Verslag (initiatief)wetsvoorstel (nader) : Verslag
35 154 Goedkeuring van de op 30 oktober 2016 te Brussel tot stand gekomen Brede Economische en Handelsovereenkomst (CETA) tussen Canada, enerzijds, en de Europese Unie en haar lidstaten, anderzijds (Trb. 2017, 13)
Nr. 5 VERSLAG
Vastgesteld 4 april 2019
De algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de
eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen. Onder het voorbehoud dat
de regering op de gestelde vragen en de gemaakte opmerkingen afdoende zal hebben geantwoord,
acht de commissie de openbare behandeling van dit wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De voorzitter van de commissie, De Roon
De adjunct-griffier van de commissie, Meijers
Algemeen
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van wet houdende goedkeuring van
de op 30 oktober 2016 te Brussel tot stand gekomen Brede Economische en Handelsovereenkomst
(CETA) tussen Canada, enerzijds, en de Europese Unie (EU) en haar lidstaten, anderzijds.
De genoemde leden maken graag gebruik van deze gelegenheid om de regering te bedanken
voor de zowel schriftelijke als mondelinge toelichting bij het wetsvoorstel. Teneinde
een goede afweging te kunnen maken hebben zij nog enkele vragen.
De leden van de PVV-fractie zijn geen voorstander van CETA en hebben een aantal vragen.
De leden van de CDA-fractie hebben met instemming kennisgenomen van het voorliggende
wetsvoorstel. Deze leden staan positief ten opzichte van vrijhandelsakkoorden in het
algemeen en in het bijzonder dit akkoord tussen de EU en Canada en willen onderstrepen
dat zij de meerwaarde zien van dit handelsakkoord voor Nederland.
De leden van de D66-fractie hebben met veel interesse kennisgenomen van de handelsovereenkomst
tussen de EU en Canada, CETA. Wat de leden betreft is CETA een moderne en progressieve
handelsovereenkomst die een impuls geeft aan handel en tegelijkertijd gedeelde waarden
beschermt en versterkt. Zeker in de huidige multipolaire wereldorde achten de aan
het woord zijnde leden het van belang dat de EU met gelijkgezinde partners zoals Canada,
met gemeenschappelijke belangen en gemeenschappelijke waarden, haar relatie op economisch
en handelsgebied bestendigt en intensiveert.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met een aan ongenoegen grenzende bezorgdheid
kennis genomen van het voornemen van de regering om het CETA-verdrag te ratificeren.
Deze leden zien handelsbevordering als middel om duurzame welvaart te creëren, niet
als doel op zich. Dat laatste is bij CETA in de ogen van deze leden duidelijk wél
het geval. Het verdrag leidt immers tot méér CO2 uitstoot en waarborgt het nastreven van welzijn voor dier, mens en milieu niet met
dwingende bepalingen. Bovendien bevat het verdrag een vorm van investeringsgeschillenbeslechting
die slechts open staat voor investeerders en niet voor gewone burgers. Deze leden
verzoeken de regering derhalve het voorliggende wetsontwerp te heroverwegen.
De leden van de SP-fractie hebben met afkeuring kennisgenomen van CETA en het onderhavige
wetsvoorstel. Alvorens de nodige inhoudelijke opmerkingen te maken en vragen te stellen
merken deze leden op dat zij CETA principieel afwijzen, omdat het een neoliberaal
verdrag is dat is gericht op de belangen van multinationals en andere investeerders.
Het is gericht op het vergroten van de handel, ongeacht de maatschappelijke kosten
en de kosten voor mens, dier en milieu. Het is wat de leden van de SP-fractie betreft
tekenend dat multinationals nieuwe mogelijkheden krijgen om landen aan te vechten
wanneer die multinationals mogelijke toekomstige winstgevendheid in gevaar zien komen,
maar er geen nieuwe mogelijkheden komen om werknemersrechten te verbeteren. Ook de
afspraken ten aanzien van het milieu en het klimaat zijn boterzacht en niet afdwingbaar.
Daar komt bij dat CETA verslechteringen inhoudt op het terrein van de voedselveiligheid
en de mogelijkheid om bepaalde diensten (opnieuw) in overheidshanden te nemen. Daar
komt bij dat de zeer geringe welvaartswinst van het verdrag is gebaseerd op discutabele
aannames in een niet geschikt rekenmodel en dat het zeer goed mogelijk is dat CETA
ook economisch gezien geen goed idee is.
De leden van de PvdA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de Goedkeuring
van de op 30 oktober 2016 te Brussel tot stand gekomen Brede Economische en Handelsovereenkomst
(CETA) tussen Canada, enerzijds, en de Europese Unie en haar lidstaten, anderzijds
(Trb. 2017,13). Zij hebben hierover ter verduidelijking de volgende vragen en opmerkingen.
De leden van de ChristenUniefractie hebben kennis genomen van het wetsvoorstel, de
memorie van toelichting en van de inhoud van de overeenkomst zelf. De leden van de
ChristenUnie juichen handel toe en dat geldt zeker voor handel met een land als Canada,
dat een bondgenoot is en een land waarmee we als Nederland veel delen.
De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren hebben met grote zorg kennis
genomen van de ratificatiewet aangaande het handelsverdrag met Canada (CETA).
Inleiding
De leden van de VVD-fractie onderschrijven de analyse dat Canada en Nederland reeds
lange tijd gelijkgezinde partners zijn op tal van onderwerpen. Een breed handels-
en investeringsakkoord, zoals thans voorligt, is daar niet alleen een weerspiegeling
van, maar biedt ook de mogelijkheid om die relatie verder te verdiepen. Toch zijn de leden van de VVD-fractie ervan
overtuigd dat deze verdieping beter kwantificeerbaar is. Zij zijn derhalve benieuwd
of de regering beschikt over cijfers die een beter beeld geven van de kansen voor
het Nederlandse markt en niet enkel voor de Europese markt. Zo heeft onderzoeksbureau
Ecorys in het verleden onderzoek gedaan naar de kansen die een handels- en investeringsakkoord
met de Verenigde Staten de Nederlandse economie kon bieden. Ook het Centraal Planbureau
(CPB) heeft hier in 2016 over gepubliceerd. Is een dergelijk (extern) onderzoek ook
met betrekking tot dit verdrag gedaan? Zo ja, is de regering bereid de uitkomsten
te delen met de Kamer, of deze voor de Kamer samen te vatten?
In augustus 2018 schreef de regering voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,
naar aanleiding van een onderzoek van Ecorys naar het benutten van handelsakkoorden,
dat veel Nederlandse bedrijven aangeven dat de informatie over handelsakkoorden vaak
lastig te vinden is of zelfs ontbreekt en dat de regels om gebruik te maken van tariefverlaging
complex zijn. Ook zou er sprake zijn van inconsistente toepassing van afspraken door
douaneautoriteiten, waardoor vaak sprake is van onzekerheid. Kan de regering voor
iedere in de kabinetsreactie aangekondigde maatregel toelichten hoe deze wordt toegepast
op het voorliggende verdrag, de uitwerking en de «nazorg»?
De regering schrijft dat de Canadese markt de komende jaren veel potentieel biedt
voor het Nederlandse bedrijfsleven om in lijn met de Duurzame Ontwikkelingsdoelen
(Sustainable Development Goals (SDGs)) duurzame groei te bevorderen. De leden van
de VVD-fractie onderschrijven dat potentieel en zien elke inspanning om de SDGs te
halen als positief. Wel wensen zij te benadrukken dat de regering ervoor moet waken
niet alle kansen op het terrein van handelsbevordering in het kader van de SDGs te
plaatsen. Deelt de regering de mening dat er ook kansen liggen die niet raken aan
de SDGs? Zo ja, zet de regering ook in op de bevordering van handelskansen, specifiek
tussen Nederlandse en Canadese bedrijven, die niet direct aan één van de SDGs te relateren
zijn?
De leden van de PVV-fractie betreuren ten zeerste dat de goedkeuringswet van CETA
inmiddels niet meer referendabel is in Nederland en zouden graag willen weten in welke
landen het CETA-verdrag, cq. de goedkeuringswet daarvan, wél onderwerp van een referendum
is geweest, of daartoe nog de mogelijkheid bestaat.
De leden van de SP-fractie vragen wat er gebeurt als het Europees Hof van Justitie
oordeelt dat de investeringsbescherming in CETA niet is toegestaan binnen het Europese
recht? Worden de onderhandelingen over het verdrag dan opnieuw gestart?
De leden van de SP-fractie vragen de regering welke invloed zij nog hebben op eventuele
aanpassingen aan het verdrag. Kunnen zij de teksten in het verdrag zelf of de bijlagen
nog amenderen?
Hoeveel Canadese investeerders met investeringen in Nederland zijn bij de regering
bekend, vragen de leden van de SP-fractie? Kan de regering ook aangeven in welke sectoren
deze investeerders actief zijn? Hoe groot is het totaalbedrag aan investeringen? Hoeveel
banen zijn ermee gemoeid?
De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren verzetten zich tegen handelsverdragen.
Het is onverantwoordelijk om in het huidige tijdsgewricht handelsverdragen af te sluiten
die leiden tot een versnelde race naar de bodem op onder meer het terrein van de landbouw,
dierenwelzijn, het klimaat, milieubescherming en werknemersbescherming.
Het valt aan niemand uit te leggen dat terwijl westerse regeringen met de mond belijden
dat er geen alternatief is voor klimaatmaatregelen, dat de landbouw verder geregionaliseerd
dient te worden (kringlooplandbouw) en dat overheden autonoom moeten zijn in het afkondigen
van maatregelen die dienen ter bescherming van mens, dier, klimaat en milieu, diezelfde
regeringen op nauwelijks te controleren wijze verdragen afsluiten die precies het
tegenovergestelde bewerkstelligen. Niet voor niets is CETA op breed maatschappelijk
verzet gestuit. Vakbonden, ngo’s en boerenbelangenorganisaties hebben zich uitgesproken
tegen CETA.
Voor de brede welvaart van de huidige en toekomstige generaties zijn handelsverdragen
als CETA desastreus. CETA intensiveert de zeer schadelijke handel in dierlijke producten
en fossiele brandstoffen. De klimaatopgave waar de wereld voor staat, schreeuwt om
een fundamenteel andere benadering.
