Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag schriftelijk overleg over de Voortgangsrapportage CTIVD over de werking van de Wet op de inlichtingen en veiligheidsdiensten 2017 (Wiv 2017) (Kamerstuk 34588-80)
2018D61530 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken heeft enkele vragen en opmerkingen over
de brief van de Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Defensie
van 4 december 2018 ten geleide van de Voortgangsrapportage, met bijlage, over de
werking van de Wet op de inlichtingen en veiligheidsdiensten 2017 (Wiv 2017) van de
Commissie van Toezicht op de Inlichtingen- en Veiligheids-diensten (CTIVD). (Kamerstuk
34 588, nr. 80)
De voorzitter van de commissie, Ziengs
De wnd. griffier van de commissie, Hendrickx
Inhoudsopgave
blz.
1.
Inleiding
2
2.
Algemeen beeld
3
3.
Zorgplicht
6
4.
Datareductie
7
5.
Onderzoeksopdrachtgerichte interceptie
7
6.
Maatregelen
8
7.
Tijdpad
9
1. Inleiding
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de beleidsreactie
en de voortgangsrapportage over de werking van de Wiv 2017 en hebben nog enkele vragen.
De implementatie van deze nieuwe grote wet met vele waarborgen erin vergt veel voor
de AIVD en MIVD. Tijdens deze dynamische verbouwing, moet de toko open blijven om
de veiligheid van een ieder van ons te beschermen. Dat je deze wijzigingen niet zo
voor elkaar hebt, hadden we allemaal kunnen verwachten. De leden van de VVD-fractie
vragen de Ministers dan ook wat hun oordeel is over de diensten als zij dit meewegen
bij de tussenstand van deze voortgangsrapportage. Wordt er waar mogelijk voldoende
inspanning geleverd en is het einddoel helder? De conclusies van de CTIVD liegen er
niet om, maar geeft dit niet een te eenzijdig beeld?
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de voortgangsrapportage
van de CTIVD over de werking van de Wet op inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017
(Wiv 2017). Deze leden benadrukken in dit verband de noodzaak van modernisering van
de bevoegdheden van de diensten in de Wiv 2017 in het licht van technologische en
maatschappelijke ontwikkelingen, maar ook van toenemende terroristische dreiging,
cyber-dreigingen, de vele brandhaarden in de wereld en destabilisatie aan de grenzen
van Europa.
De leden van de CDA-fractie hebben waardering voor de beoordeling door de CTIVD. In
dit verband onderstrepen deze leden dat de CTIVD met een beoordeling een inschatting
geeft van risico’s op onrechtmatig handelen en niet het oordeel dat daarmee reeds
onrechtmatig is gehandeld.
De leden van de D66-fractie hebben met een kritische blik kennisgenomen van de voortgangsrapportage
over de werking van de Wet op de inlichtingen en veiligheidsdiensten 2017 (Wiv 2017).
De leden hebben daarover nog enkele vragen.
De leden van de fractie van GroenLinks hebben met zorg kennis genomen van de Voortgangsrapportage
van de CTIVD over de werking van de Wet op de inlichtingen en veiligheidsdiensten
2017. Voorts hebben de leden van de fractie van GroenLinks nog enkele specifieke vragen
aan de regering naar aanleiding van de voortgangsrapportage van de CTIVD.
De leden van de SP-fractie hebben met bijzondere belangstelling kennis-genomen van
het rapport van de CTIVD over de inwerkingtreding van de WIV en hebben enkele indringende
vragen.
De leden van de PvdD-fractie willen hun waardering uitspreken voor het werk van de
Commissie van Toezicht op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CTIVD). Zij hebben
wel ontstemd kennisgenomen van de brief van de Ministers over de voortgangsrapportage
van de CTIVD.
