Verslag (initiatief)wetsvoorstel (nader) : Verslag
35 146 Wijziging van de Wet langdurige zorg om toegang tot deze wet te bieden aan mensen die vanwege een psychische stoornis blijvend behoefte hebben aan permanent toezicht of 24 uur per dag zorg nabij
Nr. 7 VERSLAG
Vastgesteld 15 april 2019
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, belast met het voorbereidend
onderzoek van voorliggend wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen
van haar bevindingen.
Onder het voorbehoud dat de in het verslag opgenomen vragen en opmerkingen afdoende
door de regering worden beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van
het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
Inhoudsopgave
blz.
Algemeen
2
1.
Inleiding
2
2.
Historie
4
3.
Om welke cliënten gaat het?
4
4.
Indicatiestelling
9
5.
Voortgezet verblijf (driejaarscriterium)
12
6.
Het verzekerde pakket
12
7.
Leveringsvormen
13
8.
Financiën
14
9.
Gegevensuitwisseling
17
10.
Regeldruk en uitvoeringskosten
17
11.
Consultatie en adviezen
18
12.
Inwerkingtreding, overgangsjaar en overgangsrecht Wmo 2015
20
13.
Overig
20
Artikelsgewijs
21
Algemeen
1. Inleiding
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van dit wetsvoorstel om mensen die vanwege een
psychische stoornis blijvend behoefte hebben aan permanent toezicht of 24 uur zorg
ook toegang te geven tot de Wet langdurige zorg (Wlz). Voor deze leden is het van
belang dat mensen zich altijd kunnen blijven ontwikkelen en dat een kwetsbaarheid
niet in de weg moet staan om mee te doen in de samenleving. Voor mensen met een psychische
kwetsbaarheid staat het belang van toewerken naar herstel dan ook voorop. Voor sommige
mensen met een psychische stoornis is het denkbaar dat de Wlz een oplossing kan zijn
om zo een goede kwaliteit van leven te borgen. Hierbij is het wel van belang om vooraf
duidelijkheid te krijgen over hoe een goede indicatiestelling is geborgd, wat te doen
bij herstel of een veranderende zorgbehoefte en hoe de financiële en organisatorische
effecten die voortkomen uit dit wetsvoorstel gaan uitwerken. Over de wetstekst hebben
genoemde leden geen vragen. Daarentegen zijn er nog wel de nodige vragen en zorgen
over hetgeen is opgenomen in de memorie van toelichting.
Op verschillende punten lezen de leden van de VVD-fractie in de memorie van toelichting
het belang van een goed en zorgvuldig implementatietraject. Welke doelen zijn hier
aan de voorkant voorgesteld, wat is hierbij de planning, wie worden erbij betrokken
en wat zijn de te verwachten kosten? Graag ontvangen deze leden een uitgebreide toelichting
op dit punt. Hoe wordt de Kamer geïnformeerd over het verloop van de implementatie?
Zijn er nog nadere afwegingsmomenten of mogelijkheden tot bijsturing in de planning
voorzien?
Het voorliggende voorstel heeft als doel mensen met een psychische stoornis toe te
laten tot de Wlz. Dit betekent dat zorgverleners binnen de Wlz meer te maken zullen
krijgen met mensen die psychologische behandeling en begeleiding nodig hebben. De
leden van de VVD-fractie vragen hoe deze instellingen zich voorbereiden op deze uitbreiding
van de zorgvraag. Kan de regering dit toelichten?
Op verschillende punten wordt in de memorie van toelichting gesteld dat het nog niet
vast te stellen is hoeveel mensen er daadwerkelijk de Wlz in zullen stromen. De leden
van de VVD-fractie maken zich hier zorgen over, omdat de praktische en financiële
gevolgen van dit voorstel daardoor flink kunnen variëren.
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de Wijziging van de Wet langdurige zorg om toegang tot deze
wet te bieden aan mensen die vanwege een psychische stoornis blijvend behoefte hebben
aan permanent toezicht of 24 uur per dag zorg nabij. Deze leden kunnen zich vinden
in het onderhavige wetsvoorstel waardoor mensen met een psychische stoornis een beroep
kunnen doen op zorg uit de Wet langdurige zorg. De leden van de PVV-fractie hebben
echter nog wel wat vragen en opmerkingen.
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de wijziging van de Wet langdurige zorg
om toegang tot deze wet te bieden aan mensen die vanwege een psychische stoornis blijvend
behoefte hebben aan permanent toezicht of 24 uur per dag zorg nabij. De motie Keijzer/Bergkamp
is immers uit 20141 en de leden van de CDA-fractie vinden dat mensen die langdurig op zorg zijn aangewezen,
ook op zorg uit de geestelijke gezondheidszorg, allen onder de Wlz horen te vallen.
Met dit wetsvoorstel worden immers mensen met een psychische stoornis die voldoen
aan de Wlz-toegangscriteria voor de toepassing van de Wlz niet anders benaderd dan
mensen met een lichamelijke, verstandelijke of zintuiglijke handicap, of mensen met
een somatische of psychogeriatrische beperking of aandoening. Deze leden willen dat
de voorbereiding van de overheveling van deze kwetsbare groep mensen gestaag wordt
voorbereid en doorgaat maar voor de groep rustig en verantwoord zal verlopen.
De leden van de D66-fractie hebben met grote instemming en belangstelling kennisgenomen van de wijziging van
de Wet langdurige zorg om toegang tot deze wet te bieden aan mensen die vanwege een
psychische stoornis blijvend behoefte hebben aan permanent toezicht of 24 uur per
dag zorg nabij. Deze leden brengen in herinnering dat reeds op 16 januari 2014 de
motie Keijzer/Bergkamp aangenomen werd, die de regering verzocht om de langdurige
ggz geen onderdeel te maken van de Zorgverzekeringswet (Zvw), maar dit onder te brengen
in de Wlz.2 Deze leden hebben nog wel enkele vragen en opmerkingen over het onderhavige wetsvoorstel.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet langdurige zorg
om toegang tot deze wet te bieden aan mensen die vanwege een psychische stoornis blijvend
behoefte hebben aan permanent toezicht of 24 uur per dag zorg nabij. Zij steunen de
inzet van de regering om de Wet langdurige zorg toegankelijk te maken voor mensen
met een psychische stoornis. Zij hebben nog enkele vragen over het wetsvoorstel.
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de Wijziging van de Wet langdurige zorg om toegang tot deze
wet te bieden aan mensen die vanwege een psychische stoornis blijvend behoefte hebben
aan permanent toezicht of 24 uur per dag zorg nabij.
Genoemde leden zijn tevreden met het besluit dat mensen met een psychische stoornis,
al dan niet in combinatie met een andere aandoening, beperking of handicap die langdurige
zorg nodig hebben, toegang krijgen tot de Wlz. Deze leden waarschuwden er in 2014
al voor dat het niet verstandig was om de langdurige ggz te versnipperen onder drie
verschillende wetten en zij bepleitten toen al om mensen waarvan vastgesteld is dat
zij langdurige ggz-zorg nodig hebben in de Wlz op te nemen. Hoewel dit nu te laat
gebeurt, vinden de leden van de SP-fractie het goed dat hierop is teruggekomen.
De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling het wetsvoorstel gelezen dat de Wet langdurige zorg wijzigt
om toegang te bieden aan mensen die vanwege een psychische stoornis blijvend behoefte
hebben aan permanent toezicht of 24 uur per dag zorg nabij. Deze leden hebben enkele
vragen ter verduidelijking gebaseerd op het voorstel en het advies van de Raad van
State hierop.
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij willen de regering
hierover enkele vragen en opmerkingen voorleggen.
De leden van de SGP-fractie hebben met veel belangstelling kennisgenomen van het voorstel om de Wlz te wijzigen
om toegang tot deze wet te bieden aan mensen die vanwege een ernstige en langdurige
psychische stoornis blijvend behoefte hebben aan permanente zorg of toezicht. Deze
leden vinden het een goede zaak dat met deze wetswijziging beter passende langdurige
zorg kan worden geregeld voor mensen met psychische problemen. Patiënten hoeven zich
hierdoor minder zorgen te maken over hun woon- en leefomstandigheden. De leden van
de SGP-fractie maken graag van de gelegenheid gebruik om de regering een aantal vragen
te stellen over de manier waarop deze wetswijziging is vormgegeven.
2. Historie
De leden van de D66-fractie vernemen graag van de regering wat uiteindelijk de argumentatie is geweest om ten
tijde van de hervorming van de langdurige zorg ervoor te kiezen om de Wlz wel toegankelijk
te maken voor mensen met een lichamelijke, verstandelijke of zintuiglijke handicap,
of mensen met een somatische of psychogeriatrische beperking of aandoening, maar niet
voor mensen met een psychische stoornis. Genoemde leden constateren dat het Zorginstituut,
in navolging van de eerdere motie Keijzer/Bergkamp3, al op 16 december 2015 adviseerde om de Wlz ook toegankelijk te maken voor mensen
met een psychische stoornis. Vervolgens stelt de regering dat het kabinet-Rutte II
uiteindelijk heeft besloten om het besluit over de openstelling van de Wlz voor mensen
met een psychische stoornis over te laten aan een nieuw kabinet. Echter deze leden
constateren dat er tussen de indiening van de motie dan wel het advies van het Zorginstituut
enerzijds en de verkiezingen van de nieuwe Tweede Kamer op 15 maart 2017 anderzijds,
1.155 dagen dan wel 455 dagen zaten. Graag vernemen deze leden wat er in deze periode
is gebeurd, aangezien de motie de regering opriep om mensen die langdurig zijn aangewezen
op ggz, niet over te hevelen naar de Zorgverzekeringswet maar dit uit te werken voor
de Wet langdurige zorg. Welke uitwerkende stappen, anders dan het advies van het Zorginstituut,
zijn er in deze periode genomen?