De bovenstatelijke geschillenbeslechting die in CETA is opgenomen, ondergraaft de
nationale rechtsorde. Nederland heeft een vrijwel perfect functionerende rechtspraak.
Een permanent bovenstatelijk gerechtshof ondermijnt de werking van deze nationale
rechtspraak. Het bevoordeelt multinationals ten opzichte het Nederlandse midden- en
kleinbedrijf (mkb) en ondermijnt daarmee het gelijke speelveld. Daarnaast biedt de
bovenstatelijke rechtspraak multinationals een extra middel om nationaal beleid op
het gebied van klimaat, milieu, werknemersbescherming, dierenwelzijn en landbouw te
dwarsbomen.
Daarbij komt dat CETA symbool staat voor de antidemocratische wijze waarop het Europese
handelsbeleid is vormgegeven. Uit alle macht is door de Europese Commissie gepoogd
om Canada bij de Europese interne markt te betrekken. CETA is voor 95% in werking
is getreden, voordat de nationale parlementen van de EU-lidstaten er zich over konden
uitspreken. Dit tegen de wil van een in haar huidige samenstelling meerderheid in
de Tweede Kamer.
De samenwerking op regelgevingsgebied tussen Canada en de EU wordt verder geformaliseerd
en geïntensiveerd. Door middel van een bovenstatelijk orgaan nemen Brusselse en Europese
technocraten plaats in een overlegstructuur die tot doel lijkt te hebben de Europese
interne markt en de Canadese markt verder te integreren. De Europese interne markt
is verworden tot een prestigeproject van de Europese politieke elite en met dit vrijhandelsakkoord
is de werking van dit prestigeproject uitgebreid met ruim 37 miljoen Canadezen.
Aard van het akkoord
Kan de regering de uitspraak van het EU-Hof betreffende het voorgenomen handelsakkoord
met Singapore toelichten, zo vragen de leden van de D66-fractie? Op welke wijze is
beargumenteerd dat indirecte investeringen en het mechanisme voor de geschillenbeslechting
tussen investeerders en staten buiten de exclusieve EU-bevoegdheden vallen? Hoe komt
het gegeven dat CETA een «gemengd akkoord» is in de praktijk tot uiting?
Verloop van de onderhandelingen
Met betrekking tot de betrokkenheid van de Tweede Kamer schrijft de regering dat het
kabinet met succes heeft gepleit voor een tijdige evaluatie van de duurzaamheidshoofdstukken,
met name met het oog op de afdwingbaarheid van de afspraken. Kan de regering toelichten
of alleen is gepleit voor tijdige evaluatie van deze hoofdstukken, of is ook gepleit
voor evaluatie van andere hoofdstukken, zo vragen de leden van de VVD-fractie? Zo
nee, waarom niet? Kan de regering daarnaast toelichten wat wordt bedoeld met de «afdwingbaarheid
van deze afspraken»?
Voorts betreurt de PVV dat delen van het CETA-verdrag al voorlopig in werking zijn
getreden. Is er een maximale termijn aan de voorlopige inwerkingtreding van (delen
van) verdragen zoals CETA? Zo ja, welke? Zo nee, op grond van welke bepaling of rechtsprincipe
kan een «voorlopige inwerkingtreding» van (delen van) verdragen zoals CETA eeuwigdurend
zijn?
Kan de regering een overzicht geven van welke verdragen op dit moment gelden voor
Nederland die – geheel of gedeeltelijk – een dergelijke status van «voorlopige inwerkingtreding»
hebben, zoals CETA?
De leden van de CDA-fractie vragen de regering of er sinds de voorlopige inwerkingtreding
van het CETA-verdrag problemen zijn geweest welke tot geschillenbeslechting leidde.
Tevens willen deze leden van de regering weten in hoeverre de economische activiteit
tussen de EU en Canada is toegenomen in deze periode van voorlopige inwerkingtreding.
De leden van de CDA-fractie vragen in het bijzonder naar de mate waarin het Nederlandse
mkb heeft kunnen profiteren van de voorlopige inwerkingtreding van dit handelsverdrag
en waar de regering het mkb verder kan ondersteunen om meer gebruik te maken van de
kansen die dit verdrag biedt.
De leden van de D66-fractie begrijpen dat een groot deel van CETA momenteel voorlopig
toegepast wordt. Welke onderdelen vallen onder voorlopige toepassing? Welke nog niet?
Wat zijn de eerste resultaten van de voorlopige toepassing op de handelsstromen tussen
Canada en de EU? In welke handelsstromen is een significante stijging van handel tussen
beiden te zien? Kan de regering een overzicht geven van de terreinen waarop Nederland
profiteert van dit handelsverdrag?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen de regering of het klopt dat Canada en het
Canadese bedrijfsleven tijdens de onderhandelingen over CETA hebben gelobbyd voor
het afzwakken van de Europese richtlijn voor brandstofkwaliteit door onder andere
te eisen dat een zwaardere belasting op brandstoffen op basis van het zeer vervuilende
teerzandolie zou worden geschrapt, en dat dit mede hierdoor uiteindelijk ook is gebeurd?
Kan de regering aangeven hoe de handel tussen de EU en Canada zich heeft ontwikkeld
sinds de voorlopige inwerkingtreding van het akkoord, vragen de leden van de SP-fractie?
In hoeverre beïnvloedt dit de wenselijkheid van het akkoord?
De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren vragen de regering wat de procedure
zal zijn als CETA door Nederland of een andere lidstaat verworpen wordt. De leden
verzoeken de regering openheid te geven over welke procedure in de Raad voorzien is
indien een der lidstaten de ratificatie van CETA verwerpt. Is het correct dat de Raad
bij het verwerpen van ratificatie door een der EU-lidstaten kan besluiten om de Canadese
overheid niet in kennis te stellen over het verwerpen van het verdrag, waardoor de
voorlopige werking van het verdrag niet zal worden beëindigd? Dient het besluit over
het in kennisstellen van de Canadese regering van het verwerpen van CETA door een
meerderheidsbesluit, minderheidsbesluit of met unanimiteit genomen te worden?
Daarnaast vragen de leden van de Partij voor de Dieren naar het Canadese standpunt
inzake de Brexit. Dient Canada gecompenseerd te worden voor het gegeven dat na een
Brexit vanuit Canadees perspectief CETA op een veel kleiner economisch gebied van
toepassing is? Zal CETA van toepassing zijn op Noord-Ierland, Engeland, Wales en/of
Schotland indien de backstop geactiveerd wordt?
Beoordeling van het akkoord
Voor de leden van de VVD-fractie is, net als voor de regering, de openstelling van
de Canadese markt voor overheidsaanbestedingen van grote waarde. Echter, dat een markt
de jure wordt opengesteld, wil nog niet zeggen dat deze openstelling de facto leidt
tot een groter aantal opdrachten voor Europese bedrijven. Kan de regering toelichten
of en marge van deze overeenkomst afspraken zijn gemaakt over het de facto openstellen
van deze markt, bijvoorbeeld middels aanmoedigende maatregelen?
De regering schrijft dat op het terrein van landbouw sprake is van een evenwichtig
akkoord. Kan de regering dit toelichten? Kan de regering bijvoorbeeld toelichten waarom
het akkoord op het gebied van overheidsaanbestedingen als «uitstekend» wordt gekwalificeerd,
en het akkoord op het gebied van landbouw als «evenwichtig» wordt gekwalificeerd?
Zijn er daarnaast cijfers beschikbaar over de te verwachten gevolgen van dit akkoord
voor de (Nederlandse) landbouwsector? Zo ja, is de regering bereid deze met de Kamer
te delen? Zo nee, waarom is hier geen onderzoek naar gedaan?
De regering schrijft dat de Canadese regering heeft toegezegd de Investment Canada
Act zodanig aan te passen, dat voor Europese ondernemingen een hogere beoordelingsgrens
gaat gelden dan voor bedrijven uit andere landen. De leden van de VVD-fractie waarderen
dit voornemen. Kan de regering toelichten of de Canadese regering al concrete stappen
hiertoe heeft gezet? Is deze wet reeds aangepast?
Eerder schreef de regering dat CETA de EU-standaarden met betrekking tot voedselkwaliteit,
zoals de EU-regelgeving op het terrein van genetische modificatie en voedselveiligheid,
niet aantast en dat bij het importeren van producten in de EU moet worden voldoen
aan de regelgeving die alhier geldend is. De leden van de VVD-fractie vragen of dit
ook geldt voor de regels op het terrein van dierenwelzijnsnormen. Daarnaast wordt
in EU-verband, zo blijkt uit antwoorden op vragen van de leden Weverling en Lodders,
«gesproken over de wijze waarop controles bij import van producten plaatsvinden» en
dat indien nodig «reguliere importcontroles [zullen] worden aangepast». Kan de regering
toelichten hoe deze gesprekken zich sinds de voorlopige inwerkingtreding van dit verdrag
hebben ontwikkeld en of er aanleiding is geweest om stappen in deze richting te zetten?
Daarnaast hebben de leden van de VVD-fractie nog specifieke zorgen over het gebruik
van Cripr-Cas. Is de regering bekend met het feit dat Canadese voedselproducenten
niet verplicht zijn om te vermelden dat ze Crispr-Cas gebruiken en het daarmee onduidelijk
is of de producten die de EU bereiken met deze techniek zijn behandeld? Zo ja, wat
vindt de regering hiervan? Eerder antwoordde de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
dat het technisch «heel lastig of onmogelijk» is om vast te stellen of voedsel met
Crispr-Cas is behandeld. Ook de NVWA heeft aangegeven dat er nog geen geschikte laboratoriumanalyse
beschikbaar is om de nieuwe type dna-mutaties te ontdekken en te herkennen. Kan de
regering toelichten op welke manier deze producten zullen worden gecontroleerd op
het gebruik van genetische modificatie? Zo nee, waarom niet? Welk toekomstperspectief
kunt u de Nederlandse en Europese boeren en tuinders bieden?