De aan het woord zijnde leden vragen de Ministers te reflecteren op de uitslag van
het referendum. Is de Minister nog altijd van mening dat voldoende recht is gedaan
aan de zorgen geuit tijdens het publieke debat voorafgaand aan het referendum? En
is de Minister nog altijd van mening dat voldoende recht is gedaan aan het resultaat
van het referendum (NEE)? Kan de Minister aangeven of haar vertrouwen in het instrument
van een referendum gesterkt is nu blijkt dat de bevolking een betere inschatting kan
maken van de te verwachten effecten van een nieuwe wet dan de Ministers, de ambtenaren
en de eigen inlichtingendiensten?
2. Algemeen beeld
De leden van de VVD-fractie lezen dat de nulmetingen zijn verricht t.a.v. de periode
1 mei 2018 tot 1 juli 2018 en dat de CTIVD het beeld dat daaruit naar voren is gekomen
in oktober 2018 heeft geactualiseerd. Kan de CTIVD op basis van die actualisatie ook
vooruitgang constateren in het operationaliseren van de nieuw toegekende bevoegdheden?
De leden van de VVD-fractie vragen of de Ministers van mening zijn dat de CTIVD de
diensten te veel langs de meetlat van de AVG legt, terwijl de toe-passelijkheid van
de AVG juist uitgesloten is voor verwerking van persoons-gegevens door inlichtingen-
en veiligheidsdiensten?
De leden van de VVD-fractie vragen of de Ministers zich herkennen in de uitspraak
van de CTIVD dat de diensten te veel gericht zijn op operationele capaciteit in plaats
van op beleidsmatigheid?
De leden van de VVD-fractie vragen hoe reëel is het om te verwachten dat al in mei
2019 een heel ander beeld vastgesteld kan worden door de CTIVD ten aanzien van het
operationaliseren van de nieuw toegekende bevoegdheden.
Wordt in de toezichtsactiviteiten naar de werking van de wet ook het punt meegenomen
van de VVD of de vele waarborgen die de wet kent juist niet contraproductief zijn
voor de effectiviteit van de diensten? Wordt bekeken of de balans niet is doorgeslagen
en de wet daardoor onwerkbaar wordt voor de diensten? Zo ja, wanneer wordt hierover
gerapporteerd? Zo nee, waarom gebeurt dit niet en hoe gaan de Ministers ervoor zorgen
dat dit voortaan wel gebeurt?
Volgens de CTIVD is er nog geen herkenbare en gestructureerde vorm van interne controle
op de vernietiging van gegevens. Wel is de bewaartermijn van maximaal drie jaar in
technische zin geborgd. Kan de Minister hierop reflecteren, vragen de leden van de
VVD-fractie.
De leden van de D66-fractie lezen in het voortgangsrapport dat de implemen-tatie van
de Wiv 2017 veel vergt van de AIVD en de MIVD. Zij begrijpen tevens dat beide diensten
hebben onderschat welke veranderingen in hun werkproces deze nieuwe wet met zich meebracht.
De diensten gaven een te beperkte uitleg aan de waarborgen in de wet. Zij hebben bij
de veranderingen te veel vast willen houden aan bestaande werkprocessen. Tot slot
hebben zij überhaupt de omvang van deze veranderoperatie onderschat. Kan de Minister
uitleggen hoe zij tegen het feit aankijkt dat deze diensten de gevolgen voor hun werkprocessen
bij de diensten hebben onderschat? Kan de Minister daarbij in ieder geval op bovenstaande
drie punten ingaan? Kan de Minister vervolgens toelichten of er tussen de AIVD en
MIVD een verschil zit in de beantwoording van voorgaande vragen? Zijn er bij deze
diensten reeds concrete aanbevelingen ter verbetering en onderlinge prioriteit bij
de diensten beschikbaar?
De leden van de D66-fractie lezen dat de diensten voor de uitdaging staan om de nieuw
toegekende bevoegdheden zo snel mogelijk te operationaliseren. Kan de Minister een
indruk geven in hoeverre de administratieve lasten voor de diensten met deze wet zijn
toegenomen en wat doet dat met de capaciteit voor hun operationele werkzaamheden?