3. Om welke cliënten gaat het?
De leden van de VVD-fractie lezen dat voor kinderen onder de 18 wordt gekozen om deze groep vanuit de Jeugdwet
te blijven ondersteunen en niet de Wlz open te stellen. Deze leden delen de overtuiging
van de regering dat jeugdigen niet geholpen zijn bij een systeemdiscussie, maar geholpen
zijn met deskundige zorg vanuit de brede benadering.
Genoemde leden hebben vertrouwen dat gemeenten het beste in staat zijn om integraal
en passende hulp te kunnen bieden. Deze leden willen graag van de regering weten welke
stappen zij neemt om gemeenten te ondersteunen bij het creëren van relatieve rust
(langer durende indicaties) en betere afstemming tussen de betrokkenen in de diverse
domeinen (zorg, onderwijs, vrijetijdsbesteding, etc.). Deelt de regering de zorg van
gemeenten hoe om te gaan met kostbare specialistische jeugdhulptrajecten? Welke mogelijkheden
ziet de regering om dit meer voorspelbaar en financieel beheersbaar te maken? Gaarne
ontvangen deze leden een nadere toelichting.
Kan de regering verder inzichtelijk maken wat de gevolgen voor de (uitvoering van
de) Jeugdwet zouden zijn als ook mensen onder de 18 jaar op basis van psychische stoornissen
toegelaten worden tot de Wlz? Wat zijn de consequenties voor de verschillende ketenpartners
die nu samenwerken onder de Jeugdwet en wat gaat dit betekenen voor het maatwerk dat
thans geboden wordt onder de Jeugdwet? De leden van de VVD-fractie vragen hoe groot
de groep kinderen zou zijn die in aanmerking komen voor toegang tot de Wlz op basis
van een psychische stoornis. Tijdens het op 8 april 2019 door de Kamer georganiseerde
rondetafelgesprek over de toegang tot de Wlz voor kinderen onder de 18 jaar kwam een
grove schatting naar voren, dat dit zou gaan om 300 kinderen in heel Nederland. Klopt
dit getal en hoe schat de regering dat in? Tijdens dit gesprek werd ook genoemd dat
het hier zou gaan om de zorg voor kinderen ter waarde van ongeveer € 60 miljoen. Deelt
de regering deze inschatting en kan deze nader worden onderbouwd?
In de memorie van toelichting lezen de leden van de PVV-fractie enkele voorbeelden van ziektes/syndromen zoals schizofrenie, autisme of Huntington.
Bij minderjarigen is het vaak erg moeilijk om te bepalen in hoeverre het kind blijvend
zal voldoen aan de toegangscriteria van de Wlz. De voornoemde ziektes/syndromen kunnen
echter bij zowel volwassenen als jeugdigen voorkomen en deze zullen niet verdwijnen
en/of genezen. Waarom komen jeugdigen met deze ziektes/syndromen niet in aanmerking
voor de Wlz, zo vragen deze leden. Waarom sluit de regering jeugdigen jonger dan 18
jaar uit van de Wlz, terwijl zij wel voldoen aan de zorginhoudelijke criteria van
de Wlz?
Uit expertmeetings is naar voren gekomen dat het gaat om een zeer kleine groep jeugdigen
met een grote zorgbehoefte, voor wie het nodig is zorg op maat te regelen. De leden
van de PVV-fractie willen weten om hoeveel jeugdigen het gaat. Waarom wordt er voor
hen geen aparte (subsidie)regeling getroffen? Heeft de regering dit overwogen? Zo
nee, waarom niet? Welke mogelijkheden zijn er om binnen het wettelijke kader van de
Wlz toch een uitzondering te maken voor deze relatief kleine groep jeugdigen, die
voldoen aan de zorginhoudelijke criteria van de Wlz? Vier jaar na de decentralisatie
blijkt dat hulp aan kwetsbare kinderen tekortschiet en gemeenten hun zaken nog helemaal
niet op orde hebben, een groeiend aantal kinderen wacht op gespecialiseerde hulp,
continuïteit en kwaliteit van hulp zijn in gevaar vanwege financiële druk, aldus de
kinderombudsman. Kunnen gemeenten de zorg voor deze kwetsbare groep jeugdigen wel
aan? Zitten er geen grenzen aan zorg via de Jeugdwet? Beschikken gemeenten wel over
genoeg deskundigheid om te bepalen wat de juiste zorg is voor deze jeugdigen? Kan
de regering garanderen dat deze jeugdigen op tijd de juiste zorg ontvangen? Wat doet
de regering om de kwaliteit en continuïteit van zorg voor deze bijzondere doelgroep
te waarborgen? Hebben gemeenten voldoende financiële middelen om deze groep jeugdigen
de juiste zorg aan te bieden? Gemeenten geven aan dat aanvullende financiering binnen
de Jeugdwet een randvoorwaarde is, omdat zij de meerkosten voor deze zorg niet kunnen
opbrengen. Is de regering bereid gemeenten hiervoor te compenseren? Zo nee, waarom
niet?
De Wlz-populatie betreft een zeer kwetsbare groep, het uitgangspunt in de Wlz is een
onvoorwaardelijk recht op zorg. Waarom geldt dit uitgangspunt niet voor deze zeer
kleine groep jeugdigen met een grote zorgbehoefte? Verdienen zij ook geen onvoorwaardelijk
recht op zorg? Zo nee, waarom niet? De leden van de PVV-fractie willen weten wat de
(financiële) consequentie is wanneer deze jeugdigen toch toegang krijgen tot de Wlz.
Het Centrum voor Consultatie en Expertise (CCE) geeft aan dat deze groep jeugdigen
vooral behoefte heeft aan een langdurige stabiele woonplek met intensieve begeleiding,
waar ze kunnen blijven zolang als nodig is. Het CCE merkt hierbij op dat het huidige
zorgsysteem hier niet op ingericht is. Hoe gaat de regering regelen dat het zorgsysteem
wel op deze jongeren ingericht wordt en dat gemeenten bereid zijn deze woonplek met
intensieve begeleiding te betalen?
In alle 42 jeugdregio’s zijn regionale expertteams opgericht, die zich buigen over
matching van zorg in de meer complexe gevallen. Bij hoeveel kinderen heeft het expertteam
bemiddeld naar de juiste zorg?
De leden van de CDA-fractie lezen dat op dit moment het Zorginstituut aansluit bij de omschrijving van psychische
stoornissen zoals opgenomen in de vijfde versie van de Diagnostic and Statistical
Manual of Mental Disorders (DSM-5). Genoemde leden vragen hoe zij «op dit moment»
moeten lezen. Wil het Zorginstituut in de toekomst anders gaan kijken naar psychische
stoornissen?
De leden van de CDA-fractie lezen in de memorie van toelichting dat jeugdigen met
een psychische stoornis niet worden overgeheveld naar de Wet langdurige zorg.
Kan de regering aangeven waarom men ervoor kiest om jongeren die behoefte hebben aan
permanent toezicht en/of 24 uur per dag zorg in de nabijheid te ondersteunen vanuit
de huidige Jeugdwet, gezien de kritische stellingname van geraadpleegde veldpartijen?
De stellingname van de regering dat deze beperkte groep jeugdigen met een grote zorgbehoefte
in de Jeugdwet kan blijven is een keuze maar de leden van de CDA-fractie vragen of
en hoe er dan tegemoetgekomen wordt aan een meer integrale benadering van jeugdigen
met een meervoudige problematiek, bijvoorbeeld een combinatie van een licht verstandelijke
beperking en autisme. Naar aanleiding van de consultatieronde lezen deze leden immers
dat patiëntenorganisaties pleiten om deze doelgroep wel over te hevelen naar onderhavige
wet. Kan de regering eens toelichten hoe zij dit gewogen heeft?
Vervolgens stelt de regering dat het bij minderjarigen vaak erg moeilijk is om te
bepalen in hoeverre het kind blijvend zal voldoen aan de toegangscriteria van de Wlz.
Ook wordt aangegeven dat dit bij een psychische problematiek extra ingewikkeld is.
De leden van de CDA-fractie willen graag meer uitleg bij deze stellingname van de
regering. Zij stellen hier namelijk tegenover dat er een aantal stoornissen zijn zoals
autisme en schizofrenie, die niet bij de grens van 18 jaar over zijn. Dit is een stoornis
die levenslang en levensbreed gevolgen heeft.
Wat vindt de regering van de stellingname van de leden van de CDA-fractie dat er bij
ernstige psychiatrische problematiek sprake is van verbeteringen maar dat wel gezien
moet worden dat dit verbeteringen zijn binnen het spectrum van de psychiatrische beperking?
Daarbij geldt ook dat er bij de combinatie van stoornissen zoals een verstandelijke
beperking met psychiatrische problematiek het soms lastig is een dominante grondslag
vast te stellen terwijl de persoon in kwestie op een breed scala aan levensterreinen
structurele ondersteuning nodig heeft.
Hoe kijkt de regering hier tegenaan? Hoe groot is de groep jeugdigen in kwestie eigenlijk?
De leden van de D66-fractie constateren dat er over de aantallen cliënten die op basis van dit wetsvoorstel toegang
zouden krijgen tot de Wlz nogal wat verschillende schattingen bestaan. Graag ontvangen
deze leden van de regering de schatting die zij gebruikt met de daarbij behorende
argumentatie. Ook ontvangen zij graag een beeldendere beschrijving van deze cliënten.
Over welke stoornissen gaat het en op welke wijze zorgen deze stoornissen ervoor dat
24 uur per dag zorg in de nabijheid of permanent toezicht wenselijk is.
