Verslag (initiatief)wetsvoorstel (nader) : Verslag
35 058 Wijziging van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, de Wet op het financieel toezicht en de Wet giraal effectenverkeer ter uitvoering van Richtlijn 2017/828/EU van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2017 tot wijziging van Richtlijn 2007/36/EG wat het bevorderen van de langetermijnbetrokkenheid van aandeelhouders betreft (PbEU 2017, L 132)
Nr. 4 VERSLAG
Vastgesteld 4 december 2018
De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid, belast met het voorbereidend onderzoek
van dit voorstel van wet, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het
voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen
zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het voorstel van wet
genoegzaam voorbereid.
I ALGEMEEN
1. Inleiding
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de wijziging van Boek 2 van het
Burgerlijk Wetboek, de Wet op het financieel toezicht en de Wet giraal effectenverkeer
ter uitvoering van Richtlijn 2017/828/EU van het Europees Parlement en de Raad van
17 mei 2017 tot wijziging van Richtlijn 2007/36/EG wat het bevorderen van de langetermijn
betrokkenheid van aandeelhouders betreft (PbEU 2017, L 132) (hierna: het wetsvoorstel)
en hebben nog enkele vragen.
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van onderhavig
wetsvoorstel. De richtlijn zal bijdragen aan meer betrokkenheid van aandeelhouders
door de transparantie van de vennootschap te vergroten en de invloed en toezichtmogelijkheden
van de aandeelhouder te verruimen. Dit kunnen de voornoemde leden ondersteunen. De
aan het woord zijnde leden zien in de wijze van implementatie terug dat er op verschillende
onderdelen voor wordt gekozen geen gebruik te maken van lidstaatopties die de richtlijn
biedt. Het ligt in de lijn der verwachting dat andere landen dat anders invullen.
Kan de regering aangeven hoe, bijvoorbeeld de ons omringende landen, omgaan met de
implementatie van de richtlijn? Ziet de regering een risico op fragmentatie van regels
en voorschriften tussen vennootschappen afhankelijk van de lidstaat waarin men is
gevestigd? In hoeverre is dit bevorderlijk voor de (beoogde) verbetering van de transparantie?
Kan de regering aangeven of er bij de implementatie van de richtlijn is gekozen voor
implementatie met weinig lastenverzwaring voor het bedrijfsleven?
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met grote belangstelling kennisgenomen van
onderhavig wetsvoorstel waarmee, kort gezegd de betrokkenheid van aandeelhouders bij
de corporate governance van beursvennootschappen verder wordt vergroot en de transparantie
tussen vennootschappen en beleggers wordt bevorderd. Het op verantwoorde en efficiënte
wijze uitoefenen van de aan aandelen verbonden zeggenschapsrechten versterkt de controlerende
verhoudingen binnen beursvennootschappen, zo veronderstellen deze leden. Dat is hoogstnoodzakelijk;
in het huidige stelsel overheerst het kortetermijnbelang van winstmaximalisatie, vaak
ten koste van maatschappelijke belangen van stakeholders (people, planet) die zich
niet vertegenwoordigt weten in het bestuur van en de controle op beursgenoteerde vennootschappen.
De voorgenoemde leden hebben nog enkele vragen.
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel en hebben hierbij
enkele vragen en opmerkingen.
2. Bezoldigingsverslag
De leden van de CDA-fractie lezen dat artikel 9 lid 4 van de richtlijn onder meer
voorschrijft dat de jaarlijks algemene vergadering het recht heeft een adviserende
stemming te houden over het bezoldigingsverslag van het recentste boekjaar. Kan de
regering aangeven of het hier gaat om een optioneel recht van de algemene vergadering
of wordt dit een verplicht onderdeel van de vergadering? Indien het een optioneel
recht van de algemene vergadering betreft, vragen zij of dit ook geldt voor de optie
die wordt gegeven aan kleine en middelgrote vennootschappen het bezoldigingsverslag
als afzonderlijk agendapunt te bespreken. Indien de adviserende stemming optioneel
is en de afzonderlijke bespreking verplicht, dan vragen deze leden de regering in
hoeverre de afzonderlijke bespreking daadwerkelijk zal leiden tot lastenverlichting.