De leden lezen dat de CTIVD verwacht de risico’s op toekomstige onrechtmatigheden
aanzienlijk te hebben beperkt bij de volgende voortgangsrapportage van de CTIVD in
mei 2019. Verwacht de Minister dat ook, en kan zij aangeven op welke termijn zij verwacht
dat de diensten kunnen beginnen met het inperken van de risico’s deze doelstelling
in mei 2019 te halen?
De leden van de D66-fractie begrijpen dat op onderdelen tussen beide diensten wordt
samengewerkt en deze diensten dezelfde software gebruiken en informatie delen. Niettemin
blijkt dat er sprake is van een gebrekkige ondersteunde ICT-infrastructuur bij de
MIVD. Hoe duidt de Minister deze waarneming en op welk moment en in welke mate is
zij bereid hier consequenties aan te verbinden? Kan de Minister bij deze duiding ingaan
op de vraag in hoeverre de aanstaande co-locatie van beide diensten in de Frederikkazerne
hierbij een rol speelt?
De leden van de D66-fractie lezen dat de zorgplicht van beide diensten voor een rechtmatige
gegevensverwerking een essentiële waarborg is voor zowel de gegevensbescherming als
het toezicht daarop. Effectief toezicht op de naleving van deze zorgplicht is nog
onvoldoende mogelijk, doordat het instrumentarium voor de zorgplicht te weinig concreet
is ingevuld. Zij begrijpen voorts uit overweging 16 van de Algemene Verordening voor
Gegevens-bescherming (AVG) dat deze niet van toepassing is op de nationale veiligheid
van lidstaten. Kan de Minister aangeven hoe zij die zorgplicht ziet? Kan zij daarbij
ingaan op de vraag hoe de AVG zich verhoudt tot het inlichtingendeel en het veiligheidsdeel
van de diensten? Hoe ziet de Minister het instrumentarium vervolgens en op welke termijn
kan dit gebruikt worden in de praktijk, zodat er een doorlopende interne controle
kan plaatsvinden?
De leden van de D66-fractie vinden het belangrijk dat er voldoende kennis en ervaring
bij de diensten aanwezig is om de wettelijke taken en voortvloeiende zorgplicht adequaat
te borgen. Kan dit Minister aangeven of hier sprake van is? Is die capaciteit voldoende
om het proces te waarborgen? In hoeverre is er sprake van weerstand bij de diensten,
en op welke manieren?
De CTIVD constateert in haar voortgangsrapportage, zo merken de leden van de GroenLinks-fractie
op, dat er veel professionele mensen bij de diensten werken en dat er door deze mensen
veel werk is verricht in de afgelopen periode, maar dat er in het licht van de invoering
van de Wiv 2017 nog veel achterstanden zijn. De commissie constateert dat we meer
hadden mogen verwachten van de diensten ten aanzien van de waarborgen van burgerlijke
rechten en de rechtsbescherming. De leden van de GroenLinksfractie vinden deze conclusies
van de CTIVD zorgelijk, omdat we, zoals de CTIVD ook stelt, juist van geheime diensten
mogen verwachten dat zij er alles aan doen om zorgvuldig te werk te gaan en zich strikt
aan de wet- en regelgeving houden. Graag ontvangen deze leden een uitgebreide reactie
van de regering hoe het kan dat de diensten kennelijk onvoldoende hebben gedaan om
aan de terechte hoge verwachtingen te voldoen. Had de regering zelf ook meer verwacht?
Hoe kan het, zo vragen de aan het woord zijnde leden zich af, dat er bij de diensten
niet tijdig genoeg is begonnen met het implementeren van nieuwe werkwijze conform
de Wiv 2017? Is de overgang van de oude naar de nieuwe wet door de diensten onderschat?
Zo nee, hoe kan het dan dat de diensten niet tijdig volgens het nieuwe juridische
kader zijn gaan werken?
