Verslag (initiatief)wetsvoorstel (nader) : Verslag
35 054 Wijziging van de Omgevingswet en enkele andere wetten met het oog op de beheersing van geluid afkomstig van wegen, spoorwegen en industrieterreinen (Aanvullingswet geluid Omgevingswet)
Nr. 5
VERSLAG
Vastgesteld 6 december 2018
De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat, belast met het voorbereidend
onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer verslag uit te brengen van haar bevindingen.
Het verslag behandelt alleen die onderdelen waarover door de genoemde fracties inbreng
is geleverd.
Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende
zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel
van wet voldoende voorbereid.
Algemeen
1
1.
Inleiding
2
2.
Algemene opzet stelselherziening en aanvullingswetten
2
3.
De geluidregels binnen het systeem van de omgevingswet
3
4.
Contouren van de uitvoeringsregelgeving
5
5.
Invoerings- en overgangsrecht
8
6.
Voorbereiding van het wetsvoorstel
9
7.
Overig
9
Algemeen
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel.
Zij hebben daarover nog enkele vragen.
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel.
Zij zijn verheugd dat de systematiek van geluidproductieplafonds goed werkt en uitgebreid
wordt en dat gewerkt wordt aan het versimpelen van de wet. Zij hebben nog enkele vragen.
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel.
Zij hebben ambities als het gaat om het verbeteren van de leefomgeving, waar dit wetsvoorstel
positieve gevolgen op kan hebben. Om deze reden willen deze leden de regering nog
enkele verhelderende vragen voorleggen.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel en hebben
hier nog enkele vragen en opmerkingen bij.
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel.
Zij stellen hierbij de volgende vragen.
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel
met het oog op de beheersing van geluid afkomstig van wegen, spoorwegen en industrieterreinen.
De leden hebben nog enkele vragen.
1. Inleiding
De leden van de CDA-fractie hebben van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG)
en het Interprovinciaal Overleg (IPO), gebruikers van de wet, begrepen dat de geluidparagraaf
moeilijk te lezen en te begrijpen is. Dit terwijl één van de doelen van de Omgevingswet
is het vergroten van de inzichtelijkheid en het gebruiksgemak van het omgevingsrecht.
Kan de regering op het signaal van VNG en IPO reflecteren en daarbij aangeven welke
mogelijkheden zij ziet om de geluidparagraaf beter begrijpelijk en leesbaar te maken?
De leden van de CDA-fractie constateren dat de regering in de memorie van toelichting
(MvT) verwijst naar de complexiteit van de Wet geluidhinder (Wgh), dat is gekomen
door het veelvuldig aanpassen van de wet en de uitvoeringsregelgeving. Kan de regering
uiteenzetten waarom alles nu op een goede manier in de Omgevingswet opgenomen zou
zijn, waardoor er de komende jaren geen wijzigingen meer optreden?
De leden van de ChristenUnie-fractie valt het op dat de rijkswegen, spoorwegen en
industrie zijn meegenomen in het wetsvoorstel maar vele andere geluidbronnen niet.
Het wetsvoorstel kent daardoor beperkingen. Veel omgevingsgeluiden, zoals door luchtvaart,
scheepvaart, evenementen en activiteiten hebben zeker invloed op de omgeving. Waarom
heeft de regering niet al het geluid opgenomen in dit wetsvoorstel? Wat is de afweging
van de regering geweest om bijvoorbeeld geluid van activiteiten, schepen en luchtvaart
buiten deze wettelijke kaders te houden?
2. Algemene opzet stelselherziening en aanvullingswetten
De leden van de CDA-fractie vragen of de regering kan uitleggen wat het verschil,
zowel in de praktijk als in juridische zin, is tussen een geluidproductieplafond en
een basisgeluidemissie en of beiden een omgevingswaarde zijn. In hoeverre is de basisgeluidemissie
ook bedoeld om bronmaatregelen te kunnen treffen? Wat is de reden dat hiervoor twee
verschillende geluidbeheersingsinstrumenten gekozen worden en hoe verhoudt het instrument
basisgeluidemissie zich ten opzichte van de Omgevingswet?
