Verslag (initiatief)wetsvoorstel (nader) : Verslag
35 155 Goedkeuring van de op 30 oktober 2016 te Brussel tot stand gekomen Strategische partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Canada, anderzijds (Trb. 2016, 190)
Nr. 5 VERSLAG
Vastgesteld 4 april 2019
De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, belast met het voorbereidend onderzoek
van dit wetsvoorstel, heeft de eer verslag uit te brengen van haar bevindingen. Onder
het voorbehoud dat de regering de gestelde vragen tijdig en afdoende zal hebben beantwoord,
acht de commissie de openbare behandeling van dit wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De voorzitter van de commissie, Pia Dijkstra
De griffier van de commissie, Van Toor
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van de onderhavige
Overeenkomst. Zij erkennen de bijzondere relatie die bestaat tussen Canada, Nederland
en de EU. Wel hebben zij een aantal vragen over de overeenkomst.
De leden van de VVD-fractie vragen zich af hoe artikel 3 lid 3 sub a van de Overeenkomst
zich verhoudt tot de in het Regeerakkoord overeengekomen inspanning om, binnen het
kader van bondgenootschappelijke verplichtingen, tot een kernwapenvrije wereld te
komen. Brengt de verplichting om stappen te nemen om verdragen te tekenen concreet
een verplichting met zich mee om de verdragen te tekenen? Zo nee; wat kunnen de leden
zich voorstellen bij het nemen van stappen om te ondertekenen, zonder een (bestaand)
verdrag daadwerkelijk te ondertekenen? Kan dit geen spanning opleveren met onze bondgenootschappelijke
verplichtingen?
De leden van de VVD-fractie zijn benieuwd welke concrete maatregelen voortvloeien
uit artikel 17, waarin de partijen verklaren te zullen samenwerken op het gebied van
rampenparaatheid en het beheer van noodsituaties. Kan de regering toelichten waaraan
moet worden gedacht, in hoeverre er concrete samenwerkingsverbanden uit dit artikel
voortvloeien en hoe opvolging is gegeven aan soortgelijke artikelen in verdragen met
andere landen? Kan de regering daarnaast toelichten of deze samenwerking een militair
karakter heeft, of dat deze eerder moet worden gezien als een basis voor samenwerking
tussen civiele rampenbestrijdingsorganisaties?
De leden van de VVD-fractie hebben vragen met betrekking tot de geschillenbeslechtingsprocedure,
zoals opgenomen in artikel 28 lid 2 van de Overeenkomst. Op grond van de Overeenkomst
stellen de partijen een gemengd samenwerkingscomité op (JCC). Vragen of geschillen
kunnen worden voorgelegd aan het JCC. Heeft het JCC hierbij de bevoegdheid tot bindende
oordelen te komen?
Inbreng van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel en de partnerschapsovereenkomst
tussen de Europese Unie en Canada.
De leden van de PVV-fractie zien in Canada een belangrijke politieke, militaire en
economische bondgenoot. Daarentegen zien de leden van de PVV-fractie de andere partij
bij deze overeenkomst, de Europese Unie, als een ondemocratisch instituut dat (onder
meer) door het sluiten van partnerschapsovereenkomsten e.d. steeds meer macht naar
zich toetrekt, hetgeen ten koste gaat van individuele EU-lidstaten zoals Nederland.
Door de machtsuitbreiding van de Europese Unie raakt het Nederlands belang op steeds
meer terreinen ondergesneeuwd. De leden van de PVV-fractie hebben het verbod op de
pulsvisserij nog vers in het geheugen. Nu dreigt de export van WW-uitkeringen een
nieuwe Brusselse maatregel te worden waarmee de Nederlandse belangen verkwanseld worden
ten nadele van de Nederlandse belastingbetaler. Dat in het achterhoofd hebbende, hebben
deze leden de partnerschapsovereenkomst tussen de EU en Canada onder de loep genomen:
In de overeenkomst zijn diverse standaardclausules opgenomen over mensenrechten, massavernietigingswapens,
terrorismebestrijding etc. De leden van de PVV-fractie vragen zich af wat het nut
van deze standaardclausules is? Wat voegen deze passages toe ten opzichte van reeds
bestaande internationale verdragen en samenwerkingsverbanden die zich richten op deze
thema’s en waar Canada en de EU-lidstaten (waaronder Nederland) afzonderlijk onderdeel
van uitmaken?
