Nota van wijziging : Nota van wijziging
35 043 Regels over de veiligheid en kwaliteit van medische hulpmiddelen (Wet medische hulpmiddelen)
Nr. 7
NOTA VAN WIJZIGING
Ontvangen 9 januari 2019
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 3, tweede lid, aanhef, wordt «van een specifiek soort medisch hulpmiddel
of medisch hulpmiddel voor in-vitrodiagnostiek» vervangen door «van specifieke soorten
of categorieën medische hulpmiddelen of medische hulpmiddelen voor in-vitrodiagnostiek».
B
Artikel 6, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In de definitie van bijeenkomst wordt «medisch hulpmiddelen voor in-vitrodiagnostiek»
vervangen door «medische hulpmiddelen voor in-vitrodiagnostiek».
2. In de definitie van gunstbetoon wordt na «de verkoop van een medisch hulpmiddel»
ingevoegd «of medisch hulpmiddel voor in-vitrodiagnostiek».
3. In de definitie van manifestatie wordt «medisch hulpmiddelen voor in-vitrodiagnostiek»
vervangen door «medische hulpmiddelen voor in-vitrodiagnostiek».
C
Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid, onderdeel a, wordt na «artikel 42» een komma ingevoegd.
2. Onder vernummering van het derde tot vierde lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:
3. Op de ingevolge het tweede lid, onderdeel a, aangewezen conformiteitsbeoordelingsinstantie
is de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen niet van toepassing.
D
Na artikel 9 wordt een artikel toegevoegd, luidende:
Artikel 9a Hulpmiddel naar maat
Degenen die deskundig zijn om een voorschrift met specifieke ontwerpkenmerken af te
geven voor een hulpmiddel naar maat als bedoeld in artikel 2, onderdeel 3, van Verordening
(EU) 2017/745, zijn daartoe bevoegd.
E
In artikel 12, onderdeel c, wordt «de artikelen 3, 4, 5 en 6» vervangen door «de artikelen
3, 4, 5, 6 en 9a».
F
Het opschrift van artikel 13 komt te luiden «Artikel 13 Last onder bestuursdwang».
G
Artikel 14 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel c, wordt «de artikelen 3, 5 en 6» vervangen door «de
artikelen 3, 5, 6 en 9a».
2. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:
a. In onderdeel a wordt «37, derde lid, 37, vijfde lid» vervangen door «37, derde
en vijfde lid».
b. In onderdeel b wordt «10, zevende lid, 10, veertiende en vijftiende lid» vervangen
door «10 zevende, veertiende en vijftiende lid».
H
Artikel 16 wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel A, onder 3, komt de tekst van het nieuwe vijfde lid als volgt te luiden:
5. In afwijking van het vierde lid, is het bepaalde in de artikelen 2a, 3, eerste
lid, onderdelen b, c, e, f, g, h en l, 3a, eerste tot en met derde lid, 6, negende
lid, 10 en 10a, tweede lid, van toepassing op ander klinisch onderzoek als bedoel
in artikel 82 van Verordening (EU) 2017/745.
2. Onderdeel C komt als volgt te luiden:
C
Artikel 14 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, tweede volzin, wordt «vijftien» vervangen door «zestien».
2. In het tweede lid wordt na «de methodologie van wetenschappelijk onderzoek en de
ethiek,» de zinsnede «medische hulpmiddelen» ingevoegd.
3. In het zevende lid wordt «artikel 9, eerste lid, van de verordening» vervangen
door «artikel 9, eerste lid, van Verordening (EU) 536/2014, artikel 71, eerste en
tweede lid, van Verordening (EU) 2017/745 en artikel 67, eerste en tweede lid, van
Verordening (EU) 2017/746».
3. Onderdeel D komt als volgt te luiden:
D
Artikel 16, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel a wordt na «alsmede een persoon die het wetenschappelijk onderzoek
specifiek beoordeelt vanuit de invalshoek van de proefpersoon» de zinsnede «, en die
in geval van beoordeling van wetenschappelijk onderzoek met medische hulpmiddelen
tevens bestaat uit een persoon die deskundig is op het gebied van medische hulpmiddelen»
ingevoegd.