De leden van de CDA-fractie vragen hoe de regering ervoor zorgt dat ondanks dat geluidproductieplafonds
geen deel uitmaken van het omgevingsplan, de omgevingsverordening of de waterschapsverordening
er toch conform de bedoeling van de Omgevingswet in voldoende mate sprake is van een
integraal plan.
De leden van de CDA-fractie constateren dat de huidige geluidzones in de Omgevingswet
terugkeren onder de naam geluidaandachtsgebieden. Nieuw is dat deze gebieden als fysiek
geografisch gebied zullen worden vastgelegd in het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO),
waardoor er geen misverstanden kunnen bestaan over de ligging van deze gebieden. Deze
leden willen graag weten in hoeverre dit gevolgen kan hebben voor de bestaande geluidzones
(zowel voor de desbetreffende infrastructuur als voor de omwonenden) en hoe er met
geluidaandachtsgebieden omgegaan wordt als het DSO niet tijdig beschikbaar zou zijn?
De leden van de D66-fractie lezen dat de regering met deze wet een gelijkwaardig beschermingsniveau
wil bieden aan burgers en tegelijkertijd met deze wet decentrale overheden meer vrijheid
geeft om keuzes te maken als het gaat om het vaststellen van normenkaders met betrekking
tot geluid. Kan de regering toelichten in hoeverre er sprake is van een gelijkwaardig
inspraakniveau van burgers bij het vaststellen van deze normen in vergelijking tot
de huidige wetgeving? Hoe kunnen burgers invloed hebben op het vaststellen en toepassen
van de normenkaders? Kunnen burgers straks decentrale overheden aanspreken op de door
hun vastgestelde normenkaders en verzoeken om een heroverweging van het normenkader?
De leden van de SP-fractie vragen een uitgebreidere toelichting op de keuze voor het
vaststellen van de wettelijke geluidplafonds als omgevingswaarden. Wat zijn de juridische,
maar ook de praktische, implicaties van deze wijziging? Wat bekent deze wijziging
voor omwonenden die bezwaar willen aantekenen of in beroep willen gaan?
De leden van de SP-fractie vragen of het laten vervallen van de civielrechtelijke
elementen, ten aanzien van geluidwerende maatregelen, en alleen het handhaven van
de bestuursrechtelijke elementen betekent dat mensen niet meer in beroep kunnen gaan.
Kunnen de juridische implicaties van deze keuze worden toegelicht?
De leden van de ChristenUnie-fractie zien de doelen van de Omgevingswet ook in de
Aanvullingswet geluid. Hoe gaat de regering ervoor zorgen, dat bij het invoegen van
de geluidwetgeving in het stelsel van de Omgevingswet de bescherming tegen geluidhinder
voor bestaande woonkernen verbetert? Hoe gaat deze wet een goed woon- en leefklimaat
waarborgen?
3. De geluidregels binnen het systeem van de omgevingswet
De leden van de VVD-fractie lezen dat voor gezoneerde industrieterreinen van regionaal
belang, in het stelsel van de Omgevingswet (artikel 2.12a), door de provincie op verzoek
van een gemeente geluidproductieplafonds kunnen worden vastgesteld. Deze leden vragen
waarom er voor gekozen is deze bevoegdheid niet bij de provincie te houden en daarmee
de status van regionaal belang te borgen.
De leden van de CDA-fractie vragen hoe het maximeren van toelaatbare geluidbelasting
in de praktijk werkt. Deze leden wijzen er op dat het geluid door verschillende bestuurslagen
gereguleerd wordt en er zowel gewerkt wordt met een geluidproductieplafonds als een
basisgeluidemissie. Kan de regering dit uitleggen aan de hand van een aantal voorbeelden,
bijvoorbeeld een school die zowel in de buurt van een snelweg/spoorweg, provinciale
weg als lokale weg ligt en waar een nieuwe ontwikkelingen plaats gaat vinden (bijvoorbeeld
het verbreden van de snelweg)?