De regering schrijft dat «nagenoeg alle tarieven op landbouwproducten worden geëlimineerd,
waarbij uitzonderingen zijn opgenomen voor gevoelige producten». Kan de regering aangeven
op basis van welke informatie en afwegingen uitzonderingen zijn opgenomen voor «gevoelige
producten»? Kan de regering daarnaast aangeven voor welke landbouwproducten, naast
kippenvlees en eieren, de douanerechten niet worden verlaagd?
De leden van de PVV-fractie hebben nog enkele vragen over het CETA-verdrag zelf. De
genoemde leden zijn benieuwd welke van de 30 hoofdstukken, 59 bijlagen, 3 protocollen,
11 bijlagen bij de protocollen en 3 bijlagen met voorbehouden met name van toepassing
zijn voor de Nederlandse economie, industrie en landbouw.
Ook de leden van de PVV-fractie delen de zorg m.b.t. de veelgehoorde kritiek dat CETA
bestaande regelgeving afzwakt, bijvoorbeeld op het gebied van voedselveiligheid doordat
Canada productieprocessen kent die in Europa verboden zijn. Kan de regering aangeven
bij welke productieprocessen dat het geval is en of het klopt dat standaarden, bijvoorbeeld
op het gebied van voedselveiligheid, onder het Europese niveau kunnen geraken, omdat
Canada andere normen hanteert? Hoe gaat Nederland voorkomen dat er een race tot he bottom ontstaat en op welke wijze gaat de overheid de Nederlandse burger de consumentenstandaarden
garanderen, op onder andere het gebied van voedselkwaliteit?
Klopt het dat door de Regulatory Cooperation Forum (RCF) eventuele wet- en regelgeving,
die in strijd wordt geacht met CETA, moet worden afgeschaft/buiten werking moeten
worden gesteld/geen toepassing mag vinden? Kan de regering een overzicht geven van
de voor Nederland relevante wet- en regelgeving die hierdoor naar verwachting zal
worden geraakt? Klopt het dat door de ratchet clausule economieën bij eventuele aanpassingen
alleen verder mogen liberaliseren? Op grond waarvan vindt de regering dit een acceptabele
inperking van haar vrijheid om wet- en regelgeving op te stellen?
Een andere heikel punt is het feit dat 81 procent van de Amerikaanse bedrijven die
actief is in de EU aan de definitie van «Canadese investeerder» schijnt te voldoen.
De leden van de PVV-fractie zouden graag van de regering horen welke gevolgen zouden
kunnen voortvloeien uit het feit dat dergelijke Amerikaanse bedrijven kunnen kiezen
tussen verschillende geschillenbeslechtingsmechanismen – het zogenoemd treaty shopping.
De leden van de CDA-fractie vragen de regering om aan te geven of de handel tussen
Canada en de Republiek Ierland sinds de voorlopige inwerkingtreding is toegenomen.
Tevens vragen deze leden of er maatregelen zijn genomen en of er ter voorbereiding
communicatie tussen de Canadese en Europese overheden nodig is in het geval van een
mogelijke grens tussen de republiek Ierland en Noord Ierland bij een no deal Brexit.
De leden van de CDA-fractie vragen de regering om aan te geven hoeveel gevallen er
inmiddels zijn waarbij het CETA verdrag heeft voorkomen dat Canadese producten op
de Europese markt zijn beland. Deze leden vragen dan met name om aan te geven of gemodificeerd
voedsel dat niet op de Europese markt is toegestaan aan de Europese grenzen is gestopt.
De leden van de D66-fractie zijn benieuw hoe CETA zich verhoudt tot de Wereldhandelsorganisatie
(WTO). Kan CETA hinder ondervinden van de huidige perikelen binnen het WTO-systeem,
zoals het niet herbenoemen van de rechters in het geschillentribunaal? Graag een toelichting.
Zijn er voorts andere zaken waarin CETA en het WTO-systeem elkaar kruisen?
De leden van de D66-fractie lezen dat de Canadese markt de komende jaren veel potentieel
biedt voor het Nederlandse bedrijfsleven om duurzame groei te bevorderen. Kan de regering
dit toelichten? Op welke wijze zal duurzame groei voor het Nederlandse bedrijfsleven
concreet bevorderd worden? Zijn hier bepaalde doelstellingen aan verbonden en zo ja,
welke? Welke onderdelen van CETA raken hierbij aan het beleid op het gebied van Internationaal
Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO) van de regering?
De aan het woord zijnde leden vragen zich op dit punt af in hoeverre richtlijnen van
de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) onderdeel zijn
van CETA en daartoe opgenomen en vervolgens afdwingbaar.
Tevens vragen de aan het woord zijnde leden zich af hoe de afspraken in CETA zich
verhouden tot de doelstellingen die zijn gesteld in het klimaatakkoord van Parijs.
De leden van de D66-fractie lezen dat voor Nederland de openstelling van de Canadese
markt voor overheidsaanbestedingen van grote waarde is. Kan de regering deze stelling
toelichten? Aan welke overheidsaanbestedingen moeten de aan het woord zijnde leden
in deze zin denken? Op welke wijze zullen andersom Canadese investeerders zich op
de Nederlandse markt voor overheidsaanbestedingen richten? De leden ontvangen hier
graag voorbeelden van. Ook zijn de leden benieuwd naar mogelijk negatieve effecten
van de openstelling van deze markten wederzijds.
De leden van de D66-fractie vragen zich af welke delen van de tarifaire en de niet-tarifaire
handelsbelemmeringen niet worden weggenomen? Waarom zijn deze onderdelen uitgesloten
van de akkoord?
De leden van de D66-fractie lezen dat de EU haar hoge beschermingsniveau op Europese
waarden kan handhaven of indien nodig verhogen. De leden zijn echter ook bekend met
de bezwaren die vanuit verschillende kanten zijn geuit over CETA. Welke sectoren worden
ongunstig geraakt door de afspraken die in CETA gemaakt zijn? Worden deze sectoren
gecompenseerd?
De leden van de D66-fractie wijzen ook op de kritiek die geuit wordt op CETA betreffende
consumentenstandaarden. Zij hechten veel belang aan de standaarden die de EU kent.
Kan de regering toelichten hoe na ratificatie van CETA wordt gegarandeerd dat de Europese
consumentenstandaarden behouden blijven? Hoe wordt bijvoorbeeld gecontroleerd dat
producten vanuit Canada, ook eerder in het productie- of verwerkingsproces, aan de
Europese minimumvereisten voldoen? Kan de regering aangeven op welke terreinen dit
risico met het oog op de standaarden in Canada bestaat? Op welke handelsterreinen
kent Canada significant lagere standaarden?
De leden van de D66-fractie lezen dat de regering actief de dialoog betreffende de
onderhandelingen over CETA heeft opgezocht met maatschappelijke organisaties, de academische
wereld, het maatschappelijk middenveld en andere belanghebbenden. Kan de regering
toelichten wat de belangrijkste bezwaren tegen CETA waren die uit deze gesprekken
voortkwamen? Welke zijn voorts geadresseerd in de input voor het onderhandelingsmandaat
en de onderhandelingsteksten en welke niet?
De leden van de D66-fractie onderstrepen het belang van de hoofdstukken 22, 23 en
24 in het kader van duurzaamheid en handel in de overeenkomst. Ook lezen zij dat het
Comité van Handel en Duurzame Ontwikkeling toeziet op de uitvoering van de verplichtingen
onder deze hoofdstukken. Kan de regering toelichten op welke wijze dit Comité is of
wordt samengesteld? Op welke wijze vindt geschillenbeslechting met betrekking tot
de afspraken in deze hoofdstukken plaats? Kan de regering het proces dat bij de beslechting
van geschillen en de stappen die dit kan behelzen, inclusief de specifieke procedure
voor consultaties, uitputtend beschrijven? In hoeverre acht de regering dat de afspraken
in de hoofdstukken 22, 23 en 24 in zekere mate afdwingbaar zijn?
De leden van de GroenLinks-fractie vinden het onwenselijk wanneer handelsakkoorden
ertoe leiden dat standaarden voor welzijn van dier, mens en milieu worden verlaagd,
in het kader van zogenaamde «gelijkschakeling» of «harmonisatie». Deze leden vragen
de regering of de regering uit kan sluiten dat standaarden voor welzijn van dier,
mens en milieu door toedoen van CETA zijn verlaagd, of nog zullen worden verlaagd
in de toekomst.
De leden van de GroenLinks-fractie constateren dat, nu het grootste deel van CETA
al in werking is getreden, duidelijk zou moeten zijn wat de initiële effecten ervan
zullen zijn. Zo vragen deze leden of de voorspelde structurele groei van het Nederlandse
bruto binnenlands product (bbp) van 600 tot 1200 miljoen euro per jaar als gevolg
van CETA bewaarheid zal worden. Deze leden vragen de regering dit inzichtelijk te
maken.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de regering bij het geven van haar steun
aan CETA in eerste instantie naar het belang van handelsbevordering heeft gekeken,
of naar het belang van internationale klimaatafspraken, het beschermen van sociale
rechten, dierenwelzijn en milieu.
De leden van de SP-fractie merken op dat vaak wordt gezegd dat verdragen met investeringsbescherming
als CETA leiden tot meer investeringen. De leden vragen zich af of hier duidelijk
bewijs voor is. Kan de regering enig bewijs leveren waaruit kan worden opgemaakt dat
CETA zal leiden tot meer investeringen en meer banen, en uiteindelijk meer welvaart
voor alle Nederlanders?
Is het de regering ermee bekend dat de economie van de EU, pas tien jaar na bekrachtiging
van CETA, met slechts 0,08 procent extra zou groeien, vragen de leden van de SP-fractie?
De leden van de SP-fractie vragen de regering of het waar is dat alle vier de officiële
studies naar de effecten van CETA gebruikmaken van hetzelfde Computational General
Equilibrium-model. Klopt het dat dit model veronderstelt dat iedereen een baan heeft
en het inkomen van ieder huishouden gelijk is, zoals Kohler en Storm onderbouwd betogen?
Zo ja, acht de regering dit model dan het juiste om de gevolgen te berekenen?
