Jaarverslag : Jaarverslag van de Koning 2018
35 200 I Jaarverslag en slotwet van de Koning 2018
Inhoudsopgave
A. ALGEMEEN
1. AANBIEDING JAARVERSLAG EN VERZOEK TOT DECHARGEVERLENING
2. LEESWIJZER
B. NIET-BELEIDSARTIKELEN
1. Artikel 1: Grondwettelijke uitkering aan de leden van het Koninklijk Huis
A. Algemene doelstelling
B. Rol en verantwoordelijkheid
C. Beleidsconclusies
D. Budgettaire gevolgen
E. Toelichting
2. Artikel 2: Functionele uitgaven van de Koning
A. Algemene doelstelling
B. Rol en verantwoordelijkheid
C. Beleidsconclusies
D. Budgettaire gevolgen
E. Toelichting
3. Artikel 3: Doorbelaste uitgaven van andere begrotingen
A. Algemene doelstelling
B. Rol en verantwoordelijkheid
C. Beleidsconclusies
D. Budgettaire gevolgen
E. Toelichting
4. BEDRIJFSVOERINGSPARAGRAAF
Paragraaf 1 – uitzonderingsrapportage voor de volgende vier verplichte onderdelen:
Paragraaf 2 – Rijksbrede bedrijfsvoeringsonderwerpen
Paragraaf 3 – Belangrijke ontwikkelingen en verbeteringen in de bedrijfsvoering
C. JAARREKENING
1. VERANTWOORDINGSSTAAT 2018 VAN DE BEGROTING VAN DE KONING (I) (bedragen x € 1.000)
2. SALDIBALANS PER 31 DECEMBER 2018 VAN DE KONING (I) (Bedragen x € 1.000)
D. EXTRACOMPTABELE BIJLAGE
BIJLAGE 1: GEREALISEERDE UITGAVEN DIE IN VERBAND MET HET KONINGSCHAP KUNNEN WORDEN
BESCHOUWD
BIJLAGE 2: OVERIGE ONDERWERPEN
Nr. 1
JAARVERSLAG 2018 VAN DE KONING (I)
Aangeboden 15 mei 2019
GEREALISEERDE UITGAVEN EN ONTVANGSTEN VERDEELD OVER DE NIET-BELEIDSARTIKELEN
Gerealiseerde uitgaven begroting De Koning (x 1.000). Totaal: 42.813.000,–
Gerealiseerde ontvangsten begroting De Koning (x 1.000). Totaal: 8.000,–
Inhoudsopgave
A.
ALGEMEEN
4
1.
Aanbieding van het jaarverslag en verzoek tot dechargeverlening
4
2.
Leeswijzer
6
B.
NIET-BELEIDSARTIKELEN
8
1.
Artikel 1: Grondwettelijke uitkering aan de leden van het Koninklijk Huis
8
2.
Artikel 2: Functionele uitgaven van de Koning
9
3.
Artikel 3: Doorbelaste uitgaven van andere begrotingen
12
4.
Bedrijfsvoeringsparagraaf
16
C.
JAARREKENING
17
1.
Verantwoordingsstaat 2018 van de begroting van de Koning
17
2.
Saldibalans per 31 december 2018 van de Koning
18
D.
EXTRACOMPTABELE BIJLAGE
20
Bijlage 1: Gerealiseerde uitgaven die in verband met het koningschap kunnen worden
beschouwd
21
Bijlage 2: Overige onderwerpen
23
A. ALGEMEEN
1. AANBIEDING JAARVERSLAG EN VERZOEK TOT DECHARGEVERLENING
AAN de voorzitters van de Eerste en de Tweede Kamer der Staten-Generaal.
Hierbij bied ik het jaarverslag met betrekking tot de begroting van de Koning (I)
over het jaar 2018 aan.
Onder verwijzing naar de artikelen 63 en 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verzoek
ik de beide Kamers van de Staten-Generaal de Minister van Algemene Zaken decharge
te verlenen over het in het jaar 2018 gevoerde financiële beheer.
Voor de oordeelsvorming van de Staten-Generaal over dit verzoek tot dechargeverlening
stelt de Algemene Rekenkamer als externe controleur op grond van artikel 82 van de
Comptabiliteitswet 2001 een rapport op. Dit rapport wordt separaat door de Algemene
Rekenkamer aan de Staten-Generaal aangeboden. Het rapport bevat de bevindingen en
het oordeel van de Algemene Rekenkamer over:
a. het gevoerde financieel beheer en materieel beheer;
b. de bijgehouden administraties van het Rijk;
c. de financiële informatie in het jaarverslag;
d. de betrokken saldibalans;
e. de totstandkoming van de informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering;
f. de in het jaarverslag opgenomen informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering.
Bij het besluit tot dechargeverlening worden verder de volgende, wettelijk voorgeschreven,
stukken betrokken:
a. het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2018;
b. het voorstel van de slotwet dat met het onderhavige jaarverslag samenhangt;
c. het rapport van de Algemene Rekenkamer over het onderzoek van de centrale administratie
van de schatkist van het Rijk en van het Financieel jaarverslag van het Rijk;
d. de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer over de in het Financieel
jaarverslag van het Rijk, over 2018 opgenomen rekening van uitgaven en ontvangsten
over 2018, alsmede over de saldibalans over 2018 (de verklaring van goedkeuring, bedoeld
in artikel 83, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001).
Het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de betrokken Slotwet
is aangenomen en voordat de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer
is ontvangen.
De Minister-President,
Minister van Algemene Zaken,
M. Rutte
Dechargeverlening door de Tweede Kamer
Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de voorzitter
van de Tweede Kamer der Staten-Generaal dat de Tweede Kamer aan het hiervoor gedane
verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit,
genomen in de vergadering van
De Voorzitter van de Tweede Kamer,
Handtekening:
Datum:
Op grond van artikel 64, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele
exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen
verklaring, ter behandeling doorgezonden aan de voorzitter van de Eerste Kamer.
