelen de initiatiefnemers de waarde
die minimumvoorwaarden hebben als die geen harde wettelijke verankering hebben en
pensioencontracten door de ondergrens van de minimumvoorwaarden mogen zakken?
Hoe ziet het nabestaandenpensioen eruit?
De leden van de VVD-fractie hebben enkele vragen over de gevolgen van een baanwissel.
Delen de initiatiefnemers de analyse dat arbeidsmobiliteit eerder toe- dan afneemt?
Welke oplossing zien de initiatiefnemers voor zich om dit probleem te adresseren?
Waarom achten de initiatiefnemers een koppeling van het nabestaandenpensioen aan het
pensioencontract van de werkgever logisch in een steeds flexibelere arbeidsmarkt?
De regeling is vaak meerdere keren veranderd
De leden van de VVD-fractie hebben een aanvullende vraag aan de initiatiefnemers.
Wat is het verschil in premie voor de deelnemer bij een nabestaandenpensioen op opbouwbasis
en op risicobasis?
Het pensioenoverzicht geeft niet standaard aan dat er een probleem is
De leden van de VVD-fractie vragen welke informatie de initiatiefnemers terug zouden
willen zien in het Uniform Pensioenoverzicht (UPO). Zou dit een voor alle pensioenaanbieders
gelijksoortige waarschuwing moeten zijn? Hoe zien initiatiefnemers in dat licht de
grote verscheidenheid aan regelingen binnen pensioencontracten en het feit dat er
ook pensioencontracten zijn waarin geen nabestaandenpensioen is geregeld?
Acute problemen? Echtscheiding! Of snel met pensioen
De leden van de VVD-fractie vragen of de initiatiefnemers nader kunnen duiden wat
de omvang is van het in deze alinea beschreven probleem. Voorts vragen zij welke oplossing
initiatiefnemers zien voor het probleem dat opgebouwd pensioenkapitaal als sterftewinst
kan vervallen, terwijl de nabestaande nauwelijks een nabestaandenpensioen krijgt.
Suggereren de initiatiefnemers hiermee dat deelnemers een eigen, persoonlijk pensioenvermogen
zouden moeten hebben los van het collectief in een fonds? Zo nee, hoe willen de initiatiefnemers
dan voorkomen dat opgebouwd vermogen vervalt als sterftewinst?
Aanbevelingen
De leden van de VVD-fractie hebben nog enkele vragen bij de actiepunten. Wat verstaan
de initiatiefnemers in het eerste actiepunt exact onder en «uniforme dekking»? In
hoeverre vallen bestaande nabestaandenpensioenen op risicobasis buiten de werkingssfeer
van art. 7:975 BW? Op welke belemmeringen doelen de initiatiefnemers in het vijfde
actiepunt?
Financiële consequenties
De leden van de VVD-fractie vragen waarom de initiatiefnemers hier alleen ingaan op
de situatie waarin sociale partners nabestaandenpensioen op opbouwbasis invoeren,
terwijl in de initiatiefnota nadrukkelijk ook over nabestaandenpensioen op risicobasis
gesproken wordt? Hoe kan het vijfde actiepunt onder het kopje aanbevelingen worden
uitgevoerd zonder dat een aanpassing van de AOW-franchise nodig is met bijbehorende
fiscale consequenties? Voor zover financiële consequenties niet precies in kaart te
brengen zijn, kunnen de initiatiefnemers op hoofdlijnen aangeven welke maatregelen
financiële consequenties hebben?
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de initiatiefnota
over het nabestaandenpensioen. Deze leden menen dat het onterecht is dat bij pensioenen
vaak alleen gedacht wordt aan het ouderdomspensioen. Waar iedereen hoopt op zijn oude
dag van zijn ouderdomspensioen te mogen genieten, hoopt eigenlijk niemand in de situatie
terecht te komen dat je een nabestaandenpensioen nodig hebt. Maar juist voor de onwenselijke
situatie dat een partner komt te overlijden, is het belangrijk dat de financiële situatie
goed is geregeld. In tegenstelling tot het ouderdomspensioen is niet zeker of en wanneer
je een nabestaandenpensioen nodig zult hebben en dat maakt dat het voor een individu
lastig is zich op dit risico voor te bereiden. Ook als beide partners werken, wordt
het vaak lastig om de vaste lasten en de kosten van het levensonderhoud van de kinderen
te betalen als één inkomen wegvalt.
De noodzaak van een nabestaandenpensioendekking
De leden van de CDA-fractie vragen hoe de hoogte van een nabestaandendekking op risicobasis
zich in de praktijk verhoudt tot de hoogte bij een dekking op opbouwbasis. Is er ook
een risico dat als iemand jong weduwe of weduwnaar wordt, met name wanneer er sprake
is van opgroeiende kinderen in het gezin, er te weinig is opgebouwd voor een adequate
uitkering? In hoeverre wordt dit voldoende opgevangen door de ANW?
Aanvullende problemen
De leden van de CDA-fractie constateren dat het een groot probleem is dat het voor
deelnemers zelf niet duidelijk is of en hoeveel nabestaandenpensioen zij krijgen.
Dat geldt zowel voor de ANW, voor een eventuele Anw-hiaatverzekering en voor het nabestaandenpensioen.
Kunnen de initiatiefnemers aangeven op welke manier deelnemers beter in staat gesteld
kunnen worden te weten waar hun nabestaanden recht op hebben in geval van overlijden
en wat zij eraan kunnen doen om dat te verbeteren?