De leden van de CDA-fractie krijgen graag meer duidelijkheid over de bevoegdheid voor
industrieterreinen die een regionaal belang hebben of industrieterreinen die zich
over meerdere gemeenten uitstrekken. Kan de regering aangeven hoe de bevoegdheden
nu geregeld zijn? En indien dit nu anders is dan het in het voorliggend wetsvoorstel
voorgesteld wordt, kan de regering dan onderbouwen waarom er voor een andere systematiek
gekozen wordt?
De leden van de CDA-fractie verzoeken de regering uit te leggen wat de reden is dat
het voor gemeentes voordeliger zou zijn om de provincie te verzoeken om geluidproductieplafonds
voor industrieterreinen in te stellen. Deze leden vragen of de regering zowel de voor-
en nadelen op een rijtje zou willen zetten. Kan de regering ook aangeven hoe het proces
eruit ziet als een gemeente de taak toch weer terug zou willen krijgen van de provincie?
Wat zou er gebeuren als gemeentes niet op één lijn liggen en er onderling niet uitkomen,
ook als het gaat om het overdragen van de taak aan de provincie?
De leden van de CDA-fractie zien graag een nadere toelichting in hoeverre de keuze
voor het verruimen van bestuurlijke afweging, door het toekennen van ruimere bevoegdheden
aan (decentrale) bestuursorganen, in voldoende mate leidt tot gelijkwaardige bescherming
van burgers? Deze leden vragen of de regering hierbij ook kan aangeven hoe zich dit
verhoudt ten opzichte van de instructieregel die nog vanuit de huidige Wet milieubeheer
(Wm) in het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) opgenomen moet worden. Ook vragen
deze leden waar de ruimte voor een decentrale afweging wordt ingeperkt?
De leden van de CDA-fractie vragen hoe de procedure om een besluit te nemen over geluidproductieplafonds
er in de praktijk uit komt te zien? Komt hier een aparte commissie voor die gedeputeerde
staten en/of de Minister adviseert? Is van tevoren bijvoorbeeld wel bepaald waar de
desbetreffende geluidproductieplafonds zich bevinden, zodat omwonende weten dat er
een besluit voorligt waar ze eventueel een zienswijze voor in kunnen dienen, bezwaar
tegen aan kunnen tekenen of tegen in beroep kunnen gaan?
De leden van de D66-fractie lezen in paragraaf 3.4 dat de methode van monitoring van
geluidproductieplafonds in het Aanvullingsbesluit geluid verder uitgewerkt zal worden.
Kan de regering alvast schetsen hoe de methode eruit zal komen te zien? Door wie en
hoe wordt de methode vastgesteld? Kan en zal de methode worden bijgesteld naar aanleiding
van metingen?
De leden van de GroenLinks-fractie kunnen zich vinden in het uitgangspunt, dat er
een lokale afweging gemaakt moet worden voor het toestaan van activiteiten die geluid
veroorzaken. De aanleg van bijvoorbeeld een bedrijventerrein heeft gevolgen voor de
leefbaarheid van dat gebied. Als er gekozen moet worden tussen industrie en wonen
is het zinvol dat er ook gekozen kan worden tussen de hoeveelheid lawaai die in een
bepaald gebied geproduceerd mag worden. Die zaken hangen met elkaar samen en daarover
moet dus ook in samenhang kunnen worden besloten. Het is dan wel bijzonder dat er
wordt gesteld dat er overal een gelijkwaardig beschermingsniveau is, aangezien het
duidelijk in tegenspraak is met de vrijheid van overheden om op de ene plek meer lawaai
toe te staan dan op de andere plek. Zeker als verschillende overheden verschillende
keuzes maken. Zo kan een lokale overheid kiezen voor een nieuwe woonwijk en weinig
lawaai terwijl het rijk kan besluiten om op de belendende snelweg de maximum snelheid
te verhogen, zonder aanvullende maatregelen te nemen. Hoe gaat de wet burgers hiertegen
beschermen?
De leden van de GroenLinks-fractie willen graag een andere toelichting over de manier
waarop burgers worden beschermd tegen cumulatief geluid van verschillende activiteiten
en/of vergund worden door verschillende overheden. Hoe zit het met de optelsom van
geluid van de ene lokale weg met het geluid van een nationale aanvliegroute van een
vliegveld? Het wordt natuurlijk lastig om vliegroutes enerzijds om stiltegebieden
heen te leidden en anderzijds spoor- en snelwegen te laten mijden om dubbelingen te
voorkomen. Maar de omwonenden van een dergelijke locatie hebben dan wel te maken met
dubbel geluid en minder bescherming.