De leden van de fractie van GroenLinks constateren dat de regering tijdens de totstandkoming
van de Wiv 2017 heeft toegezegd dat er voor de inwerkingtreding van de Wiv 2017 een
adequaat instrumentarium zou zijn om de diensten vanaf de inwerkingtreding volgens
de nieuwe wet te laten opereren. Hoe kijkt de regering terug op deze toezegging, zo
vragen de aan het woord zijnde leden zich af. Hoe heeft de regering uitvoering gegeven
aan deze toezegging?
De CTIVD geeft aan dat in de werkprocessen van de diensten het criterium «zo gericht
mogelijk» uit de aangenomen Kamermotie-Recourt niet goed is geimplementeerd. Graag
ontvangen de leden van de GroenLinksfractie hier een uitgebreide reactie op van de
regering. Hoe gaat de regering ervoor zorgen dat dit criterium alsnog zo spoedig mogelijk
wordt geimplementeerd in zowel de regelgeving als de werkprocessen? Kan de regering
in dit kader ook ingaan op de vraag hoe dit criterium in de komende wetswijziging
wordt verankerd?
De leden van de fractie van GroenLinks constateren dat de CTIVD ook aangeeft dat er
nog geen sprake is van een alles overkoepelend kader met oog voor interne controle
bij de diensten. Kan de regering aangeven hoe dit alsnog vorm zal krijgen in de structuren
en technische vormgeving van de werkprocessen bij de diensten?
De CTIVD heeft in de voortgangsrapportage grote zorgen geuit over de ICT-infrastructuur
bij de MIVD. Systemen zouden verouderd zijn en beperkt onderhouden worden en er zou
veel sprake zijn van ad hoc oplossingen en er wordt geen integraal ict-beleid gevoerd.
Hoe worden deze problemen op korte termijn opgelost zo vragen de aan het woord zijnde
leden zich af. Ook zijn zij benieuwd of de MIVD niet kan aansluiten op adequate systemen
van de AIVD?
Tot slot zijn de leden van de fractie van GroenLinks benieuwd naar de reactie van
de regering op de verwachting van de CTIVD dat zij in de volgende voortgangsrapportage
een veel positiever beeld verwachten te kunnen geven. Kan de regering aan deze verwachting
van de CTIVD voldoen? Zo, ja waarop baseert de regering dit vertrouwen? Zo nee, waarom
niet?
De leden van de SP-fractie lezen dat een goede implementatie van het nieuwe wettelijke
kader veel tijd en inspanning vergt, ook al is de wet al in werking getreden. Waarom
hebben het ministerie en de geheime diensten de invoering van de wet zo onderschat?
Waarom is onderschat dat het nieuwe wettelijke kader ook voor bestaande bevoegdheden
geldt en waarom is hier zoveel achterstand ontstaan? Waarom is de toezegging van het
kabinet dat «zo gericht mogelijk» zal worden gewerkt in de praktijk nog niet in het
beleid en in de werkprocessen van de geheime diensten opgenomen? Deze leden wijzen
daarbij op de zorgen die eerder door diverse Kamerleden zijn geuit, maar ook op de
rechtszaak die is aangespannen door verschillende organisaties om uitstel van de invoering
van de wet te eisen.
Kan het kabinet garanderen dat geen rechten van individuele burgers zijn geschonden
sinds de inwerkingtreding van de nieuwe wet? Kan het kabinet ook garanderen dat er
geen gebruik wordt gemaakt van de nieuwe bevoegd-heden totdat aan alle voorwaarden
is voldaan? Hoe komt het dat de «zorgplicht» als wettelijke en doorlopende verplichting
voor gegevens-verwerking nog niet in de systemen van de diensten is verankerd? Hoe
komt het dat met name bij de MIVD de problemen zo groot zijn? Hoe reëel is het om
te verwachten dat de MIVD de achterstanden op korte termijn kan inhalen? Toetst de
Toetsingscommissie Inzet Bevoegdheden (TIB) daadwerkelijk of (nieuwe) bevoegdheden
niet worden ingezet voordat voldoende waarborgen zijn ingebouwd in de werkprocessen
van de diensten?
