Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag schriftelijk overleg over vereenvoudiging bekostiging primair onderwijs (Kamerstuk 31293-426)
2019D06256 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hebben enkele fracties
de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen over de brief van de Minister
voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media van 19 december 2018 over de vereenvoudiging
van de bekostiging in het primair onderwijs (Kamerstuk 31 293, nr. 426).
De voorzitter van de commissie, Tellegen
De adjunct-griffier van de commissie, Bosnjakovic
Inhoud
blz.
I
Vragen en opmerkingen uit de fracties
2
•
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
2
•
Inbreng van de leden van de CDA-fractie
2
•
Inbreng van de leden van de D66-fractie
3
•
Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie
4
•
Inbreng van de leden van de SP-fractie
5
II
Reactie van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
7
I Vragen en opmerkingen uit de fracties
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de voorgenomen
vereenvoudiging van de bekostiging in het primair onderwijs. Zij hebben hier nog enkele
vragen over.
De leden lezen dat er naast de leeftijd van de leerling, in de huidige systematiek
ook rekening gehouden wordt met de gemiddelde leeftijd van de leraren op school, de
zogeheten gemiddelde gewogen leeftijd. De Minister stelt voor dit los te laten. Kan
de Minister aangeven wat het effect van deze maatregel is? Wat gebeurt er precies
binnen de begroting van een school als deze maatregel geëffectueerd wordt, zo vragen
de leden.
Daarnaast lezen de leden dat de Minister voornemens is om een betere verantwoording
door schoolbesturen over de inzet van onderwijsgelden te vragen. De leden zijn dit
met de Minister eens, maar willen weten of de Minister dan ook consequenties gaat
verbinden als onderwijsmiddelen niet doelmatig of effectief besteed blijken te zijn.
Hoe denkt de Minister dit vorm te kunnen geven. De leden nemen aan dat de Minister
niet slechts een «papieren tijger» op wil tuigen.
Inbreng van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de onderhavige brief en hebben
nog enige vragen.
Voordelen vereenvoudiging voor scholen
De leden lezen dat vereenvoudiging van de bekostiging voordelen heeft ten opzichte
van het huidige systeem. Deze leden zijn benieuwd naar de nadelen van het systeem
bij het voorstel tot vereenvoudiging van de bekostiging zoals het er nu ligt. Zal
het leiden tot herverdeeleffecten en hoe groot zullen deze zijn? Graag ontvangen zij
een nadere toelichting.
Inhoud vereenvoudiging
Het is de leden niet helemaal duidelijk of het in de brief gepresenteerde voorstel
volledig overeenkomt met het voorstel van de PO-Raad. Kan de Minister aangeven of
dit zo is, en indien dit niet zo is welke verschillen er dan zijn tussen het voorstel
van de PO-Raad en de Minister, zo vragen zij.
1) Eén basisbedrag per school en per leerling in het po
De leden lezen dat er één basisbedrag komt per school en per leerling, maar dat de
aanvullende bekostiging voor kleine scholen, onderwijsachterstanden en specifieke
doelgroepen in stand blijft. Deze leden vragen de Minister nader toe te lichten hoe
dit er in de praktijk uit zal zien. Betekent dit dat afhankelijk van hoeveel aanvullende
bekostiging een school krijgt, elke school een ander basisbedrag krijgt of wordt hiermee
bedoeld dat er één basisbedrag komt met daarbij de aanvullende bekostiging? Waarop
wordt het basisbedrag per school en per leerling gebaseerd?
De leden vragen de Minister nader toe te lichten op welke wijze het voor een school
makkelijker wordt om keuzes rondom groepen te maken gebaseerd op het nieuwe basisbedrag
waarbij geen onderscheid meer wordt gemaakt tussen onderbouw en bovenbouw.
Gemiddelde leeftijd van leraren op school
De leden vragen de Minister nader toe te lichten wat het buiten beschouwing laten
van de GGL1 van leraren betekent voor scholen met een relatief jong lerarenbestand of een relatief
oud lerarenbestand.