De leden van de SP-fractie vragen waarom is gekozen dit wetsvoorstel te beperken tot
geluid afkomstig van (spoor-)wegen en industrie. Valt dit geheel samen met de reikwijdte
van de Wgh? Waar gaat bijvoorbeeld het geluid van windmolens onder vallen? Dit kan
door omwonenden als ernstige hinder worden ervaren. Op welke wijze wordt de regelgeving
hieromtrent vastgelegd, als dat niet in deze wet is?
De leden van de SP-fractie vragen welk risico op willekeur er ontstaat, door het beheersen
van geluid afkomstig van bronnen in lokaal beheer, niet meer landelijk wettelijk vast
te leggen? Kan dit worden toegelicht? Hoe wordt de verankering van lokale deskundigheid
en de handhaving in de praktijk vormgegeven?
De leden van de SP-fractie merken op dat er langzamerhand, wet na wet, steeds meer
verantwoordelijkheden worden overgeheveld naar lokale overheden. Op welke wijze wordt
er gemonitord dat dit ook voor kleinere gemeenten goed uitvoerbaar blijft en hoe wordt
dit vervolgens geborgd?
De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat de richtlijnen en normen voor
geluidoverlast constant worden vernieuwd. Deze leden zien de nieuwe wet als een uitgelezen
kans om de nieuwe kaders ook toe te passen op al bestaande geluidsituaties. Hoe gaat
de regering de nieuwe kaders en normen toepassen in dit wetsvoorstel? Erkent de regering
dat door de toegenomen maximale snelheid de geluidoverlast ook is toe genomen?
De leden van de ChristenUnie-fractie valt het op dat de Wgh en de Wm verschillende
geluidnormen hanteren. De bestaande situatie lijkt niet gewijzigd te worden. Waarom
worden de geluidnormen tussen bestaande en nieuwbouwwijken niet gelijk getrokken in
de nieuwe wet? Hoe wordt uitvoering gegeven aan de aangenomen Motie van de leden Van
der Graaf en Sienot over het verminderen van geluidhinder voor omwonenden (Kamerstuk
35 000-A, nr. 7)?
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering waarom er niet voor al het
geluid, met het oog op de beheersing van geluid afkomstig van wegen, spoorwegen, een
nachtregeling komt. Op dit moment is er alleen voor de industrie een speciale nachtregeling.
4. Contouren van de uitvoeringsregelgeving
De leden van de VVD-fractie lezen dat een verhoogd binnenniveau van 41 dB toelaatbaar
is om de transformatie van kantoren tot woningen mogelijk te maken. Deze leden vragen
of er onderzocht is hoe het verhoogd binnenniveau bijdraagt aan de doelstelling om
een gezonde fysieke leefomgeving te realiseren en of dit effect heeft voor het (op
termijn) ontstaan van saneringssituaties.
De leden van de VVD-fractie constateren dat in het stelsel van de Omgevingswet normen
worden opgenomen voor de gecumuleerde geluidbelasting van uiteenlopende geluidbronsoorten,
waaronder industrielawaai, voor zowel de belasting op gevels als de geluidbelasting
in de woningen (het binnenniveau). De huidige regelgeving voorziet niet in normen
voor de gecumuleerde geluidbelasting. Deze leden vragen of er onderzoek is gedaan
ter onderbouwing van de normen voor de gecumuleerde geluidbelasting van verschillende
bronsoorten. Ook vragen deze leden naar de praktische en financiële gevolgen van de
normering in de praktijk. Is dergelijk onderzoek beschikbaar? Zo nee, wordt dat nog
gedaan voordat wordt besloten over de invoering van het nieuwe systeem?