2. In onderdeel g wordt «artikel 9, eerste lid, van de verordening» vervangen door
«artikel 9, eerste lid, van Verordening (EU) 536/2014, artikel 71, eerste en tweede
lid, van Verordening (EU) 2017/745 en artikel 67, eerste en tweede lid, van Verordening
(EU) 2017/746».
4. In onderdeel M wordt onder 1, onder b, aanhef, na «onderdeel c» het woord «wordt»
ingevoegd.
I
In artikel 19, komen de aanduiding «A» boven onderdeel A, en onderdeel B, te vervallen.
J
Artikel 22 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:
a. In artikel 16, onderdeel A, tweede lid, komt het vijfde lid als volgt te luiden:
5. In afwijking van het vierde lid, is het bepaalde in de artikelen 2a, 3, eerste
lid, onderdelen b, c, e, f, g, h en l, 3a, eerste tot en met derde lid, 6, negende
lid, 10 en 10a, tweede lid, van toepassing op ander klinisch onderzoek als bedoel
in artikel 82 van Verordening (EU) 2017/745.
b. Artikel 16, onderdeel D, komt als volgt te luiden:
D
Artikel 14 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, tweede volzin, wordt «vijftien» vervangen door «zestien».
2. In het tweede lid wordt na «de methodologie van wetenschappelijk onderzoek en de
ethiek,» de zinsnede «medische hulpmiddelen» ingevoegd.
3. Het zevende lid komt als volgt te luiden:
7. De centrale commissie regelt haar werkwijze bij een reglement. Het reglement bevat
een voorziening op grond waarvan de beoordeling van onderzoeksprotocollen plaatsvindt
in overeenstemming met het bepaalde in artikel 71, eerste en tweede lid, van Verordening
(EU) 2017/745 en artikel 67, eerste en tweede lid, van Verordening (EU) 2017/746.
c. In artikel 16, onderdeel E, wordt onder vernummering van het eerste en tweede onderdeel
tot tweede en derde onderdeel een onderdeel ingevoegd, luidende:
1. In het tweede lid, onderdeel a, wordt na «alsmede een persoon die het wetenschappelijk
onderzoek specifiek beoordeelt vanuit de invalshoek van de proefpersoon» de zinsnede
«, en die in geval van beoordeling van wetenschappelijk onderzoek met medische hulpmiddelen
tevens bestaat uit een persoon die deskundig is op het gebied van medische hulpmiddelen»
ingevoegd.
d. In artikel 16, onderdeel F, wordt in de tekst van artikel 17a, eerste lid, onderdeel
d, na «het beheer van de toegang» het woord «tot» ingevoegd.
e. In artikel 16, onderdeel N, wordt in de tekst van artikel 33b, onderdeel a, na
«64, eerste lid» een komma ingevoegd.
2. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:
a. In Artikel I, onderdeel A, tweede onderdeel, wordt «tweede lid» vervangen door
«vierde lid».
b. In Artikel I, onderdeel R, wordt in de tekst van artikel 29, tweede lid «de verordening»
vervangen door «Verordening (EU) 536/2014».
K
In artikel 23, derde lid, aanhef, wordt «zoals deze luidden op de dag voor het tijdstip
van inwerkingtreding van artikel 29 van deze wet» vervangen door «zoals deze luidden
voor inwerkingtreding van artikel 29 van deze wet».
L
Na artikel 28 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 28a Wijzigingen
De artikelen 1 tot en met 5, 7 tot en met 9a, 11, 12, 14, 15 en 23 tot en met 27 kunnen
bij ministeriële regeling worden gewijzigd in verband met aanpassingen van verwijzingen
naar bindende EU-rechtshandelingen of onderdelen daarvan, voor zover die aanpassingen
niet inhoudelijk van aard zijn.
