Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag schriftelijk overleg over de Monitor Bibliotheekwet 2017 (Kamerstuk 33846-54)
2019D04795 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hebben enkele fracties
de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen over de brief van de Minister
van OCW van 17 januari 2019 over de Monitor Wsob1 over het jaar 2017 (Kamerstuk 33 846, nr. 54).
De voorzitter van de commissie, Tellegen
De adjunct-griffier van de commissie, Alberts
Inhoud
blz.
I
Vragen en opmerkingen uit de fracties
2
•
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
2
•
Inbreng van de leden van de CDA-fractie
2
•
Inbreng van de leden van de SP-fractie
3
•
Inbreng van de leden van de PvdA-fractie
4
II
Reactie van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
5
I Vragen en opmerkingen uit de fracties
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister over
de vaststelling van een geactualiseerd stelsel van openbare bibliotheekvoorzieningen
(Wsob). Naar aanleiding van de brief en het achterliggende statistiekrapport hebben
zij nog een aantal vragen.
Omtrent de uitvoering van de motie van de leden Aartsen en Asscher2 wordt geschreven dat de Minister in overleg met de gemeenten, provincies, de bibliotheekbranche
en de KB3 inventariseert in welke regio’s of gemeenten ondersteuning van de bibliotheekfunctie
het hardst nodig is en ook kansrijk is. Hiervoor zijn vier lijnen uitgezet; één van
die lijnen betreft de bibliotheekvestigingen in niet-stedelijke gebieden, waar het
netwerk dun is geworden. Wat wordt hierbij verstaan onder een netwerk en welke (f)actoren
worden hierin meegenomen bij de inventarisatie? Hoe wordt bepaald waar het geld het
hardst nodig is en aan de hand van welke criteria? Zit bestuurlijke commitment bijvoorbeeld
ook in cofinanciering vanuit gemeente of provincie voor de bibliotheken? Een andere
lijn is het budget, dat per 2019 beschikbaar komt. Is het streven om dit per 1 januari
2019 beschikbaar te hebben, of ligt een andere datum voor? De laatste lijn gaat over
de ervaring en kennis die wordt opgedaan dankzij deze tijdelijke stimulering. Hoe
worden die ervaringen en kennis verzameld, gebundeld en na drie jaar verspreid, zo
vragen deze leden.
De leden lezen dat ruim 400.000 personen e-books leenden via de openbare bibliotheek
in 2017. Hoeveel van hen leenden ook fysieke boeken en hoeveel van hen leenden uitsluitend
e-books?
Tot slot hebben de voornoemde leden nog enkele vragen over de verkenning naar een
collectief landelijk bibliotheeksysteem. Zij juichen meer samenwerking tussen bibliotheken,
op een effectievere manier, toe. Daarbij vragen zij wel hoe hoog de kosten van dit
landelijke bibliotheeksysteem geschat worden en door wie deze betaald gaan worden.
Inbreng van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de Monitor
Bibliotheekwet 2017. Met de Minister hechten deze leden groot belang aan de openbare
bibliotheek als de publieke toegangspoort tot informatie en cultuur. In dit verband
herinneren deze leden eraan dat de eerste openbare leeszaal en bibliotheek 120 jaar
geleden geopend werd op een bovenwoning in de Koningin Wilhelminastraat in Dordrecht,
op 1 mei 1899, in de schaduw van de Wilhelminakerk in aanbouw. Zo vernieuwend als
een openbare bibliotheek toen was, naar het voorbeeld van de «free libraries» in Engeland
en Amerika, zo vanzelfsprekend is de openbare bibliotheek nu.
Het aantal uitleningen van fysieke boeken is in de periode 1999–2016 vrij constant
teruggelopen, aldus de Bibliotheekstatistiek 2017.4 De voornoemde leden vragen, in hoeverre daarin meeweegt dat een groot aantal boeken
niet meer wordt uitgeleend, zoals de Nederlandcollectie van de Koninklijke Bibliotheek.
De Wsob heeft als uitgangspunt dat elke inwoner van Nederland toegang kan hebben tot
de fysieke en digitale diensten van de openbare bibliotheek. Een belangrijke indicator
daarvoor is het aantal bibliotheekvestigingen. Dit aantal beweegt zich sinds 2014
rond 1.300.5 In de Bibliotheekstatistiek 2017 wordt aan dit cijfer toegevoegd: «De stijging van
het aantal locaties kenmerkt zich de laatste jaren echter middels een trend van verschraling».6 Hoe beoordeelt de Minister de geconstateerde verschraling, zo vragen deze leden.
