Verslag (initiatief)wetsvoorstel (nader) : Verslag
35 161 Wijziging van de Wet op de orgaandonatie in verband met het voorzien in een wettelijke grondslag voor de protocollen voor vaststelling van de dood op grond van circulatoire criteria en enkele andere wijzigingen
Nr. 5 VERSLAG
Vastgesteld 18 april 2019
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, belast met het voorbereidend
onderzoek van voorliggend wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen
van haar bevindingen.
Onder het voorbehoud dat de in het verslag opgenomen vragen en opmerkingen afdoende
door de regering worden beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van
het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
Inhoudsopgave
blz.
Algemeen
1
1.
Inleiding
2
2.
Het advies van de Gezondheidsraad
3
3.
De borging van de protocollen in de Wod
4
4.
Het tijdstip van het vragen om en verlenen van toestemming
4
5.
Verduidelijking van de no-touch tijd
4
6.
Wijzigingen in verband met de invoering van een actief donorregistratiesysteem
4
7.
Andere wijzigingen van de Wod
5
8.
Consultatie
5
Algemeen
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de Wijziging van de Wet op de orgaandonatie in verband met
het voorzien in een wettelijke grondslag voor de protocollen voor vaststelling van
de dood op grond van circulatoire criteria en enkele andere wijzigingen (hierna: het
wetsvoorstel). Deze leden hebben hier nog enkele vragen bij.
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel.
De leden van de SP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Genoemde leden hebben
naar aanleiding van de voorgestelde wijziging alvast onderstaande opmerkingen en vragen.
1. Inleiding
De leden van de CDA-fractie lezen dat de regering aangeeft dat het in de tijd van de inwerkingtreding van de
Wet op de orgaandonatie (Wod) in 1998 bij postmortale orgaandonatie «overwegend» ging
om donoren bij wie hersendood was vastgesteld. Genoemde leden vragen of dit betekent
dat ook destijds orgaandonatie al (in enkele gevallen) bij de dood op grond van circulatoire
criteria plaatsvond. Zo ja, waarom zijn dan destijds alleen specifieke regels voor
het vaststellen van de hersendood opgenomen? Is de dood als gevolg van circulatoire
criteria destijds ter sprake gekomen in de behandeling van de Wod?
De leden van de CDA-fractie wensen een nadere toelichting te ontvangen op de vraag
welke medisch-wetenschappelijke ontwikkelingen ertoe hebben geleid dat inmiddels bij
ruim de helft van de postmortale donoren orgaandonatie ook mogelijk is bij een onomkeerbare
circulatiestilstand. Betekent dit dat deze postmortale donoren nog niet hersendood
zijn tijdens de orgaandonatie? Zo ja, op welke wettelijke grond vinden deze orgaandonaties
op dit moment plaats?
De regering schrijft dat het onderhavige voorstel geen wezenlijke wijziging van de
praktijk tot gevolg zal hebben. De leden van de CDA-fractie vragen wat hier bedoeld
wordt met «geen wezenlijke wijziging». Betekent dit dat er in de praktijk wel kleine
wijzigingen zullen volgen als gevolg van dit wetsvoorstel? Zo ja, kan de regering
toelichten welke wijzigingen dat zijn?
De leden van de D66-fractie achten het van groot belang dat de uitvoering van orgaan- en weefseldonatie aansluit
bij de laatste medisch-wetenschappelijke ontwikkelingen en de daarmee samenhangende,
door de Gezondheidsraad opgestelde, protocollen. Aangezien het wetsvoorstel in de
praktijk bestaande knelpunten voor een zorgvuldige uitvoering van orgaandonatie oplost,
staan deze leden positief tegenover het wetsvoorstel. De leden van de D66-fractie hebben nog enkele vragen.
Voor de leden van de SP-fractie is een zorgvuldige uitvoering van de Wod van het grootste belang. Tot op heden is
er (helaas) een groot tekort aan donoren wat leidt tot lange wachtlijsten met mensen
die wachten op een orgaan. Een oplossing voor deze dringende kwestie is zeer gewenst.
Dit tekort aan donororganen mag echter geen rol spelen als het gaat om zorgvuldigheid
bij orgaan- en weefseldonaties, zo menen de leden van de SP-fractie.
Er wordt in de memorie van toelichting uitgebreid toegelicht dat het vaststellen van
de dood in het kader van orgaandonatie om grote zorgvuldigheid vraagt en dat in de
praktijk reeds gewerkt wordt met het protocol van de Gezondheidsraad met betrekking
tot het vaststellen van de dood op grond van circulatoire gronden. De leden van de
SP-fractie begrijpen dat de desbetreffende artsen werken op basis van vastgestelde
protocollen, maar tegelijkertijd vragen genoemde leden of het correct is dat deze
protocollen nog geen wettelijk basis in de Wod kenden. In navolging hierop vragen
deze leden of een andere volgorde niet logischer was geweest, eerst een wettelijke
basis en daarna pas het handelen volgens de protocollen.