De leden van de D66-fractie constateren dat de regering ervoor kiest om geen verandering
aan te brengen voor jeugdigen met een psychische stoornis die permanent toezicht of
24 uur per dag zorg in de nabijheid nodig hebben, en hen derhalve uitsluit van toegang
tot de Wlz op basis van een psychische stoornis door middel van het nieuwe artikel
3.2.1, zesde lid. Genoemde leden hebben deze keuze nog niet gemaakt en betwijfelen
of het correct is om jeugdigen op basis van een psychische stoornis uit te sluiten
van toegang tot de Wlz. Allereerst vernemen deze leden graag hoe de regering, met
het uitsluiten van deze groep in het achterhoofd, reageert op het advies van het Zorginstituut
van 16 december 2015 dat stelt: «Het Zorginstituut vindt dat verzekerden waarvan vaststaat
dat ze blijvend zijn aangewezen op permanent toezicht of 24 uur zorg nabij toegang
moeten hebben tot de Wlz. Het gaat hier zonder meer om een doelgroep waarop de Wlz
zich specifiek richt. Het gaat om een doelgroep met een gelijksoortige zorgbehoefte
als de doelgroepen die nu toegang hebben tot de Wlz en dus ook gelijke toegang moeten
hebben tot de Wlz.» Aangezien jeugdigen op dit moment wel toegang hebben tot de Wlz
op basis van een somatische beperking of aandoening of een lichamelijke, verstandelijke
of zintuiglijke handicap, ontvangen deze leden ook graag een reactie op hetzelfde
advies van het Zorginstituut dat stelt: «Op dit moment blijft de psychiatrische problematiek
bij de indicatiestelling buiten beschouwing: als de bestaande grondslagen (somatische
aandoeningen en beperkingen, verstandelijke, lichamelijke en zintuiglijke handicaps)
op zichzelf geen toegang geven tot de Wlz, krijgt de verzekerde geen toegang, ook
niet als de combinatie met psychiatrische problematiek wel blijvend permanent toezicht
of 24 zorg nabij noodzakelijk maakt. Zorginhoudelijk is een dergelijke knip tussen
psychische problematiek en andere grondslagen gekunsteld en onwenselijk.»
De leden van de D66-fractie constateren dat de regering stelt dat zij inzet op verbeteringen
in de zorg voor deze specifieke groep jongeren binnen de Jeugdwet en derhalve niet
de Wlz open wil stellen voor jongeren met een psychische grondslag. Deze leden menen
dat deze twee in elkaars verlengde liggen. Immers niet alle jongeren, zelfs die met
gespecialiseerde zorg, zouden in aanmerking komen voor toegang tot de Wlz waardoor
verbeteringen aan de zorg binnen de Jeugdwet nog steeds noodzakelijk zijn. Deelt de
regering deze opvatting? Daarnaast lopen ook voor deze groep jeugdigen de schattingen
uiteen. Tijdens het, mede door deze leden georganiseerde, rondetafelgesprek in de
Kamer bleek het om ongeveer 300 jeugdigen te gaan. Graag vernemen deze leden van de
regering een schatting van de hoeveelheid jongeren die, indien de uitzondering van
het nieuwe artikel 3.2.1, zesde lid, niet opgenomen was, toegang zouden hebben tot
de Wlz en de argumentatie die hierbij hoort.
Tijdens het eerdergenoemde rondetafelgesprek bleek de meerderheid van professionals,
zoals bijvoorbeeld het Nederlands Instituut van Psychologen en de Nederlandse Vereniging
van
Pedagogen en Onderwijskundigen, aanbieders, zoals bijvoorbeeld Vereniging Gehandicaptenzorg
Nederland en GGZ Nederland, ervaringsdeskundigen, zoals MIND/Nederlandse Vereniging
voor Autisme en Per Saldo, en Zorgverzekeraars Nederland tegenstander te zijn van
de voorgestelde uitzondering voor jeugdigen in dit wetsvoorstel. Hierbij werd veelal
gewezen op zorginhoudelijke redenen maar ook het eerder aangehaalde gelijkheidsargument
kwam naar voren. Gelijkheid tussen volwassenen en kinderen met een psychische stoornis
maar ook gelijkheid tussen bijvoorbeeld kinderen met een verstandelijke beperking
en kinderen met een psychische stoornis. Dit heeft de leden van de D66-fractie lichtelijk
verbaasd omdat de regering er in de memorie van toelichting op wijst dat uit de expertmeetings
juist naar voren kwam dat de uitzondering in het wetsvoorstel wel wenselijk zou zijn.
Graag vernemen deze leden hiervoor een verklaring van de regering.
In de memorie van toelichting wordt gesteld dat het voor deze specifieke groep van
belang zou zijn dat gemeenten beschikkingen met een langere duur afgeven. De leden
van de D66-fractie delen deze mening dat indien deze specifieke groep in de Jeugdwet
zou blijven, langere beschikkingen nodig zijn. Maar ook voor jeugdigen die niet in
aanmerking zouden komen voor toegang tot de Wlz maar wel te maken hebben met psychische
problemen is dit nodig. Tegelijkertijd constateren deze leden dat het afgeven van
langere beschikkingen in de Jeugdwet of langere toekenningsbesluiten in de Wet maatschappelijke
ondersteuning 2015 (Wmo 2015) voor mensen met een levenslange en levensbrede beperking,
een wens is die al langer leeft in de Kamer.4 Genoemde leden vinden het dus terecht dat hierop gewezen wordt maar vernemen dan
ook graag hoe de regering hier werk van gaat maken.
De leden van de D66-fractie maken zich zorgen over het kleine aantal jeugdigen dat
behoefte heeft aan zeer gespecialiseerde psychische zorg in de Jeugdwet. Bijvoorbeeld
kijkend naar de mogelijkheden die een kleine gemeente heeft om goede integrale zorg
aan te bieden wanneer zij te maken heeft met een jeugdige met psychische problematiek.
Immers, wanneer de schatting die tijdens het rondetafelgesprek naar voren komt klopt,
dan zou dat betekenen dat in sommige gemeenten er één jeugdige met zeer gespecialiseerde
psychische problematiek zou zijn. Hoe ziet de regering het voor zich dat een dergelijke
gemeente dan in staat kan worden gesteld voor deze jeugdige de best mogelijke zorg
te organiseren?
De leden van de GroenLinks-fractie constateren dat de toegang tot de Wet langdurige zorg op basis van een psychische
stoornis niet gaat gelden voor kinderen en jongeren. Waarom heeft de expertmeeting
over zorg en ondersteuning voor jongeren met een ernstige, langdurige stoornis die
wordt aangekondigd in paragraaf 11 (blz. 21) nog niet plaatsgevonden sinds het algemeen
overleg in juli 2018? Als deze expertmeeting wel heeft plaatsgevonden, wat is daarvan
de uitkomst?
Zijn er mogelijkheden om binnen het wettelijk kader van de Wet langdurige zorg toch
een uitzondering te maken voor de (relatief kleine groep) kinderen en jongeren die
voldoen aan de zorginhoudelijke criteria van de Wlz? Wat doet de regering om de kwaliteit
en continuïteit van zorg voor deze doelgroep te waarborgen?
De leden van de SP-fractie hebben de afgelopen jaren meerdere schriftelijke Kamervragen gesteld over de toegang
tot de Wlz.5 6 Medewerkers van het Cen trum indicatiestelling zorg (CIZ) hebben eerder aangegeven7 dat ze het lastig vinden om vast te stellen in hoeverre kinderen, jongeren en jongvolwassenen
blijvend behoefte hebben aan 24 uurs zorg, maar dat zij geen indicatie afgeven omdat
moeilijk vast te stellen is of beperkingen blijvend zijn. Medewerkers van het CIZ
hebben daarom gepleit om kinderen, jongeren en jongvolwassenen tijdelijke toegang
te geven tot de Wlz. Waarom zijn deze bevindingen niet meegenomen in het voorliggende
wetsvoorstel? Is de regering van mening dat zorg vanuit de Wlz per definitie levenslange
zorg moet zijn?
Voorts hebben de leden van de SP-fractie eerder aandacht gevraagd voor het feit dat
het niet altijd mogelijk is om een verstandelijke beperking en/of psychische aandoening
voor het achttiende jaar aan te tonen, omdat dit soms pas later wordt vastgesteld.
Vindt de regering het wenselijk dat deze (jong)volwassenen geen toegang hebben tot
de Wlz als de verstandelijke beperking/psychische aandoening niet goed kan worden
vastgesteld of als daar discussie over ontstaat tussen artsen van het CIZ en behandelaars?
Kan de regering dit nader toelichten? Hoe wordt voorkomen dat er rechtsongelijkheid
ontstaat tussen jeugdigen en volwassenen met een psychische stoornis nu zij onder
verschillende wetten komen te vallen ondanks dat zij vergelijkbare problematiek hebben?
Tevens vragen genoemde leden om een nadere toelichting op het handelen rondom het
bereiken van de 18-jarige leeftijd. Deze (leeftijds)grens is immers erg arbitrair. Deze leden vragen dan ook hoe de overdracht van
jeugdzorg naar volwassenenzorg flexibel en aangesloten op de individuele behoeften
wordt georganiseerd. Waarom wordt ervoor gekozen hier de schotten in zorg in stand
te houden? Hoe wordt continuïteit van zorg gegarandeerd?
De leden van de PvdA-fractie vragen om nadere uitleg waarom jongeren jonger dan 18 jaar worden uitgesloten van
deze wetswijziging. Bestaan er mogelijkheden om deze relatief kleine groep jongeren
met complexe problematiek (naar schatting van de sector ongeveer 300) die er baat
bij zou hebben eveneens over te hevelen naar de Wlz? Hoe zou de kwaliteit van de zorg
geborgd kunnen worden voor deze kwetsbare groep jongeren indien een overheveling naar
de Wlz mogelijk is? Welke negatieve consequenties kunnen worden voorzien in effect
hierop?