De leden van de SP-fractie vragen de regering te reageren op berekeningen van Kohler
en Storm, die net als de VN, het Global Policy Model gebruiken, waaruit blijkt dat
CETA leidt tot een bbp-verlies van 0,49 procent en het verlies van 200.000 banen in
de EU.
De leden van de SP-fractie vragen de regering of zij waarde hecht aan het zogenaamde
voorzorgbeginsel dat inhoudt dat producten waarover twijfel bestaat, pas mogen worden
verhandeld als is bewezen dat ze veilig zijn, een principe dat Canada niet kent en
waartegen Canada al meermaals heeft geprotesteerd middels een klacht bij de WTO. Canada,
zo blijkt, is dus geen voorstander van dit voorzorgbeginsel en dit zet druk op de
voedselveiligheid, zeker wanneer Canada en de EU gaan samenwerken op het gebied van
regelgeving. Erkent de regering dat hier een groot gevaar in schuilt?
Erkent de regering ook dat er meer Canadees vlees wordt geïmporteerd naar de EU dat
niet voldoet aan de -relatief- strenge normen voor dierenwelzijn, vragen de leden
van de SP-fractie? Hoe zullen inspecteurs in de EU controleren of de dierenwelzijnsnormen
zijn nageleefd?
In de memorie van toelichting wordt vermeld dat enkel investeerders met substantiële
bedrijfsactiviteiten in de EU en Canada gebruik zullen kunnen maken van het hoofdstuk
over investeringsbescherming. De leden van de SP-fractie vragen de regering uitvoerig
en gemotiveerd toe te lichten wanneer sprake is van «substantiële bedrijfsactiviteiten».
Hoeveel werknemers dienen er te werken? Hoeveel winst dient er te worden gerapporteerd?
Dient het één of meerdere bedrijfspanden in eigen beheer te hebben? Kan worden uitgesloten
dat deze «substantie» zal worden geboden door een trustkantoor?
Eurocommissaris Malmström en de Canadese Minister Carr hebben een CETA-commissie voor
handel en duurzame ontwikkeling gevraagd om met concrete acties te komen ten behoeve
van de evaluatie van de hoofdstukken over handel en duurzame ontwikkeling. Graag leren
de leden van de PvdA-fractie om wat voor soort «concrete acties» het hier gaat. Ziet
de regering mogelijkheden om de agenda van de Duurzame Ontwikkelingsdoelen hierin
te betrekken?
Tot slot hebben de leden van de PvdA-fractie een «als dan» vraag, namelijk: wat gebeurt
er als het Europese Hof op 30 april 2019 toch uitspreekt dat het Investment Court
System niet verenigbaar is met het Europees recht. Dat zou betekenen dat dit gedeelte
niet in werking kan treden. Heeft de regering reeds een plan B in voorbereiding, mocht
dit scenario toch werkelijkheid worden?
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen zich af of de Brede Economische en handelsovereenkomst
tussen Canada en de Europese Unie veel verworvenheden die zij waardevol achten wel
voldoende beschermt. Zij vragen zich af of CETA eigenlijk niet al verouderd is. Met
andere woorden: zou een akkoord als dit met de inzichten van deze tijd nog wel het
resultaat van de onderhandelingen kunnen worden? Zij stellen vragen bij de onderliggende
aanname van het akkoord die is dat het zoveel mogelijk wegnemen van handelsbelemmeringen
als vanzelf tot gunstige uitkomsten voor iedereen zal leiden.
Allereerst constateren de leden van de ChristenUnie-fractie dat die aanname gebaseerd
is op modellen die omstreden zijn. Het is daarom allerminst zeker dat CETA tot economische
groei voor iedereen zal leiden. Deze leden vragen zich af of het niet even waarschijnlijk
is dat die groei vooral bij de sterkste partijen terecht komt en dat er mogelijk zelfs
van groei geen sprake zal zijn. Daarnaast is hierbij nog niet in ogenschouw genomen
of de groei die zo bereikt zou worden, niet strijdig is met de pogingen de klimaatdoelstellingen
van het klimaatakkoord van Parijs te behalen. Deelt de regering deze zorgen?
Bovendien zijn de leden van de fractie van de ChristenUnie van mening dat overheden
ten behoeve van hun bevolking, de samenleving, het milieu en het klimaat waarin zij
leven de regels en de kaders moet kunnen stellen waarbinnen handel en economische
activiteiten kunnen worden bedreven. Deze leden zien niet alleen graag hoge standaarden
op terreinen als volksgezondheid, milieu, dierenwelzijn en arbeidsrechten in Nederland
en Europa, maar het liefst wereldwijd. Zij vragen zich af of CETA er naar zijn aard
echter niet eerder toe zal leiden dat er door harmonisatie tussen de EU en Canada
een verlaging van die standaarden kan optreden. Deze tijd vraagt volgens de leden
van de fractie van de ChristenUnie om verdragen die leiden tot verhoging van standaarden,
omwille van gezondheid, duurzaamheid en mensenrechten. Deelt de regering de zorg van
deze leden dat CETA mogelijk niet zal bijdragen aan de verhoging van die standaarden,
maar eerder in verlaging?
Dit risico speelt volgens de leden van deze fractie met name duidelijk op het onderwerp
investeringsbescherming. CETA voorziet in een Investor Court System dat buiten nationale
en Europese rechters om geschillen aangespannen door bedrijven tegen overheden moet
kunnen beslechten. Het risico is dat overheden als de Nederlandse zich geremd kunnen
gaan voelen beslissingen te nemen ten behoeve van de bescherming van de bovengenoemde
waarden die door bedrijven als nadelig voor hun investeringen gezien zouden kunnen
worden. Deelt de regering deze zorg, zo vragen deze leden zich af. Het ICS is volgens
de leden van de ChristenUnie-fractie ook overbodig omdat Nederland en de Europese
Unie een goed rechtssysteem kennen. De nationale rechter moet wat deze leden betreft
het eerste aanspreekpunt zijn en blijven bij geschillen. Zij wijzen er ook op dat
er tot op het moment van schrijven nog geen uitsluitsel van het Europese Hof is over
de vraag of het ICS niet in strijd is met het Europees recht. Maar zelfs als zou het
dat op zichzelf niet zijn, dan nog zien de leden van de ChristenUnie-fractie geen
goede reden om geschillen over investeringen niet te beleggen bij de nationale en
in laatste instantie de Europese rechter. Is de regering dat met deze leden eens?
In Canada zijn bepaalde standaarden bijvoorbeeld op het gebied van voedselveiligheid
en arbeidsrecht al lager dan in Nederland. Zo kent Canada geen verbod op het gebruik
van groeihormonen in de veehouderij en voldoen ze aan minder ILO-standaarden. Veel
Amerikaanse bedrijven zouden via Canadese dochterondernemingen echter ook een beroep
kunnen doen op een dergelijk arbitragesysteem en de normen van Amerikaanse bedrijven
wijken nog weer verder af dan die van Nederlandse en Europese bedrijven. Via dit arbitragesysteem
zullen de standaarden niet verhoogd gaan worden, maar eerder naar beneden worden bijgesteld.
Ziet de regering dit gevaar ook, vragen de leden van de ChristenUnie-fractie zich
af. Alleen investerende bedrijven kunnen er immers een beroep op doen. De leden van
deze fractie vinden dat in elk geval ook burgers, vakbonden en andere niet-gouvernementele
organisaties toegang zouden moeten kunnen hebben tot een rechtsgang over dergelijke
geschillen. Ziet de regering mogelijkheden om dit te bewerkstelligen?
De leden van de ChristenUnie-fractie zien graag een reactie van de regering op de
opmerkingen waarin zij hun zorgen over CETA hebben geuit.
Naar aanleiding van de Sustainability Impact Assessment (SIA) uit 2011 hebben de leden
van de fractie van de Partij voor de Dieren de volgende vragen: volgens de SIA zal
CETA tot meer CO2-uitstoot leiden. Investeringen in Canadese teerzandolie en steenkool
nemen mogelijk toe. Hoe valt dat te rijmen met de klimaatdoelen van Parijs? Deelt
de regering de analyse uit de SIA dat door CETA landbouw in Canada verder zal intensiveren,
met meer chemische inputs, meer bodemdegradatie en meer uitstoot van methaan, stikstofoxide
en andere schadelijke stoffen?
Verder blijkt dat CETA zal leiden tot meer import van vis uit Canada. De leden van
de fractie van de Partij voor de Dieren vragen de regering wat er aan gedaan wordt
om te voorkomen dat dit leidt tot meer overbevissing en schadelijke visserijpraktijken
als intensieve aquacultuur en trawlers.
Artikelsgewijze toelichting
Hoofdstuk 2. Nationale behandeling en markttoegang voor goederen
De leden van de GroenLinks-fractie constateren dat met CETA afspraken worden gemaakt
over gelijke markttoegang. Producten uit Canada dienen evenwel te voldoen aan de eisen
die de EU aan de kwaliteit van producten stelt. Deze leden vragen zich echter af of
ook het productieproces dient te voldoen aan de daarvoor geldende Europese of nationale
standaarden, en zo ja, hoe de naleving hiervan gecontroleerd wordt. Indien Canadese
producten niet hoeven te voldoen aan onze productieprocesstandaarden, vragen de leden
van de GroenLinks-fractie de regering om aan te geven hoe wordt voorkomen dat Nederlandse
producenten van bijvoorbeeld zuivel en vlees oneerlijke concurrentie krijgen van Canadese
producenten die aan lagere productiestandaarden hoeven te voldoen, zoals de gedragscode
voor dierenwelzijn die in Canada vrijwillig is.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen de regering voorts, nu het leeuwendeel van
CETA inmiddels meer dan twee jaar in werking is getreden, aan de Kamer inzichtelijk
te maken tot welke toename van de import van Canadees vlees en zuivel op de Nederlandse
markt de invoering van CETA heeft geleid. Deze leden vragen voorts naar de prognose
voor verdere stijging van de export vanuit Canada van vlees en zuivel naar Nederland.
Zij vragen de regering te bevestigen dat het klopt dat Canada na een overgangsperiode
jaarlijks 75.000 ton varkensvlees tariefvrij mag exporteren – vijf maal zoveel als
voor CETA het geval was. Tevens vragen zij de regering inzichtelijk te maken welke
gevolgen dit voor de Nederlandse landbouw zal hebben.