De leden van de VVD-fractie merken op dat in het stelsel van de Omgevingswet het gesommeerde
geluid van verschillende industrieterreinen getoetst wordt aan geluidnormen. De huidige
regelgeving voorziet alleen in toetsing van het geluid per industrieterrein. Deze
leden vragen of er onderzoek gedaan is ter onderbouwing van de normen voor de gesommeerde
geluidbelasting van verschillende industrieterreinen. Ook vragen deze leden naar de
praktische en financiële gevolgen van de normering in de praktijk. Is dergelijk onderzoek
beschikbaar? Zo nee, wordt er nog onderzoek gedaan voordat wordt besloten over de
invoering van het nieuwe systeem?
De leden van de VVD-fractie constateren voorts dat in het stelsel van de Omgevingswet
de op een gezoneerd industrieterrein aanwezige geluidbronnen (binnen én buiten de
inrichtingen) getoetst worden aan de normen voor de geluidbelasting op de omgeving.
De huidige regelgeving voorziet alleen in de toetsing van binnen de inrichtingen aanwezige
geluidbronnen. Is er onderzoek gedaan naar aanpassing van de normen in verband met
het grotere aantal te toetsen bronnen? Zo nee, wordt dat nog gedaan voordat wordt
besloten over de invoering van het nieuwe systeem?
De leden van de VVD-fractie lezen dat het stelsel van de Omgevingswet vervalt voor
gezoneerde industrieterreinen de toepassing van «redelijke sommatie», een factor waarmee
in het huidige stelsel de geluidbelasting wordt gecorrigeerd voor de mate waarin geluidbronnen
gelijktijdig geluid uitstralen. In plaats daarvan worden de geluidbronnen aan een
gesommeerd jaargemiddelde getoetst. Deze leden vragen of dit een beleidsneutrale omzetting
is.
De leden van de CDA-fractie vragen of het in de praktijk zo kan zijn dat gemeente
A een andere waarde voor basisgeluidemissie heeft voor bijvoorbeeld een school dan
gemeente B, waarbij het uitgangspunt is dat de omstandigheden waarin de school staat
precies hetzelfde zijn. Zo ja, hoe ziet de regering dit in het licht van rechtsgelijkheid?
De leden van de CDA-fractie willen graag weten wat de reden is dat leegstand van kantoren
en andere gebouwen aan de reeds bestaande uitzonderingssituaties wordt toegevoegd.
Vaak gaat het om een tijdelijke situatie, kan het aanpassen van de norm gevolgen hebben
voor de functie die het gebouw daarna kan vervullen? Zo ja, hoe ziet aanpassen van
de norm naar de eerdere situatie er dan weer uit?
De leden van de CDA-fractie constateren dat vanwege de toenemende behoefte aan huizen
in de steden er ook steeds meer gekeken wordt naar locaties in de buurt van snelwegen,
provinciale wegen en zeehavens voor nieuwbouw. Daarbij geldt voor zeehaven een aparte
norm. Kan de regering uiteenzetten welke binnenwaarde gehanteerd wordt voor woningen
in de buurt van zeehavens. En kan de regering uiteenzetten in hoeverre een ruimere
toepassing, vanwege de behoefte aan woningbouw, toch niet alsnog wenselijk zou zijn?
De leden van de CDA-fractie vragen of de verhoging van 5 dB voor provinciale wegen
over de binnenwaarde gaat?
De leden van de CDA-fractie ontvangen graag een toelichting op het advies van de World
Health Organization (WHO). Uit het advies van de WHO, met betrekking tot geluid, is
namelijk gebleken dat de geluidbeleving voor weg en rail steeds dichterbij elkaar
komt. Dit zou kunnen betekenen dat de Nederlandse «railbonus» zou kunnen verdwijnen.
Toch heeft de regering in het voorliggende wetsvoorstel hier niet voor gekozen.
De leden van de CDA-fractie vragen in hoeverre inspraak, bezwaar en beroep van toepassing
is bij situaties waar een overschrijving van de maximale waarde toegestaan wordt omdat
sprake is van zwaarwegende economische of zwaarwegende andere maatschappelijke belangen.
De leden van de CDA-fractie vragen of de regering kan aangeven op welke manier de
oude en de nieuwe systematiek te vergelijken is als het gaat over het gelijkwaardige
beschermingsniveau. Klopt het dat hierbij uitgegaan wordt van een landelijk gemiddelde?