De leden van de PvdD-fractie vragen de Ministers verder hoe het mogelijk is dat de
impact van deze wet verkeerd werd ingeschat zeker gegeven het feit dat er zelden een
wet zo uitvoerig en diepgaand (publiek) bediscussieerd is. Hebben de Ministers een
idee waar deze foutieve inschatting gemaakt is? Zo nee, waarom niet?
De Minister geeft verder in een reactie op de voortgangsrapportage aan dat achter
de schermen een team van professionals, vaak tegen de stroom in, tegelijkertijd keihard
aan het werk is om ons land veilig te houden. Heeft het «tegen de stroom in» werken
betrekking op de implementatieopgave van de waarborgen of op andere werkzaamheden
van de veiligheidsdiensten? Als het dat eerste betreft willen de leden graag weten
waaruit die tegenstroom bestaat.
De leden van de PvdD-fractie vragen de Minister te reageren op de stelling van de
CTIVD dat het momenteel voor de inlichtingendiensten niet goed mogelijk is «voldoende
interne controle uit te oefenen over de gegevens-verwerking» en dat zodoende «effectief
extern toezicht daarop niet aan de orde» is. Kan de Minister aangeven of er volledig
zicht is op de activiteiten van de inlichtingendiensten en waar dat uit blijkt?
De Minister gaf de leden in december 2017 te kennen dat bij de inwerking-treding van
de wet een adequaat instrumentarium beschikbaar zou zijn waarmee de gegevensbescherming
geborgd kon worden. Nu blijkt dat dit nog altijd niet het geval is vragen de leden
de Minister welke concrete stappen zij gaat nemen om ten eerste de gegevensbescherming
en privacy zo snel en zo goed mogelijk te waarborgen en ten tweede de implementatie
van de waarborgen te versnellen.
Aangezien de aandacht voor nationale veiligheid gelijk op dient te gaan met de rechtsbescherming
van burgers vragen de leden of het mogelijk is en of de Ministers bereid zijn de bevoegdheden
van de inlichtingendiensten, tijdelijk en met inachtname van de veiligheid, in te
perken zolang de wettelijk verplichte waarborgen nog niet op orde zijn?
De leden willen graag van de Ministers weten wat de effecten zouden zijn als de bevoegdheden,
waarvan de toezichthouder heeft vastgesteld dat het risico op onrechtmatig handelen
hoog of gemiddeld is, opgeschort zouden worden.
Naar aanleiding van de technische briefing van de CTIVD georganiseerd in de Tweede
Kamer hebben de leden nog enkele aanvullende vragen. De CTIVD gaf aan dat de inlichtingendiensten
zich te veel richten op de kale wettekst bij het implementeren van de waarborgen en
daarmee voorbij gaan aan de aanvullende communicatie tussen de Ministers en het parlement.
Kunnen de Ministers aangeven of zij dit beeld herkennen? En zijn de Ministers bereid
er bij de inlichtingendiensten op aan te dringen dat zij de interactie tussen de uitvoerende
en de wetgevende macht betrekken bij hun interpretatie van de wet?
De leden van de PvdD-fractie ontvangen graag een indicatie van de Ministers over de
verdeling van de inzet bij de inlichtingendiensten. Hoeveel van de tijd, die maximaal
ingezet had kunnen worden om de wettelijke waarborgen te implementeren, is toch ingezet
voor de dagelijkse operationele praktijk?
3. Zorgplicht
Als het gaat om de zorgplicht, geeft de CTIVD aan, zo lezen de leden van de VVD-fractie,
dat de diensten voortdurend in controle moeten zijn en dat dit vereist dat de diensten
een aantal instrumenten gebruiken dat hen centraal zicht geeft op de werking van processen
en systemen van gegevens-verwerking en dat hen daardoor in staat stelt risico’s te
signaleren en tijdig maatregelen te nemen. De leden van de VVD-fractie vragen zich
af aan welke instrumenten daarbij gedacht wordt? Zijn dit ICT oplossingen? Moet er
een onafhankelijke auditteam komen? En hoe reëel is het om te verwachten dat dit in
mei 2019 gerealiseerd is?