3. Transacties met verbonden partijen
De leden van de CDA-fractie lezen dat artikel 9 quater lid 1 van de richtlijn het
onder meer mogelijk maakt dat openbaarmaking van een transactie een andere definitie
van materialiteit kan hanteren dan dat er gebruikt wordt bij de goedkeuring van een
transactie. Kan de regering een voorbeeld geven van een situatie waar dit wenselijk
is? Ten aanzien van de optie in de richtlijn die het voor lidstaten mogelijk maakt
dat de in artikel 9 quater lid 2 bedoelde aankondiging vergezeld dient te gaan van
een verslag waarin wordt beoordeeld of de transactie al dan niet redelijk en billijk
is, lezen de voornoemde leden dat er is gekozen dit niet verplicht te stellen. Kan
de regering ingaan op de voordelen van deze verplichting? Ook vragen deze leden of
er een schatting is gemaakt van de verwachte lastenverzwaring bij het invoeren van
een dergelijke verplichting?
4. Identificatie van aandeelhouders, doorgifte van informatie en facilitering van
de uitoefening van aandeelhoudersrechten
De leden van de CDA-fractie lezen dat de richtlijn ook regels stelt ten behoeve van
de identificatie van aandeelhouders, de doorgifte van informatie en de facilitering
van de uitoefening van aandeelhoudersrechten. Kan de regering toelichten hoe deze
regelgeving in de richtlijn zich verhoudt tot het aandeelhoudersregister dat verplicht
wordt gesteld door de vierde Anti-Witwasrichtlijn waarvan het wetsvoorstel naar verwachting
in 2019 naar de Kamer wordt gezonden? Ook vragen deze leden hoe deze regelgeving zich
verhoudt tot het initiatiefvoorstel Wet centraal aandeelhoudersregister (Kamerstuk
34 661).
5. Gevolgen voor het bedrijfsleven
De leden van de VVD-fractie merken op dat in de memorie van toelichting staat dat
de incidentele kosten die gepaard gaan met de aanpassing van systemen, als gevolg
van dit wetsvoorstel, moeilijk zijn in te schatten maar vermoedelijk enkele miljoenen
euro’s bedragen. Kan de regering ingaan op deze incidentele kosten, aan wat voor kosten
moeten zij dan denken? Kan de regering alsnog een poging doen een betere inschatting
hiervan te maken?
6. Resultaten consultatie en advies
De leden van de VVD-fractie lezen dat de regering schrijft «Over het algemeen was
er steun voor het doel van de richtlijn en de implementatie daarvan in het wetsvoorstel.»
Toch constateren de voornoemde leden dat veel partijen die bij de internetconsultatie
uitgebreid commentaar hebben geleverd, alsnog een brief naar de Tweede Kamer hebben
gestuurd met suggesties voor wijzigingen van het wetsvoorstel. Zo vindt Eumedion,
het corporate governance en duurzaamheidsforum voor institutionele beleggers, dat
de grip van de algemene vergadering op het bezoldigingsbeleid van bestuurders wordt
uitgehold. Begrijpen de aan het woord zijnde leden het goed dat de regering in het
implementatiewetsvoorstel gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid die de onderliggende
richtlijn biedt in uitzonderlijke gevallen af te kunnen wijken van het bezoldigingsbeleid.
Die mogelijkheid staat in artikel 9 bis lid 4 van de richtlijn, dat luidt: «De lidstaten
kunnen vennootschappen in uitzonderlijke omstandigheden toestaan tijdelijk van het
bezoldigingsbeleid af te wijken mits in het beleid is bepaald onder welke procedurele
voorwaarden de afwijking kan worden toegepast en van welke onderdelen van het beleid
kan worden afgeweken. Onder uitzonderlijke omstandigheden als bedoeld in de eerste
alinea worden uitsluitend situaties begrepen waarin de afwijking van het bezoldigingsbeleid
noodzakelijk is om de langetermijnbelangen en duurzaamheid van de vennootschap als
geheel te dienen of haar levensvatbaarheid te garanderen.» Deze lidstaatoptie uit
de richtlijn is geïmplementeerd in de leden 3 en 4 van het voorgestelde artikel 135a
van Boek 2 BW. Klopt dat? Zo ja, waarom is ervoor gekozen deze lidstaatoptie te gebruiken?
Hoe staat de regering tegenover de mogelijkheid om deze leden te schrappen, zoals
Eumedion voorstelt? Wat zijn hiervan de voor- en de nadelen?
De leden van de VVD-fractie delen het uitgangspunt van de regering dat lidstaatopties
worden overgenomen indien ze bijdragen aan lastenverlichting of aansluiten bij de
bestaande praktijk, wetgeving, zelfregulering of rechtspraak. In hoeverre is dat hier
ook het geval?