Daarnaast vragen de leden van de SP-fractie aan de regering om inzichtelijk te maken
hoe de verhouding is tussen het aantal orgaandonaties na vaststelling van respectievelijk
hersendood en de dood op grond van circulatoire criteria vanaf 2015 tot heden. Kan
worden aangegeven welk deel van de orgaandonaties het gevolg is van vaststelling van
hersendood en welk deel het gevolg is van vaststelling van de dood op basis van circulatoire
criteria? Deze leden vragen of hierin een ontwikkeling te zien is over de afgelopen
jaren. Ook zijn deze leden benieuwd wat de gevolgen zijn van het toevoegen van de
mogelijkheid tot orgaandonatie na de dood op grond van circulatoire criteria voor
het totale aantal orgaandonaties dat heeft plaatsgevonden sinds 2015.
2. Het advies van de Gezondheidsraad
De leden van de CDA-fractie lezen dat de regering schrijft dat als de behandeling (na overleg met de naasten)
gestaakt wordt vanwege het vermoeden dat een patiënt hersendood is, en als de patiënt
op voorhand medisch geschikt wordt geacht als donor, er drie situaties mogelijk zijn.
In de tweede situatie bestaat geen beletsel voor orgaandonatie, omdat de patiënt daar
toestemming voor heeft verleend of (na inwerkingtreding van het actief donorregistratiesysteem)
omdat de patiënt staat geregistreerd als een persoon die geen bezwaar heeft tegen
orgaandonatie na overlijden. De regering geeft aan dat in deze situatie de naasten
op de hoogte worden gesteld en dat met hen de verdere procedure zal worden besproken.
Genoemde leden vragen op welke wijze in deze procedure gewaarborgd is dat er geen
organen worden uitgenomen als er geen nabestaanden zijn of bereikt kunnen worden,
dan wel als er ernstige bezwaren tegen donatie zijn van nabestaanden, zoals is vastgelegd
in de aangenomen motie-Nooren c.s.1 Is de in die motie genoemde kwaliteitsstandaard inmiddels opgesteld? Zo nee, op welke
termijn zal dit gebeuren?
In de memorie van toelichting staat, zo lezen de leden van de CDA-fractie, dat in
de derde situatie met de beslissingsbevoegde nabestaanden of de door de patiënt gekozen
persoon overleg plaatsvindt over de mogelijkheden van orgaandonatie. Zolang door deze
personen geen bezwaar tegen orgaandonatie is gemaakt, mogen binnen de grenzen van
artikel 22, tweede lid, van de Wod de hiervoor genoemde voorbereidende handelingen
worden verricht. Zodra er bezwaar wordt gemaakt, moeten deze handelingen worden stopgezet
en zal in het kader van de Wod het Hersendoodprotocol niet worden toegepast. Genoemde
leden zouden graag willen weten of dit op dezelfde wijze in dezelfde situatie plaatsvindt
na de inwerkingtreding van het actief donorregistratiesysteem.
De leden van de CDA-fractie vragen welke van de drie door de regering genoemde situaties
van toepassing is als het om een wilsonbekwame patiënt gaat. Wordt in dat geval de
procedure onder de derde situatie gevolgd waarbij de patiënt de beslissing aan een
nabestaande over heeft gelaten of wordt in dat geval de procedure onder de eerste
situatie gevolgd waarbij er een juridisch beletsel voor orgaandonatie is? Genoemde
leden vernemen tevens graag van de regering welke situatie van toepassing is als het
gaat om de wilsonbekwame patiënt, nadat het actief donorregistratiesysteem in werking
getreden is.
De leden van de CDA-fractie vragen in welke gevallen bij het toepassen van het eDCD-protocol of het uDCD-protocol sprake moet zijn van toestemming van de nabestaanden voordat orgaanuitname kan plaatsvinden.
De leden van de D66-fractie zijn de Gezondheidsraad erkentelijk voor zijn zeer uitgebreide en gedegen advies
«Vaststellen van de dood bij postmortale orgaandonatie». Genoemde leden vragen de
regering of zij met deze wetswijziging het advies in zijn geheel overneemt of dat
er ook op punten wordt afgeweken van het advies. Indien dat laatste het geval is,
vernemen deze leden graag op welke punten dit het geval is en waarom afgeweken wordt
van het advies.
De leden van de SP-fractie lezen in de memorie van toelichting de zinsnede: «naar verwachting zullen deze patiënten
evenwel spoedig overlijden als van verdere op herstel gerichte behandeling wordt afgezien
en de ondersteuning van vitale functies wordt gestaakt». Genoemde leden menen dat
deze zin wat vrijblijvend overkomt en vragen om een nadere toelichting op het tweede
deel van deze zin «als van verdere op herstel gerichte behandeling wordt afgezien
en de ondersteuning van vitale functies wordt gestaakt».