De leden van de D66-fractie onderschrijven het belang van een zo kort mogelijke termijn
waarin het instrumentarium voor de zorgplicht concreet wordt ingericht en geïmplementeerd.
Welke onderdelen behoeven interne controle, en wat is de impact van die maatregelen
op de organisatie en haar capaciteit? Kan de Minister toelichten waarom er tot nu
toe ondanks de negatieve signalen geen adequate tijdsplanning is gemaakt, en waarom
er geen interne controle op het beleid is uitgevoerd?
De CTIVD constateert, zo lezen de leden van de GroenLinks-fractie, dat ten aanzien
van de zorgplicht de regering kennelijk een andere opvatting heeft van wat de zorgplicht
precies inhoudt dan de opvatting van de CTIVD over het beginsel van zorgplicht. De
CTIVD geeft aan dat er een verschil zit tussen een toezegging nakomen en daarna minder
aandacht geven aan het vervolg en het continu monitoren van de vraag of gegevensverwerking
nog in overeenstemming is met de wet. Graag ontvangen de leden van de GroenLinks-fractie
hier een nadere beschouwing op van de regering. Zij vragen de regering daarbij ook
specifiek in te gaan op het feit dat de AVG niet van toepassing is op de diensten,
maar dat de CTIVD aangeeft dat het instrumentarium uit de AVG ook gebruikt zou kunnen
worden voor het stelsel waarin de diensten actief zijn.
De leden van de PvdD-fractie willen graag weten of het waar is dat er een verschil
van inzicht is over de interpretatie van de zorgplicht tussen de Ministers en de CTIVD?
Kunnen zij aangeven waar dat meningsverschil om draait? Klopt het dat de CTIVD van
mening is dat de zorgplicht continu bewaakt moet worden en de Ministers van mening
zijn dat dit slechts op het moment van invoering getoetst dient te worden?
4. Datareductie
Als het gaat om datareductie moet de oplossing ook in (ICT-)systemen gezocht worden.
De leden van de VVD-fractie vragen wat reëel is te verwachten, met name ook voor de
MIVD die achterloopt ten opzichte van de AIVD.
De leden van de D66-fractie hebben waargenomen dat de CTIVD een ruime definitie hanteert
voor relevante gegevens, en dat zij het wel noodzakelijk vinden dat aanvullend wordt
gemotiveerd waarom gegevens relevant zijn beoordeeld. Aan welke onderdelen van inhoudelijke
motivatie denkt de CTIVD die noodzakelijk zijn? De leden lezen dat de relevantiebeoordeling
in veel gevallen binnen drie maanden plaatsvindt. In hoeveel van de gevallen wordt
de termijn van drie maanden overschreden, en wat zijn daar de oorzaken van?
5. Onderzoeksopdrachtgerichte interceptie
De leden van de VVD-fractie lezen aan de ene kant dat in de door de TIB rechtmatig
bevonden verzoeken om toestemming bij OOG-interceptie, alle wettelijk vereiste elementen
zijn opgenomen, maar aan de andere kant dat het vereiste «zo gericht mogelijk» volgens
de CTIVD geen herkenbare invulling in beleid en werkprocessen krijgt. Wat gebeurt
er dan de facto? Wordt er afgeweken van omvang bulk of wordt meer onderzocht dan aangegeven?
De leden van de VVD-fractie lezen dat er vooralsnog een fundamenteel verschil van
opvatting bestaat over wat wettelijk wordt verstaan onder de geautomatiseerde analyse
van metadata. Er is ook een rechtseenheidsbrief verschenen. Kan de Minister toelichten
wat de laatste stand van zaken is op dit punt?