Materiële bekostiging vereenvoudigen
De leden vragen de Minister nader toe te lichten op basis van welke factoren het basisbedrag
voor de materiële bekostiging voortaan wordt samengesteld. Deze leden lezen verder
dat de Minister beducht is voor het vaststellen van normbedragen die als richtlijn
voor bestedingen worden opgevat. Kan de Minister dit nader toelichten? Een normbedrag
moet toch ook gebaseerd zijn op een bepaalde verwachting van een minimale besteding,
zo vragen de leden.
Samenvoegen personeel en materieel
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister nader toe te lichten hoe kan worden
voorkomen dat, door het samenvoegen van de personele en materiële bekostiging samen
met het komen tot een basisbedrag per school per leerling, dit zal leiden tot een
bedrag aan bekostiging dat geen recht meer doet aan de specifieke samenstelling van
het leerlingen- en lerarenbestand en daarmee tot problemen in de bekostiging door
scholen zal kunnen leiden.
Inbreng van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief. Deze
leden ondersteunen het voorstel om de bekostiging van het primair onderwijs te vereenvoudigen.
Hierdoor wordt het systeem inzichtelijker en voorspelbaarder voor besturen, schoolleiders,
leraren en de medezeggenschapsraad. Deze leden willen de Minister nog enkele vragen
voorleggen.
Inhoud vereenvoudiging
De leden constateren dat de Minister naar advies van de PO-Raad de bekostiging wil
vereenvoudigen zodat het op kalenderjaarbasis plaatsvindt en er één basisbedrag is
per school en leerling. Op dit moment is de rijksbijdrage hoger voor leerlingen in
de onderbouw. Wat is het achterliggende idee geweest van deze differentiatie bij de
invoering van de huidige bekostigingssystematiek? De Minister heeft het in de brief
over het effect van leeftijd op groepsindeling. Kan de Minister dit nader toelichten?
Daarnaast lezen deze leden dat de Minister niet langer de leeftijd van de leraren
op de school wil laten meewegen in de bekostiging. Wat is bij de invoering van de
GGL het beleidsdoel geweest van deze factor? Is deze prikkel niet langer noodzakelijk
in het onderwijs, zo vragen deze leden.
De leden constateren dat de Minister met de bekostiging voortaan op kalenderjaarbasis
in plaats van schooljaarbasis wil gaan werken. Kan de Minister een overzicht geven
van de huidige bekostigingsmomenten en teldata en het nieuwe beoogde model?
De leden constateren dat de Minister het basisbedrag per school en per leerling budgetneutraal
wil uitwerken. Kan de Minister nader toelichten wat het basisbedrag per school, per
leerling voor effect zal hebben op de herverdeling van de middelen en voorbeelden
geven voor het effect op verschillende type scholen?
De leden lezen dat de Minister in de materiële bekostiging niet langer wil vasthouden
aan de parameters en normbedragen omdat besturen en scholen dit gebruiken als richtlijn
voor de verdeling van middelen. Deze leden vragen de Minister of dit zorgt voor een
verandering in de bekostiging of alleen in de informatievoorziening naar scholen.
De leden willen weten of bij deze materiële bekostiging rekening wordt gehouden met
de status van het schoolgebouw? Eerder is in een motie2 verzocht om te onderzoeken hoe in de wet- en regelgeving kan worden opgenomen dat
gemeenten gehouden zijn een expliciet besluit te nemen over nieuwbouw, renovatie of
vervanging van schoolgebouwen ouder dan 40 jaar, tenzij daar in het integraal huisvestingsplan
andere afspraken over zijn gemaakt. Kan de Minister toelichten hoe er uitvoering is
gegeven aan deze motie, zo vragen deze leden.
De leden willen tot slot weten hoe de vereenvoudiging van de bekostiging zich verhoudt
tot het onderzoek naar de toereikendheid van de bekostiging.
Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van de brief over de bekostigingssystematiek
voor scholen. Deze leden delen de opvatting dat het versimpelen en synchroniseren
van de bekostiging van het primair onderwijs de bekostigingssystematiek verbetert,
maar staan kritisch tegenover een aantal voorgenomen vervolgstappen. De leden hebben
nog enkele vragen.