Dechargeverlening door de Eerste Kamer
Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de voorzitter
van de Eerste Kamer der Staten-Generaal dat de Eerste Kamer aan het hiervoor gedane
verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit,
genomen in de vergadering van
De Voorzitter van de Eerste Kamer,
Handtekening:
Datum:
Op grond van artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar
van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring,
doorgezonden aan de Minister van Financiën.
2. LEESWIJZER
De begroting van de Koning geeft door middel van drie artikelen inzicht in de geraamde
uitgaven ten behoeve van de uitoefening van het koningschap. Artikel 1 bevat de grondwettelijke
uitkeringen aan de leden van het Koninklijk Huis zoals vastgelegd in de Wet financieel
statuut van het Koninklijk Huis (WFSKH). Artikel 2 geeft inzicht in de functionele
uitgaven die gepaard gaan met de uitoefening van het koningschap, welke op declaratiebasis
door de Dienst van het Koninklijk Huis namens de Koning bij de Minister-President
worden ingediend en ten laste van deze begroting worden betaald. Artikel 3 geeft de
doorbelaste uitgaven van andere begrotingen weer. Deze uitgaven hangen wel functioneel
samen met het koningschap, maar lopen niet via de Dienst van het Koninklijk Huis.
Het jaarverslag van de Koning geeft de daadwerkelijke uitgaven op bovenstaande artikelen
weer. In onderdeel B van dit jaarverslag zal per artikel worden ingegaan op de realisaties
in 2018. Alle verschillen tussen budgettaire raming en realisatie zijn op artikelniveau
toegelicht.
Uitputting van de begroting vindt plaats via de verstrekking van voorschotten aan
de Dienst van het Koninklijk Huis en aan Ministerie van Defensie. Voor artikel 1 geschiedt
de afrekening in het lopende begrotingsjaar. Voor de artikelen 2 en 3 vindt de afrekening
van de voorschotten aan de Dienst van het Koninklijk Huis respectievelijk het Ministerie
van Defensie in het volgende begrotingsjaar plaats, omdat na afloop van het begrotingsjaar
de eindverantwoordingen worden ingediend. Uitgangspunt is dat de kas- verplichtingengegevens,
zoals die uit de begrotingsregistratie blijken, bepalend zijn voor dit jaarverslag.
Om inzicht te geven in de daadwerkelijk door de Dienst van het Koninklijk Huis gedeclareerde
functionele kosten en de feitelijke uitgaven van het Militaire Huis wordt in de toelichting
bij de begrotingsartikelen 2 en 3 gebruik gemaakt van de eindverantwoording van de
Dienst van het Koninklijk Huis respectievelijk het Ministerie van Defensie. Om die
reden wordt in de toelichting het verschil tussen de betaalde voorschotten (het geautoriseerde
budget) en de eindverantwoording gepresenteerd. De ontvangsten bij de artikelen in
dit jaarverslag hebben betrekking op ontvangsten uit hoofde van lagere ingediende
declaraties, ten opzichte van de verstrekte voorschotten, van het voorgaande jaar.
Begroting I valt onder de niet-departementale begrotingen. Vanwege een afwijkend regime
hoeft geen apart centraal apparaatsartikel te worden opgenomen in de verantwoording.
De begrotingsartikelen die worden opgenomen in deze verantwoording hebben het karakter
van een niet-beleidsartikel. Dit is conform de Rijksbegrotingsvoorschriften.
Onderdeel C van dit jaarverslag bevat de jaarrekening, met daarin de verantwoordingsstaat
en de saldibalans met toelichting.
Onderdeel D van dit jaarverslag bevat de extracomptabele bijlage, met daarin de uitgaven
bij andere ministeries die verband houden met het koningschap. Dit betreft de uitgaven
met toelichting.
Groeiparagraaf
Ten opzichte van vorig jaar en ten opzichte van de begroting 2018 is de uiteenzetting
van de niet-beleidsartikelen aangepast aan de Rijksbegrotingsvoorschriften.
Overgangsrecht Comptabiliteitswet
Op grond van het overgangsrecht in artikel 10.2 van de Comptabiliteitswet 2016 blijven
voor de presentatie en inrichting van de jaarverslagen en slotwetten over 2018 de
bepalingen uit de Comptabiliteitswet 2001 en de daarop berustende bepalingen van toepassing
zoals deze golden voor de inwerkingtreding van de Comptabiliteitswet 2016 per 1 januari
2018. Voor de dechargeverlening inzake het jaar 2018 over het gevoerde financieel
beheer en materieelbeheer zijn de bepalingen van de Comptabiliteitswet 2016 en de
daarop gebaseerde regelgeving van toepassing. Dit is conform de brief aan het parlement
over het overgangsrecht in de Comptabiliteitswet 2016 (Vergaderjaar 2018–2019, 34 426, nr. 33). Om die reden moet telkens bij de verwijzingen naar de bepalingen van de Comptabiliteitswet
worden gelezen de artikelen van de Comptabiliteitswet 2001 voor de presentatie en
inrichting en voor de begrotingsuitvoering de artikelen van de Comptabiliteitswet
2016 conform de transponeringstabel bij de Comptabiliteitswet 2016, Stb. 2017, 139.
Art. in CW 2016
Art. in CW 2001
3.2 – 3.4
19, eerste lid; 21, eerste en tweede lid
3.5
22, eerste lid; 26, eerste lid
3.8
58, eerste lid, onderdeel a, en derde lid; 61, derde lid
3.9
58, eerste lid, onderdeel b en c
2.37
60, tweede en derde lid; 63, eerste en vierde lid
2.35
61, tweede tot en met vierde lid
2.40
64
7.12
82, eerste lid; 83, eerste lid
7.14
82, vijfde lid; 83, tweede tot en met vierde lid
B. NIET-BELEIDSARTIKELEN
1. Artikel 1: Grondwettelijke uitkering aan de leden van het Koninklijk Huis
A. Algemene doelstelling
Het verstrekken van de grondwettelijke uitkeringen krachtens artikel 1 van de Wet
financieel statuut van het Koninklijk Huis (WFSKH). De technische aanpassing en actualisering
van deze wet, die in 2008 door de Staten-Generaal is aanvaard (Kamerstukken II 31 505 I, nr. 1) en gepubliceerd in het Staatsblad (Stb. 2008, 535), vormt de basis voor de uitkeringen op dit begrotingsartikel.