Hoofdstuk 3. Handelsmaatregelen
In welke specifieke gevallen zijn WTO-leden bevoegd om maatregelen te treffen ter
bescherming van de eigen industrie, vragen de leden van de SP-fractie? Welke mogelijkheden
ziet de regering om de eigen industrie te beschermen?
CETA heeft onder Europese boeren en belangenorganisaties tot groot verzet geleid.
Maar ook in Canada worden de gevolgen van het handelsverdrag gevoeld. De leden van
de fractie van de Partij voor de Dieren vinden dat het van groot belang is om, anderhalf
jaar na de voorlopige inwerkingtreding van CETA, de eerste gevolgen van het handelsverdrag
voor Europese én Canadese boeren in kaart te brengen.
De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren vragen de regering een overzicht
te geven van alle compenserende maatregelen die sinds 21 september 2017 zijn genomen
door de EU, de Nederlandse regering en de overige EU-27-regeringen, voor zowel de
landbouw als de overige sectoren.
Dit is de enige wijze waarop een duidelijk beeld kan worden verkregen van de gevolgen
die CETA heeft gehad, onder andere voor de Europese boeren. De leden van de fractie
van de Partij voor de Dieren vragen of het mogelijk is om te bepalen welk het aandeel
van de boeren dat dagelijks stopt te wijten valt aan het handelsverdrag met Canada
en zo ja, om onderbouwd aan de Kamer mee te delen hoeveel boeren dat zijn.
Daarnaast vragen de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren naar een overzicht
van de negatieve gevolgen voor de Canadese landbouw. Klopt het dat de Canadese overheid
na de voorlopige inwerkingtreding van CETA 300 miljoen Canadese dollar aan subsidie
heeft verstrekt aan melkveeboeren die in de problemen zijn gekomen? Kan de regering
een overzicht geven van alle door de Canadese overheid genomen compenserende maatregelen?
Zijn er sinds september 2017 impactstudies uitgevoerd naar de gevolgen voor de Canadese
landbouw? Zo ja, kunnen deze met de Kamer gedeeld worden?
De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren vragen de regering hoe het vrijhandelsverdrag
met Canada in de kringlooplandbouwvisie van de regering past. De leden van de fractie
van de Partij voor de Dieren vragen de regering of ze de mening deelt dat handelsverdragen
waarvan landbouwproducten niet volledig zijn uitgesloten lijnrecht tegen het principe
van de kringlooplandbouw indruisen. Zo past bijvoorbeeld in de kringloopvisie van
de regering dat consumenten weten waar hun voedsel vandaan komt, dat de afstand tussen
boeren en burgers kleiner moet worden en dat boeren een normaal inkomen moeten kunnen
verwerven met een manier van produceren die voldoet aan de normen op het gebied van
onder andere dierenwelzijn en natuur. Al deze principes worden door het handelsverdrag
met Canada met voeten getreden.
Aangezien de ondertekening en de kabinetsappreciatie van CETA stamt van voordat de
kringloopvisie door de huidige regering is gepresenteerd, verzoeken de leden van de
fractie van de Partij voor de Dieren om een aparte kabinetsappreciatie over hoe CETA
met de kringlooplandbouw te rijmen valt, ook in het licht van de aangenomen motie
Ouwehand.
De leden van de Partij voor de Dieren vragen of het correct is dat op basis van WTO-regels
geen ruimte is op producten van dierlijke producten te weigeren die tot stand zijn
gekomen onder lagere dierenwelzijnsstandaarden dan de (ook al veel te lage) Europese
standaarden en dat derhalve dit ook voor CETA moet gelden.
De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren vragen of de al reeds in 2017
verzadigde markt voor dode varkens nog verder te lijden heeft gehad onder het handelsverdrag
met Canada. De leden van de Partij voor de Dieren wijzen erop dat er op dit moment
een eiwittransitie plaatsvindt, waarbij dierlijke eiwitten worden vervangen door plantaardige
eiwitten. Deze trend zou moeten worden ondersteund en niet worden tegengewerkt. Deel
de regering deze mening? Hoe verhoudt de verdere integratie van de Canadese en Europese
markt voor dierlijke producten zich tot de gewenste eiwittransitie? Bovendien draagt
het verder openstellen van de Europese markt voor grote hoeveelheden dode varkens
uit Canada op ongewenste wijze bij aan de ontmanteling van de Nederlandse varkenssector.
Hoofdstuk 5. Sanitaire en fytosanitaire maatregelen
Artikel 26.2, lid 1 voorziet in de oprichting van een Gemengd Comité van Beheer voor
Sanitaire en Fytosanitaire Maatregelen. Volgens de verdragstekst omvat dit comité
«vertegenwoordigers van elke partij op het gebied van regelgeving en handel, die verantwoordelijk
zijn voor SPS-maatregelen». Kan de regering toelichten hoe en volgens welke procedure de leden van dit comité
worden aangesteld, zo vragen de leden van de VVD-fractie?
Canadese regels omtrent de registratie van herkomst van voedsel zijn minder streng
zijn dan de Europese. Zo ontstond er in 2017 grote beroering toen duidelijk was dat
het Canadese voedselregistratiesysteem geen onderscheid maakte tussen genetisch gemanipuleerde
zalm en zalm die niet genetisch gemanipuleerd was. Het risico dat de gemanipuleerde
zalm op de Europese markt zou belanden was levensgroot, omdat bij fysieke inspectie
van producten niet te zien valt wat de achtergrond van dit product is. Dit geldt in
het geval van zalm, maar bijvoorbeeld ook voor varkensvlees, waarbij aan het varkensvlees
zelf niet te zien is onder welke omstandigheden de varkens hebben geleefd.
De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren vragen welke maatregelen zijn
genomen om de import van genetisch gemanipuleerde zalm uit Canada te voorkomen en
vragen voorts hoe deze maatregelen tot op heden gehandhaafd, gemonitord en geëvalueerd
worden.
De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren vragen naar de rol van de Nationale
Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) en naar de rol van de voedsel- en warenautoriteiten
van andere lidstaten. Hebben voedsel- en warenautoriteiten van andere EU-landen een
rol in de controle van goederen die uit Canada komen? Via welke Europese landen komt
de Canadese zalm de EU binnen? Wat voor handhavingsproblemen en personele problemen
van voedsel- en warenautoriteiten zijn er sinds september 2017 in de overige 27 EU-lidstaten
geconstateerd? Wordt informatie over handhavingsproblematiek en personele problemen
van voedsel- en warenautoriteiten gedeeld met de andere EU-landen, aangezien deze
landen in EU-verband een gezamenlijke buitengrens delen?
Zijn de autoriteiten van de overige 27 EU-lidstaten op de hoogte gebracht van de capaciteits-
en handhavingsproblematiek waar de NVWA recentelijk mee te kampen heeft gehad?
Hoofdstuk 8. Investeringen
Ten tijde van het opstellen van deze vragen is – als het goed is – in de VN-werkgroep
over de hervorming van het geschillenbeslechtingssysteem onderhandeld over toekomstige
geschillenbeslechting. Kan de regering alvast reflecteren op de uitkomst, temeer aangezien
is afgesproken dat indien een multilateraal mechanisme voor de beslechting van investeringsgeschillen
tot stand komt, dit het bilaterale mechanisme in CETA zal vervangen, zo vragen de
leden van de VVD-fractie? Kan de regering het verloop van de onderhandelingen, en
eventuele contouren van een uitkomst, vergelijken met het investeringsbeschermingshoofdstuk
in het voorliggende verdrag?
Onlangs oordeelde het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ EU) dat de arbitrageregeling
tussen investeerders en staten, zoals opgenomen in het investeringsakkoord tussen
Nederland en Slowakije, onverenigbaar is met het Unierecht (HvJ EU 6 maart 2018, C-284/16,
ECLI:EU:C:2018:158 (Slowakije/Achmea). Binnenkort doet het Hof op instigatie van België
uitspraak over de verenigbaarheid van het ICS, zoals opgenomen in CETA, met het Europese
(Unie)recht. De advocaat-generaal bij het Hof heeft geconcludeerd dat het ICS verenigbaar
is met het Unierecht (ECLI:EU:C:2019:72). Kan de regering ingaan op de aspecten waarop
het oordeel van het Hof in de zaak Slowakije/Achmea verschilt met het laatstgenoemde
standpunt van de advocaat-generaal, zo vragen de leden van de PVV-fractie?
Tot slot ontvangen de leden van de PVV-fractie graag een overzicht van lidstaten die
bezwaar hebben gemaakt tegen de ICS-bepaling en hoe aan die eventuele bezwaren tegemoetgekomen
is.
De leden van de CDA-fractie vragen de regering in hoeverre de modeltekst investeringsverdragen
compatibel is aan de geschillenbeslechtingsclausule uit het CETA-verdrag. Tevens vragen
deze leden of het de regering bekend is en anders dit wilt nagaan, in hoeverre Canada
bereid is in te stemmen met de voorstellen van het multilaterale geschillenbeslechtingshof
zoals voorgestel door de EU.
De leden van de CDA-fractie vragen de regering of deze heeft overwogen om er in Europees
verband voor te pleiten dat in toekomstige verdragen een apart geschillenbeslechtingsprotocol
wordt opgenomen? Volgens deze leden zou dat meerwaarde kunnen hebben, omdat deelnemende
landen dan op basis van eigen afwegingen kunnen besluiten om deel te nemen aan het
geschillenbeslechtingsmechanisme dat van toepassing wordt op het betreffende handelsverdrag.
Deze leden vragen de regering bovendien om de voor en nadelen te schetsen van een
geschillenbeslechtingsprotocol apart van het verdrag behandelen.
Welke voordelen ziet de regering van de oprichting van het Investment Court System
(ICS) ten opzicht van het bestaande investeringsmechanisme Investor State Dispute
Settlement (ISDS), zo vragen de leden van de D66-fractie? Wat zijn de belangrijkste
verschillen waarmee nadelen van ISDS verminderd worden? In hoeverre is sprake van
een «vervanging» van ISDS-clausules met de oprichting van het ICS? In hoeverre kan
op ISDS-clausules met de oprichting het ICS nog aanspraak worden gemaakt?
