Initiatiefnota : Initiatiefnota
35 142 Initiatiefnota van het lid Jasper van Dijk over Een eerlijker loon
Nr. 2 INITIATIEFNOTA
1. Inleiding
Uit onderzoek van het Nibud blijkt dat het minimumloon in Nederland anno 2018 niet
genoeg is om met een gezin van rond te komen.1 Daarnaast zien we over de hele linie dat de lonen achterblijven. Dat is niet alleen
ongunstig voor werkenden, maar ook voor de economie in zijn geheel, doordat mensen
minder te besteden hebben. Naast de SP2 wordt deze opvatting gedeeld door talloze instanties, zoals de Nederlandse Bank (DNB),
het Internationaal Monetair Fonds (IMF) en de Rabobank. Hoog tijd om in te grijpen
en het minimumloon fors te verhogen – om te beginnen met tien procent. Dat is de kern
van deze initiatiefnota.
Door de achterblijvende loongroei is de verdeling tussen arbeid en kapitaal uit balans
geraakt. Decennia van conservatief beleid, verslechtering van de positie van werknemers
en flexibilisering van de arbeidsmarkt, hebben bijgedragen aan de scheefgroei. Dit
past in een bredere trend. Een groeiend deel van de nationale welvaart en productiviteitsgroei
gaat naar het kapitaal en een slinkend deel naar arbeid. Dit betekent in de praktijk
dat de economie groeit, maar ook dat mensen hier niet van profiteren. Zo gaan de groeiende
bedrijfswinsten vooral naar aandeelhouders. Ook neemt de belasting op arbeid toe en
de belasting op kapitaal neemt af.
Het is tijd om deze scheefgroei recht te trekken. Het is tijd voor een stevige investering
in de lonen met een flink hoger minimumloon. Een hoger minimumloon draagt bij aan
een daling van de armoede, een rechtvaardiger verdeling tussen arbeid en kapitaal
en een eerlijker verdeling tussen hoge en lage inkomens. Uit verschillende internationale
onderzoeken blijkt dat een verhoging van het minimumloon niet leidt tot een hogere
werkloosheid. Een hoger loon leidt wel tot een gunstige stijging van de koopkracht.
En dat is goed voor economische groei.
2. Economen: loongroei te beperkt
De loongroei in Nederland blijft al jaren achter. Ondanks de economische groei, is
het besteedbaar inkomen van huishoudens nauwelijks toegenomen. Was de loongroei in
de periode 2004–2006 nog 2,4 procent, in de periode 2014–2016 was deze slechts 1,1
procent.3 Daarom pleit de Nederlandse Bank al geruime tijd voor een loonstijging. De reële
groei van de lonen komt in de buurt van de nul.4 De economie groeit harder dan de lonen. Het aandeel van de lonen in de Nederlandse
economie is gedaald van 51% naar 48%. Volgens het Internationaal Monetair Fonds (IMF)
is de loonontwikkeling in Nederland zeer gematigd en blijft deze achter in vergelijking
met andere landen. Onderzoek van de Rabobank toont aan dat in de afgelopen zestien
jaar de lonen in de marktsector sterk zijn achtergebleven bij de (toegenomen) arbeidsproductiviteit;
ze zijn maar liefst 8% achterop geraakt.5
Investeren in hogere lonen is nodig
Daarom is het nodig om te investeren in loongroei. Volgens onderzoek van de Rabobank
stimuleert loongroei innovatie en jaagt het de economie aan. Juist investeringen in
loongroei voor lage en middeninkomens komt de economie ten goede. Anders dan hogere
inkomens, geven lagere inkomens bij extra salaris meer geld uit aan de kapper, de
bioscoop of een nieuwe wasmachine. En dat is gunstig voor de economie. Door het oppotten
van geld bij bedrijven belemmeren we economische groei.
Ondanks deze inzichten wordt de loonstijging die economen wenselijk achten, niet gerealiseerd.
Zo werd er bij de doorrekening van het Regeerakkoord uitgegaan van een loonstijging
van 3,1%. Uit cijfers van het CBS blijkt dat werknemers 2,1% meer salaris kregen in
2018.6
3. Nibud: minimumloon en uitkering veelal te laag om van rond te komen
Uit onderzoek van het Nibud blijkt dat gezinnen rond het sociaal minimum te maken
hebben met forse financiële tekorten. Het Nibud heeft voor dit rapport groepen in
Nederland onderzocht tot en met 120% van het sociaal minimum. Dit betreft meer dan
één miljoen mensen. Onderzocht is of er genoeg inkomsten zijn voor «onvermijdbare
uitgaven» en voor «sociale participatie». De conclusie is veelzeggend. Veel gezinnen
komen structureel geld tekort om van rond te komen.