De leden herinneren eraan, dat in artikel 6 van de Wsob de mogelijkheid van een buurtinitiatief
is opgenomen. Deze leden vragen, of er van deze mogelijkheid in de praktijk gebruik
is gemaakt en zo ja, wat de ervaringen van de betrokken gemeenten en burgers op dit
punt waren.
De voornoemde leden constateren dat Muziekweb een onmisbare rol speelt als centrale
muziek- en achtergrondcollectie voor alle bibliotheken. Is het juist, dat Muziekweb
bijna tweemaal zoveel cd’s beheert (580.000 cd’s in 2016) als alle openbare bibliotheken
samen (312.000)? Deze leden vragen, hoe de financiering van Muziekweb in het kader
van de Wsob is geregeld. Deelt de Minister de mening van deze leden, dat het wenselijk
is de functie van Muziekweb ook in de Wsob te verankeren, zo vragen zij.
De leden constateren dat bibliotheken hun dienstverlening verbreden naar het sociale
domein, bijvoorbeeld waar het gaat om bestrijding van laaggeletterdheid. Deze leden
waarderen ook de inzet van vrijwilligers op dit gebied. Zij vragen de Minister nader
in te gaan op de rol en functie van vrijwilligers in de bibliotheken.
De leden hebben tot slot nog enkele vragen over de digitale bibliotheek. Hoe worden
in dit verband digitale titels geteld, die alleen binnen de muren van de bibliotheek
kunnen worden geraadpleegd? Deelt de Minister de mening van deze leden dat digitalisering
ook kan leiden tot verhoging van de drempel voor niet of nog niet gedigitaliseerde
titels? Onderkent de Minister dat mensen in deze tijd eerder te veel dan te weinig
informatie krijgen? Beschouwt de Minister het ook als een taak van bibliotheken om
(fysieke en digitale) bezoekers te helpen informatie op waarde te schatten, zodat
zij kunnen beschikken over betrouwbare informatie in bruikbare hoeveelheden? In de
memorie van toelichting bij de Wsob stelt de regering terecht, dat er in het digitale
domein geen sprake is van informatieschaarste, eerder van informatieovervloed.7 Zo ja, op welke wijze geven bibliotheken invulling aan deze taak, zo vragen deze
leden.
Inbreng van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de Bibliotheekmonitor 2017 en
hebben hierover nog enkele vragen en opmerkingen.
Deze leden zijn blij te zien dat steeds meer jongeren lid worden van de bibliotheek.
Om laaggeletterdheid tegen te gaan en het enthousiasme voor lezen bij te brengen spelen
bibliotheken immers een belangrijke rol. Wel maken de leden zich zorgen over de bibliotheken
in de landelijke gebieden. De gemiddelde afstand tot een vestiging is in Zeeland en
Friesland bijvoorbeeld fors gestegen ten opzichte van 2012. In Flevoland zijn slechts
13 bibliotheekvestigingen aanwezig. De voornoemde leden lezen dat het budget dat is
vastgesteld om bibliotheken in kleine gemeenten te behouden tijdelijk is, en nuttig
is om ervaring op te doen. Genoemde leden zouden graag de toezegging van de Minister
willen dat wanneer deze aanpak succesvol is, er ook geld voor beschikbaar blijft na
2021. Juist om te voorkomen dat de afstand in landelijke gebieden tot de bibliotheek
nog verder toeneemt.
Genoemde leden lezen dat er in 2011 een verklaarbare stijging in het aantal jeugdleden
waar te nemen was, door het programma Boekstart, waarbij kinderen van 0 tot 4 jaar
gratis lid konden worden van de bibliotheek. Zijn de effecten hiervan bekend, zo vragen
deze leden, bijvoorbeeld of deze jongeren hierdoor meer zijn gaan lezen of het beter
zijn gaan waarderen? Ook in 1975 was er een toename in jeugdleden omdat het lidmaatschap
tot 18 jaar gratis was, zo lezen genoemde leden. Kan de Minister aangeven hoeveel
een gratis lidmaatschap voor alle kinderen (tot bijvoorbeeld 18 of 12 jaar) zou kosten?