De leden van de GroenLinks-fractie zijn ingenomen met het feit dat getracht is om
brievenbusfirma’s uit te sluiten van investeringsbescherming in CETA. Deze leden vragen
aan de hand van welke criteria precies zal worden vastgesteld of sprake is van «substantiële
bedrijfsactiviteiten».
De leden van de GroenLinks-fractie vragen de regering of hun lezing van het verdrag
klopt, dat om gebruik te kunnen maken van investeringsarbitrage onder CETA niet eerst
de nationale rechtsgang dient te worden bewandeld. Deze leden vragen de regering toe
te lichten waarom zij hiervoor kiezen, gelet op de kwaliteit van nationale rechtssystemen
in zowel Canada als de Europese Unie.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen de regering te motiveren waarom aparte investeringsbescherming
door haar als noodzakelijk wordt geacht, gelet op het feit dat zowel in Canada als
de lidstaten van de EU (over het algemeen) sprake is van behoorlijk bestuur en een
kwalitatief hoogstaande rechtsgang. Deze leden vragen de regering te motiveren welke
toegevoegde waarde een apart rechtsmiddel voor investeerders hierboven heeft.
De leden van de GroenLinks-fractie achten het zeer onwenselijk dat zaken tussen investeerders
en staten worden beslecht zonder dat de uitkomst openbaar wordt, omdat deze zaken
van invloed kunnen zijn op het te voeren overheidsbeleid. Deze leden vragen de regering
in dit kader of de uitkomsten van investeringsgeschillen standaard openbaar zullen
worden gemaakt, en zo nee, waarom niet. Deze leden vragen voorts specifiek of de uitkomsten
van bemiddeling in beginsel openbaar zullen worden gemaakt, in het verlengde van de
aangenomen motie Smeulders c.s. (32 847-496).
De leden van de GroenLinks-fractie vragen de regering om een appreciatie van de ongelijkheid
tussen de bescherming van investeringen enerzijds, en de bescherming van klimaat gerelateerde
afspraken in CETA anderzijds.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen de regering, nu CETA reeds is ingevoerd
zónder het gedeelte over investeringsgeschillenbeslechting, welk nadeel dit intussen
heeft opgeleverd. Zij vragen de regering overzichtelijk te maken welke investeerders
hier tot nu toe hinder of nadeel aan hebben ondervonden, en wat dit betekent voor
de noodzaak om de investeringsgeschillenbeslechting alsnog in werking te laten treden.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen de regering wanneer het Gemengd Comité de
hoogte van het «maandelijkse voorschot» van de leden van het ICS zal vaststellen en
hoe en wie hier controle op kan uit oefenen. Deze leden vragen de regering of zij
bereid is de Kamer over de bedragen te informeren zodra deze zijn vastgesteld.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen de regering naar de te begroting van de
jaarlijkse kosten van het ICS, inclusief de secretariële ondersteuning vanuit het
ICSID, en vanuit welke middelen dit gefinancierd zal worden.
De leden van de SP-fractie betogen dat ICS in essentie hetzelfde is als ISDS; een
mogelijkheid voor het grootbedrijf om democratische besluiten aan te vechten of hoge
compensaties te eisen. Het algemeen belang wordt hiermee ondergeschikt gemaakt aan
de winstgevendheid van bedrijven, hetgeen het failliet van dergelijke neoliberale
handelsakkoorden aantoont. Zij wijzen op een miljardenclaim van sigarettenmaker Philip
Morris tegen, die maatregelen in Uruguay om roken te ontmoedigen aanvocht en vragen
de regering aan te geven of dergelijke claims ook mogelijk zijn na bekrachtiging van
CETA. Acht de regering dit een gewenste uitkomst, vragen zij?
Welke democratisch genomen besluiten kunnen via ICS niet worden aangevochten, vragen
de leden van de SP-fractie? Welke beperkingen zijn er aangebracht?
De leden van de SP-fractie vragen de regering welke meerwaarde het opnemen van ICS
heeft? Fungeert het EU-recht, dan wel het Canadese recht niet goed genoeg? Zo nee,
op welke punten? Wat is precies de reden voor het opnemen van ICS in het akkoord?
Leidt ICS tot meer investeringen en tot meer banen en welvaart, vragen deze leden?
Hebben multinationals niet al genoeg manieren om hun recht te halen?
Is het mogelijk dat Amerikaanse bedrijven met dochterondernemingen in Canada en investeringen
in de EU aanspraak kunnen maken op de investeringsbescherming in CETA, vragen de leden
van de SP-fractie?
Klopt het dat de regering eerder heeft aangegeven dat investeringsbescherming in een
verdrag tussen de EU en Canada overbodig is, vragen de leden van de SP-fractie?
De leden van de PvdA-fractie hadden graag gezien dat het Investment Court System niet
alleen de belangen van commerciële partijen en hun investeringen gaat verdedigen,
maar ook de belangen van maatschappelijke organisaties en vakbonden. Kan de regering
aangeven op welke manier deze gelijke behandeling van investering, arbeid en milieu
is besproken tijdens de onderhandelingen en waarom de uitkomst beperkt blijft tot
het beschermen van investeringen?
Wel kunnen derden, zoals ICS nu voorligt, inspreken via een zogenoemde amicus curiae
procedure. Voorafgaand aan een beroep van derden op deze inspraakprocedure, dienen
arbiters echter te beoordelen of betreffende derden daadwerkelijk belanghebbenden
zijn. Kan de regering op basis hiervan verhelderen welke partijen hier daadwerkelijk
een beroep op kunnen gaan doen? Hoe ziet de definitie van een «belanghebbende» er
in dit verband uit? Waarom hebben niet alle partijen die zichzelf als belanghebbenden beschouwen toegang tot deze procedure?
De leden van de PvdA-fractie zijn verheugd te lezen dat de EU en Canada afspreken
samen toe te weren naar een betere implementatie van internationaal maatschappelijk
verantwoord ondernemen en de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen. Waarom is er op dit punt niet voor
gekozen om een tijdpad op te nemen? Welke mogelijkheden ziet de regering om het naleven
van de OESO-richtlijnen voorwaardelijk te stellen aan een bedrijf dat een beroep wil
doen op het ICS? Onder geen enkele omstandigheid mag het ertoe leiden dat een beroep
op het ICS leidt tot het vertragen of tegenhouden van legitieme beleidsdoelstellingen:
te denken aan maatregelen die overheden (willen) nemen ten behoeve van een schoner
milieu of de volksgezondheid. Ondanks de opgenomen waarborgen op dit punt, kan er
sprake zijn van grijze gebieden. Hoe ziet de regering dit? Kan zij daarbij ingaan
op welke garanties er zijn ingebouwd om te voorkomen dat, al dan niet met terugwerkende
kracht, sprake kan zijn van een negatief effect door ICS op legitieme beleidsdoelstellingen?
De leden van de PvdA-fractie constateren dat er toe wordt gewerkt naar een Multilateraal
Investeringshof. Hoe ziet het tijdpad van dit op te zetten Hof er uit? En op welke
wijze zal de Tweede Kamer hierbij worden betrokken? Zoals hierboven ook betoogt ten
behoeve van ICS, hechten de leden van de PvdA-fractie eraan dat dit Hof ook soelaas
biedt voor het beter beschermen van de belangen van maatschappelijke organisaties
en vakbonden. Idealiter door deze partijen gelijke toegang te geven tot dit Hof. Hoe
kijkt de regering hiernaar, en kan daarbij ook ingegaan worden op het afnemend maatschappelijk
draagvlak voor een aparte rechtsgang en -positie voor bedrijven? Op termijn zou een
dergelijk Hof de bestaande investeringsbeschermingsmechanismen moeten vervangen. Tegelijkertijd
is bekend dat Japan onlangs ICS heeft afgewezen en de voorkeur gaf aan het voor de
leden van de PvdA-fractie niet bespreekbare ISDS. Dit roept de vraag op in hoeverre
het realistisch is om te verwachten dat de in CETA opgenomen ambitie om tot een Multilateraal
Hof te komen werkelijkheid wordt. Graag een reactie van de regering.
Parallel aan CETA ontwikkelt de regering een nieuwe modeltekst voor toekomstige bilaterale
investeringsverdragen (BITs). De leden van de PvdA-fractie gaan er vanuit dat dit
toekomstige Hof ook dergelijk toekomstige BITs zal vervangen. Kan de regering dit
bevestigen? En kan de regering nader ingaan op de verschillen in de benoemingsprocedures
van arbiters tussen ICS en de modeltekst. Welke vorm is het meest vooruitstrevend?
En deelt de regering de opvatting dat de meest vooruitstrevende variant leidend zou
moeten zijn in de onderhandelingen van het nog op te richten Multilaterale Hof?
De leden van de Partij voor de Dieren hebben grote bezwaren bij de investeringsbescherming
zoals die in CETA is opgesteld. Er wordt een bovenstatelijk rechtssysteem opgetuigd
met een permanent karakter, het Investment Court System (ICS). De leden van de Partij
voor de Dieren vragen of het klopt dat bedrijven die een procedure bij het ICS willen
starten dat niet kunnen doen indien er nog een juridische procedure bij een nationale
rechter loopt.
De leden van de Partij voor de Dieren vragen uit hoeveel rechters het orgaan bestaat
dat een uitspraak over een ICS-zaak zal doen. Voorts vragen deze leden of de mogelijkheid
bestaat dat dit orgaan van rechters volledig uit rechters bestaat die niet de Nederlandse
of een andere Europese nationaliteit bezitten en of deze rechters in dat geval bevoegd
zijn uitspraken te doen die voor de Nederlandse regering bindend zijn.
De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren vragen om een overzicht te geven
van de laatste stand van zaken aangaande de besprekingen aangaande het Multilateral
Investment Court (MIC). De leden vragen voorts of de kans bestaat dat indien het MIC
een van kracht is investeringsbescherming niet langer een gedeelde competentie met
de EU, maar een EU-only competentie zal worden.