B. Rol en verantwoordelijkheid
De Minister-President, Minister van Algemene Zaken is verantwoordelijk voor het beheer
van de begroting van de Koning.
C. Beleidsconclusies
Niet van toepassing.
D. Budgettaire gevolgen
Grondwettelijke uitkering aan de leden van het Koninklijk Huis (bedragen x € 1.000)
Realisatie
Vastgestelde begroting
Verschil
2014
2015
2016
2017
2018
2018
2018
Verplichtingen
7.592
7.741
7.871
7.961
8.082
8.152
– 70
Uitgaven
7.592
7.741
7.871
7.961
8.082
8.152
– 70
Ontvangsten
0
0
0
0
0
0
0
Het verschil ten opzichte van de raming wordt verklaard door de doorwerking van de
cao voor de sector Rijk naar de grondwettelijke uitkeringen. Deze is lager dan destijds
bij de opstelling van de begroting op basis van de cijfers van het Centraal Planbureau
werd verondersteld. Per saldo leidt dit tot lagere uitgaven.
E. Toelichting
De grondwettelijke uitkeringen zijn opgebouwd uit twee componenten: een A-component,
die het inkomensbestanddeel vormt, en een B-component, die betrekking heeft op personele
en materiële uitgaven. De personele uitgaven hebben betrekking op de personeelsleden
die hun instructie rechtstreeks van de Koning, de echtgenote van de Koning of de Koning
die afstand heeft gedaan van het koningschap ontvangen en/of in de onmiddellijke omgeving
van hen verkeren en voor wie het dienstverband zich grotendeels in de familiesfeer
voltrekt.
Het inkomen van de uitkeringsgerechtigde leden van het Koninklijk Huis volgt de netto
bezoldiging van de vicepresident van de Raad van State. Dat inkomen volgt de salarisontwikkeling
van de rijksambtenaren. Zowel het inkomensbestanddeel van de uitkeringsgerechtigde
leden van het Koninklijk Huis als de salarissen van de hofhouding volgen de salarisontwikkeling
van de rijksambtenaren. Voor het gedeelte voor de materiële uitgaven in de B-component
geldt een indexatie aan de consumentenprijsindex die in de WFSKH is vastgelegd.
De verplichtingen en de uitgaven in dit begrotingsartikel betreffen de definitieve
bedragen.
Grondwettelijke uitkering aan: (bedragen x € 1.000)
A
B
Totaal
De Koning
889
4.714
5.603
De echtgenote van de Koning
352
613
965
De Koning die afstand heeft gedaan van het koningschap
502
1.012
1.514
Totaal
1.743
6.339
8.082
In de ontwerpbegroting van de Koning 2018 werd rekening gehouden met een stijging
van de grondwettelijke uitkeringen in 2018. Deze stijging is gebaseerd op een technische
indexering op grond van de veronderstelde contractloonstijging zoals opgenomen in
het Centraal Economisch Plan 2017. De realisatie is gebaseerd op de ontwikkeling in
de netto bezoldiging van de vicepresident van de Raad van State, waarin de uitwerking
van de cao voor de sector Rijk is verwerkt. Dit werkt vervolgens ook door naar de
personele uitgaven binnen de B-component, op basis van de ontwikkeling in de bezoldiging
van het burgerlijk rijkspersoneel. Tot slot is een lagere consumentenprijsindex van
toepassing bij de indexering van het gedeelte voor de materiële uitgaven in de B-component.
Deze ontwikkelingen leiden per saldo tot een neerwaartse bijstelling van € 70.000
ten opzichte van het bij de ontwerpbegroting van de Koning 2018 geautoriseerde bedrag.
2. Artikel 2: Functionele uitgaven van de Koning
A. Algemene doelstelling
Het verrichten van uitgaven die functioneel met het koningschap samenhangen krachtens
artikel 3 van de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis (WFSKH).
B. Rol en verantwoordelijkheid
De Minister-President, Minister van Algemene Zaken is verantwoordelijk voor het beheer
van de begroting van de Koning.
C. Beleidsconclusies
Niet van toepassing.
D. Budgettaire gevolgen
Functionele uitgaven van de Koning (bedragen x € 1.000)
Realisatie
Vastgestelde begroting
Verschil
2014
2015
2016
2017
2018
2018
2018
Verplichtingen
26.833
27.554
27.744
28.289
28.913
28.287
626
Uitgaven
26.833
27.554
27.744
28.289
28.913
28.287
626
Ontvangsten
65
0
25
30
8
0
8
Ten opzichte van de oorspronkelijk vastgestelde begroting is er een verschil bij de
uitgaven en de ontvangsten. De hogere realisatie is met name het gevolg van de Rijksbreed
uitgekeerde de loon- en prijsbijstelling. Op het moment dat rekening gehouden wordt
met de suppletoire begrotingsmutaties dan sluit de realisatie aan op het geautoriseerd
budget en is er sprake van volledige uitputting. De hogere ontvangsten zijn het gevolg
van de eindafrekening over 2017. In de eerste suppletoire begroting van de Koning
2018 (Kamerstukken II 2017–2018 34 960 I, nr. 1) zijn de mutaties uitgebreid toegelicht.
E. Toelichting
Dit begrotingsartikel bevat de functionele uitgaven die te relateren zijn aan de uitoefening
van het koningschap. De kosten worden op declaratiebasis door de Dienst van het Koninklijk
Huis namens de Koning ingediend bij de Minister-President en ten laste van deze begroting
betaald. Het begrotingsartikel bestaat uit een personele en een materiële component
en overige specifieke uitgaven, betreffende de uitgaven voor de inzet van luchtvaartuigen
en de uitgaven voor de reis- en verblijfkosten die samenhangen met bezoeken aan het
Caribische deel van het Koninkrijk. De uitputting van dit begrotingsartikel vindt
plaats via de verstrekking van voorschotten aan de Dienst van het Koninklijk Huis.