De leden van de ChristenUnie-fractie begrijpen uit de memorie van toelichting dat de regering ervoor heeft gekozen om
jongeren met ernstige ggz-problematiek ook in de toekomst onder de Jeugdwet te laten
vallen. Deze leden vragen de regering deze keuze nogmaals te onderbouwen. Zij vragen
de regering aan te geven wat de omvang is van de groep jeugdigen met een psychische
stoornis die permanent toezicht of 24 uur per dag zorg in de nabijheid nodig hebben.
Welke maatregelen wil de regering nemen om te borgen dat deze specifieke groep jeugdigen
gegarandeerd is van de juiste zorg op de juiste plek?
De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van het besluit van de regering, na uitgebreid overleg met deskundigen,
brancheorganisaties en vertegenwoordigers van cliënten, om jeugdigen met ernstige
ggz-problemen onder de Jeugdwet te laten. De gemeenten blijven hierdoor voor deze
groep verantwoordelijk. Volgens de regering is het beter om deze groep jongeren via
de Jeugdwet zorg op maat te bieden, wat het beste onder de Jeugdwet zou kunnen plaatsvinden.
Genoemde leden vragen de regering om te verduidelijken welke praktische voordelen
dit voor jeugdige cliënten met zich meebrengt. Zij vragen wat de risico’s en/of onwenselijkheden
zijn voor kinderen en jongeren en hun ouders als er geen toegang in de Wlz komt voor
jongeren met (ook) een psychische stoornis in relatie tot de huidige en toekomstige
situatie. Deze leden vragen de regering of zij kan aangeven hoe groot de groep jeugdigen
is die het betreft. De leden van de SGP-fractie vragen de regering hoe zij, in het
licht van het gelijkheidsbeginsel, beargumenteert dat jeugdigen met alleen een verstandelijke
of lichamelijke beperking wel toegang hebben tot de Wlz en jeugdigen met een psychische
stoornis of met een meervoudige problematiek waarmee voldaan wordt aan de toegangscriteria
niet. De leden van de SGP-fractie vragen de regering ten slotte welke rol zij ziet
voor de rijksoverheid (naast de verantwoordelijkheid voor gemeenten, zoals de regering
nu in de memorie van toelichting benadrukt) om de overgang van 18-jarigen van de Jeugdwet
naar de Wlz zo goed mogelijk te stroomlijnen.
4. Indicatiestelling
Een van de voordelen van de Wlz is dat mensen niet steeds opnieuw geïndiceerd hoeven
te worden. Dit biedt rust en zekerheid. In de memorie van toelichting wordt de situatie
beschreven dat cliënten met een psychische stoornis dusdanig vooruitgaan dat ze niet
meer aan de criteria van de Wlz voldoen. In de memorie van toelichting wordt op pagina
7 geschreven: dan «kan de cliënt de Wlz verlaten». De leden van de VVD-fractie zijn benieuwd hoe het traject in aanloop naar die beslissing eruitziet. Wie neemt
bijvoorbeeld deze beslissing, wie worden daarin meegenomen en op basis van welke informatie
wordt het besluit genomen? Kan de regering toelichten hoe het proces na dat besluit
eruitziet? Wie heeft bijvoorbeeld welke verantwoordelijkheden? Als de situatie verslechtert
is het dan weer mogelijk om terug te keren naar de Wlz? Kan de regering toelichten
hoe dat proces eruitziet?
Jeugdigen met ernstige ggz-problematiek blijven onder de Jeugdwet en daarmee onder
de verantwoordelijkheid van de gemeente vallen. Daarbij is het belangrijk dat gemeenten
voor jeugdigen met een ernstige psychische stoornis langer durende indicaties gaat
verstrekken. De leden van de PVV-fractie vragen hoe dit wordt geregeld. Komt hier een wetswijziging of algemene maatregel
van bestuur voor? Zo nee, waarom niet.
Genoemde leden willen weten of jeugdigen met een langdurige psychische stoornis niet
in aanmerking komen voor toegang tot de Wlz omdat bij de Wlz de mogelijke inzet van
het sociale netwerk bij het organiseren van de zorg en ondersteuning bij de indicatiestelling
niet meegewogen wordt. Verwacht de regering bij jeugdigen met een psychische stoornis
meer mantelzorg en/of gebruikelijke zorg?
Hoe voorkomt de regering afwentelgedrag tussen zorgaanbieders, gemeenten, verzekeraars
en zorgkantoren over waar een cliënt thuishoort, met name in relatie tot blijvendheid?
Wat is de rol van het CIZ in deze situaties?
Er is straks een groep cliënten die meerdere grondslagen heeft (somatische, psychiatrische
en verstandelijke beperking). De leden van de PVV-fractie vragen welke grondslag leidend
is voor het zorgprofiel van deze mensen. Gaat men gebruikmaken van zorgprofielen in
de verpleeghuis- en gehandicaptensector?
De leden van de D66-fractie constateren dat het CIZ samen zal werken met de ter zake deskundige om vast te stellen
of de persoon in kwestie behoefte heeft aan zorg vanuit de Wlz. Deze leden vragen
of deze procedure hetzelfde is bij mensen met somatische aandoeningen en beperkingen
of verstandelijke, lichamelijke en zintuiglijke handicaps. Daarnaast vragen deze leden
of er bij het CIZ genoeg expertise is om met deze kwetsbare groep om te gaan. Zo niet,
op welke wijze gaat hieraan gewerkt worden in de komende jaren?
De leden van de D66-fractie lezen dat wanneer de blijvende behoefte aan permanent
toezicht of 24 uur per dag zorg in de nabijheid (nog) niet kan worden vastgesteld,
de cliënt (nog) geen toegang krijgt tot de Wlz. Uiteraard begrijpen deze leden dit.
Maar zij wijzen de regering wel graag op het volgende. Een indicatieproces, hetzij
voor de Wmo 2015 hetzij voor de Wlz, wordt door mensen over het algemeen als belastend
ervaren. Wanneer iemand dus nog geen toegang heeft tot de Wlz, vragen genoemde leden
of het CIZ wel het dossier van de persoon in kwestie kan bewaren. Dat zou ervoor kunnen
zorgen dat wanneer iemand op een later tijdstip wel in aanmerking zou komen voor toegang
tot de Wlz, deze persoon een minder belastend indicatieproces zou moeten doorlopen
aangezien delen van het indicatiedossier al aanwezig zijn.
De leden van de D66-fractie zijn verheugd om te lezen dat de regering de mening deelt
dat de Wlz geen permanent eindstation hoeft te zijn. Inderdaad biedt de Wlz, op basis
van artikel 3.2.4, aanhef en onder b, de mogelijkheid om de Wlz te verlaten. Daarnaast
lezen genoemde leden met instemming dat ook binnen de Wlz ruimte is voor de ontwikkeling
van cliënten. Deze leden vernemen graag van de regering hoe zij deze ontwikkeling
voor zich ziet en hoe zij deze wil stimuleren. En is het mogelijk dat er bij mensen,
op een bepaald moment en indien gewenst, getoetst wordt of zij wellicht dusdanig vooruitgang
boeken dat zij de Wlz zouden kunnen verlaten?
Tot slot vernemen de leden van de D66-fractie of zij de regering correct begrijpen
omtrent het vraagstuk van de sociale context en de weging hiervan. Klopt het dat de
sociale context en andere contextgebonden zaken geen rol spelen bij de indicatie vanuit
het CIZ, maar deze wel een rol spelen bij het opstellen van het zorgplan?
De leden van de GroenLinks-fractie blijven vragen houden over de term «blijvendheid», ook nu wordt verwezen naar de
definitie zoals in de Wet langdurige zorg. Deze leden vragen hoe goed onderscheid
kan worden gemaakt wanneer er een blijvende behoefte is aan permanent toezicht of
24 uur per dag zorg in de nabijheid. Stel dat een arts beoordeelt dat op termijn verbetering
zou kunnen optreden, krijgt iemand dan recht op toegang tot de Wlz? En wat is dan
«op termijn»? Dat wordt niet beschreven in de memorie van toelichting van de Wet langdurige
zorg.
Hoe werkt dat nu in de praktijk bij de Wet langdurige zorg? Zou het kunnen dat dit
voor mensen met psychische problematiek anders gaat uitpakken dan voor mensen met
somatische problematiek?
Op pagina 7 wordt aangegeven dat, wanneer op een later moment blijkt dat iemand niet
meer aan de criteria voldoet, de cliënt de Wlz kan verlaten. Kan de regering omschrijven
hoe het proces verloopt waarbij wordt gecontroleerd of iemand nog aan de criteria
voldoet, zo vragen de leden van de fractie van GroenLinks.
Deze leden vragen ook, nu er straks een groep cliënten is die meerdere grondslagen
heeft, welke grondslag leidend is voor het zorgprofiel van deze mensen. Gaat men gebruikmaken
van zorgprofielen in de verpleeghuis- en gehandicaptensector? Maakt het voor de cliënt
uit op basis van welke grondslag hij of zij toegang krijgt tot de Wlz?
De leden van de SP-fractie vragen om een nadere toelichting op de zin «Wanneer op een later moment blijkt dat
iemand niet meer aan de criteria voldoet, kan de cliënt de Wlz verlaten». Is dat dan
bijvoorbeeld een keuze van de cliënt of kan de cliënt ook gedwongen worden de Wlz
te verlaten?