Toelichting
Onderdeel A
Door artikel 3, tweede lid, van het wetsvoorstel aan te passen, wordt de grondslag
om regels te stellen bij algemene maatregel van bestuur enigszins verbreed. Dit is
nodig, omdat er bij algemene maatregel van bestuur regels gesteld dienen te worden
over de sterilisatie van medische hulpmiddelen. Onder de huidige Wet op de medische
hulpmiddelen bestaan twee algemene maatregelen van bestuur die regels stellen met
betrekking tot de sterilisatie van medische hulpmiddelen voor meermalig gebruik. Het
gaat om het Besluit sterilisatiebedrijven medische hulpmiddelen en het Besluit gesteriliseerde
medische hulpmiddelen in ziekenhuizen. Deze besluiten zullen worden ingetrokken wanneer
het onderhavige wetsvoorstel in werking treedt en daarom wordt nader bezien welke
regels uit deze besluiten dienen te blijven gelden. Om deze regels te kunnen voortzetten,
is een grondslag nodig in de wet. Het wetsvoorstel voorziet daar nu niet in. Daarom
wordt voorgesteld artikel 3, tweede lid, van het wetsvoorstel zodanig aan te vullen
dat er voldoende grondslag is om bestaande regels uit de besluiten voort te kunnen
zetten.
Onderdeel B
In dit onderdeel worden enkele taalkundige gebreken hersteld. Het gaat uitsluitend
om de consistentie met enkele termen die worden gebruikt in artikel 6 van het wetsvoorstel.
Onderdeel C
Met de wijziging van artikel 8 van het wetsvoorstel wordt verduidelijkt dat de Kaderwet
zelfstandige bestuursorganen (hierna: Kaderwet zbo’s) niet van toepassing is op conformiteitsbeoordelingsinstanties.
Voor keuringsinstanties geldt immers op basis van het vigerende kabinetsbeleid dat
privaatrechtelijke instanties niet onder de werking van de Kaderwet zbo’s worden gebracht,
indien wordt voldaan aan de volgende vier criteria. Ten eerste besteden de conformiteitsbeoordelingsinstanties
slechts een klein deel van hun activiteiten aan een publieke (zbo)taak; de instantie
heeft vrijwillig gekozen voor uitvoering van deze taak. Ten tweede betreft de taak
het verrichten van keuringen op verzoek van individuele klanten die verplicht zijn
deze uit te laten voeren. Fabrikanten zijn op grond van de verordeningen verplicht
bepaalde medische hulpmiddelen te laten keuren. Ten derde worden de instanties niet
gefinancierd uit de Rijksbegroting; zij verlenen een dienst waarvoor de ontvanger
rechtstreeks betaalt. De conformiteitsbeoordelingsinstanties dienen op grond van artikel
50 van Verordening (EU) 2017/745 en artikel 46 van Verordening (EU) 2017/746 lijsten
op te stellen van standaardvergoedingen voor de activiteiten die zij verrichten en
dienen deze lijsten openbaar te maken. Tot slot opereren de instanties in concurrentie
doordat aanwijzing openstaat voor elke instantie die zich kwalificeert.1
Met onderdeel C, tweede lid, van deze nota van wijziging wordt daarom verduidelijkt
dat de Kaderwet zbo’s niet van toepassing is op aangewezen conformiteitsbeoordelingsinstanties
Met onderdeel C, eerste lid, van deze nota van wijziging wordt een komma geplaatst
na de zinsnede «artikel 42» in artikel 8 van het wetsvoorstel. Dit dient ter verduidelijking
van de leesbaarheid van het artikel.
Onderdeel D
Een hulpmiddel naar maat is in artikel 2, onderdeel 3, van Verordening (EU) 2017/745
gedefinieerd als een hulpmiddel dat speciaal is vervaardigd volgens een schriftelijk
voorschrift van eenieder die daartoe op grond van zijn beroepskwalificaties volgens
het nationale recht is gemachtigd, welk voorschrift, onder zijn verantwoordelijkheid,
specifieke ontwerpkenmerken geeft, en dat is bestemd om uitsluitend door een bepaalde
patiënt te worden gebruikt om tegemoet te komen aan zijn individuele situatie en behoeften.