De primaire taak van de Dienst van het Koninklijk Huis is de ondersteuning van Koning
Willem-Alexander, Koningin Máxima en Prinses Beatrix en overige leden van het Koninklijk
Huis bij hun dagelijkse werkzaamheden. De Dienst van het Koninklijk Huis bestaat uit
het Civiele Huis en het Militaire Huis. De diverse hofdepartementen van het Civiele
Huis kennen ieder hun eigen discipline. Dit betreft onder meer administratie en financiën, huishoudelijke diensten, onderhoud en beheer van ter beschikking
gestelde paleizen, vervoer, ICT en tevens beleidsinhoudelijke en praktische ondersteuning.
Leden van het Militaire Huis ondersteunen de coördinatie en de uitvoering van evenementen
en diverse veiligheidsaspecten rondom het Koninklijk Huis. Voor de Dienst van het
Koninklijk Huis werken ongeveer 300 medewerkers (252 fte).
Onderstaande tabel maakt het verloop van de verschillende onderdelen binnen dit begrotingsartikel
inzichtelijk. De realisatie betreft de gegevens zoals deze door de Dienst van het
Koninklijk Huis zijn verantwoord in de eindafrekening over 2018. Om een volledig inzicht
te geven in de uitputting worden deze gegevens afgezet tegen het geautoriseerde budget
inclusief de suppletoire begrotingsmutaties. Zoals in de leeswijzer is gemeld, betreffen
deze bedragen niet de begrotingsbelasting van de begroting van de Koning in 2018.
Functionele uitgaven van de Koning (bedragen x € 1.000)
Realisatie (1)
Geautoriseerde budget (2)
Verschil (1)–(2)
Personeel Dienst van het Koninklijk Huis
18.336
18.661
– 325
Materieel Dienst van het Koninklijk Huis
9.304
9.035
269
Materiële uitgaven faunabeheer
299
303
– 4
Uitgaven voor luchtvaartuigen
833
834
– 1
Bezoeken aan het Caribische deel van het Koninkrijk
141
80
61
Totaal
28.913
28.913
0
De functionele kosten over 2018 laten een volledige uitputting zien.
Per onderdeel van de functionele uitgaven wordt een nadere toelichting gegeven.
Personeel Dienst van het Koninklijk Huis
Deze personeelskosten hebben betrekking op 252 fte. Dit is exclusief de personeelsleden
die worden betaald uit de B-component. De kosten voor actief personeel betreffen de
personeelsinzet ten behoeve van o.a. het departement van de Hofmaarschalk, Koninklijke
Verzamelingen, het Koninklijk Staldepartement (chauffeurs/monteurs, koetsiers en onderhoudspersoneel),
het Algemeen Secretariaat en overige diensten en de personeelsinzet voor de facilitaire
functies voor de in de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis aangewezen paleizen.
De onderuitputting op de personele uitgaven is te verklaren door vacatureruimte gedurende
het jaar.
Materieel Dienst van het Koninklijk Huis
De materiële kosten hebben betrekking op de instandhouding van het rijtuigenpark (auto’s,
paarden en rijtuigen) en de gebruikskosten voor de in de Wet financieel statuut van
het Koninklijk Huis aangewezen paleizen (inclusief de verwarming en verlichting).
Daarnaast bevatten zij de kosten voor ICT, accountantscontrole, advisering, beveiligingsvoorzieningen
en de kosten van facilitaire aard. Hieronder vallen ook dotaties aan bestemmingsreserves
voor langetermijninvesteringen. Ten slotte worden binnen de materiële kosten ook de
kosten verantwoord die betrekking hebben op het departement Faunabeheer. Dit bevat
een tegemoetkoming in de infrastructuurkosten van Kroondomein Het Loo. De hogere materiële
kosten zijn het gevolg van extra facilitaire kosten en de structurele toename van
kosten voor automatisering en informatiebeveiliging.
Ook in de zomer van 2018 heeft de Koning wederom Paleis Noordeinde en de Koninklijke
Stallen opengesteld voor het publiek. De hiermee gemoeide personele en materiële kosten
zijn binnen de begroting opgevangen.
Uitgaven voor luchtvaartuigen
De uitgaven voor luchtvaartuigen (met uitzondering van staatsbezoeken en werkbezoeken
aan het Caribische deel van het Koninkrijk) betreffen de uitgaven voor vliegkosten
van het Koninklijk Huis. Het betreft zowel de uitgaven voor de inzet van het tijdelijk
ingehuurde regeringsvliegtuig en andere luchtvaartuigen in het beheer bij het Rijk
als civiele inhuur. Op grond van het Besluit van de Minister-President, de Minister
van Algemene Zaken, de Minister van Infrastructuur en Milieu en de Minister van Defensie,
van 20 december 2013, nr. IENM/BSK-2013/304193, tot wijziging van het Besluit gebruik
van het regeringsvliegtuig en luchtvaartuigen van de krijgsmacht in verband met de
troonswisseling en de aanpassing van de franchise voor het Koninklijk Huis (Stcrt. 2014, nr. 188), kunnen de zogenaamde uitkeringsgerechtigde leden van het Koninklijk Huis gebruikmaken
van het regeringsvliegtuig.1 Indien het regeringsvliegtuig niet beschikbaar is of niet aan de gebruikseisen voldoet,
kan een beroep worden gedaan op luchtvaartuigen in beheer van het Ministerie van Defensie.
Indien zowel het regeringsvliegtuig als de luchtvaartuigen van Defensie niet beschikbaar
zijn, draagt de vluchtcoördinator zorg voor civiele inhuur.2 Doordat het tijdelijk ingehuurde regeringsvliegtuig niet het gehele jaar beschikbaar
was, moest er meer gebruik worden gemaakt van de inhuur van civiele luchtvaartuigen.