Blijkens de memorie van toelichting houdt de regering, ook voor cliënten met een psychische
stoornis, vast aan het begrip blijvendheid zoals dit nu in de wet geldt. De leden
van de ChristenUnie-fractie vragen de regering hoe het begrip blijvendheid in de Wlz voor mensen met een psychische
stoornis wordt geoperationaliseerd. Is toegang tot de Wlz mogelijk als duidelijk sprake
is van langdurige afhankelijkheid van permanent toezicht of 24 uur nabije zorg, zonder
dat met zekerheid kan worden vastgesteld dat dit blijvend zal zijn in de betekenis
van levenslang?
Genoemde leden vragen de regering of het CIZ niet alleen voldoende mensen heeft aangetrokken
voor de indicatiestelling, maar ook of het CIZ voldoende expertise in huis heeft met
betrekking tot psychische stoornissen.
Er is straks een groep cliënten die meerdere grondslagen heeft (somatische, psychiatrische
en verstandelijke beperking). De leden van de ChristenUnie-fractie vragen welke grondslag
leidend zal zijn voor het zorgprofiel van deze mensen. Gaat men gebruikmaken van zorgprofielen
in de verpleeghuis- en gehandicaptensector?
Ook de leden van de SGP-fractie constateren dat er straks een groep cliënten onder de Wlz valt die meerdere grondslagen
heeft. Het betreft cliënten met zowel lichamelijke als verstandelijke als psychiatrische
beperkingen. Genoemde leden vragen de regering welke grondslag leidend wordt voor
het zorgprofiel van deze cliënten.
5. Voortgezet verblijf (driejaarscriterium)
Het driejaarscriterium vervalt nadat de effecten op de risicoverevening zijn onderzocht
en de riscoverevening op de onderzoeksresultaten is aangepast. De leden van de PVV-fractie vragen hoeveel tijd met dit onderzoek gemoeid is. Tevens willen deze leden weten
welke andere mogelijkheden er zijn om het probleem met de risicoverevening op te lossen.
De leden van de CDA-fractie constateren dat in dit wetsvoorstel het driejaarscriterium en dus de aanspraak zoals
beschreven in artikel 3.2.2 van de Wlz gehandhaafd blijft. Dit betekent dat op het
moment van inwerkingtreding van onderhavig wetsvoorstel mensen met een psychische
stoornis tijdelijk op twee manieren toegang kunnen krijgen tot de Wlz. Een cliënt
heeft toegang tot de Wlz omdat hij voldoet aan de zorginhoudelijke toegangscriteria
en mocht dat niet het geval zijn dan aanvullend als hij is aangewezen op «voortgezet
verblijf». Dan stelt het Zorginstituut ook dat de gevolgen voor de risicoverevening
in kaart moeten worden gebracht alvorens het criterium voortgezet verblijf af te schaffen.
Kan de regering uitgebreid toelichten in hoeverre het risicovereveningsmodel dan dient
te worden aangepast?
De leden van de D66-fractie lezen dat de regering in de nota van wijziging een andere keuze maakt dan eerder
in het oorspronkelijke voorstel van wet. Graag vernemen deze leden een dragende motivatie
hiervoor. Daarnaast vernemen genoemde leden graag wanneer de Werkgroep Ontwikkeling
Risicoverevening haar verslag uitbrengt. Tot slot vernemen deze leden graag waarom
de regering gekozen heeft om het driejaarscriterium in de Wlz op een bij koninklijk
besluit te bepalen moment te laten vervallen. Waarom wordt hier niet gekozen voor
een reguliere algemene maatregel van bestuur met een voorhangprocedure?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen wat wordt bedoeld met de zinsnede «nadat de Wlz is afgeschaft», op pagina
8 van de memorie van toelichting, onderste paragraaf. Wordt hier wellicht «aangepast»
bedoeld?
De leden van de SP-fractie lezen in de nota van wijziging dat op termijn het driejaarscriterium wordt afgeschaft,
maar dat het moment afhankelijk is van aanpassingen in het risicovereveningsmodel.
Deze leden vragen aan welke termijn de regering denkt bij het afschaffen van het driejaarscriterium.
In de nota van wijziging heeft de regering aangegeven dat het de bedoeling is dat
het driejaarscriterium komt te vervallen zodra er meer zicht is op de gevolgen voor
de risicoverevening. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering aan te geven welke tijdpad zij hierbij voor ogen heeft. Ziet de
regering alternatieve mogelijkheden om het probleem van de risicoverevening op te
lossen, zo vragen deze leden.
6. Het verzekerde pakket
De mensen die gebruik zouden kunnen maken van deze regeling zijn kwetsbaar. De leden
van de VVD-fractie vinden het belangrijk dat mensen met een psychische kwetsbaarheid onderdeel kunnen
zijn van de samenleving. Zelf een huisarts of tandarts kunnen kiezen draagt hieraan
bij. Genoemde leden vragen dan ook hoe de regering de keuzevrijheid van de mensen
die op basis van voorliggend wetsvoorstel toegang tot de Wlz krijgen op het gebied
van behandelaar en dagbesteding gaat waarborgen. Graag ontvangen zij een toelichting
op dit punt.
De leden van de PVV-fractie vragen hoe de regering de keuzevrijheid van cliënten waarborgt op het gebied van dagbesteding
en behandeling.
De leden van de D66-fractie constateren dat het wel of niet leveren van de aanvullende behandeling gefinancierd
vanuit de Wlz afhangt van afspraken tussen de Wlz-uitvoerder en de zorginstelling.
Deze leden vragen wat voor effecten dit heeft voor iemand met een Wlz-indicatie.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering hoe zij de uitvoeringsproblemen, die veldpartijen voorzien bij
instellingen voor beschermd wonen als één hoofdaannemer verantwoordelijk wordt gesteld
voor de specifieke behandeling, denkt te kunnen aanpakken. Zij vragen de regering
hoe met de organisatie van integrale Wlz-zorg tegelijkertijd doelgerichte en doelmatige
behandeling en begeleiding met voldoende keuzevrijheid mogelijk blijft.
De leden van de SGP-fractie vragen de regering hoe zij keuzevrijheid van cliënten op het gebied van dagbesteding
en behandeling waarborgt.
7. Leveringsvormen
Het persoonsgebonden budget (pgb) is een krachtig middel om mensen regie over hun
eigen zorg te geven. De leden van de VVD-fractie vinden het dan ook goed dat de regering voorstelt deze leveringsvorm open te stellen
voor mensen met psychische stoornissen die in de Wlz komen. De memorie van toelichting
beschrijft dat bij de huidige Wlz-budgethouders er helaas soms misbruik gemaakt wordt
van hun kwetsbaarheid. Die kwetsbaarheid bestaat ook bij de cliënten met een psychische
stoornis, zo stelt de memorie van toelichting terecht. Deze leden vragen welke waarborgen
er bij invoering van voorliggend voorstel zijn genomen om de budgethouders te beschermen.
Hoe zien deze er in de praktijk uit en wat gaat de aanvrager hier van merken? Op basis
van welke weigeringsgronden kan besloten worden geen pgb toe te kennen?
De leden van de D66-fractie begrijpen het dilemma rondom het toestaan van een persoonsgebonden budget als leveringsvorm
voor kwetsbare groepen maar zijn verheugd dat de regering uiteindelijk ervoor heeft
gekozen om voor deze cliënten, die zorg vanuit de Wlz zullen krijgen, ook de keuzemogelijkheden
zo groot mogelijk te maken en derhalve een pgb toe te staan. Zij voelen zich hierin
gesterkt door belangen- en brancheorganisaties. Deze leden begrijpen dat er mogelijk,
door middel van een wijziging van de Regeling langdurige zorg, extra eisen worden
gesteld aan de toekenning van het pgb zoals bijvoorbeeld de gewaarborgde hulp. Genoemde
leden vernemen allereerst graag of een dergelijke wijziging van deze regeling voorgelegd
zal worden aan de Kamer. Daarnaast horen deze leden graag welke eisen er zijn verbonden
aan de gewaarborgde hulp. Kan iedereen gewaarborgde hulp worden en is er een limiet
op de hoeveelheid pgb-houders die door één gewaarborgde hulp ondersteund kunnen worden?
In het kader van de toerusting en ondersteuning van pgb-houders wijzen de leden van
de D66-fractie ook nog op de toezegging van de regering tijdens het algemeen overleg
pgb van 4 april 2019 aan de D66-fractie dat een pilot gestart zou worden door Zilveren
Kruis Zorgkantoor en Per Saldo, met actieve ondersteuning vanuit het Ministerie van
Volksgezondheid, Welzijn en Sport, om pgb-houders actiever toe te rusten op het pgb,
door middel van bijvoorbeeld een cursus. Deze leden kijken uit naar de uitkomsten
van deze pilot, die ook voor deze kwetsbare groep en hun eventuele gewaarborgde hulp
een grote meerwaarde zou kunnen hebben.
8. Financiën
In de memorie van toelichting wordt beschreven dat het op dit moment nog niet mogelijk
is om exact vast te stellen hoeveel mensen gebruik zullen maken van de voorgestelde
regeling. Daarom zullen de instroomcijfers en de effecten daarvan gemonitord worden.
De leden van de VVD-fractie willen graag weten hoe die monitoring plaats gaat vinden. Welke gegevens gaan er
gemonitord worden en door wie worden die verzameld? Als uit de instroomcijfers of
de effecten blijkt dat bijsturing nodig is, wie gaan dat dan doen? Wanneer kunnen
ze bijsturen en op welke manieren? Op welke wijze wordt de Kamer hierover geïnformeerd?
Het aantal mensen dat naar verwachting door voorliggende wijziging instroomt in de
Wlz is gebaseerd op een raming van Bureau HHM. Er is gekozen om te rekenen met de
ondergrens van de bandbreedte die Bureau HHM stelt. De leden van de VVD-fractie zijn
benieuwd waarom er gekozen is om de ondergrens te gebruiken in de berekeningen. Wat
zijn de financiële en praktische gevolgen als blijkt dat de werkelijke instroom dichter
bij de bovengrens van de bandbreedte ligt? Graag ontvangen deze leden een uitgebreide
toelichting op de gekozen methodologie en een inschatting van de risico’s die dit
met zich meebrengt.