In massa geproduceerde hulpmiddelen die moeten worden aangepast om te voldoen aan
de specifieke eisen van een professionele gebruiker en hulpmiddelen die met behulp
van industriële productieprocessen in massa worden geproduceerd overeenkomstig de
schriftelijke overeenkomsten van daartoe gemachtigde personen, worden niet als hulpmiddelen
naar maat beschouwd.
Fabrikanten van hulpmiddelen naar maat hoeven niet aan alle eisen van Verordening
(EU) 2017/745 te voldoen. Zo worden deze hulpmiddelen (met uitzondering van naar maat
gemaakte implantaten uit risicoklasse III) niet beoordeeld door een aangemelde instantie.
Op een hulpmiddel naar maat hoeft tevens geen CE-markering en een Unique Device Identifier
(UDI) aangebracht te worden. Uiteraard dienen hulpmiddelen naar maat wel te voldoen
aan de prestatie- en veiligheidseisen uit Verordening (EU) 2017/745.
Uit de voornoemde definitie volgt dat hulpmiddelen naar maat worden voorgeschreven
door eenieder die daartoe volgens het nationale recht gemachtigd is. Op grond van
de huidige Nederlandse regelgeving zijn artsen gemachtigd om een dergelijk voorschrift
op te stellen. Dit blijkt in de praktijk niet altijd toereikend te zijn. Artsen kunnen
weliswaar beoordelen of iemand een hulpmiddel naar maat nodig heeft, maar hebben niet
in alle gevallen de kennis over de specifieke ontwerpkenmerken die het hulpmiddel
moet hebben. Die kennis ligt juist bij specifieke professionals, zoals orthopedische
schoenmakers of prothesemakers. In de praktijk komt een voorschrift dus niet alleen
tot stand door een arts. In overleg met relevante branche- en beroepsorganisaties
is naar voren gekomen dat personen die de expertise hebben om specifieke ontwerpkenmerken
te formuleren, niet te vatten zijn in één of een aantal termen. Deze professionals
zijn erg verschillend, gelet op het aantal verschillende soorten medische hulpmiddelen
naar maat. Ook is gebleken dat er beroepsgroepen zijn die op basis van (ambachtelijke)
ervaring hun deskundigheid hebben opgebouwd; van verifieerbare beroepskwalificaties is bij deze beroepsgroepen geen sprake. Dit maakt het moeilijk
om specifieke beroepsgroepen aan te wijzen en wettelijke eisen te stellen aan de kwalificaties
van deze professionals. Bovendien is dit onwenselijk, gelet op de administratieve
lasten die daarmee gepaard gaan. Tegelijkertijd noodzaakt de definitie van «hulpmiddel
naar maat» uit Verordening (EU) 2017/745 de regering om wel een voorschrijvingsbevoegdheid
toe te kennen aan deze professionals, omdat de voorschrijvingsbevoegdheid door uitsluitend
de arts niet afdoende is voor het creëren van een hulpmiddel naar maat. Daarom wordt
voorgesteld om personen die daartoe bekwaam zijn te machtigen om een voorschrift af
te geven. De sector kan zelf, in overleg tussen fabrikanten en het zorgveld, in veldnormen
of richtlijnen omschrijven welke personen bij specifieke hulpmiddelen voldoen aan
deze omschrijving.
Voor de volledigheid wordt er hier op gewezen dat de in artikel 9a bedoelde voorschrijver
uitsluitend relevant is bij de beoordeling of sprake is van een hulpmiddel naar maat.
Dit is van belang om te bepalen aan welke regels de fabrikant dient te voldoen. Fabrikanten
van hulpmiddelen naar maat hoeven immers niet aan alle eisen van Verordening (EU)
2017/745 te voldoen.
