Voorstel van wet (initiatiefvoorstel) : Voorstel van wet
35 094 Voorstel van wet van de leden Futselaar, Bromet en Moorlag houdende regels voor de regulering van aantallen landbouwhuisdieren en aantallen veehouderijlocaties in veedichte gebieden (Interimwet veedichte gebieden)
Artikel 1 Begripsbepalingen
Artikel 2 Programma
Artikel 3 Algemene regels
Artikel 4 Indicatoren
Artikel 5 Differentiatie
Artikel 6 Procedure
Artikel 7 Geldigheidsduur provinciale verordeningen
Artikel 8 Verbod
Artikel 9 Verstrekking gegevens dieraantallen
Artikel 10 Nadeelcompensatie
Artikel 11 Aanwijzing toezichthouders
Artikel 12 Wet op de economische delicten
Artikel 13 Algemene wet bestuursrecht
Artikel 14 Inwerkingtreding
Artikel 15 Citeertitel
Nr. 2
VOORSTEL VAN WET
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat dat in sommige gebieden de kwaliteit van
de fysieke leefomgeving onder druk staat als gevolg van de omvang van de veehouderij
en dat het daarom wenselijk is dat het provinciebestuur met het oog op de kwaliteit
en de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving regels kan stellen over de omvang van
de veehouderij in die gebieden;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen
overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden
en verstaan bij deze:
Artikel 1 Begripsbepalingen
1. In deze wet en daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
– diercategorie:
categorie van landbouwhuisdieren van dezelfde diersoort die worden gehouden voor dezelfde
landbouwdoeleinden;
– dierenverblijf:
gebouw, inclusief verharde uitloop voor het houden van landbouwhuisdieren of bouwwerken
voor het houden van pelsdieren;
– huisvestingssysteem:
systeem voor het houden van landbouwhuisdieren van een diercategorie in een dierenverblijf
of een gedeelte daarvan;
– landbouwhuisdier:
zoogdier of vogel voor de productie van vlees, eieren, melk, wol, pels of veren, of
paarden of pony’s voor het fokken;
– landbouwtelling:
verstrekking van gegevens en statistische informatie zoals bedoeld in een regeling
op grond van de artikel 25 van de Landbouwwet;
– plv-gebied:
gebied waarvoor op grond van artikel 2, eerste lid, een programma is vastgesteld;
– veehouderijlocatie:
een locatie van een veehouderij voor het houden van landbouwhuisdieren in een of meer
dierenverblijven die in elkaars onmiddellijke nabijheid zijn gelegen.
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan het begrip «veehouderijlocatie»
nader worden bepaald in het belang van een goede uitvoering van deze wet.
Artikel 2 Programma
1. Provinciale staten kunnen voor een gebied een programma «leefomgeving en veehouderijen»
vaststellen voor de ontwikkeling van de veehouderijen in dat gebied met het oog op
het bereiken en in standhouden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en
een goede omgevingskwaliteit en het doelmatig beheren, gebruiken en ontwikkelen van
de fysieke leefomgeving ter vervulling van maatschappelijke behoeften.
2. Het programma kan doelstellingen bevatten over in ieder geval:
a. het aantal landbouwhuisdieren dat ten hoogste op de veehouderijlocaties in het gebied
gezamenlijk wordt gehouden,
b. het aantal landbouwhuisdieren dat ten hoogste op een veehouderijlocatie in het gebied
wordt gehouden,
c. het aantal veehouderijlocaties dat zich ten hoogste in het gebied bevindt.
Artikel 3 Algemene regels
1. Provinciale staten kunnen bij verordening met het oog op het in artikel 2, eerste
lid, genoemde belang, voor het bereiken van een doelstelling als bedoeld in artikel
2, tweede lid, regels stellen over:
a. het aantal landbouwhuisdieren dat ten hoogste op een veehouderijlocatie in dat gebied
wordt gehouden;
b. het in gebruik nemen van nieuwe veehouderijlocaties in dat gebied.