De leden van de PVV-fractie merken op dat het doel van de partnerschapsovereenkomst
tweeledig is. Het eerste doel is letterlijk «versterking van de politieke banden en
samenwerking tussen de EU en Canada met betrekking tot vraagstukken op het gebied
van buitenlands beleid en veiligheid, door de betrekkingen naar het niveau van strategisch
partnerschap te tillen.» Dit doel roept bij de leden de vraag op wat er op het gebied
van het buitenland- en veiligheidsbeleid dan specifiek versterkt wordt? Wat kan onder
de nieuwe situatie wél (of efficiënter) wat onder de huidige situatie niet kan? En
welk effect heeft dit op het Nederlands buitenland- en veiligheidsbeleid? Kan een
opsomming gegeven worden met concrete voorbeelden van de te verwachten voor- of nadelen
voor Nederland?
Het tweede doel van de partnerschapsovereenkomst is «nauwere samenwerking op een groot
aantal beleidsgebieden die verder reiken dan enkel handel en economie.» Kan worden
aangegeven welke beleidsgebieden het betreft en kan tevens per beleidsgebied worden
aangegeven hoe het Nederlands belang bij een nauwere samenwerking concreet wordt geholpen?
Dan het omstreden handelsverdrag CETA. In de memorie van toelichting staat dat de
partnerschapsovereenkomst tussen de EU en Canada het kader vormt waarbinnen het handelsakkoord
CETA van kracht zal worden. Graag vernemen de leden van de PVV-fractie wat deze kader-verhouding
betekent. Heeft dit bij voorbeeld een juridische betekenis? Is er een noodzakelijk
verband tussen beide overeenkomsten? Wordt uitvoering/naleving van de CETA overeenkomst
bemoeilijkt als er geen partnerschapsovereenkomst is?
Inbreng van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben met instemming kennisgenomen van het voorliggende
wetsvoorstel. Deze leden staan positief ten opzichte van de strategische partnerschapsovereenkomst
tussen de EU en Canada en zien deze overeenkomst onlosmakelijk verbonden met het eveneens
afgesloten vrijhandelsakkoord CETA. Deze leden willen onderstrepen dat zij de meerwaarde
voor Nederland zien van deze verdieping van de al goede banden met Canada.
De leden van de CDA-fractie vragen evenals in hun inbreng voor het verslag over het
CETA verdrag om nadere toelichting over het advies van de Raad van State waarin wordt
aangegeven dat ook de Caraïbische delen van het Koninkrijk onder de bepalingen van
dit verdrag zouden moeten vallen. Hoewel de regering in haar antwoord op dit advies
aangeeft dat deze gebieden niet onder de verdragsbepalingen van de EU vallen en daarmee
buiten de kaders van dit handelsverdrag, vragen deze leden de regering om aan te geven
welke meerwaarde het heeft wanneer het handelsverdrag met Canada wel betrekking heeft
op de overzeese gebieden van het Koninkrijk en op welke manier er eventueel nationaal
flankerend beleid ontwikkeld kan worden of een aanvullend bilateraal verdrag tussen
Nederland en Canada.
Inbreng van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met veel interesse kennis genomen van de Strategische
Partnerschapsovereenkomst tussen de EU en Canada. Zij onderstrepen het belang van
strategische samenwerking met onze belangrijke bondgenoot Canada, zeker gezien de
stand van de huidige multipolaire wereldorde en de grillige positie van de Verenigde
Staten internationaal. Juist het bevestigen van partnerschappen met progressieve bondgenoten
zoals Canada versterkt het Westers bondgenootschap ten opzichte van opkomende economieën
zoals China en dreigingen uit onder meer Rusland.
De leden van de D66-fractie lezen dat delen van de Strategische Partnerschapsovereenkomst
tussen de EU en Canada die onder de bevoegdheid van de EU vallen, al voorlopig worden
toegepast sinds 1 april 2017. Om welke bevoegdheden gaat het hier precies? Welke delen
van de Strategische Partnerschapsovereenkomst moeten nog in werking treden na goedkeuring
van de Lidstaten? Wat is het effect van de nu al in werking getreden delen van de
Strategische Partnerschapsovereenkomst?
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P.A. (Pia) Dijkstra, voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
T.J.E. van Toor, griffier
Stemmingsuitslagen
Aangenomen met handopsteken
Fracties | Zetels | Voor/Tegen |
---|---|---|
VVD | 32 | Voor |
PVV | 20 | Tegen |
CDA | 19 | Voor |
D66 | 19 | Voor |
GroenLinks | 14 | Voor |
SP | 14 | Voor |
PvdA | 9 | Voor |
ChristenUnie | 5 | Voor |
50PLUS | 4 | Voor |
PvdD | 4 | Voor |
DENK | 3 | Voor |
SGP | 3 | Voor |
FVD | 2 | Tegen |
Van Haga | 1 | Voor |
Van Kooten-Arissen | 1 | Voor |
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.