Zo ja, kan (de range) inzichtelijk gemaakt worden waarmee tot het landelijk gemiddelde
is gekomen?
De leden van de CDA-fractie vernemen graag wat er bedoeld wordt met «of de werkelijke
geluidemissie de basisgeluidemissie overschrijft». Gaat dit over een meting ten opzichte
van een model?
De leden van de CDA-fractie vragen op welke manier er wordt berekend in hoeverre een
bepaalde bronmaatregel een effect heeft, zodat dit in het model aangepast kan worden.
De leden van de D66-fractie lezen in paragraaf 4.2. van de MvT dat het voor decentraal
bestuur mogelijk is om van de vastgestelde voorkeurswaarde van geluid in projecten
af te wijken. Deze afwijking moet een gemotiveerde afweging zijn van het bestuurlijk
gezag. Aan welke eisen moet zo’n gemotiveerde afweging voldoen? Kunnen ecologische
overwegingen hierin ook meegenomen worden?
De leden van de D66-fractie lezen in paragraaf 4.6 van de MvT dat er «Met de invoering
van de nieuwe geluidregels zal – …- in meer gevallen de gezamenlijke geluidbelasting
van verschillende bronnen worden beoordeeld». In andere woorden wordt aangegeven dat
met het in kaart brengen van geluidbelasting rekening gehouden zal worden met de «cumulatie»
van geluid. Kan de regering verder toelichten hoe de «cumulatie» van geluid wordt
meegenomen in het vaststellen van het normenkader van de omgevingswaarden, de voorkeurswaarde
en de binnenwaarde? Wordt er een maximale waarde vastgesteld voor de geluidbelasting
van een cumulatie van geluid door bijvoorbeeld wegen, sporen, industrieterrein en
luchtvaart? Zo nee, waarom niet?
De leden van de GroenLinks-fractie zijn ook benieuwd hoe de doelstellingen voor de
beleidsvrijheid en ruimte voor lokale afwegingen zich verhouden tot de algemene plicht
voor de overheid om haar burgers te beschermen, met name als het om gezondheid gaat.
Deze wet moet nog worden ingevuld met algemene maatregelen van bestuur (AMvB’s), die
de geluidniveaus gaan regelen, maar blijkens hetgeen nu voorligt is het kennelijk
niet de bedoeling om burgers substantieel beter te beschermen. Deze leden willen daarbij
wijzen op het onlangs verschenen rapport van de WHO, dat vraagt om een veel betere
bescherming tegen omgevingsgeluid dan wat er in de huidige wetgeving is vastgelegd.
Deze leden willen graag weten of bij de invulling van deze kaderwet de gezondheid
van burgers op een betere bescherming kan rekenen of op een slechtere? En wat gaat
dat dan betekenen voor de beleidsvrijheid van overheden, de sanering van bestaande
situaties of de besluitvorming van nieuwe plannen en bestemmingen?
De leden van de SP-fractie merken op dat het nieuwe normenkader veel ruimte voor interpretatie
en afwegen van bestuurlijke belangen biedt. Dat gezondheidseffecten een grens vormen
is duidelijk. Maar dat er al ver voor deze optreden ernstige hinder wordt ervaren,
lijkt niet met het kader te worden ondervangen. Hoe worden omwonenden beschermd vóór
het zover komt dat zij nadelige gezondheidseffecten?
De leden van de SP-fractie baart het zorgen dat er ook van wordt uitgegaan dat het
omgevingsrecht «landelijk gemiddeld gezien» geen verslechtering mag zijn. Dit betekent
natuurlijk niets voor de uitschieters en de ernstige hinder die grote groepen mensen
hiervan ervaren. Deze leden vragen hier een toelichting op.