De leden lezen verder dat het aantal personeelsleden in vaste dienst afneemt en vestigingen
gebruik maken van vrijwilligers. Er is een stijging te zien van 16.000 vrijwilligers
sinds 2010. Tussen 2010 en 2013 is het aantal personen in vaste dienst met zo’n 25%
afgenomen. Is de Minister het met deze leden eens dat dit een onwenselijke situatie
is? Want hoewel vrijwilligerswerk te prijzen is en de inzet van vrijwilligers enorm
gewaardeerd wordt, zijn dit ook werkzaamheden waarvoor mensen een normaal salaris
en contract verdienen. Is de Minister bereid om hier actie op te ondernemen? Zo nee,
waarom niet, zo vragen deze leden.
Inbreng van de leden van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de voorliggende
monitor die het bibliotheekstelsel over 2017 in beeld brengt en van de begeleidende
Kamerbrief. De leden stellen vast dat de monitor positieve elementen bevat wat betreft
de stijging in het aantal bibliotheeklocaties, waarbij er echter wel sprake is van
een daling in het aantal bibliotheekorganisaties. Daarnaast stellen de leden vast
dat het aantal leden van bibliotheken gestabiliseerd is en dat het aantal jeugdleden
een lichte groei doormaakt. Dat is een positieve ontwikkeling. Ondanks deze ontwikkeling
en de stijging in het aantal locaties geeft de monitor echter ook aan dat het voorzieningenniveau
van deze bibliotheeklocaties een verschraling kent, hetgeen de leden als zorgwekkend
kenmerken. De leden stellen vast dat dit nog steeds om waakzaamheid vraagt om – vanuit
de positieve ontwikkelingen – te blijven zorgen dat veel mensen, waaronder onze jeugd,
zeker zijn van de noodzakelijke bibliotheekvoorzieningen in hun nabijheid, waardoor
zij de verbinding met boeken, lezen en ontdekking kunnen vinden en behouden.
De leden hebben naar aanleiding van de monitor en de begeleidende Kamerbrief nog enkele
vragen aan de Minister.
Zo vragen de leden de Minister of zij met betrekking tot de motie van de leden Aartsen
en Asscher, over het voortbestaan van bibliotheken in kleine gemeenten, niet ook de
mogelijkheden van cofinanciering kan bespreken met provincies en gemeenten om zo het
commitment te vergroten en daarmee de kans op een duurzame oplossing voor het voortbestaan
van dergelijke voorzieningen.
Daarnaast vragen de leden de Minister om een nadere toelichting en duiding van de
betekenis en rol van het beschreven collectief landelijk bibliotheeksysteem. Kan zij
aangeven wat hiervan de meerwaarde zal zijn voor de gebruiker van de bibliotheek?
In de Kamerbrief stelt de Minister dat de functie van openbare bibliotheken verandert
en dat de veranderende activiteiten en dienstverlening niet langer een lidmaatschap
van de bibliotheek vereisen. Onderkent de Minister met die opmerking ook het risico
dat gemeenten dit – als financierder van hun lokale bibliotheekvoorzieningen – wel
als een noodzakelijke prestatie zien van de bibliotheekvoorziening en hun subsidieverstrekking
hier ook op afstemmen?
Kan de Minister voorts aangeven wat de geschatte investeringen zijn in tijd en geld
voor een collectief landelijk bibliotheeksysteem en wie deze investering bekostigt?
Hoe succesvol kan een dergelijk potentieel grootschalig ICT-project zijn, indien dit
afgezet wordt tegen andere landelijke ICT-projecten van de rijksoverheid? Waarin onderscheidt
dit zich wat betreft de succeskans ten opzichte van eerdere ICT-projecten, zo vragen
zij.
Kan de Minister tot slot aangeven of bij eventuele kostenbesparingen bij een dergelijk
collectief systeem bespaarde middelen ook beschikbaar blijven voor het openbaar bibliotheekwerk?
Deze leden willen weten wie de eventuele meerkosten op zich neemt, indien een dergelijk
collectief systeem duurder uitpakt.
II Reactie van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
O.C. Tellegen, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede ondertekenaar
M. Alberts, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.