Uitgaven voor luchtvaartuigen (bedragen x € 1.000)
Realisatie (1)
vastgestelde begroting (2)
Verschil (1)–(2)
Inzet regeringsvliegtuig
279
393
– 114
Inhuur Gulfstream KLu
78
66
12
Inhuur civiele helikopters
13
25
– 12
Inhuur civiele luchtvaartuigen
463
350
113
Totaal
833
834
– 1
Bezoeken aan het Caribische deel van het Koninkrijk
De uitgaven die samenhangen met bezoeken aan het Caribische deel van het Koninkrijk
in de vorm van reis- en verblijfkosten (inclusief de vliegkosten) vormen ook een deel
van de uitgaven die binnen dit begrotingsartikel worden verantwoord. Dit in navolging
van de brief van de Minister-President over de nieuwe opzet van begroting I van de
Rijksbegroting (Kamerstukken II 2008–2009 31 700 I, nr. 5), gebaseerd op de aanbevelingen van de Stuurgroep herziening stelsel kosten Koninklijk
Huis.
3. Artikel 3: Doorbelaste uitgaven van andere begrotingen
A. Algemene doelstelling
Het toerekenen van de uitgaven die niet via de Dienst van het Koninklijk Huis lopen,
maar wel deel uitmaken van de uitgaven die functioneel samenhangen met het koningschap.
Het gaat om de uitgaven van de Rijksvoorlichtingsdienst in het kader van de voorlichting,
het Militaire Huis als onderdeel van de Dienst van het Koninklijk Huis en het Kabinet
van de Koning.
B. Rol en verantwoordelijkheid
Deze uitgaven ontstaan (en worden betaald) onder de verantwoordelijkheid van de desbetreffende
Minister. De Minister-President, Minister van Algemene Zaken is verantwoordelijk voor
het beheer van de begroting van de Koning en zorgt voor een adequate toerekening.
C. Beleidsconclusies
Niet van toepassing.
D. Budgettaire gevolgen
Doorbelaste uitgaven van andere begrotingen (bedragen x € 1.000)
Realisatie
Vastgestelde begroting
Verschil
2014
2015
2016
2017
2018
2018
2018
Verplichtingen
5.691
5.726
5.736
5.787
5.818
5.845
– 27
Uitgaven
5.691
5.726
5.736
5.787
5.818
5.845
– 27
Ontvangsten
131
58
16
34
0
0
0
Ten opzichte van de oorspronkelijk vastgestelde begroting is er een verschil bij de
uitgaven. Per saldo zijn de lagere uitgaven het gevolg van mutaties uit de loon- en
prijsbijstelling, die in de eerste suppletoire begroting 2018 (Kamerstukken II 2017–2018
34 960 I, nr. 1) zijn toegelicht, en lagere overheadkosten bij de Rijksvoorlichtingsdienst.
E. Toelichting
De hiernavolgende tabel geeft inzicht in de verschillende onderdelen binnen dit begrotingsartikel,
dat bestaat uit een personele en een materiële component. Om een volledig inzicht
te geven in de uitputting worden deze gegevens afgezet tegen het geautoriseerde budget
inclusief de suppletoire begrotingsmutaties in 2018.
Voor het Militaire Huis betreft de realisatie de gegevens zoals deze door het Ministerie
van Defensie zijn verantwoord in de eindafrekening over 2018. De begroting is gebaseerd
op realisatiecijfers van het Ministerie van Defensie per rang van het voorgaande jaar.
De afrekening is op basis van de daadwerkelijke salarisbetaling per functionaris.
Zoals in de leeswijzer is gemeld, betreft dit niet de begrotingsbelasting van de begroting
van de Koning in 2018. Doordat de uitgaven lager zijn dan geraamd, zal de eindafrekening
van het Militaire Huis leiden tot afgerond € 166.000 aan ontvangsten op artikel 3
van de begroting van de Koning in 2019, die bij de eerste suppletoire begroting zullen
worden verwerkt. Indien rekening wordt gehouden met de suppletoire begrotingsmutaties,
is bij de Rijksvoorlichtingsdienst sprake van een onderuitputting van € 174.000 en
bij het Kabinet van de Koning van een onderuitputting van € 29.000. Dit wordt met
name veroorzaakt door, ten opzichte van de raming, lagere overheadkosten bij de Rijksvoorlichtingsdienst.
Bij het Kabinet van de Koning is er sprake van lagere uitgaven aan personeel.
Doorbelaste uitgaven (bedragen x € 1.000)
Realisatie (1)
Geautoriseerde budget (2)
Verschil (1)–(2)
Doorbelaste personele uitgaven
4.587
4.490
97
Doorbelaste materiële uitgaven
1.065
1.531
– 466
Totaal
5.652
6.021
– 369
waarvan Rijksvoorlichtingsdienst
1.420
1.594
– 174
waarvan Militaire Huis1
1.747
1.913
– 166
waarvan Kabinet van de Koning
2.485
2.514
– 29
X Noot
1
De realisatie van het Militaire Huis is inclusief de eindafrekening 2017 die in 2018
heeft plaatsgevonden.
Rijksvoorlichtingsdienst
De afdeling Communicatie Koninklijk Huis (CKH) van de Rijksvoorlichtingsdienst (RVD) verzorgt de communicatie over de Koning en de leden
van het Koninklijk Huis. In 2018 betrof dit de volgende activiteiten:
a. mediabegeleiding van circa 250 publieke optredens in binnen- en buitenland, zoals
evenementen en staatsbezoeken;
b. woordvoering en beantwoording van mediavragen en afhandeling van interviewverzoeken;
c. uitgeven van circa 300 persberichten over de activiteiten en werkzaamheden en
d. inhoudelijk beheer van de online communicatieactiviteiten zoals Facebook, Twitter,
Instagram, YouTube en de website.
Bij de uitvoering van deze activiteiten wordt zorg gedragen voor een goed evenwicht
tussen tijdige en feitelijke voorlichting enerzijds en bescherming van de persoonlijke
levenssfeer anderzijds. De personele inzet voor de uitvoering van deze taken bedroeg
12 fte.