3. De borging van de protocollen in de Wod
De leden van de CDA-fractie vragen op welke termijn de regering verwacht de algemene maatregel van bestuur (AMvB)
met de vastgestelde protocollen aan de Kamer over te leggen.
De leden de D66-fractie hebben begrepen dat het Hersendoodprotocol, zoals geactualiseerd door de Gezondheidsraad
in zijn advies en zoals gepubliceerd als bijlage bij het koninklijk besluit van 21
maart 2016, is ingegaan per 1 augustus 2016. Deze leden vernemen graag per wanneer
de protocollen voor het vaststellen van de dood op grond van circulatoire criteria
verankerd zullen worden per AMvB. Daarnaast vernemen deze leden graag van de regering
of in de praktijk problemen kunnen ontstaan in de periode dat het wetsvoorstel in
werking treedt maar de protocollen nog niet per AMvB zijn vastgesteld.
4. Het tijdstip van het vragen om en verlenen van toestemming
De leden van de CDA-fractie vragen hoe op dit moment in de praktijk wordt omgegaan met het vragen om en het verlenen
van toestemming voor donatie bij de verwachte dood als gevolg van een onomkeerbare
circulatiestilstand. Wordt deze vraag aan nabestaanden of aan de persoon die door
de betrokkene is gekozen momenteel altijd gesteld na het vaststellen van de dood?
Of wordt in de praktijk al aangesloten bij het nog vast te stellen eDCD-protocol?
De leden van de CDA-fractie vragen wanneer in de praktijk vastgesteld kan worden dat
iemand binnen afzienbare termijn zal overlijden aan een verwachte onomkeerbare circulatiestilstand.
Hoeveel tijd voordat de dood wordt vastgesteld hebben nabestaanden normaliter in een
dergelijk geval om te besluiten over het al dan niet toestemming geven voor donatie?
Genoemde leden vragen op welke wijze beslissingsbevoegde personen, die toestemming
voor orgaandonatie hebben verleend, deze toestemming weer in kunnen trekken.
5. Verduidelijking van de no-touch tijd
De leden van de CDA-fractie vragen welke wachttijd in de praktijk wordt gehanteerd na het vaststellen van de
dood, nu het eDCD/uDCD-protocol nog niet is vastgesteld. Wordt hierbij een verschillende wachttijd gehanteerd als
de betrokkene wel of niet wordt beademend?
6. Wijzingen in verband met de invoering van een actief donorregistratiesysteem
De leden van de CDA-fractie lezen dat de regering aangeeft dat de Tweede Kamer nader zal worden geïnformeerd
over de wijze van invulling van de AMvB waar de motie-Nooren c.s.2 betrekking op heeft. De leden van de CDA-fractie vragen wanneer de Kamer deze AMvB
kan verwachten.
7. Andere wijzigingen van de Wod
De leden van de CDA-fractie constateren dat met het onderhavige wetsvoorstel de eis wordt geschrapt van samenleving
voor het bepalen van de eerste categorie nabestaanden (echtgenoot, geregistreerd partner
of andere levensgezel) die bevoegd is om op de donatievraag te beslissen. Genoemde
leden vragen hoe ter plekke kan worden vastgesteld dat sprake is van een levensgezel
als diegene ten tijde van het overlijden niet samenwoont met de betrokkene. Daarbij
vragen deze leden hoe zal worden omgegaan met de situatie waarin bijvoorbeeld een
nabestaande uit de tweede categorie (meerderjarige bloedverwanten tot en met de tweede
graad) aangeeft dat degene die beweert de levensgezel te zijn van de betrokkene en
daarom beslissingsbevoegd is bij de donatievraag, niet de levensgezel is.
De regering stelt voor om de verplichting te laten vervallen om het donatieformulier
dat bij overlijden in het ziekenhuis ingevuld moet worden, bij AMvB vast te stellen.
De leden van de CDA-fractie vragen waarom ervoor gekozen is om in de wet op te nemen
dat het door het orgaancentrum (zijnde de Nederlandse Transplantatie Stichting (NTS))
vastgestelde formulier gebruikt moet worden. Waarom is er niet voor gekozen om alsnog
een AMvB op te stellen waarin het NTS-formulier aangewezen wordt? Betekent dit niet
dat het orgaancentrum (zijnde de NTS) eenzijdig de inhoud van het formulier kan wijzigen,
zo vragen genoemde leden.
8. Consultatie
De leden van de CDA-fractie zien dat het voorstel ter consultatie is voorgelegd aan de NTS, de Nederlandse Vereniging
voor Intensive Care (NVIC), de Nederlandse Vereniging voor Cardiologie (NVVC) en de
Nederlandse Transplantatie Vereniging (NTV). Zij vragen waarom het voorstel niet bijvoorbeeld
ter consultatie aan de Patiëntenfederatie Nederland is gestuurd.
De voorzitter van de commissie, Lodders
De adjunct-griffier van de commissie, Krijger
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.J.H. Lodders, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
H.W. Krijger, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.