De leden van de CDA-fractie wijzen erop dat de CTIVD constateert dat er vooralsnog
een fundamenteel verschil van opvatting blijft bestaan over wat wettelijk wordt verstaan
onder de geautomatiseerde analyse van metadata, tussen de TIB en de CTIVD enerzijds
en de beide diensten en departementen anderzijds. De leden van de CDA-fractie vragen
in dit verband hoe het criterium geoperationaliseerd wordt: «wanneer een GDA voorzienbare
andere dan persoonsgegevens als resultaat heeft die in onderlinge samenhang kunnen
leiden tot identificatie» (zie rechtseenheidsbrief over geautomatiseerde data-analyse
ex artikel 50 Wiv 2017, 23 november 2018). Kan de regering aangeven waarop het door
de diensten gehanteerde onderscheid tussen eenvoudige en complexe metadata-analyses
is gebaseerd, waarbij alleen de meer complexe metadata-analyses onder het bereik van
voorafgaande toestemming van de Minister en toetsing door de TIB zouden vallen?
De leden van de D66-fractie nemen aan dat het algemeen beleid omtrent het toestemmingsproces
voldoende handvatten biedt voor het indienen van verzoeken voor de inzet van bijzondere
bevoegdheden. De toepassing van het criterium «zo gericht mogelijk» ten aanzien van
de verschillende stadia van het interceptieproces lijkt echter vrijwel achterwege
te zijn gebleven, terwijl het daar ook duidelijk toegepast zou moeten worden. De leden
vragen zich af of er een tijdlijn is voor de implementatie van een wettelijk kader
op dit punt. Kan de Minister dit uiteenzetten? Kan de Minister met betrekking tot
de bulkinterceptie bij kabel garanderen, dat in de verschillende stadia van het interceptieproces
het criterium «zo gericht mogelijk» correct zal worden toegepast voordat die bevoegdheid
zal worden gebruikt?
Voorts merken de aan het woord zijnde leden op dat er tevens problemen zijn met betrekking
tot de waarborgen als het gaat om de selectie van gegevens, omdat de diensten de wet
soms te beperkt uitleggen. Hoe legt de Minister de waarborgen in de wet uit? Kan de
Minister uiteenzetten hoe zij ervoor gaat zorgen dat de werkinstructies van de beide
diensten hiertoe worden aangevuld? Kan de Minister tot slot met betrekking tot de
bulkinterceptie bij kabel garanderen, dat de werkinstructies op orde zijn alvorens
de diensten gebruik maken van deze bevoegdheid?
6. Maatregelen
Met de CTIVD onderschrijven de leden van de CDA-fractie dat de professio-naliteit
van de diensten in de uitvoering van de aan hen toebedeelde taken ter bescherming
van de nationale veiligheid buiten kijf staat. De CTIVD constateert echter, dat essentiële
waarborgen voor de bescherming van de rechten van het individu hun invulling in de
praktijk geheel of gedeeltelijk missen. Welke stappen zetten de diensten om in de
praktijk invulling te geven aan deze waarborgen, zonder dat de operatie daaronder
lijdt, zo vragen de leden van de CDA-fractie.
De CTIVD stelt dat effectief toezicht op de naleving van de verplichtingen die de
wet stelt, nog onvoldoende mogelijk is. Deelt de regering dit oordeel, en zo ja, welke
maatregelen neemt zij om de mogelijkheden voor effectief toezicht zo spoedig mogelijk
tot stand te brengen, zo vragen de leden van de CDA-fractie. De Ministers van BZK
en van Defensie hebben in december 2017 toegezegd, dat «bij de inwerkingtreding van
de wet een adequaat instrumentarium beschikbaar is waarmee gegevensbescherming is
geborgd, zodat de CTIVD dit onmiddellijk kan betrekken bij haar toezichthoudende taken».
Hoe beoordeelt de regering de kritiek van de CTIVD, dat dit instrumentarium nog steeds
ontbreekt, zo vragen de leden van de CDA-fractie.
Kan de regering nader ingaan op de vraagstukken die aan de orde zijn bij de invulling
van het gewenste instrumentarium voor de zorgplicht? De CTIVD stelt dat de zorgplicht
nadrukkelijk meer vraagt dan het enkel invoeren van de verplichtingen die de wet oplegt
bij onder meer de verzameling, analyse en het gebruik van gegevens. Kan de regering
uiteenzetten, welke maatregelen zij noodzakelijk acht bovenop de wettelijk vastgelegde
vereisten?