Voordelen vereenvoudiging voor scholen
De leden lezen in de brief dat er in de huidige bekostigingssystematiek onbedoelde
prikkels zijn. Kan de Minister nader uiteenzetten welke dit zijn, zo vragen deze leden.
De leden vragen of de Minister van mening is dat door de vereenvoudiging de transparantie
beter wordt en ook de medezeggenschap beter geïnformeerd kan meepraten. Kan hij hier
nader op ingaan? Deze leden vragen tevens wat de gevolgen van het onderhavige voorstel
zijn voor het aanhouden van reserves. In welke mate zou de vereenvoudiging van de
bekostiging er aan bijdragen dat er minder reserves worden opgebouwd? Deze leden vragen
tevens of de hoogte van de reserves per denominatie verschilt.
Inhoud vereenvoudiging
De leden vragen of de Minister nader kan ingaan op het draagvlak van deze vereenvoudiging
van de bekostiging. Op welke manier heeft de PO-Raad de achterban geraadpleegd? Kan
de Minister garanderen dat er groot draagvlak is, zo vragen deze leden.
Eén basisbedrag per school en per leerling in het po
De leden maken uit de brief van de Minister op dat het huidige bekostigingsmodel als
neveneffect heeft dat normbedragen als bestedingsrichtlijnen worden opgevat, en dat
deze sturende werking ingaat tegen de besturingsvrijheid overeenkomstig met de sturingsfilosofie.
Is de Minister van mening dat deze zelfstandige afwegingen door instellingen alleen
kunnen worden gemaakt wanneer alleen het aantal scholieren leidend is voor de bekostiging,
en is bijvoorbeeld het verminderen en actualiseren van de normbedragen niet afdoende?
Zijn de normbedragen momenteel overbodig, of voorziet de Minister eventuele ongewenste
neveneffecten of grote herverdelingen bij afschaffing van deze normbedragen, zo vragen
deze leden.
Samenvoegen personele en materiele bekostiging
De leden lezen in de brief dat het eenvoudiger wordt om de bekostiging van het onderwijs
te begrijpen en te voorspellen als de bedragen die worden vastgesteld voor personele
en materiele bekostiging worden samengevoegd. Momenteel zijn deze geoormerkt, waaruit
geenszins een verplichting voortkomt voor de instellingen, maar wel een indicatie
biedt. Wat bedoelt de Minister precies met dat het eenvoudiger te begrijpen en te
voorspellen wordt? Heeft de Minister signalen gekregen dat het oormerken van personele
en materiële benodigdheden momenteel te ingewikkeld en onvoorspelbaar zijn? Zijn investeringen
in personele inzet voldoende gewaarborgd zonder een dergelijk oormerk? Deelt de Minister
de mening dat een oormerk ook kan dienen als een wenselijke bestedingsindicatie, zo
vragen deze leden.
De volledige bekostiging per kalenderjaar vaststellen en uitkeren
De leden vragen waarom er is gekozen voor 1 februari als teldatum. Is de Minister
van mening dat er veel tijd zit tussen de teldatum en het uitkeren van de middelen?
Wanneer krijgen scholen en besturen in dit voorstel te horen hoeveel middelen zij
krijgen, zo vragen deze leden.
De leden vragen of het vaststellen en uitkeren van middelen per kalenderjaar ook gevolgen
heeft voor de aanvullende bekostiging die de Minister in stand wil houden (bijvoorbeeld
voor kleine scholen, onderwijsachterstanden en specifieke doelgroepen, zoals asielzoekers).
Vervolgproces
De leden vragen wanneer de financiële gevolgen van deze nieuwe bekostigingssystematiek
precies duidelijk worden. Wordt er ook een krimpcheck uitgevoerd, zo vragen deze leden.
Inbreng van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister voor
Basis- en Voortgezet onderwijs en Media over de vereenvoudiging van de bekostiging
in het primair onderwijs. Zij hebben daar nog enkele vragen over.