Onderdelen E en G
In verband met het toevoegen van artikel 9a (voorschrijven van een hulpmiddel naar
maat) aan het wetsvoorstel, zoals voorzien in onderdeel D van deze nota van wijziging,
dient de Minister handhavingsbevoegdheden te hebben, om de naleving van artikel 9a
af te kunnen dwingen. Met de onderdelen E en G van deze nota van wijziging wordt artikel
9a toegevoegd aan de artikelen 12 en 14 van het wetsvoorstel. Artikel 12 bepaalt na
wijziging dat de Minister bevoegd is een last onder dwangsom op te leggen ter handhaving
van het bepaalde in artikel 9a. Artikel 14 bepaalt na wijziging dat de Minister bevoegd
is tot oplegging van een bestuurlijke boete van ten hoogste het bedrag dat is vastgesteld
voor de zesde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht,
met een mogelijkheid van ten hoogste 10% van de omzet van de onderneming. Zie voor
de keuze van deze handhavingsbevoegdheden de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel.
Onderdeel F
Per abuis is bij het opstellen van het wetsvoorstel nagelaten artikel 13 een opschrift
te geven. Dit artikel geeft de Minister de bevoegdheid een last onder bestuursdwang
op te leggen ter handhaving van de medewerkingsplicht, zoals omschreven in artikel
5:20 van de Algemene wet bestuursrecht. Door onderdeel D wordt artikel 13 van het
wetsvoorstel alsnog van een opschrift voorzien.
Onderdeel H, eerste tot en met derde lid
Artikel 82, eerste lid, van Verordening (EU) 2017/745 bepaalt dat de verordening minder
eisen stelt aan klinisch onderzoek dat niet tot doel heeft het in de handel brengen
van een medisch hulpmiddel («ander klinisch onderzoek»). De verordening bepaalt echter
wel dat lidstaten aanvullende vereisten moeten stellen voor dit soort klinisch onderzoeken,
teneinde de rechten, veiligheid, waardigheid en het welzijn van proefpersonen te beschermen.
Hier is uitvoering aan gegeven, doordat in artikel 16, onderdeel A, van het wetsvoorstel
een aantal bepalingen uit de Wet medisch-wetenschappelijk onderzoek met mensen (WMO)
van toepassing worden verklaard op «ander klinisch onderzoek». Door deze bepalingen
van toepassing te verklaren, wordt beoogd de bescherming van proefpersonen van «ander
klinisch onderzoek» gelijk te trekken met de bescherming van proefpersonen van «gewoon»
klinisch onderzoek met medische hulpmiddelen. Deze gelijktrekking blijkt echter niet
volledig. Daarom dienen een aantal aanvullende bepalingen uit de WMO van toepassing
te worden verklaard op «ander klinisch onderzoek». Dat wordt met onderdeel H, eerste
tot en met derde lid, van deze nota van wijziging bewerkstelligd. Het gaat om de volgende
aanvullende bepalingen: de artikelen 2a, 3, eerste lid, onderdelen b, e en l, 3a,
eerste tot en met derde lid en 10 van de WMO. Deze bepalingen houden achtereenvolgens
het volgende in. Artikel 2a van de WMO bepaalt dat wetenschappelijk onderzoek beoordeeld
moet worden door één bevoegde commissie die daartoe wordt aangewezen door degene die
het onderzoek verricht. Met het van toepassing verklaren van artikel 3, eerste lid,
onderdelen b, e en l, wordt vereist dat het onderzoek proportioneel is, moet voldoen
aan de eisen van een juiste methodologie van wetenschappelijk onderzoek en dat de
resultaten van het onderzoek door de centrale commissie openbaar toegankelijk gemaakt
moeten worden, tenzij daartegen bezwaar wordt gemaakt door degene die het onderzoek
verricht. De toepassing van artikel 3a, eerste tot en met derde lid, geeft een METC
de bevoegdheid een door haar gegeven positief oordeel op te schorten of in te trekken
dan wel de centrale commissie de bevoegdheid de uitvoering van het onderzoek op te
schorten of in te trekken. Dit kan nodig zijn wanneer er gegronde redenen bestaan
dat de voortzetting van het onderzoek zou leiden tot onaanvaardbare risico’s voor
proefpersonen. Met deze bevoegdheden wordt beoogd proefpersonen te beschermen. Tot
slot bepaalt artikel 10 dat degene die het onderzoek uitvoert, ernstige ongewenste
voorvallen dient te rapporteren. Deze verplichtingen gelden reeds voor «gewoon» klinisch
onderzoek met medische hulpmiddelen, maar dan op grond van de rechtstreeks werkende
verordeningen. Voor «ander klinisch onderzoek» gaan deze verplichtingen nu gelden
op grond van de WMO.