De leden van de SP-fractie constateren dat het laten vervallen van de geluidproductieplafonds
voor wat betreft gemeentelijke (spoor-)wegen alleen maar als verslechtering kan worden
gezien. De gemeente bepaalt wanneer er sprake is van overlast, zij stellen immers
de grens vast met het niveau van basisgeluidemissie. Deze leden vragen ook ten aanzien
van deze vaststelling hoe de gemeente tot de normen gaat komen. Welke deskundigheid
hebben zij zelf of trekken zij aan? Welke gemeentelijke andere belangen kunnen meegewogen
worden en hoe wordt de weging tussen de verschillende belangen getoetst? Is er nog
sprake dat burgers overal in Nederland op dezelfde wijze wettelijk worden beschermd?
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat de geluidproductieplafonds geen deel
uit maken van het omgevingsplan, omgevingsverordening of waterschapsverordening, terwijl
geluidproductieplafonds wel regels voor de fysieke leefomgeving zijn. Hierdoor kan
afbreuk worden gedaan aan de integrale kenbaarheid van deze regels via het omgevingsplan.
Deze leden vragen de regering hoe de normering van geluidbelasting afkomstig van wegen,
spoorwegen en industrieterreinen zich verhoudt tot de reeds in de Omgevingswet opgenomen
instrumenten?
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat er gelet op het gezondheidsbelang het
streven er primair op is gericht te voldoen aan de voorkeurswaarde. In de MvT wordt
gesteld dat er een gemotiveerde afweging kan worden gemaakt met andere belangen zoals
economie, woningbouw en mobiliteit. Hoe gaat de regering ervoor zorgen dat de gezondheidsdoelstellingen
prioriteit krijgen? Hoe gaat de regering ervoor zorgen dat het belang van de burger
centraal staat bij de bestuurlijke afweging?
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat er aanwijzingen zijn dat geluid van
het wegverkeer op wegen in een stedelijke omgeving als minder hinderlijk wordt ervaren
dan geluid van drukke doorgaande wegen die buiten de stad liggen, zoals autowegen
en autosnelwegen. Waar komen deze aanwijzingen vandaan? Zijn de aanwijzingen sterk
genoeg om te worden gebruikt voor een wettelijk kader?
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat bij aanpassing van een bestaande geluidbron,
waarvoor al eerder geluidproductieplafonds als omgevingswaarden zijn vastgesteld,
als eerste wordt onderzocht of de voorgenomen aanpassing van de bron mogelijk is binnen
de geldende geluidproductieplafonds. Deze leden vragen de regering waarom de aanpassing
binnen de geldende geluidproductieplafonds wordt getoetst? Wat is de afweging om de
aanpassing niet aan de nieuwste normen voor geluidbelasting te laten voldoen?
5. Invoerings- en overgangsrecht
De leden van de VVD-fractie constateren dat er wordt aangegeven dat de sanering van
industrielawaai is afgerond. Deze leden vragen of er onderzoek is gedaan naar het
mogelijk ontstaan van nieuwe saneringssituaties en de praktische en financiële gevolgen
daarvan in de praktijk. Is dergelijk onderzoek beschikbaar? Zo nee, wordt dat nog
gedaan voordat wordt besloten over de invoering van het nieuwe systeem?
De leden van de CDA-fractie verzoeken de regering het overgangsrecht nader toe te
lichten. Deze leden vragen met name naar een verduidelijking met betrekking tot wat
er bedoeld wordt met «een aanvraag» en «een procedure».
De leden van de CDA-fractie vragen of bij de actualisatie van de saneringsopgaven
rekening gehouden is met bronmaatregelen. Zo ja, op welke manier? Zo nee, waarom niet?
De leden van de CDA-fractie ontvangen graag een precies overzicht van de omvang van
de saneringsopgave na actualisatie, met hierin het aantal objecten, de gemeente waar
het betrekking op heeft en een overzicht van de (geschatte) kosten per object. Kan
de regering hierbij tevens inzichtelijk maken voor wie die saneringskosten zijn?
6. Voorbereiding van het wetsvoorstel
De leden van de CDA-fractie vragen of de regering alvast op hoofdlijnen kan aangeven
wat de zorgen waren naar aanleiding van de internetconsultatie die betrekking hebben
op de uitvoeringsbepalingen.