Rondkomen van de bijstand
Vooral bij gezinnen met oudere kinderen of meer dan twee kinderen lopen de tekorten
fors op. Een gezin met twee oudere kinderen dat rond moet komen van een bijstandsuitkering,
komt 275 euro per maand tekort. Een gezin met vier kinderen komt zelfs 364 euro per
maand tekort. Als alleen naar de basale uitgaven wordt gekeken, komen de gezinnen
nog altijd geld tekort voor de dagelijkse boodschappen. Niet alleen gezinnen komen
in de rode cijfers. Alleenstaanden en paren zonder kinderen kunnen hun huishoudboekje
evenmin rondkrijgen en komen maandelijks tientallen euro’s tekort.
Rondkomen van het minimumloon
Gezinnen die rondkomen van het minimumloon, hebben eveneens te maken met flinke tekorten.
Er zijn ruim een half miljoen mensen in Nederland die rond moeten komen van het minimumloon.
Een paar met vier kinderen en het minimumloon komt 305 euro per maand tekort, een
paar met twee oudere kinderen 217 euro.
De zogenaamde basisuitgaven kunnen in deze gezinnen nog wel betaald worden, maar uitgaven
voor sociale participatie niet (deelnemen aan verjaardagen, sporten of een feestje
voor een jarig kind). Het uitgangspunt moet zijn dat mensen mee kunnen doen in de
maatschappij. Gezinnen met jongere kinderen kunnen nog wel rondkomen van het minimumloon.
Maar als de kinderen ouder worden, komen ook deze gezinnen in de problemen. Uit eerder
onderzoek van de SER blijkt dat zestig procent van de kinderen die in armoede leeft,
werkende ouders heeft.7 (zie bijlage voor het volledige Nibud onderzoek).
Uit onderzoek van het SCP (2018) blijkt dat de groep «werkende armen» toeneemt. In
2014 ging het om 320.000 mensen. Het SCP geeft aan dat er een stijging te zien is
in het aandeel werkende armen tussen 1990 en 2014.8
4. Minder naar de lonen, meer naar het kapitaal
Onderzoek van de Rabobank toont aan dat het besteedbaar inkomen van huishoudens al
bijna veertig jaar vrijwel stilstaat. Het aandeel van het nationaal inkomen dat naar
arbeid gaat wordt steeds kleiner en het aandeel dat naar kapitaal gaat steeds groter
(zie figuur 2).9 De lonen zijn achtergebleven, terwijl de winst is toegenomen. Sinds 1980 zijn de
cao-lonen, gecorrigeerd voor inflatie, amper gestegen. De gemiddelde koopkracht van
de 10 procent minstverdienende huishoudens nu ligt 14 procent lager dan in 1977. Wat
gebeurt er wanneer de kosten voor wonen, zorg, onderwijs en boodschappen stijgen,
maar de lonen niet? Dan ontstaat er een nieuwe categorie; de werkende armen.
Een gemiddeld huishouden uit 2014 heeft, gecorrigeerd voor inflatie, vrijwel hetzelfde
besteedbaar inkomen als een huishouden uit 1977 (zie figuur 3). De economische groei
gaat sinds 1977 veel sneller dan de groei van het huishoudinkomen. Oftewel: huishoudens
krijgen een steeds kleiner deel van de economische groei (BBP). Ook het tijdschrift
Quote is opgevallen dat de CAO-lonen (gecorrigeerd voor inflatie) al sinds de jaren
tachtig niet meer stijgen terwijl de economie de afgelopen 25 jaar maar liefst 40%
is gegroeid. «De economie groeit harder dan de toeristenaantallen in Amsterdam, maar
schever dan de toren van Pisa. Een steeds groter deel van de koek gaat naar aandeelhouders
en bedrijfseigenaren.»10
De arbeidsinkomensquote (AIQ) is het deel van het nationaal inkomen dat dient als
beloning voor arbeid. De AIQ is nu 73,5 procent. In 1982 was dat nog 87 procent. De
AIQ is de afgelopen jaren structureel gedaald en dit hangt nauw samen met een toename
van de winstgevendheid van bedrijven. De daling van de AIQ treft volgens de Rabobank
de middeninkomens veel harder dan de hogere inkomens.
Sinds 2000 is de loongroei in de meeste sectoren in totaal 8% achtergebleven bij de
arbeidsproductiviteitsgroei, zo constateert de Rabobank. 11 Mede hierdoor is het besteedbaar inkomen van huishoudens sinds het begin van deze
eeuw nauwelijks toegenomen.
De Nederlandse Bank heeft tevens gesignaleerd dat de AIQ is gedaald ten nadele van
werknemers. Een kleiner deel van de rijkdom gaat naar de werknemers en meer naar kapitaalbezitters.