Om te kunnen waarborgen dat een commissie die onderzoek met medische hulpmiddelen
moet beoordelen voldoende expertise op het gebied van medische hulpmiddelen in haar
gelederen heeft, moet de commissie tenminste één deskundige op het gebied van medische
hulpmiddelen in haar midden hebben die aanwezig is bij de vergaderingen waar onderzoek
met medische hulpmiddelen wordt besproken. Hiertoe wordt artikel 14 over de samenstelling
van de centrale commissie en artikel 16 over de samenstelling van erkende METC’s aangepast.
Onderdeel H, tweede en derde onderdeel, van de nota van wijziging voorziet in deze
wijziging.
Onderdeel H, vierde lid
Per abuis is het woord «wordt» weggevallen in dit onderdeel. Door de opdracht in onderdeel
H, vierde lid, van de nota van wijziging, wordt dit ten behoeve van de leesbaarheid
van dit artikel hersteld.
Onderdeel I
Artikel 19, onderdeel B, van het wetsvoorstel wijzigt een artikel in de Wet kwaliteit,
klachten en geschillen zorg (hierna: Wkkgz), dat inmiddels reeds is geschrapt. Daarom
is artikel 19, onderdeel B, van het wetsvoorstel overbodig geworden. In artikel 7a,
eerste lid, van de Wkkgz werd namelijk verwezen naar de nu nog geldende Wet op de
medische hulpmiddelen. Na inwerkingtreding van het wetsvoorstel dient verwezen te
worden naar Verordening (EU) 2017/745. Artikel 19, onderdeel B, van het wetsvoorstel
voorziet in deze wijziging. De verwijzing naar de Wet op de medische hulpmiddelen
in artikel 7a, eerste lid, van de Wkkgz is echter reeds uit de Wkkgz geschrapt door
de Wet van 6 juni 2018 tot wijziging van het wetsvoorstel in verband met de instelling
van het implantatenregister houdende aanpassing van het verbod op de toepassing van
implantaten die niet voorzien zijn van een geüniformeerde barcode (Stb. 2018, 180). Daarom is artikel 19, onderdeel B, van het wetsvoorstel overbodig geworden en wordt
het met deze nota van wijziging geschrapt uit het wetsvoorstel.
Onderdeel J
In verband met de wijzigingen in onderdeel H, onderdelen een tot en met drie, in deze
nota van wijziging met betrekking tot de aanpassing van de WMO op enkele punten, dient
ook de samenloopbepaling in het wetsvoorstel hiermee in overeenstemming te worden
gebracht. Dit betreft een wetstechnische aanpassing.
Onderdeel K
Artikel 23, derde lid, aanhef, van het wetsvoorstel wordt op een enkel punt aangepast
om mogelijke onduidelijkheden te voorkomen. Artikel 120, derde en vierde lid, van
Verordening (EU) 2017/745 en artikel 110, vierde en vijfde lid van Verordening (EU)
2017/746 bepalen dat bepaalde medische hulpmiddelen die in overeenstemming met de
richtlijnen in de handel zijn gebracht, ook na het van toepassing worden van de verordeningen
in de handel mogen worden gebracht en in gebruik mogen worden genomen. Voorwaarde
is dat deze hulpmiddelen aan de eisen van de richtlijnen blijven voldoen. Artikel
120, vijfde lid, van Verordening (EU) 2017/745 en artikel 110, vijfde lid, van Verordening
(EU) 2017/746 bepalen dat medische hulpmiddelen die voldoen aan de eisen uit de verordeningen,
reeds vóór het van toepassing worden van de verordeningen in de handel mogen worden
gebracht. Op deze medische hulpmiddelen moet uiteraard wel toezicht door de inspectie
mogelijk zijn. Dat wordt bewerkstelligd met artikel 23, derde lid, van het wetsvoorstel.