De leden van de CDA-fractie vragen de regering uiteen te zetten hoe geluid de gezondheid
beïnvloedt. Zijn er grenzen bepaald voor gezondheid in relatie tot geluid? Zo ja,
hoe worden die uitgedrukt, door wie en wat is dan de waarde die hiervoor opgesteld
is? Zo nee, hoe wordt het gezondheidsaspect met betrekking tot geluid dan gezien in
relatie tot de Omgevingswet?
De leden van de CDA-fractie verzoeken de regering een reactie te geven over de zorgen
die tijdens de internetconsultatie naar voren waren gekomen als het gaat over het
afwentelen van problematiek tussen overheden. Daarnaast vragen deze leden in hoeverre
overheden naast elkaar in concept met ontwikkelingen bezig kunnen zijn waarbij door
de ene overheid de overgebleven marges van het geluidproductieplafond opgemaakt zijn
en de andere overheid het nakijken heeft.
De leden van de CDA-fractie vragen in hoeverre de regering het systeem van basisgeluidemissies
voor kleinere gemeentes te complex acht. Ook vragen deze leden wie de handhavende
partij is als het gaat om geluid.
De leden van de CDA-fractie vernemen graag in hoeverre de regering het wenselijk vindt
om nu al zaken vast te leggen die financiële consequenties hebben terwijl niet duidelijk
is wat de financiële gevolgen zijn, bijvoorbeeld als het gaat om een geluidsanering.
Heeft de regering ook overwogen om deze aspecten aan te houden tot er meer duidelijkheid
is?
De leden van de D66-fractie constateren dat in het verlengde van de vragen over het
vaststellen van een normenkader en de mogelijkheid om als bevoegd gezag hiervan af
te wijken, in dit hoofdstuk genoemd wordt dat gezondheidseffecten onderdeel zijn van
een integraal bestuurlijke afweging. Zo worden verschillende instrumenten genoemd
die bij een eventuele nadere beoordeling behulpzaam kunnen zijn, bijvoorbeeld de milieueffectrapportage
(MER) voor grote projecten. Daarnaast is het RIVM bezig met het ontwikkelen van een
extra instrument, de zogenoemde milieugezondheidsrisico-indicator. Het toepassen van
dit instrument, in het maken van bestuurlijke afwegingen, is niet verplicht. Kan de
regering toelichten of gemeenten kunnen besluiten dit wel verplicht te maken in het
opstellen van een MER of in besluiten om af te wijken van normenkaders rondom geluid?
Kunnen burgers ook gebruik maken van de bovengenoemde indicator om gemeenten aan te
spreken op vermoedde overtredingen?
7. Overig
De leden van de VVD-fractie vragen hoe ervoor gezorgd wordt dat innovaties die niet
onder de nieuwe wetgeving vallen, zoals warmtepompen, niet belemmerd worden door de
nieuwe wetgeving.
De leden van de GroenLinks-fractie willen ten slotte graag weten hoe deze wet zich
verhoudt tot andere activiteiten die geluid produceren die nu niet zijn benoemd. Zo
is geluidoverlast door bijvoorbeeld horeca, sportfaciliteiten of de speeltuin van
een kinderdagverblijf iets anders dan een weg of industrieterrein, maar ook hiervoor
moeten lokale overheden een afweging maken en moeten burgers zich kunnen beroepen
op een mate van bescherming. Ook geldt hiervoor dat er sprake kan zijn van cumulatief
geluid. Moet dit niet in dezelfde wet worden ondergebracht?
Voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat, Agnes Mulder
Adjunct-griffier van de commissie, Schuurkamp
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.H. (Agnes) Mulder, voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat -
Mede ondertekenaar
B. Schuurkamp, adjunct-griffier
Stemmingsuitslagen
Aangenomen met handopsteken
Fracties | Zetels | Voor/Tegen |
---|---|---|
VVD | 33 | Voor |
PVV | 20 | Voor |
CDA | 19 | Voor |
D66 | 19 | Voor |
GroenLinks | 14 | Tegen |
SP | 14 | Tegen |
PvdA | 9 | Voor |
ChristenUnie | 5 | Voor |
PvdD | 5 | Tegen |
50PLUS | 4 | Voor |
DENK | 3 | Voor |
SGP | 3 | Voor |
FVD | 2 | Voor |
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.