Uit een analyse van gegevens van acht Nederlandse bedrijfstakken over de periode 1996–2015
blijkt dat de daling van de AIQ samenhangt met de toegenomen flexibilisering van de
arbeidsmarkt.12
5. Een hoger minimumloon leidt niet tot werkloosheid
Er zijn diverse onderzoeken waaruit blijkt dat het verhogen van het minimumloon niet
leidt tot minder banen. Zo blijkt uit een uitgebreid onderzoek naar het minimumloon
in de VS tussen 1938 en 2009 dat het verhogen van het minimumloon niet leidt tot meer
werkloosheid. In 68% van de gevallen werd het verhogen van het minimumloon juist gevolgd
door lagere werkloosheid.13 In een andere uitgebreide Amerikaanse studie werd de werkgelegenheid onderzocht in
de VS op die plekken waar een staat met een hoger minimumloon grenst aan een staat
met een lager loon. Er werd geen negatief werkgelegenheidseffect gevonden.14 In buurland Duitsland is op 1 januari 2015 een minimumuurloon van 8,50 euro ingevoerd.
In 2017 is dit verhoogd naar 8,84 euro. Een Duitse studie naar de effecten van de
recente invoering en verhoging van het minimumloon concludeert dat het minimumloon
een duidelijk opwaarts effect heeft gehad op andere lage lonensegmenten, zonder dat
het een nadelig effect heeft gehad op de economische groei of de werkgelegenheid.15 Uit een enquête onder werkgevers bleek dat het minimumloon bij 65% van de bedrijven
heeft geleid tot kleinere loonverschillen bij die bedrijven. In buurland Groot-Brittannië
is een meta-analyse gedaan naar de werkgelegenheidseffecten van het minimumloon. De
conclusie is dat in de minimumloonliteratuur in Groot-Brittannië geen bewijs te vinden
is voor belangrijke negatieve werkgelegenheidseffecten.16 Andere wereldwijde meta-analyses vinden eveneens geen of slechts een zeer gering
negatief effect.17
6. De weg naar herstel
Er is veel steun onder economen voor hogere lonen. Een hoger loon is niet enkel wenselijk
vanuit een economisch perspectief. Voor mensen die van een minimumloon of van een
uitkering moeten rondkomen is het ook hard nodig. Uit Nibud onderzoek blijkt dat het
minimumloon niet afdoende is om op een fatsoenlijke manier een gezin te kunnen onderhouden.
Een verhoging van het minimumloon (inclusief de hieraan gekoppelde uitkeringen) met
tien procent is daarom wat de indiener betreft een belangrijke stap in de strijd tegen
armoede alsmede in de wens om de achterblijvende loongroei in te lopen. Verhoging
van het minimumloon zal over de hele linie hogere lonen veroorzaken. Met name de lagere-
en middeninkomens zullen ervan profiteren. En terecht, want uit onderzoek van RaboResearch
blijkt dat vooral zij getroffen worden door de ongunstige AIQ.
7. Financiële consequenties
Het voorstel voor een verhoging van het minimumloon met tien procent is in 2017 doorgerekend
door het CPB en kost 4,5 miljard euro.
Als financiële dekking wordt voorgesteld:18
– Een taakstellende verhoging van de bankenbelasting met 1 miljard euro. (SP_170)
– Een vermogensbelasting: 1% voor huishoudvermogens tussen de één en twee miljoen euro
en boven de twee miljoen euro 2%; 1,2 miljard euro. (SP_173)
– Een vermogensaanwasbelasting van 40%; 1,9 miljard euro. (SP_174)
– Een heffing op de winning van koolwaterstoffen; 0,5 miljard euro. (SP_197).
Aantal werknemers tot 130% minimum loon19
Er zijn 517.000 banen tot en met minimumloon
totaal 985.000 tot 110% minimumloon
totaal 1.447.000 tot 120% minimumloon
totaal 1.949.000 tot 130% minimumloon.
8. Beslispunten
De Kamer wordt gevraagd in te stemmen de regering te verzoeken de volgende doelstellingen
te bereiken:
1. Verhoog het minimumuurloon met 10%.
2. Laat het Nibud jaarlijks doorrekenen of het minimumloon en het sociaal minimum voldoende
zijn om van rond te komen.
3. Onderzoek hoe het kindgebonden budget kan worden ingezet om gezinnen uit de rode cijfers
te halen.
4. Trek het minimumuurloon voor de 40- en 38-urige werkweek gelijk met het minimumuurloon
bij een 36-urige werkweek, zodat één uniform minimumuurloon ontstaat.
Jasper van Dijk
Indieners
-
Indiener
J.J. (Jasper) van Dijk, Tweede Kamerlid
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.