Kan de regering tevens ingaan op het advies van de gecombineerde commissie Vennootschapsrecht
van de Nederlandse orde van advocaten en de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie
en op het commentaar van de VNO-NCW en MKB-Nederland, die beiden op 26 november 2018
naar de Kamer zijn gestuurd?
De leden van de GroenLinks-fractie merken op dat het wetsvoorstel voorziet in een
lidstaatoptie op grond waarvan in uitzonderlijke gevallen kan worden afgeweken van
het bezoldigingsbeleid. Hoe verhoudt deze optie zich tot de bevoegdheden van de aandeelhouders
inzake het vaststellen van de bezoldiging van bestuurders? Onder welke omstandigheden
acht de regering het aanvaardbaar van deze lidstaatoptie gebruik te maken en hoe wordt
daar, buiten de Algemene Aandeelhouders Vergadering (AVA)en de Raad van Commissarissen
(RvC) om, toezicht op gehouden? Wat acht de regering van de geconstateerde verstorende
werking van administratiekantoren op de AVA-stemming en op het bezoldigingsbeleid?
Deelt de regering de mening dat eigenlijk alleen certificaathouders zouden mogen deelnemen
aan de stemmingen in de algemene vergadering als het het bezoldigingsbeleid betreft?
Ongeregeld blijft welke aanpassingen in het bezoldigingsbeleid aan de aandeelhouders
moet worden voorgelegd? Deelt de regering voorts de mening dat elke substantiële stijging
van de bezoldiging van bestuurders, aan de algemene vergadering moet worden voorgelegd?
De leden van de SP-fractie lezen in de memorie van toelichting dat de regering heeft
gekozen voor het overnemen van lidstaatopties indien deze bijdragen aan lastenverlichting
of aansluiten bij de bestaande praktijk. Deze leden vragen de regering waarom alleen
is gekozen voor lastenverlichting en niet voor andere uitgangspunten. Welke lidstaatopties
zijn niet opgenomen omdat deze niet de lastenverlichting bevorderen, of het bestaand
nationaal recht met dit wetsvoorstel teniet wordt gedaan en of sprake kan zijn van
een combinatie van beiden. Deze leden vragen de regering deze keuzes, zoals gemaakt
in de transponeringstabel, toe te lichten waar het deze gevallen betreft.
De aan het woord zijnde leden zouden in het bijzonder een toelichting willen hebben
waarom niet is gekozen voor de optie te verbieden dat tussenpersonen kosten in rekening
brengen en hoe dit zich verhoudt tot het provisieverbod voor beleggingsondernemingen.
Ook vragen deze leden de regering waarom de optie een adviserende stemming voor het
bezoldigingsbeleid op te nemen niet is geïmplementeerd en waarom het niet aansluiten
bij bestaande wetgeving afdoende reden is om de optie niet te implementeren. Daarnaast
vragen de voorgenoemde leden de regering waarom wel gebruik is gemaakt van de lidstaatoptie
op grond waarvan in uitzonderlijke gevallen kan worden afgeweken van het bezoldigingsbeleid.
Tevens vragen deze leden de regering meer in algemene zin te reageren op de kritiek
van onder andere Eumedion dat deze wet de grip op het bezoldigingsbeleid van bestuurders
uitholt en hoe volgens haar de grip van werknemers op het bezoldigingsbeleid kan worden
vergroot.
Als laatste zijn de leden van de SP-fractie benieuwd hoe de bevordering van de aandeelhoudersbetrokkenheid
in deze wet tot uitdrukking komt, anders dan door vermogensbeheerders te verplichten
informatie te verstrekken aan institutionele beleggers teneinde te beoordelen of deze
beheerders een langetermijnstrategie hanteren.
De voorzitter van de commissie, Van Meenen
De adjunct-griffier van de commissie, Tielens-Tripels
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P.H. van Meenen, voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid -
Mede ondertekenaar
P.F.L.M. Tielens-Tripels, adjunct-griffier
Stemmingsuitslagen
Aangenomen met handopsteken
Fracties | Zetels | Voor/Tegen |
---|---|---|
VVD | 33 | Voor |
PVV | 20 | Tegen |
CDA | 19 | Voor |
D66 | 19 | Voor |
GroenLinks | 14 | Voor |
SP | 14 | Voor |
PvdA | 9 | Voor |
ChristenUnie | 5 | Voor |
PvdD | 5 | Voor |
50PLUS | 4 | Voor |
DENK | 3 | Voor |
SGP | 3 | Voor |
FVD | 2 | Tegen |
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.