De huidige tekst van dit onderdeel is echter zodanig geformuleerd dat er in de praktijk
onduidelijkheid kan ontstaan over de bevoegdheden van de inspectie. Het artikelonderdeel
bepaalt dat de inspectie handhavingsinstrumenten uit de Wet op de medische hulpmiddelen
kan inzetten, ook na intrekking van de Wet op de medische hulpmiddelen. Artikel 23,
derde lid, aanhef, van het wetsvoorstel bepaalt dat de handhavingsinstrumenten uit
de Wet op de medische hulpmiddelen zoals die luidden op de dag voor het tijdstip van intrekking van de Wet op de medische
hulpmiddelen van toepassing blijven op de zojuist beschreven medische hulpmiddelen. Door aan te
sluiten bij «de dag voor het tijdstip van intrekking van de Wet op de medische hulpmiddelen»,
kan het voorkomen dat de inspectie in 2019 gebruik maakt van een van deze handhavingsbevoegdheden,
terwijl de Wet op de medische hulpmiddelen op dat moment nog niet is ingetrokken en
dus nog niet duidelijk is hoe de handhavingsinstrumenten luidden. Dat wordt immers
pas duidelijk op de dag vóór intrekking van de Wet op de medische hulpmiddelen: 25 mei
2020. Om deze onwenselijke situatie te voorkomen, worden de woorden «op de dag voor
het tijdstip» uit artikel 23, derde lid, aanhef, van het wetsvoorstel geschrapt. De
strekking van artikel 23 van het wetsvoorstel wordt hiermee niet gewijzigd.
Onderdeel L
Op grond van artikel 28a kunnen de artikelen 1, 2, 3, 4, 5, 7, 8, 9, 9a, 11, 12, 14,
15, 23, 24, 25, 26 en 27 van het wetsvoorstel gewijzigd worden bij ministeriële regeling.
Dit kan noodzakelijk zijn in verband met mogelijke wijzigingen in bindende EU-rechtshandelingen.
Het kan voorkomen dat de verordeningen in hoog tempo worden gewijzigd, bijvoorbeeld
naar aanleiding van een corrigendum. Dit is een procedure ter wijziging van (bindende)
EU-rechtshandelingen, waarbij niet-beleidsmatige wijzigingen worden doorgevoerd. Wanneer
er hierdoor een vernummering plaatsvindt van de artikelen, zal dit groot effect hebben
op het wetsvoorstel, aangezien in het wetsvoorstel consequent wordt verwezen naar
artikelen uit de verordeningen. Een wetswijziging neemt doorgaans lange tijd in beslag,
terwijl implementatie van EU-recht vaak in korte tijd uitgevoerd dient te worden.
Artikel 28a geeft daarom de mogelijkheid om het wetsvoorstel bij ministeriële regeling
aan te passen, voor zover de aanpassingen van de bindende EU-rechtshandelingen niet
inhoudelijk van aard zijn.
De Minister voor Medische Zorg en Sport,
B.J. Bruins
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
B.J. Bruins, minister voor Medische Zorg
Stemmingsuitslagen
Aangenomen met handopsteken
Fracties | Zetels | Voor/Tegen |
---|---|---|
VVD | 33 | Voor |
PVV | 20 | Tegen |
CDA | 19 | Voor |
D66 | 19 | Voor |
GroenLinks | 14 | Voor |
SP | 14 | Tegen |
PvdA | 9 | Voor |
ChristenUnie | 5 | Voor |
PvdD | 5 | Tegen |
50PLUS | 4 | Voor |
DENK | 3 | Voor |
SGP | 3 | Voor |
FVD | 2 | Voor |
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.