Inhoud vereenvoudiging
1) Eén basisbedrag per school en per leerling in het po
Verschil onderbouw en bovenbouw verdwijnt
De Minister stelt dat uit het veld en onderzoek blijkt dat de leeftijd van leerlingen
slechts één van de vele factoren is bij het tot stand komen van de groepsindeling.
De leden vragen de Minister of hij de daadwerkelijke informatie uit het veld en de
onderzoeken waaruit dit blijkt kan delen met de Kamer.
Gemiddelde leeftijd van leraren op school
De leden vragen de Minister voor welke andere kenmerken gecorrigeerd wordt naast de
leeftijd van de leraar en hoe zwaar elk kenmerk weegt in de correctie. Daarnaast vragen
de leden de Minister hoe zijn keuze tot het loslaten van de GGL zich verhoudt tot
de vergrijzing van het lerarenkorps.3 Heeft de Minister de gevolgen van het loslaten van de GGL in kaart gebracht? Zo ja,
wat zijn de gevolgen hiervan? Zo nee, waarom niet en is hij alsnog bereid dit te doen,
zo vragen de leden.
Samenvoegen personeel en materieel
De leden pleiten al sinds jaar en dag voor vereenvoudiging van de lumpsum, namelijk
door het salaris van onderwijspersoneel uit de lumpsum te halen en dus een vast percentage
van de bekostiging van scholen hiervoor te reserveren. De Minister wil precies het
tegenovergestelde, namelijk de personele en materiële bekostiging samenvoegen tot
één budget. De leden vinden dit zeer onwenselijk. Geld voor leraren moet naar leraren
en niet naar de energierekening zoals de Minister in zijn brief stelt. Is de Minister
het met de leden eens dat door geld voor leraren uit de lumpsum te halen, dit geld
niet langer kan worden besteed aan andere zaken dan onderwijspersoneel? Is de Minister
het daarnaast met de leden eens dat deze manier van financieren de inzage en verantwoording
van de inzet van onderwijsgeld ten goede komt en versimpelt voor alle betrokkenen?
Kan de Minister zijn antwoorden toelichten? Kan de Minister daarnaast toelichten wat
de reden is dat hij een bekostigingssysteem blijft verdedigen en nu zelfs een stap
verder gaat, waar al jarenlang kritiek op is vanuit het onderwijs? Welke belanghebbenden
heeft de Minister geconsulteerd in zijn keuze tot het samenvoegen van de personele
en materiële bekostiging en wat kwam er uit deze gesprekken, zo vragen de leden.
Vervolgproces
Welke betrokkenen uit het onderwijs gaat de Minister consulteren bij de verdere uitwerking
van de vereenvoudiging van de bekostiging, zo vragen de leden. De Minister geeft ook
aan dat hij goed zal letten op de herverdeeleffecten die optreden en gaat zorgen voor
een gedegen overgangsregeling. Het voorstel tot vereenvoudiging van de bekostiging
in het voortgezet onderwijs bleek problemen op te leveren vooral voor scholen in krimpgebieden
juist vanwege die herverdeeleffecten. Is de Minister bereid om de effecten van het
voorstel tot vereenvoudiging bekostiging primair onderwijs op krimpgebieden mee te
nemen in de verdere uitwerking en de Kamer daarover te informeren en een krimpcheck
toe te passen zoals de motie van de leden Westerveld/Van den Hul4 verzoekt? De leden achten het namelijk van groot belang dat kleine (dorps-)scholen
niet in de financiële problemen komen, waardoor zij gedwongen worden tot fusie of
wellicht verdwijnen met grote gevolgen voor onder andere de leefbaarheid in dorpen.
Kan de Minister in de uitwerking van het voorstel dan ook ingaan op deze zorgen, zo
vragen de leden. Kan de Minister tot slot ingaan op hoe dit voorstel zich gaat verhouden
tot het wetsvoorstel Meer Ruimte voor Nieuwe Scholen5 en de nog inhoudelijk onbekende wetsvoorstellen over huisvesting en stichting- en
opheffingsnormen, zo vragen de leden.
II Reactie van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
O.C. Tellegen, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede ondertekenaar
C.H. Bosnjakovic , adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.