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de initiatiefnota
over het nabestaandenpensioen. Zij delen de noodzaak die de initiatiefnemers beschrijven
voor het beter laten aansluiten van publieke en private regelingen en het belang om
ook stil te staan bij welke risico’s het pensioenstelsel zou moeten dekken.
Introductie
De leden van de D66-fractie vragen hoe de initiatiefnemers de gender gap in pensioenen
tussen mannen en vrouwen in Nederland apprecieert, ook omdat pensioen uitgesteld loon
betreft en veel vrouwen, zoals de initiatiefnemers beschrijven, in hun werkzame leven
minder arbeidsuren maken. De leden vragen wat een verplichting om een deel van de
pensioenrechten om te zetten in een nabestaandenpensioen zou betekenen voor het huidige
stelsel, maar ook voor de arbeidsaanbodbeslissingen in huishoudens om arbeid en zorg
tussen beide partners te verdelen.
De noodzaak van een nabestaandenpensioendekking
De leden van de D66-fractie vragen of het partnerbegrip niet heel belangrijk is om
in een goede dekking te voorzien voor nabestaandenpensioen en of het vraagstuk van
het partnerbegrip los kan worden gezien van het nabestaandenpensioen. De leden van
de D66-fractie vragen wat op dit moment de verdeling is van de standaardekkingen op
risicobasis en opbouwbasis. Tot slot vragen genoemde leden, omdat hier expliciet naar
wordt verwezen, bij welk deel van de hypotheken er een overlijdensrisicoverzekering
is afgesloten en in welke mate dit het probleem van een lager inkomen kan opvangen.
Aanvullende problemen
De leden van de D66-fractie vragen voor welke situaties precies de initiatiefnemers
een oplossing zouden willen bieden. Gaat dat ook over tweede huwelijken, over ziekte,
werkloosheid en arbeidsongeschiktheid? Of gaat dat alleen over de situatie dat één
van de partners opbouwt en dan plots komt te overlijden? Zou het wat de initiatiefnemers
betreft wenselijk zijn om de uitkering aan te passen naar de situatie van de partner
die blijft leven? Zou een uitkering voor een 27-jarige net zo hoog moeten zijn als
voor iemand die bijna de AOW-leeftijd heeft bereikt?
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de Initiatiefnota
van de leden Omtzigt en Bruins over het nabestaandenpensioen.
Genoemde leden beamen dat de gender gap in pensioenen tussen mannen en vrouwen in
Nederland met 40% hoog is. Zij vragen de initiatiefnemers of zij, naast het omzetten
van pensioenrechten in een nabestaandenpensioen, ook andere mogelijkheden zien om
deze kloof te verkleinen en hoe zij deze alternatieven beoordelen.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de tabel
met weduwen en weduwenaars in Nederland. Zij vragen de initiatiefnemers of er ook
iets te zeggen valt over de inkomensgroepen? Zijn de gesignaleerde problemen groter
voor bepaalde inkomensgroepen? Bijvoorbeeld omdat mensen met lagere inkomens de eindstreep
niet in goede gezondheid halen (zie ook Netspar design paper 119 over «Opleiding,
levensverwachting en pensioenleeftijd»).
Genoemde leden constateren dat deze initiatiefnota de collectiviteit en solidariteit
in het pensioenstelsel wil vergroten. In hoeverre zouden volgens de initiatiefnemers
«collectiviteit en solidariteit» centraal moeten staan bij de mogelijke herziening
van het pensioenstelsel?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
Introductie
De leden van de SP- fractie hebben met interesse kennisgenomen van de initiatiefnota
van de leden Omtzigt en Bruins over het nabestaandenpensioen.
Wie wordt er nabestaande?
De leden van de SP-fractie vragen of de initiatiefnemers nader in kunnen gaan op de
3 weduwen in de leeftijdscategorie 10–20 jaar. Wat zijn daar de precieze leeftijden
en oorzaken waardoor ze weduwe zijn geworden? Wat is de bron van de eerste reden dat
de problemen bij het nabestaandenpensioen vooral een probleem van vrouwen is? Uit
welke cijfers blijkt dat vrouwen jonger zijn op het moment van aangaan van het huwelijk?
Waarom nu een discussie?
De leden van de SP-fractie vragen de initiatiefnemers of in een adequate dekking voor
het nabestaandenpensioen voorzien is. Aan welke adequate dekking denken de initiatiefnemers?
Kan ook worden uitgelegd hoe de arbeidsmobiliteit wordt belemmerd?
Aanbevelingen
De leden van de SP-fractie vragen wanneer het advies van Stichting van de Arbeid (STAR)
die op verzoek van de initiatiefnemers door de Minister is gevraagd, precies wordt
verwacht. Is dit advies er voor 27 mei?
Kunnen de initiatiefnemers opsommen welke belemmeringen in de regelgeving om een nabestaandenpensioen
op risicobasis aan te bieden bestaan? Kan duidelijk worden aangegeven hoe deze belemmeringen
worden weggenomen? Moet daar de Pensioenwet of andere wetten of lagere regelgeving
voor worden aangepast? Zo ja, welke? Kan per belemmering precies worden aangegeven
welke wet of regelgeving hoe moet worden aangepast?
II. Reactie van de initiatiefnemers de leden Omtzigt en Bruins
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.R.J. Rog, voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede ondertekenaar
E.M. Sjerp, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.