De leden van de CDA-fractie vragen welke stappen de regering zet om ervoor te zorgen,
dat de MIVD zo spoedig mogelijk kan beschikken over een goede ICT-infrastructuur,
die ook kan dienen als basis voor een gedegen systematiek van datareductie. Is het
juist dat het huidige ICT-systeem van de MIVD niet voorziet in de mogelijkheid van
data lineage?
De CTIVD stelt dat aan het criterium «zo gericht mogelijk» geen herkenbare invulling
is gegeven in het beleid en de werkprocessen van de beide diensten. Deelt de regering
het standpunt van de CTIVD dat eerst door de diensten zelf nader ingevuld moet worden
wat «zo gericht mogelijk» inhoudt in de context van onderzoeksopdrachtgerichte interceptie,
en zo ja, welke stappen de regering zet om deze invulling te bespoedigen.
De leden van de PvdD-fractie hebben zich verwonderd over de uitspraken van de voormalig
directeur van de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD). Die vindt dat
de diensten «steeds meer controlemechanisme om de oren krijgen» en kwalificeert de
privacy en gegevensbeschermende maatregelen als «nodeloze procedures» en «politieke
praatjes». Kunnen de Ministers aangeven of dit representatief is voor de wijze waarop
momenteel binnen de diensten gedacht wordt over de te implementeren waarborgen? Zijn
de Ministers bereid een anonieme peiling te houden onder de medewerkers van de diensten
om hun houding ten opzichte van privacy en gegevens-bescherming in beeld te brengen?
Deze leden vragen de Minister of het kan zijn dat de waarborgen als «nodeloos» en
«politiek» gekwalificeerd worden omdat de bevoegdheden die met de Wiv gecreëerd zijn
simpelweg niet te verenigen zijn met fatsoenlijk privacy- en gegevensbeschermingsbeleid.
Is de Minister bereid met een nieuwe wet te komen die de bescherming van privacy en
persoonsgegevens als uitgangspunt neemt in plaats van de door de inlichtingendiensten
gewenste bevoegdheden? Zo nee, waarom niet?
De leden van de PvdD-fractie vragen de regering of het klopt dat er wel aanvullende
maatregelen getroffen worden om een verantwoorde implemen-tatie van de wet te borgen
maar geen aanvullende maatregelen genomen worden om de verantwoorde implementatie
zelf te versnellen. Ook vragen deze leden wat bedoeld wordt met de zinsnede «met oog
voor de uitvoerings-praktijk van de diensten». Betekent het dat aanvullende maatregelen
aangaande borging van de verantwoorde implementatie alleen genomen worden als de veiligheidsdiensten
aangeven daartoe bereid te zijn? De leden willen graag van de Ministers weten wie
de inschatting maakt of de uitvoeringspraktijk van de diensten in het geding is.
Verder vragen de leden de Minister waarom zij in haar brief wel aangeeft dat er maatregelen
genomen worden om de sturing en regie op de implementatie te versterken en te voorzien
in een strakke monitoring daarvan maar er geen melding gemaakt wordt van versterking
van de implementatieopgave.
7. Tijdpad
Gegeven het feit dat de Ministers stellen dat grotere en concretere stappen nodig
zijn om aan de wettelijke verplichtingen te voldoen, verwachten de leden van de PvdD-fractie
dat dit geruime tijd gaat duren. Kunnen de Ministers een indicatie geven van het moment
waarop zij verwachten dat de diensten volledig aan de bestaande en beloofde wettelijke
verplichtingen voldoen? De leden willen ook van de Minister weten welke garantie zij
kan afgeven dat het stelsel voor datareductie voor 1 mei 2019 op orde is en wat er
gebeurt met de reeds verzamelde data als de wettelijke bewaartermijn van één jaar
toch wordt overschreden voordat het datareductie stelsel op orde is?
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E. Ziengs, voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
F.M.J. Hendrickx, griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.