In de memorie van toelichting wordt gemeld dat het mogelijk is dat niet alle potentiële
Wlz-cliënten in beeld zijn gebracht. Waarom niet? De leden van de VVD-fractie vragen
wanneer dit wel het geval gaat zijn. Na hoeveel tijd kan met zekerheid gesteld worden
dat alle potentiële Wlz-cliënten in beeld zijn? Welke maatregelen zijn er te nemen
als deze groep potentiële Wlz-cliënten groter blijkt te zijn? Of als blijkt dat veel
minder mensen de overstap naar de Wlz maken? Kan de regering dit nader toelichten?
De leden van de VVD-fractie maken zich zorgen over de mate waarin de totale kosten
in beeld zijn. Naast de bandbreedte in de te verwachten instroom zijn er meer punten
waarop nog geen duidelijkheid is over de te verwachten financiële gevolgen. In de
memorie van toelichting wordt een berekening gemaakt van de te verwachten kosten en
baten. Voor die berekening is gebruikgemaakt van gemiddelde gemeentelijke tarieven
voor beschermd wonen uit 2017 en gemiddelde tarieven van verzekeraars voor de bekostiging
van langdurige zorg. Bovendien zijn de berekeningen gemaakt onder voorbehoud van nieuwe
prestaties en tarieven bij de nieuwe zorgprofielen voor cliënten met een psychische
stoornis in de Wlz. Genoemde leden vragen dan ook wanneer er preciezere berekeningen
beschikbaar komen. Wanneer is bekend wat de definitieve bedragen zijn? Welke mogelijkheden
zijn er om te sturen als blijkt dat deze kosten hoger uitvallen dan de huidige raming?
Wat gaat de regering doen als de instroom groter blijkt dan verwacht en de kosten
hoger zijn dan de berekeningen? Kan de regering hierop een toelichting geven?
De verwachting is dat meer mensen in de Wlz gebruik gaan maken van dagbesteding dan
dat ze nu in de Wmo 2015 doen, zo staat in de memorie van toelichting. De leden van
de VVD-fractie vragen of er nog meer voorzieningen zijn waarvan verwacht wordt dat
er vanuit de Wlz meer gebruik van wordt gemaakt. Wat zijn de te verwachten kosten
hiervan?
In de memorie van toelichting lezen deze leden dat bij de overstap naar de Wlz de
eigen bijdrage van mensen die de zorg krijgen kan veranderen. Deze zou volgens de
berekeningen kunnen oplopen tot maximaal € 1.552,- per maand. De leden van de VVD-fractie
vragen of en hoe hierover wordt gecommuniceerd naar de mensen om wie het gaat. Daarnaast
wordt in de memorie van toelichting ook beschreven dat bij de overgang van Wmo-pgb
naar Wlz er «administratieve lasten voor burgers van ca. € 1,4 miljoen» worden verwacht.
De leden van de VVD-fractie vragen waar die kosten uit bestaan. Zijn die lasten eenmalig?
Hoe verhouden deze zich tot de eigen bijdragen voor de Wlz? Gaarne ontvangen genoemde
leden een toelichting op dit punt.
Vervolgens hebben de leden van de VVD-fractie nog enkele vragen over de gevolgen van
het voorstel voor de gemeenten. In het rapport «Gemeentelijke tarieven beschermd wonen»
van Bureau HHM lezen zij dat er tussen de gemeenten sprake is van een grote diversiteit
in de product- en daarmee tarievenstructuur. Deze leden vragen hoe dit de verwachte
daling van de Wmo-uitgaven beïnvloedt. Zijn er bij de gemeenten secundaire effecten
te verwachten, zoals het moeten afschalen van gemeentelijke Wmo-afdelingen? Hoe wordt
hierover met gemeenten overlegd? In hoeverre is het mogelijk om de opbouw van Wlz-gelden
gelijk te laten lopen met de afbouw van bijvoorbeeld de Wmo-pgb-gelden? Ontstaat hier
geen liquiditeitsprobleem? Wanneer krijgen de gemeenten duidelijkheid over welke bedragen
er overgeheveld gaan worden?
De invoering van het nieuwe verdeelmodel voor beschermd wonen, maatschappelijke opvang
en nieuwe (begeleidings)taken Wmo is getemporiseerd, in afwachting van de gevolgen
voor gemeenten van de openstelling van de Wlz voor mensen met een psychische stoornis.
Hoe verhoudt het voorliggende wetsvoorstel zich tot de invoering van dit nieuwe verdeelmodel?
Waarom is voor een temporisering gekozen? Kan de regering dit toelichten?
Nu er zowel een driejaarscriterium is als een blijvende behoefte aan permanent toezicht
of 24 uurs zorg in de nabijheid in hoeverre is er dan sprake van inverdieneffecten
en een kasschuif? Immers, zo vragen de leden van de CDA-fractie, is het niet logisch te veronderstellen dat de grootste groep van de 8.500 cliënten
die nu uit de Wmo gefinancierd worden na drie jaar de Wlz zouden instromen?
En indien dat niet zo zou zijn, kan de regering uitleggen wat de reden zou zijn dat
dit zou afwijken?
Bij de berekeningen is uitgegaan van gemiddelde gemeentelijke tarieven voor beschermd
wonen in 2017 en met gemiddelde tarieven van verzekeraars voor de bekostiging van
langdurige zorg. Kan de regering toelichten waarom er gekozen is voor een gemiddeld
tarief?
De regering stelt dat het best zo zou kunnen zijn dat mensen vanuit de forensische
zorg doorstromen de Wlz in, maar dat de omvang van deze groep moeilijk is in te schatten.
Dit vinden de leden van de CDA-fractie een gemiste kans. Deze leden vragen toch aan
de regering hiervan een inschatting te geven. Deze groep stroomt nu toch ook door
naar de Wlz vanwege het criterium van voortgezet verblijf. Kan de regering ook aangeven
hoeveel cliënten dat per jaar zijn?
De leden van de D66-fractie hebben met instemming kennisgenomen van het uitgangspunt van de regering dat het
geld de cliënt volgt. Immers bij sommige gemeenten leeft de vrees dat openstelling
van de Wlz een soort loterij zou kunnen gaan worden. Het aantal cliënten dat in een
regio overgaat naar de Wlz zal verschillen, maar de uitname zal plaatsvinden uit het
macrobudget. Als gevolg kan een gemeente waar veel cliënten overgaan naar de Wlz substantiële
voordelen hebben, terwijl een gemeente waar dit er weinig zijn wel de zorgplicht voor
het achterblijvende deel van de groep houdt, maar met een even grote uitname uit het
budget. Deze leden vragen de regering in te gaan op deze vrees. Zij vernemen ook graag
hoe op macro- en gemeentelijk niveau de realisatiecijfers worden vergeleken met de
bijbehorende ramingen en hoe een eventuele bijstelling van de bedragen gaat plaatsvinden.
De leden van de D66-fractie constateren dat in de ramingen rekening wordt gehouden
met de zogeheten ondergrens van de bandbreedte. Graag vernemen deze leden waarom hiervoor
is gekozen. Daarnaast lezen genoemde leden dat in de berekeningen uitgegaan is van
de gemiddelde gemeentelijke tarieven voor beschermd wonen. Heeft dit nog gevolgen
voor gemeenten wanneer de middelen overgeheveld worden vanuit het gemeentefonds, zeker
in het kader van het principe «het geld volgt de cliënt»?
De leden van de D66-fractie vragen of er aanpassingen aan de verwachte kosten in de
Wlz aangebracht dienen te worden naar aanleiding van de, in de memorie van toelichting
genoemde, NZa-adviezen. Zo ja, kan de regering deze aanpassingen inzichtelijk maken?
De leden van de D66-fractie begrijpen dat toegang tot de Wlz voor sommigen zal betekenen
dat de eigen bijdragen zullen stijgen. Graag horen deze leden van de regering of dit
volgens hen kan leiden tot perverse prikkels, zijnde dat mensen «te lang» in een verkeerd
wettelijk schot blijven hangen wegens deze eigen bijdrage. Deze leden kijken uit naar
het rapport van de Commissie Toekomst zorg thuiswonende ouderen, aangesteld naar aanleiding
van de motie Bergkamp c.s.8, eind 2019 die ook aandacht besteedt aan de gevolgen van de overgangen tussen stelsels
en bijvoorbeeld een lange termijn oplossing voorstelt voor de zorgval bij de overgang
van Wmo/Zvw naar Wlz. Daarnaast begrijpen deze leden dat de inkomenseffecten het grootst
zullen zijn voor de groep die op dit moment enkel intramurale ggz ontvangt vanuit
de Zvw. Daarom vragen deze leden of de regering bereid is om met name deze groep tijdig
van de financiële consequenties op de hoogte te stellen en te begeleiden bij deze
overgang.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben vragen over de inkomenseffecten. Genoemde leden maken zich zorgen over de
forse inkomenseffecten die het wetsvoorstel lijkt te gaan hebben voor cliënten die
overgaan van de Zorgverzekeringswet naar de Wet langdurige zorg. Een kleine groep
cliënten lijkt geconfronteerd te gaan worden met een hoge eigen bijdrage met als gevolg
een negatief inkomenseffect dat oploopt tot € 713 per maand. Denkt de regering dat
deze doelgroep dit kan dragen? Hoe wordt gemonitord dat zij dit kunnen betalen en
niet zorg gaan mijden als gevolg van de wetswijziging?