Militaire Huis
Het Militaire Huis is een integraal onderdeel van de Dienst van het Koninklijk Huis
(DKH). De activiteiten van het Militaire Huis betreffen onder meer:
a. het (mede-)organiseren van evenementen voor en begeleiding van de Koning en de leden
van het Koninklijk Huis;
b. het coördineren van veiligheidsaspecten binnen de DKH en namens DKH met externe partners
in de veiligheidsketen;
c. het onderhouden van de niet-politieke contacten tussen het Koninklijk Huis en het
Ministerie van Defensie en
d. het verzorgen van het militaire ceremonieel aan het hof.
De personeelsinzet voor de uitvoering van deze activiteiten betrof 15 fte.
Kabinet van de Koning
Het Kabinet van de Koning ondersteunt als kleine, eigenstandige overheidsorganisatie
de Koning ten behoeve van de uitoefening van diens constitutionele taken en fungeert
als schakel tussen de Koning en de overige leden van de regering en bestuurlijke autoriteiten.
Het Kabinet van de Koning valt onder de ministeriële verantwoordelijkheid van de Minister-President.
De taken van het Kabinet van de Koning omvatten met name:
a. informeren van de Koning ten behoeve van zijn gesprekken met binnenlandse en buitenlandse
hoogwaardigheidsbekleders, staats- en andere buitenlandse bezoeken, bezoeken aan andere
landen van het koninkrijk en werkbezoeken. Voorbeelden van ontvangsten zijn het aanbieden
van geloofsbrieven door ambassadeurs van andere landen en het beëdigen van hoge functionarissen
waarvoor in de wet is vastgelegd dat dit geschiedt ten overstaan van de Koning. Bezoeken
van de Koning omvatten, naast de genoemde buitenlandse bezoeken, onder meer werkbezoeken
met ministers en staatssecretarissen en streekbezoeken;
b. tijdig en in correcte vorm aan de Koning ter tekening voorleggen van alle door de
ministeries en de Staten-Generaal aangeboden stukken en het verzorgen van de daarbij
behorende correspondentie;
c. opstellen en overbrengen van boodschappen aan andere staatshoofden en aan internationale
autoriteiten;
d. behandelen en doorgeleiden van aan de Koning gerichte verzoekschriften. Deze brieven
worden op het Kabinet aan de hand van een analyse van de onderhavige problematiek
overgedragen aan de bewindspersoon die verantwoordelijk is voor het beleidsterrein
en
e. registreren, bewaren en aan het Nationaal Archief overdragen van wetten en koninklijke
besluiten.
De personele inzet voor de uitvoering van deze taken was 25 fte.
4. BEDRIJFSVOERINGSPARAGRAAF
Paragraaf 1 – uitzonderingsrapportage voor de volgende vier verplichte onderdelen:
Rechtmatigheid
Er zijn geen onrechtmatigheden geconstateerd die de rapporteringstoleranties overschrijden.
Totstandkoming niet-financiële verantwoordingsinformatie
Er hebben zich geen bijzonderheden voorgedaan.
Financieel en materieelbeheer
Er hebben zich geen bijzonderheden voorgedaan.
Overige aspecten van de bedrijfsvoering
Er hebben zich geen bijzonderheden voorgedaan.
Paragraaf 2 – Rijksbrede bedrijfsvoeringsonderwerpen
Er hebben zich geen bijzonderheden voorgedaan.
Paragraaf 3 – Belangrijke ontwikkelingen en verbeteringen in de bedrijfsvoering
Er hebben zich geen bijzonderheden voorgedaan.
C. JAARREKENING
1. VERANTWOORDINGSSTAAT 2018 VAN DE BEGROTING VAN DE KONING (I) (bedragen x € 1.000)
(1)
(2)
(3) = (2) – (1)
Art.
Omschrijving
Vastgestelde begroting
Realisatie
Verschil realisatie en vastgestelde begroting
Verplichtingen
Uitgaven
Ontvangsten
Verplichtingen
Uitgaven
Ontvangsten
Verplichtingen
Uitgaven
Ontvangsten
Totaal
42.284
42.284
0
42.813
42.813
8
529
529
8
Niet-beleidsartikelen
1
Grondwettelijke uitkering aan de leden van het Koninklijk Huis
8.152
8.152
0
8.082
8.082
0
– 70
– 70
0
2
Functionele uitgaven van de Koning
28.287
28.287
0
28.913
28.913
8
626
626
8
3
Doorbelaste uitgaven van andere begrotingen
5.845
5.845
0
5.818
5.818
0
– 27
– 27
0
2. SALDIBALANS PER 31 DECEMBER 2018 VAN DE KONING (I) (Bedragen x € 1.000)
Activa
Passiva
31-12-2018
31-12-2017
31-12-2018
31-12-2017
Intra-comptabele posten
1)
Uitgaven ten laste van de begroting
42.813
42.037
2)
Ontvangsten ten gunste van de begroting
8
64
3)
Liquide Middelen
0
0
4)
Rekening-courant RHB de Koning
0
0
4a)
Rekening-courant RHB Ministerie van Algemene Zaken
42.805
41.973
5)
Rekening-courant RHB
Begrotingsreserve
0
0
5a)
Begrotingsreserves
0
0
6)
Vorderingen buiten
begrotingsverband
0
0
7)
Schulden buiten begrotingsverband
0
0
8)
Kas-transverschillen
0
0
Subtotaal intra-comptabel
42.813
42.037
Subtotaal intra-comptabel
42.813
42.037
Extra-comptabele posten
9)
Openstaande rechten
0
0
9a)
Tegenrekening openstaande rechten
0
0
10)
Vorderingen
0
0
10a)
Tegenrekening vorderingen
0
0
11a)
Tegenrekening schulden
0
0
11
Schulden
0
0
12)
Voorschotten
30.811
30.146
12a)
Tegenrekening voorschotten
30.811
30.146
13a)
Tegenrekening garantieverplichtingen
0
0
13)
Garantieverplichtingen
0
0
14a)
Tegenrekening andere verplichtingen
0
0
14)
Andere verplichtingen
0
0
15)
Deelnemingen
0
0
15a)
Tegenrekening deelnemingen
0
0
Subtotaal extra-comptabel
30.811
30.146
Subtotaal extra-comptabel
30.811
30.146
Overall totaal
73.624
72.183
Overall totaal
73.624
72.183
Toelichting bij de saldibalans per 31 december 2018 van de Koning (I)
1 en 2) Begrotingsuitgaven en begrotingsontvangsten
Verrekening van de begrotingsuitgaven en de begrotingsontvangsten 2018 zal plaatsvinden
nadat de slotwet door de Staten-Generaal is vastgesteld.