Hoofdstuk 9. Handel in diensten
De leden van de SP-fractie vragen de regering aan te geven welke diensten op de zogenaamde
negatieve lijsten zijn gezet en daarmee door de regering zijn uitgesloten van liberaliseringen.
Is de regering bereid dit overzicht te verstrekken en bij iedere dienst die niet op
de lijst staat te motiveren waarom deze niet is uitgezonderd? Wat betekent dit voor
toekomstige diensten die niet op de lijst staan? Kan de lijst worden aangevuld zonder
CETA open te breken?
Hoofdstuk 12. Interne regelgeving
De leden van de SP-fractie vragen de regering uiteen te zetten of en in hoeverre CETA
beperkingen oplegt aan het mogelijkerwijs weer in publieke handen nemen van bepaalde
geprivatiseerde diensten. Heeft Nederland na aanvaarding van het verdrag net zoveel
mogelijkheden om bepaalde diensten weer in overheidshanden te nemen of wordt dit beperkt
door het verdrag, vragen zij?
Hoofdstuk 13. Financiële diensten
Kan de regering aangeven of er sprake is van regulering dan wel deregulering ten aanzien
van financiële diensten, vragen de leden van de SP-fractie? Kan de regering uitsluiten
dat de financiële sector op enigerlei wijze betrokken is bij het Financial Services
Committee?
Hoofdstuk 21. Samenwerking op regelgevingsgebied
De leden van de SP-fractie hebben vernomen dat lobbyisten al in een vroeg stadium
toegang hebben tot de teksten van de Joint Committee. Zij vragen de regering of zij
kan uitsluiten dat lobbyisten deze teksten in handen hebben al voor nationale parlementen
deze te zien krijgen. Schuilt in het samenwerken op regelgevingsgebied het gevaar
dat er afspraken worden gemaakt over onderwerpen waar CETA niet over gaat? In hoeverre
hebben nationale parlementen iets te zeggen over de besluiten van het Joint Committee?
De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren vragen de regering of de voorziene
Regulatory Cooperation Forum al is opgericht. Wie nemen deel aan dit forum? Is er
sprake van een agenda die met de Kamer gedeeld kan worden? Wat heeft dit forum tot
nu toe besproken, gedaan en besloten? Zijn er al handelsbelemmeringen weggenomen of
voorkomen?
Hoofdstuk 22. Handel en duurzame ontwikkeling
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat CETA bestaande afspraken op het gebied
van klimaat en milieu bevestigt. Evenwel is het deze leden volslagen onduidelijk hoe
CETA bijdraagt aan het behalen van deze afspraken.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen de regering te reflecteren op de Sustainability
Impact Analysis (SIA) die de Europese Commissie in 2011 heeft laten uitvoeren. Hieruit
blijkt immers helder dat zonder flankerende concrete maatregelen door vrijhandelsverdragen
méér vervuiling en méér CO2-uitstoot optreedt. CETA zal concreet tot meer uitstoot
leiden volgens de SIA, omdat de intensieve veehouderij door het verdrag zal toenemen.
Deze leden vragen of de regering zichzelf inmiddels heeft geïnformeerd over de milieueffecten
die zijn opgetreden sinds de voorlopige inwerkingtreding.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen de regering waarom zij voornemens is een
handelsverdrag te ratificeren dat de doelen van het Klimaatakkoord van Parijs verder
weg brengen in plaats van dichterbij.
De leden van de GroenLinks-fractie constateren dat CETA weliswaar warme woorden over
milieu en klimaat bevat, en procesmatige afspraken waarmee overleg hierover wordt
gefaciliteerd, maar zien tegelijkertijd niet terug hoe deze overleggen en procedures
over duurzaamheid en milieu ook maar op enige wijze kunnen leiden tot een juridische
verplichting voor beide partijen. Deze leden vragen de regering om aan te geven of
dit klopt, en zo ja, wat dat betekent voor de praktische waarde van deze afspraken
over duurzaamheid en milieu.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen wat het CETA Joint Committee concreet kan
doen met aanbevelingen die het krijgt vanuit het maatschappelijk middenveld ten aanzien
van duurzaamheid, dierenwelzijn of sociale standaarden. Deze leden vragen of het «expertpanel»
dat dit Joint Committee kan oprichten bij strijdig handelen met duurzaamheidsafspraken
een gevolg kan hebben voor een staat, anders dan nieuwe overleggen of schriftelijke
vermaningen.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen de regering hoe zij het schrappen van importheffingen
(van 4.7% naar 0%) op fossiele brandstoffen door CETA rijmt het haar inspanningen
op het gebied van klimaat en milieu. Zij vragen waarom er niet voor is gekozen om
zeer vervuilende producten uit te sluiten van het verdrag.
De leden van de PvdA-fractie zijn verheugd dat de EU en Canada afspraken hebben gemaakt
over het verduurzamen van handel. Een nog hiertoe op te richten commissie gaat hier
toezicht op houden, maar er zijn echter vraagtekens te zetten bij de daadwerkelijke
kracht die uitgaat van dat toezicht. Waarom zijn niet op alle punten tijdpaden afgesproken?
En kan de regering nader toelichten hoe het proces dat in werking wordt gesteld eruit
ziet als één van beide partijen zich niet aan de afspraken houdt, inclusief de mogelijke
vormen van uiteindelijke consequentie(s)? Kan de regering tevens toelichten of het
klopt dat er tijdens de onderhandeling is gesproken over het opnemen van een boetesysteem
in de duurzaamheidshoofdstukken? Wat was de reden om hier uiteindelijk van af te zien?
Hoofdstuk 23. Handel en arbeid
De leden van de SP-fractie constateren dat Canada bepaalde standaarden van de International
Labour Organisation niet heeft geratificeerd. Wat verandert CETA hieraan, vragen zij?
In hoeverre kent CETA bindende afspraken over werknemersrechten?
Waarom valt het hoofdstuk over arbeid niet onder het geschillenbeslechtingmechanisme,
vragen de leden van de SP-fractie?
De leden van de PvdA-fractie constateren dat de EU en Canada hebben verklaard hun
arbeidsvoorwaarden niet te verlagen met als doel investeringen aan te trekken of handel
aan te moedigen. Kan de regering toelichten hoe wordt bepaald wanneer het afzwakken
van arbeidswetgeving daadwerkelijk gericht is op het aanmoedigen van handel of het
aantrekken van investeringen en daarmee strijdig is met de verklaring? En indien wordt
bepaald dat dit het geval is, welke consequenties worden daar dan aan verbonden?
Hoofdstuk 24. Handel en milieu
De leden van de SP-fractie vragen de regering aan te geven wat CETA doet aan een schoner
milieu en schonere wijzen van produceren. Worden de eisen die Nederland en de EU stellen
strenger of slapper, vragen zij? Welke afspraken ten aanzien van het milieu zijn afdwingbaar?
Verwacht de regering dat niet-bindende regels op milieugebied significante positieve
effecten zullen hebben, vragen de aan het woord zijnde leden? Zo ja, waarop baseert
de regering deze verwachting?
Kan de regering aangeven waarom zij zich heeft gekeerd tegen het opnemen van boetes
in het milieuhoofdstuk, vragen de leden van de SP-fractie?
Hoe kijkt de regering aan tegen het feit dat de productie van teerzandolie een enorme
impuls krijgt, vanwege het vervallen van het importtarief op deze producten? Erkent
de regering dat zij, wanneer zij akkoord gaat met CETA, medeverantwoordelijk is voor
de verergering van de enorme klimaat- en milieueffecten die de winning ervan veroorzaakt,
vragen de leden van de SP-fractie?
Klopt het dat CETA zal leiden tot meer uitstoot van broeikasgassen vanwege een toename
in het handelsverkeer tussen de EU en Canada, vragen de leden van de SP-fractie? En
is het aannemelijk dat CETA zal leiden tot meer gebruik van chemische producten als
gevolg van intensivering van de landbouw, en daarmee tot lucht-, bodem-, en grondwatervervuiling?
Kan de regering uitsluiten dat het nemen van klimaat- en milieumaatregelen leidt tot
claims van de fossiele industrie vanwege terugvallende inkomsten voor deze industrie,
vragen de leden van de SP-fractie?
Acht de regering het net als de leden van de SP-fractie aannemelijk dat de concurrentie
zal leiden tot schaalvergrotingen in de agrarische sector? Acht u dit een gewenst
gevolg van CETA?
Hoofdstuk 27. Transparantie
De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren vragen de regering of de organen
voor de conformity assessments al ingesteld. Wie nemen hieraan deel? Hebben zij al
assessments voor productstandaarden uitgevoerd, en zo ja, welke standaarden zijn tot
nu toe wederzijds erkend en welke niet?
Koninkrijkspositie
De leden van de D66-fractie lezen dat CETA enkel van toepassing is op het Europese
deel van het Koninkrijk. Wat is de opvatting van de LGO’s binnen het Koninkrijk over
het gegeven dat zij geen onderdeel zijn van CETA? Zij de LGO’s hierover geconsulteerd
en zo ja, wat waren de reacties vanuit de Caribische delen van het Koninkrijk? Klopt
het dat de BES-eilanden als onderdeel van het Koninkrijk wel profiteren van dit handelsverdrag?
Wat is het regime op dit punt bij andere EU-lidstaten met LGO’s, zoals Frankrijk?
Advies Raad van State
Ten aanzien van de werkingssfeer van het verdrag hebben de leden van de VVD-fractie
begrip voor de antwoorden van de regering op de vragen hieromtrent van de Afdeling
advisering van de Raad van State. De genoemde leden begrijpen dat de Landen en Gebieden
Overzee (LGO) geen derde landen zijn, maar ook geen deel uitmaken van de eengemaakte
markt en derhalve buiten de werkingssfeer van het Unierecht vallen. Toch kunnen de
leden van de VVD-fractie zich voorstellen dat de LGO geraakt kunnen worden door dit
verdrag, direct of indirect; alleen al vanwege het feit dat in het Europese deel van
Nederland voordelen ontstaan die in het Caribische deel van Nederland niet voorhanden
zijn. Welke mogelijkheden zijn er bijvoorbeeld voor Bonaire om de mogelijkheden van
het voorliggende bedrag te benutten, bijvoorbeeld indien er bedrijven op Bonaire gevestigd
zijn die landen nauwe financiële en investeringsbetrekkingen hebben met Canadese bedrijven?