De leden van de PvdA-fractie vragen om meer duidelijkheid over de financiële consequenties van de wetswijziging.
Op welke manier wordt er gecontroleerd hoe de financiën zich ontwikkelen? Welke problemen
omtrent de kostenbeheersing als gevolg van deze wetswijzing worden voorzien? Op welke
manier wordt gewaarborgd dat de mogelijkheden van kostenbeheersing die voornamelijk
liggen binnen de contracteerruimte niet zullen leiden tot een verschraling van de
tarieven?
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering naar een onderbouwing van het aantal ggz-cliënten dat zal overstappen
naar de Wlz. Er wordt in het wetsvoorstel gesproken over 9.250 cliënten, maar eerder
zijn ook aantallen van 11.750 tot 16.250 genoemd. Is het nog steeds mogelijk dat het
aantal cliënten meer dan 16.000 zal bedragen, zo vragen genoemde leden.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen hoeveel ruimte er nog is gedurende het
wetstraject om samen met het werkveld tot een zorgvuldige opbouw van zorgprofielen
en prestaties in de ggz te komen, waarbij de zorgvraag en het zorgaanbod op elkaar
zijn afgestemd.
Genoemde leden vragen welke afspraken er zijn gemaakt met onder andere het Ministerie
van Financiën over de ontwikkeling van prestaties en tarieven in de Wlz voor de ggz.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen hoe dit wetsvoorstel zich verhoudt tot
de wijzigingen van de intramurale bijdragensystematiek voor pgb-beschermd wonen.
De leden van de SGP-fractie constateren dat er nog gegevens ontbreken over de definitieve instroom van cliënten
in de Wlz. De financiële impact van de wetswijziging is hierdoor nog niet goed in
te schatten. Zij vragen de regering waarom bij de raming is gerekend met de ondergrens
van de bandbreedte die in het rapport «Bevindingen regiogesprekken GGZ» door Bureau
HHM wordt gebruikt. Genoemde leden vragen de regering wanneer er duidelijkheid zal
ontstaan over de definitieve groep cliënten die de Wlz zal instromen. Kan de regering
aangeven of genoemde financiële onzekerheden geen bezwaren opleveren voor de behandeling
van dit wetsvoorstel? Kan de regering aangeven hoe zij acteert op significante financiële
verschillen met betrekking tot de instroom?
9. Gegevensuitwisseling
Voor een goede uitvoering van de Wlz is informatie-uitwisseling tussen de verschillende
partijen van groot belang. Om te zorgen dat deze uitwisseling goed en veilig gebeurt,
heeft het Zorginstituut een uitvoeringstoets gedaan en het Ministerie van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport een Privacy Impact Assessment. Op welke punten hebben deze twee toetsen
geleid tot aanpassingen van het voorstel? Kan de regering dit nader onderbouwen? De
leden van de VVD-fractie zouden beide toetsen graag ontvangen.
De leden van de D66-fractie vernemen graag van de regering of de huidige iWlz-standaarden ook bruikbaar zijn
voor de zorgregistratie van psychische zorg, daar een psychische grondslag met dit
wetsvoorstel wordt toegevoegd aan de Wlz. Zo niet, welke wijzigingen dienen hieraan
aangebracht te worden?
10. Regeldruk en uitvoeringskosten
In de memorie van toelichting wordt ook gemeld dat de Vereniging van Nederlandse Gemeenten(VNG),
de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) en Zorgverzekeraars Nederland (ZN) aangeven
dat ze door de invoering van het voorliggende wetsvoorstel mogelijk meerkosten hebben,
maar dat deze nog niet in beeld zijn. De leden van de VVD-fractie vragen wanneer dit wel het geval is. Zijn er afspraken gemaakt over wie die kosten
gaat betalen? Zijn er afspraken gemaakt over de maximale bedragen die vergoed gaan
worden? Is het mogelijk om deze kosten in beeld te brengen voor de behandeling van
dit wetsvoorstel? Kan de regering dit toelichten?
Ook het CIZ verwacht meerkosten te hebben door het wetsvoorstel. In de memorie van
toelichting worden die becijferd als € 11 miljoen in 2019 en € 10 miljoen in 2020.
Vervolgens wordt gesteld dat «Deze extra kosten zijn gedekt binnen de geldende kaders»
en «Met het CIZ zullen afspraken gemaakt worden op welke wijze deze kosten kunnen
worden verwerkt in het jaarbudget uitvoeringskosten CIZ». Dit lijkt genoemde leden
tegenstrijdig, betekent dit dat er nog andere kosten dan die € 10 miljoen en € 11 miljoen
zijn? Om welke geldende kaders gaat het hier? Kan de regering hierop een toelichting
geven?
De leden van de PVV-fractie vragen hoe de regering voorkomt dat de organisatie van integrale Wlz-zorg zo complex
wordt, dat zorgaanbieders moeten reorganiseren en de administratieve lastendruk toeneemt.
De leden van de CDA-fractie vragen waarom de regering rekent met structureel hogere uitvoeringskosten. Immers
de tweejarige periodieke controle door de gemeente wordt voor ongeveer 9.000 «gevallen»
vervangen door een eenmalige indicatie.
Genoemde leden krijgen signalen dat opvolging van het advies van Zorginstituut Nederland
mogelijk kan leiden tot nadelige organisatorische consequenties voor zorgaanbieders
van beschermd wonen. Hoe voorkomt de regering dat de organisatie van integrale Wlz-zorg
zo complex wordt, dat zorgaanbieders moeten reorganiseren en de administratieve lastendruk
toeneemt?
De leden van de D66-fractie delen de mening dat burgers en zorgaanbieders zo min mogelijk last dienen te hebben
van administratieve lasten. In dat kader waren deze leden verbaasd om te lezen dat
de eenmalige administratieve lasten voor burgers geschat worden op circa € 1,4 miljoen,
hetgeen met een schatting van 9.250 cliënten neerkomt op ruim € 150 per cliënt. Kan
de regering deze schatting nader onderbouwen?
De leden van de SGP-fractie zijn blij voor de patiënten die door de wetswijziging toegang tot de Wlz verkrijgen.
Voor de zorgaanbieders achter beschermde woonvoorzieningen betekent de Wlz echter
nog een extra financieringsstroom, naast de Wmo en de Zorgverzekeringswet. Genoemde
leden vragen de regering hoe zij denkt te voorkomen dat de organisatie van de Wlz-zorg
zo complex wordt dat de administratieve lastendruk voor zorgaanbieders toeneemt. Hoe
borgt de regering dat cliënten op basis van een ggz-zorgprofiel ook een passende plek
zorg kunnen krijgen in bijvoorbeeld de gehandicaptenzorg zonder dat dit tot extra
administratieve lasten voor zorgaanbieders leidt?
11. Consultatie en adviezen
In de uitvoering van het voorstel is een belangrijke taak weggelegd voor het Centrum
indicatiestelling zorg. Zij worden immers verantwoordelijk voor het indiceren van
alle mensen die op basis van de voorgestelde regeling gebruik willen maken van de
Wlz.
Het CIZ wordt verantwoordelijk voor de eerste eenmalige herbeoordeling. Hiervoor zal
tijdelijk personeel aangetrokken en opgeleid moeten worden. Het CIZ noemt de krapte
op de arbeidsmarkt als risico voor een succesvolle invoering van dit voorstel. De
leden van de VVD-fractie vragen hoeveel mensen hiervoor (tijdelijk) aangetrokken worden en wat de planning
hierbij is. Welke maatregelen worden er genomen om te zorgen dat de planning gehaald
gaat worden? Wat zijn de (financiële) gevolgen als het niet op tijd lukt om genoeg
mensen aan te trekken en op te leiden?
Een tweede eenmalig effect bij het CIZ dat beschreven wordt, is het aanpassen van
administratieve systemen. De leden van de VVD-fractie zijn benieuwd welke systemen
aangepast moeten worden en wat de aanpassingen zijn. Kan de regering dit beschrijven?
Wat is de planning hierbij en wordt die planning vooralsnog gehaald? Welke maatregelen
kunnen er genomen worden om te zorgen dat de planning gehaald wordt? Wat zijn de (financiële)
gevolgen als de systemen niet op tijd aangepast zijn?
Genoemde leden zijn benieuwd wat, naast deze twee eenmalige effecten, de structurele
effecten voor het CIZ zijn van dit wetsvoorstel. Kan de regering deze nader toelichten?
Bij de uitvoering van dit voorstel zal het CIZ veel (her)indicaties uitvoeren om mensen
al dan niet toegang te geven tot de Wlz. De leden van de VVD-fractie lezen in de memorie
van toelichting weinig over de aanvragen voor toegang tot de Wlz die worden geweigerd.
Deze leden hebben daarover de volgende vragen. Wordt er rekening gehouden met het
feit dat aanvragen afgewezen zullen worden? Om hoeveel aanvragen zal dit ongeveer
gaan? Wat zijn de te verwachten (financiële en praktische) effecten van deze aanvragen,
bovenop de aanvragen die al verwacht worden? Worden daar maatregelen voor genomen
en zo ja, welke zijn dat? Worden er veel bezwaren verwacht, van zowel mensen die afgewezen
worden als mensen die vinden dat ze een recht hebben op een andere indicatie? Wat
zijn de te verwachten (financiële en praktische) effecten hiervan? Worden daar maatregelen
voor genomen en op welke wijze?
Met de inwerkingtreding van dit voorstel zal het CIZ meer dan voorheen beslissen over
mensen met een psychische stoornis. De leden van de VVD-fractie zijn ten eerste benieuwd
naar hoe deze kennis binnen het CIZ is geborgd en op welke wijze dit versterkt gaat
worden. Kan de regering dit nader toelichten? Ten tweede zijn deze leden benieuwd
naar de impact hiervan op de mogelijkheid van ongewenste effecten. Daarover wordt
in de memorie van toelichting geschreven dat het voorliggend voorstel weinig impact
heeft als het gaat om (nieuwe) fraudemogelijkheden. Kan de regering dit toelichten
en aangeven waarop dit is gebaseerd?