4a) Rekening-courant RHB Ministerie van Algemene Zaken
Voor de begroting van de Koning is de Rekening-courant € 42.805. Dit betreft de saldering
van de uitgaven en de ontvangsten. Samen met de Rekening-courant van het Kabinet van
de Koning (KvdK) en de Commissie van Toezicht op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten
(CTIVD) is de Rekening-courant RHB van het Ministerie van Algemene Zaken € 44.596.
12) Voorschotten
12a) Tegenrekening voorschotten
De betalingen die aan de Dienst van het Koninklijk Huis (DKH) en aan het Militaire
Huis (MH) zijn gedaan, worden onder de voorschotten opgenomen voor zover het betalingen
betreft waarover de controlerende instantie nog geen verklaring heeft kunnen afgeven.
Afwikkeling van de voorschotten zal plaatsvinden in 2019. In 2018 zijn de voorschotten
over 2017 afgerekend. De te verrekenen bedragen van de eindafrekeningen van DKH en
het MH zijn in 2018 verwerkt in de eerste suppletoire begroting van de Koning.
In 2018 is aan voorschotten verstrekt en afgerekend:
Dienst van het Koninklijk Huis
Ontstaansjaar
Stand 1-1-2018
Verstrekt in 2018
Afgerekend in 2018
Stand 31-12-2018
2017
28.289.000
0
– 28.289.000
0
2018
0
28.913.000
0
28.913.000
Totaal
28.289.000
28.913.000
– 28.289.000
28.913.000
Militaire Huis
Ontstaansjaar
Stand 1-1-2018
Verstrekt in 2018
Afgerekend in 2018
Stand 31-12-2018
2017
1.857.000
0
– 1.857.000
0
2018
0
1.898.000
0
1.898.000
Totaal
1.857.000
1.898.000
– 1.857.000
1.898.000
D. EXTRACOMPTABELE BIJLAGE
Binnen de Rijksbegroting worden ook op begrotingen van andere ministeries uitgaven
geraamd die in verband met het koningschap kunnen worden beschouwd. Het gaat om de
begrotingen van Justitie en Veiligheid en Defensie voor de beveiliging, Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties voor het ter beschikking stellen van paleizen en Buitenlandse
Zaken voor uitgaande staatsbezoeken, officiële bezoeken en werkbezoeken van het Koninklijk
Huis en inkomende bezoeken van hoogwaardigheidsbekleders. De betreffende ministers
zijn ervoor verantwoordelijk. De begroting van de Koning en deze andere begrotingen
vormen het stelsel van te ramen en te verantwoorden uitgaven die samenhangen met de
uitoefening van het koningschap.
In deze extracomptabele bijlage worden bovengenoemde uitgaven in het jaar 2018 gepresenteerd.
Door deze uitgavenrealisaties op een integrale wijze bij het jaarverslag van de Koning
te presenteren, wordt de vindbaarheid van en het inzicht in deze uitgaven vergroot.
De extracomptabele bijlage brengt geen verandering in de ministeriële verantwoordelijkheid
voor de respectievelijke begrotingsposten.
Naast de uitgaven die in verband met het koningschap kunnen worden beschouwd, zijn
ook andere onderwerpen opgenomen in paragraaf 2 «Overige onderwerpen». Dit betreft
de in 2018 verantwoorde uitgaven voor het onderhoud aan de Groene Draeck en een verwijzing
naar de stichtingen die vermogensbestanddelen bevatten die functioneel zijn voor de
uitoefening van het koningschap.
BIJLAGE 1: GEREALISEERDE UITGAVEN DIE IN VERBAND MET HET KONINGSCHAP KUNNEN WORDEN
BESCHOUWD
De gerealiseerde uitgaven worden hieronder per begroting nader toegelicht.3
Buitenlandse Zaken, begroting V, artikel 4 (bedragen x € 1.000)
Realisatie 2018
Vastgestelde begroting 2018
Buitenlandse Zaken
1.500
2.000
In 2018 heeft de Koning een staatsbezoek gebracht aan Luxemburg, Letland, Estland
en Litouwen en het Verenigd Koninkrijk en hebben de presidenten van Singapore en Kaapverdië
een staatsbezoek aan Nederland gebracht. De daadwerkelijke kosten voor staatsbezoeken,
officiële bezoeken en werkbezoeken evenals ontvangsten zijn in 2018 lager uitgevallen
dan in voorgaande jaren.
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, begroting VII, artikel 9 (bedragen x € 1.000)
Realisatie 2018
Vastgestelde begroting 2018
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
13.130
15.513
De bijdrage van Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aan het Rijksvastgoedbedrijf
voor de huisvesting van het Koninklijk Huis, de Hoge Colleges van Staat en het Ministerie
van Algemene Zaken bedroeg in 2018 € 38,5 mln. Hiervan is € 13,1 mln. voor de paleizen.
Dit bedrag is lager dan begroot, omdat kosten deels zijn doorgeschoven naar 2019.
Genoemd bedrag voor de paleizen bestaat uit een aantal componenten:
• ten eerste heeft het Rijksvastgoedbedrijf circa € 5 mln. in rekening gebracht voor
rente en afschrijvingen voor investeringen die vanaf 2010 via de leenfaciliteit zijn
gefinancierd en zijn geactiveerd op de balans van het Rijksvastgoedbedrijf;
• vervolgens betreft het een vergoeding voor regulier dagelijks en planmatig onderhoud
van circa € 4 mln. en
• tenslotte heeft het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties betalingen
van circa € 4 mln. aan het Rijksvastgoedbedrijf verricht als vergoeding voor kleinere
investeringen op basis van wet- en regelgeving, voor apparaatsinzet en voor heffingen.