Kan de regering in dit verband ook toelichten hoe het Ministerie van Buitenlandse
Zaken hier op het terrein van handelsbevordering mee omgaat? Het ministerie houdt
zich immers bezig met handelsbevordering maar vertegenwoordigt het gehele Koninkrijk,
en dus ook de LGO. Betekent dit dat het minsiterie diensten aanbiedt aan bedrijven
die respectievelijk wel en niet binnen de werkingssfeer vallen? Verder vragen de leden
van de VVD-fractie hoe realistisch het is om van de LGO te verlangen dat zij, zoals
voorgesteld door de regering, onder de vlag van het Koninkrijk toetreden tot de Wereldhandelsorganisatie,
en aldaar verplichtingen op het gebied van onder andere het goederen- en dienstenverkeer
aangaan. Zijn hier precedenten voor? Zijn de LGO eerder «zelfstandig» maar wel onder
Koninkrijksvlag, toegetreden tot dergelijke verbanden omdat zij buiten de werkingssfeer
van een bepaalde overeenkomst vielen?
De leden van de CDA-fractie vragen om nadere toelichting over het advies van de Raad
van State waarin wordt aangegeven dat ook de Caraïbische delen van het Koninkrijk
onder de bepalingen van dit verdrag zouden moeten vallen. Hoewel de regering in zijn
antwoord op dit advies aangeeft dat deze gebieden niet onder de verdragsbepalingen
van de EU vallen en daarmee buiten de kaders van dit handelsverdrag, vragen deze leden
aan de regering om aan te geven welke meerwaarde het heeft wanneer het handelsverdrag
met Canada wel betrekking heeft op de overzeese gebieden van het Koninkrijk en op
welke manier er eventueel nationaal flankerend beleid ontwikkeld kan worden of een
aanvullend bilateraal verdrag tussen Nederland en Canada.
Ratificatieprocedure
Tot slot vernemen de leden van de VVD-fractie graag wat de laatste stand van zaken
is rondom ratificatie: hoeveel lidstaten hebben het voorliggende verdrag reeds geratificeerd
en in welk stadium bevinden de overgebleven landen zich?
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R. de Roon, voorzitter van de algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking -
Mede ondertekenaar
E.A.M. Meijers, adjunct-griffier
Stemmingsuitslagen
Aangenomen (Hoofdelijk 72-69) via hoofdelijk stemming
Fracties | Zetels | Kamerlid | Voor/Tegen | Niet deelgenomen |
---|---|---|---|---|
VVD | 32 | Aartsen, A.A. (Thierry) | Voor | |
Becker, B. | Voor | |||
Bosch van den, A. | Voor | |||
Bosman, A. | Voor | |||
Dijkhoff, K.H.D.M. | Voor | |||
Dijkstra, R.J. (Remco) | Voor | |||
El Yassini, Z. | Voor | |||
Gent van, T. | Voor | |||
Harbers, M.G.J. | Voor | |||
Heerema, R.J. (Rudmer) | Voor | |||
Hermans, S.T.M. | Voor | |||
Koerhuis, D.A.N. | Voor | |||
Koopmans, S.M.G. | Niet deelgenomen | |||
Laan-Geselschap, A.J.M. | Voor | |||
Linde van der, R.E. | Voor | |||
Lodders, W.J.H. | Voor | |||
Middendorp, J. | Voor | |||
Mulder, A. (Anne) | Voor | |||
Nijkerken-de Haan, C.N.A. | Voor | |||
Regterschot, K. | Voor | |||
Smals, B.M.G. | Voor | |||
Tellegen, O.C. | Voor | |||
Tielen, J.Z.C.M. | Voor | |||
Veldman, H.S. | Voor | |||
Vries de, A. (Aukje) | Voor | |||
Weverling, A. | Voor | |||
Wiersma, A.D. | Voor | |||
Wijngaarden van, J. | Voor | |||
Wout van 't, B. | Voor | |||
Wörsdörfer, M. | Voor | |||
Yesilgöz-Zegerius, D. | Voor | |||
Ziengs, E. | Voor | |||
PVV | 20 | Aalst van, R.R. | Tegen | |
Agema, M. | Tegen | |||
Beertema, H.J. | Tegen | |||
Bosma, M. (Martin) | Tegen | |||
Dijck van, A.P.C. (Tony) | Tegen | |||
Dijk van, E. (Emiel) | Tegen | |||
Graaf de, M. | Tegen | |||
Graus, D.J.G. | Tegen | |||
Helder, L.M.J.S. | Tegen | |||
Jansen, C.A. | Tegen | |||
Jong de, L.W.E. | Niet deelgenomen | |||
Kops, A. | Tegen | |||
Madlener, B. | Tegen | |||
Maeijer, V. | Tegen | |||
Markuszower, G. | Tegen | |||
Mulder, E. (Edgar) | Tegen | |||
Popken, G.J.F. | Niet deelgenomen | |||
Roon de, R. | Tegen | |||
Weerdenburg van, V.D.D. | Tegen | |||
Wilders, G. | Tegen | |||
CDA | 19 | Amhaouch, M. | Voor | |
Berg van den, J.A.M. | Voor | |||
Dam van, C.J.L. | Voor | |||
Geluk-Poortvliet, L.W.D. | Voor | |||
Geurts, J.L. | Voor | |||
Heerma, P.E. (Pieter) | Voor | |||
Helvert van, M.J.F. | Niet deelgenomen | |||
Kuik, A. | Voor | |||
Martels von, M.R.H.M. | Voor | |||
Molen van der, H. | Voor | |||
Mulder, A.H. (Agnes) | Voor | |||
Omtzigt, P.H. | Voor | |||
Palland, H.M. | Voor | |||
Peters, W.P.H.J. (René) | Voor | |||
Postma, W.L. | Voor | |||
Rog, M.R.J. | Voor | |||
Ronnes, H.A.G. | Voor | |||
Slootweg, E.J. | Niet deelgenomen | |||
Toorenburg van, M.M. | Voor | |||
D66 | 19 | Belhaj, S. | Voor | |
Bergkamp, V.A. | Voor | |||
Beukering-Huijbregts van, M.J.T. | Voor | |||
Boer den, M.G.W. | Voor | |||
Bouali, A. | Voor | |||
Diertens, A.E. | Voor | |||
Dijkstra, P.A. (Pia) | Niet deelgenomen | |||
Eijs van, J.M. | Voor | |||
Groot de, T.C. | Voor | |||
Groothuizen, M. | Voor | |||
Jetten, R.A.A. | Voor | |||
Meenen van, P.H. | Voor | |||
Paternotte, J.M. | Voor | |||
Schonis, R.A.J. | Voor | |||
Sienot, M.F. | Voor | |||
Sjoerdsma, S.W. | Voor | |||
Sneller, J.C. | Voor | |||
Verhoeven, K. | Voor | |||
Weyenberg van, S.P.R.A. | Voor | |||
GroenLinks | 14 | Berge van den, C.N. | Tegen | |
Bromet, L. | Tegen | |||
Buitenweg, K.M. | Tegen | |||
Diks, L.I. | Tegen | |||
Ellemeet, C.E. | Tegen | |||
Klaver, J.F. | Tegen | |||
Kröger, S.C. | Tegen | |||
Lee van der, T.M.T. | Tegen | |||
Ojik van, A. (Bram) | Tegen | |||
Renkema, W.J.T. | Tegen | |||
Smeulders, P.H.M. | Tegen | |||
Snels, B.A.W. | Niet deelgenomen | |||
Westerveld, E.M. | Tegen | |||
Özütok, N. | Tegen | |||
SP | 14 | Alkaya, M.Ö. | Tegen | |
Beckerman, S.M. | Tegen | |||
Dijk van, J.J. (Jasper) | Tegen | |||
Futselaar, F.W. | Tegen | |||
Gerven van, H.P.J. | Tegen | |||
Hijink, H.P.M. | Tegen | |||
Karabulut, S. | Tegen | |||
Kent van, B. | Tegen | |||
Kwint, J.P. | Tegen | |||
Laçin, C. | Tegen | |||
Leijten, R.M. | Tegen | |||
Marijnissen, L.M.C. | Tegen | |||
Nispen van, M. | Tegen | |||
Raak van, A.A.G.M. | Tegen | |||
PvdA | 9 | Arib, K. | Tegen | |
Asscher, L.F. | Tegen | |||
Dijk van, G.J. (Gijs) | Tegen | |||
Hul van den, K.A.E. | Tegen | |||
Kerstens, J.W.M. | Tegen | |||
Kuiken, A.H. | Tegen | |||
Moorlag, W.J. | Tegen | |||
Nijboer, H. | Tegen | |||
Ploumen, E.M.J. (Lilianne) | Tegen | |||
ChristenUnie | 5 | Bruins, E.E.W. | Voor | |
Dik-Faber, R.K. (Carla) | Voor | |||
Graaf van der, S.J.F. | Voor | |||
Segers, G.J.M. | Voor | |||
Voordewind, J.S. | Voor | |||
50PLUS | 4 | Brenk van, C.M. | Niet deelgenomen | |
Krol, H.C.M. | Tegen | |||
Otterloo van, G.J.P. | Niet deelgenomen | |||
Sazias, L. | Tegen | |||
PvdD | 4 | Esch van, E.M. (Eva) | Tegen | |
Ouwehand, E. | Tegen | |||
Raan van, L. | Tegen | |||
Wassenberg, F.P. | Tegen | |||
DENK | 3 | Azarkan, F. | Tegen | |
Kuzu, T. | Tegen | |||
Öztürk, S. | Tegen | |||
SGP | 3 | Bisschop, R. | Tegen | |
Staaij van der, C.G. | Tegen | |||
Stoffer, C. | Tegen | |||
FVD | 2 | Baudet, T.H.P. | Tegen | |
Hiddema, T.U. | Tegen | |||
Van Haga | 1 | Haga van, W.R. | Voor | |
Van Kooten-Arissen | 1 | Kooten-Arissen van, F.M. (Femke) | Tegen |
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.