Het CIZ geeft aan dat de voorbereiding, implementatie en uitvoering van de wetswijziging
Wlz een grote operatie is. De leden van de PVV-fractie vragen of de regering kan aangeven of het CIZ voor 1 januari 2020 klaar zal zijn
voor de uitvoering. Wat zijn hierbij nog risico’s? Hoeveel extra mensen zal het CIZ
voor uitvoering van deze wetswijziging aannemen?
De IGJ geeft aan dat er risico’s verbonden zijn aan het leveren van zorg buiten een
instelling. De leden van de PVV-fractie willen graag weten wat de risico’s zijn van
volledig pakket thuis (vpt), modulair pakket thuis (mpt) en pgb en hoe deze zoveel
mogelijk vermeden gaan worden. Graag ontvangen deze leden concrete voorbeelden en
oplossingen.
Vanwege ontbrekende gegevens over de definitieve instroom in de Wlz constateert de
Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) wel onzekerheid rond de toereikendheid van het budgettair
Wlz-kader. De leden van de CDA-fractie vragen of de regering deze zorg van de NZa deelt.
De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd maakt opmerkingen in hoeverre bij de berekening
van de instroom rekening is gehouden met de diverse groepen zoals dakloze psychiatrische
patiënten en de categorie zorgmijders, alsmede over de onzekerheid inzake de hoeveelheid
zorgaanbieders en specifieke kwaliteitseisen die niet gelden bij de leveringsvorm
pgb. Daarom de vraag van genoemde leden of aanvullende regelgeving of andere kaders
noodzakelijk zijn om de kwaliteit van de doelgroep die zorg buiten instellingen ontvangt
te borgen.
De leden van de D66-fractie danken alle partijen voor de reacties die zij hebben gegeven op het wetsvoorstel
hetgeen op enkele punten heeft geleid tot aanscherpingen. Deze leden hebben met interesse
kennis genomen van de uitgebrachte adviezen van de NZa, het CIZ, de IGJ en de Autoriteit
Persoonsgegevens (AP). Daar het CIZ een grote rol gaat spelen bij de uitvoering van
dit wetsvoorstel vernemen genoemde leden graag van de regering welke randvoorwaarden
er volgens het CIZ nodig zijn om de taken succesvol uit te voeren. Ook vernemen deze
leden graag per randvoorwaarde hoe de regering hieraan uitvoering heeft gegeven.
De IGJ geeft aan dat door het voorliggende wetsvoorstel er een beslag wordt gelegd
op de capaciteit van de IGJ. Gaat de regering middelen vrij maken om de IGJ meer capaciteit
te kunnen bieden, zo vragen de leden van de SP-fractie.
Genoemde leden vragen om een uitgebreide reactie op de stelling van de NZa dat het
openstellen van langdurige zorg voor mensen met een psychische aandoening linksom
of rechtsom grote gevolgen heeft voor zorgaanbieders en mogelijke risico’s in zich
heeft als oplopende wachtlijsten, instabiliteit van cliëntzorg en cliënten die tussen
wal en schip raken. Dit zijn ernstige punten, waarop deze leden graag een toelichting
ontvangen.
Daarnaast vragen de leden van de SP-fractie om een reactie op de zorgen van de VNG
aangaande het wijzigingsvoorstel. De VNG voorziet in de uitstroom van tienduizend
Wmo-cliënten naar de Wlz, een uitstroom die mogelijk gepaard gaat met een budgetverlaging
van € 495 miljoen voor gemeenten. Hoe wordt geoordeeld over de waarschuwingen van
de VNG dat de openstelling van de Wlz voor ggz-cliënten onvoorziene financiële gevolgen
kan hebben? Waaronder de zorgen voor een risico op hogere bijstandskosten voor gemeenten
en de zorg dat de door de regering geschatte budgetuitname van € 495 miljoen die gepaard
gaat met de overgang, volgens de VNG te hoog zou zijn? Maar ook dat nog niet duidelijk
is hoe de budgetuitname wordt verdeeld.
De leden van de SGP-fractie constateren dat deze wetswijziging voor het CIZ een grote operatie is. Er ligt een
behoorlijke druk op het CIZ om in 2019 en 2020 grote aantallen patiënten te herbeoordelen
voor de Wlz. Deze leden vragen de regering hoe groot het risico is dat dit proces
vertraging oploopt doordat onvoldoende personeel kan worden aangetrokken om alle herbeoordelingen
te kunnen uitvoeren.
12. Inwerkingtreding, overgangsjaar en overgangsrecht Wmo 2015
De leden van de D66-fractie constateren dat Wlz-uitvoerders een inspanningsverplichting hebben om gezamenlijk
met de cliënt en zijn/haar omgeving te onderzoeken of de cliënt zijn huidige setting
zou willen voortzetten onder de Wlz en of deze plek nog passend voor de cliënt is.
Wanneer dat het geval is zal deze Wlz-uitvoerder zich inspannen om een contract af
te sluiten met de betreffende zorgaanbieder. Deze leden zijn blij met deze verplichting
daar deze kwetsbare groep gebaat is bij zowel continuïteit in zorg als setting. Zij
vernemen graag wie toeziet op deze verplichting en waar mensen terecht kunnen indien
zij menen dat niet aan deze verplichting wordt voldaan.
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de afspraak tussen het Rijk en
de VNG. Deze leden wijzen er nogmaals op dat een indicatieproces voor deze kwetsbare
groep als zeer belastend wordt ervaren en denken dat het verlengen van het overgangsrecht
hiervoor een goede oplossing is. Wel vernemen genoemde leden graag hoe dit in de praktijk
zal werken. Stel iemand heeft begin december 2014 een indicatie van het CIZ gekregen
voor een ZZP GGZ-c. Deze persoon zal hoogstwaarschijnlijk per 2021 toegang krijgen
tot de Wlz. Echter op dit moment valt deze regeling nog onder de Wmo van de gemeente
en volgens de gemeente moet er een herindicatie plaatsvinden begin december 2019.
In dat geval zouden er alsnog in één jaar twee (her)indicaties plaatsvinden. Graag
vernemen deze leden hoe dit zal uitwerken voor deze groep.
13. Overig
In het regeerakkoord staat opgenomen dat de regering met een wetsvoorstel komt «om
de Wet langdurige zorg ook toegankelijk te maken voor ggz-cliënten die langdurige
zorg nodig hebben». Voordat dat wetsvoorstel komt, zou de regering de effecten van
zo’n wet in kaart brengen om vast te stellen dat de effecten geen belemmering vormen
voor een zorgvuldige uitvoering. De leden van de VVD-fractie vragen of de regering van mening is dat de belemmeringen en effecten in voldoende
mate inzichtelijk zijn gemaakt om een succesvolle implementatie te rechtvaardigen.
Hoe verhoudt zich dat tot de in de toelichting op het wetsvoorstel gestelde onzekerheden
en risico’s? In welke mate hebben de punten uit de consultatie nog bijgedragen tot
een wijziging? Geven de opmerkingen uit de schriftelijke inbreng nog aanleiding tot
aanpassingen van de toelichting op het wetsvoorstel? Komen hier nog inzichten naar
voren die om een aanpassing van het implementatietraject en geschetste tijdpad vragen?
Zo ja, welke en zo nee, hoe denkt de regering om te gaan met de geschetste risico’s?
Gaarne ontvangen de leden van de VVD-fractie een uitgebreide onderbouwing op dit punt.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of de regering voldoende zicht heeft op de risico’s waardoor mensen mogelijk
tussen wal en schip komen te vallen. Hoe wordt hierop geanticipeerd, zo vragen deze
leden. Op welke wijze werken gemeenten en het CIZ samen in de voorbereiding op het
nieuwe wetsvoorstel? Kunnen indicatiestellingen zodanig afgestemd of gecombineerd
worden dat de cliënt in alle gevallen zeker kan zijn van een passende oplossing en
een eenduidig belegde verantwoordelijkheid? Is er de mogelijkheid van een regionale
doorzettingsmacht bij individuele, complexe casuïstiek, zo vragen genoemde leden.
Artikelsgewijs
Artikel IV
Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot aanspraken,
rechten en verplichtingen van de verzekerden die recht op zorg op grond van de Wlz
verkrijgen vanwege een psychische stoornis. De leden van de CDA-fractie vragen waarom er gekozen is voor een ministeriële regeling en niet voor een algemene
maatregel van bestuur met voorhang. En zouden nadere regels ertoe kunnen leiden dat
er voor mensen met een psychische stoornis uiteindelijk andere regels binnen de Wlz
gaan gelden dan voor mensen met een verstandelijke, lichamelijke of psychogeriatrische
stoornis want dat wordt nu juist met dit wetsvoorstel getracht op te lossen?
De voorzitter van de commissie, Lodders
De adjunct-griffier van de commissie, Clemens
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.J.H. Lodders, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
H.C.R.M. Clemens, adjunct-griffier
Stemmingsuitslagen
Aangenomen met handopsteken
Fracties | Zetels | Voor/Tegen |
---|---|---|
VVD | 33 | Voor |
PVV | 20 | Voor |
CDA | 19 | Voor |
D66 | 19 | Voor |
GroenLinks | 14 | Voor |
SP | 14 | Voor |
PvdA | 9 | Voor |
ChristenUnie | 5 | Voor |
PvdD | 5 | Voor |
50PLUS | 4 | Voor |
DENK | 3 | Voor |
SGP | 3 | Voor |
FVD | 2 | Voor |
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.