Aan de Koning zijn Paleis Huis ten Bosch, het Koninklijk Paleis Amsterdam en Paleis
Noordeinde ter beschikking gesteld. In 2018 heeft Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
€ 13,1 mln. aan het Rijksvastgoedbedrijf vergoed voor gebruiksvergoeding en kleinere
(onderhouds)projecten voor de paleizen.
Paleis Huis ten Bosch
De renovatie van Paleis Huis ten Bosch is in 2018 in uitvoering geweest.
Paleis Noordeinde
In 2018 zijn er geen renovaties of verbouwingen uitgevoerd.
Koninklijk Paleis Amsterdam
Het multidisciplinair bouwhistorisch onderzoek naar de Burgerzaal is conform planning
uitgevoerd en zal begin 2019 worden afgerond.
Justitie en Veiligheid (begroting VI, artikel 36)
De Minister van Justitie en Veiligheid heeft op basis van onder andere de Politiewet
de verantwoordelijkheid voor de veiligheid van de leden van het Koninklijk Huis en
is daarmee verantwoordelijk voor een adequate en proportionele uitvoering van de beveiliging
rondom de leden van het Koninklijk Huis en woon- en werkverblijven. Deze beveiliging,
afhankelijk van de uitvoeringsafspraken per persoon en object, wordt in personele
zin uitgevoerd door de ministers van Justitie en Veiligheid en van Defensie. Deze
ministers hebben budget voor de beveiligingstaken op hun begroting staan, waarbij
het overigens ook gaat om andere personen en objecten, onder wie leden van het kabinet
en leden van de Kamers der Staten-Generaal. De Minister van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties zorgt voor een adequate uitvoering van fysieke beveiliging van
woon- en werkverblijven. Vanwege veiligheidsrisico’s worden deze uitgaven niet nader
toegerekend, omdat daar informatie over de beveiliging aan zou kunnen worden ontleend
naar de te beveiligen objecten en personen.
Defensie (begroting X, artikel 5)
De Minister van Defensie is beheersverantwoordelijk en verantwoordelijk voor de vaststelling
van de omvang, samenstelling en de vereiste mate van gereedheid van de Koninklijke
Marechaussee (KMar). De uitvoering is opgedragen aan de KMar. Het gezag over de KMar
berust bij meerdere ministeries. Afhankelijk van de betreffende taak zijn dat de ministeries
van Justitie en Veiligheid, Buitenlandse Zaken, Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
en Defensie. In artikel 4 van de Politiewet (2012) wordt de KMar onder meer het bewaken
en beveiligen van koninklijke paleizen opgedragen.
BIJLAGE 2: OVERIGE ONDERWERPEN
Defensie (begroting X, artikel 2 Taakuitvoering Zeestrijdkrachten), verantwoording
uitgaven Groene Draeck
De Groene Draeck is in 1957 door de Nederlandse bevolking aan toenmalig kroonprinses
Beatrix geschonken. De Staat gaf bij deze gelegenheid mede het onderhoud van de Groene
Draeck als geschenk. De kosten voor het onderhoud aan de Groene Draeck betreffen met
name personele kosten en worden daarom onder dit instrument begroot. Naar aanleiding
van het second opinion onderzoek (Kamerstukken II 2015–2016 34 300 X, nr. 110) en de motie Van der Burg (Kamerstukken II 2015–2016 34 300 I, nr. 6) heeft de Minister-President, mede namens de Minister van Defensie, in de brief van
2 juni 2016 gemeld dat het jaarlijks onderhoudsbudget naar € 87.000 is bijgesteld.
De uitvoering van het onderhoud blijft bij het Ministerie van Defensie zolang Prinses
Beatrix gebruik maakt van de Groene Draeck. Daarbij is aangegeven dat de daadwerkelijke
uitgaven ook bij Defensie over de jaren heen fluctueren. Gestuurd wordt op het niet
overschrijden van het totaal beschikbare bedrag (€ 435.000 over een periode van vijf
jaar, gemiddeld € 87.000 per jaar). In 2018 is het geplande winteronderhoud uitgevoerd.
Er waren geen opdrachten tijdens het vaarseizoen. De kosten van het totale onderhoud
in 2018 zijn uiteindelijk uitgekomen op € 25.600.
Omdat in 2017 meer onderhoud is uitgevoerd en daardoor een overschrijding is opgetreden
ten opzichte van het jaarlijks gemiddelde, is in 2018 minder onderhoud uitgevoerd
waarbij geborgd is dat de Groene Draeck veilig kon blijven varen en de uitgaven uiteindelijk
binnen het beschikbare vijfjarig budget passen.
Defensie, begroting X, artikel 2 (bedragen x € 1.000)
Realisatie 2018
Vastgestelde begroting 2018
Defensie, Groene Draeck
26
87
Stichtingen
Op de website over het Koninklijk Huis is een overzicht van stichtingen opgenomen,
waarin vermogensbestanddelen zijn ondergebracht die functioneel zijn voor het uitoefenen
van het koningschap.
Te denken valt aan de stichting Kroongoederen van het Huis Oranje-Nassau, waarin bijvoorbeeld de Gouden Koets is ondergebracht, en de
stichting Koninklijke Geschenken, die de geschenken beheert welke aan de Koning zijn
aangeboden bij bijvoorbeeld staatsbezoeken. Voor meer informatie over de stichtingen
wordt verwezen naar de rubriek «Financiën Koninklijk Huis» op www.koninklijkhuis.nl. In deze rubriek is informatie beschikbaar over diverse aan het Koninklijk Huis gerelateerde
financiële onderwerpen, zoals de begroting van de Koning.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M. (Mark) Rutte, minister van Algemene Zaken
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.