2. Bij of krachtens de in het eerste lid, aanhef en onder a, bedoelde regels:
a. worden de aantallen landbouwhuisdieren bepaald die ten hoogste op de onderscheidenlijke
veehouderijlocaties in dat gebied worden gehouden, en
b. kunnen voorwaarden worden gesteld voor het in afwijking daarvan uitbreiden van het
aantal gehouden landbouwhuisdieren waaronder de voorwaarde dat uitbreiding slechts
is toegestaan als dit niet leidt tot een overschrijding van het aantal dat als doelstelling,
bedoeld in artikel 2, tweede lid, onder a, is bepaald.
3. Bij de in het eerste lid, onder a bedoelde regels kan worden bepaald dat gedeputeerde
staten:
a. ontheffing kunnen verlenen van het bepaalde bij of krachtens de verordening, aan welke
ontheffing voorschriften en beperkingen kunnen worden verbonden;
b. bij beschikking per veehouderijlocatie vaststellen wat het aantal landbouwhuisdieren
is dat ten hoogste op die locatie wordt gehouden.
4. Bij of krachtens verordening kunnen regels worden gesteld over de wijze waarop het
aantal landbouwhuisdieren dat op een veehouderijlocatie wordt gehouden, wordt bepaald.
Artikel 4 Indicatoren
In een programma als bedoeld in artikel 2 en bij het stellen van regels als bedoeld
in artikel 3 houden provinciale staten rekening met in ieder geval de actuele situatie
en de verwachte ontwikkeling ten aanzien van het aantal landbouwhuisdieren dat gemiddeld
per oppervlakteeenheid in een gebied wordt gehouden, het aantal mensen dat gemiddeld
per oppervlakte-eenheid in dat gebied woonachtig is en de mate waarin bewoning en veehouderijen
in dat gebied zijn verweven.
Artikel 5 Differentiatie
Bij de toepassing van de artikelen 2, 3, 4, 9 en 10 kan onderscheid worden gemaakt
naar diercategorieën en huisvestingssystemen en tussen delen van het plv-gebied.
Artikel 6 Procedure
1. Op de voorbereiding van een programma als bedoeld in artikel 2 of een verordening
als bedoeld in artikel 3 is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige
toepassing, met dien verstande dat de kennisgeving, bedoeld in artikel 3:12 van die
wet, tevens langs elektronische weg geschiedt en het ontwerp met de daarbij behorende
stukken tevens langs elektronische weg beschikbaar worden gesteld. Zienswijzen kunnen
naar voren worden gebracht door een ieder.
2. Provinciale staten kunnen voor een plv-gebied een voorbereidingsbesluit nemen met
het oog op de voorbereiding, vaststelling en inwerkingtreding van de in artikel 3
bedoelde verordening.
3. Om te voorkomen dat het plv-gebied waarop het voorbereidingsbesluit betrekking heeft,
minder geschikt wordt voor de verwezenlijking van het doel waarvoor de verordening
wordt vastgesteld, kan bij dat besluit worden bepaald dat het in daarbij aangewezen
gevallen verboden is:
a. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren,
b. bouwwerken te slopen,
c. het gebruik van bouwwerken of locaties te wijzigen,
d. het aantal gehouden landbouwhuisdieren uit te breiden.
4. Het voorbereidingsbesluit vervalt na anderhalf jaar, of, voor zover binnen die termijn
het besluit over de vaststelling van de verordening is bekendgemaakt, op het tijdstip
waarop de verordening in werking treedt of is vernietigd.
5. Provinciale staten kunnen de bevoegdheid, bedoeld in het derde lid, delegeren aan
gedeputeerde staten.
Artikel 7 Geldigheidsduur provinciale verordeningen
De op grond van deze wet vastgestelde verordeningen worden vastgesteld voor een periode
van ten hoogste vijf jaren en kunnen telkens met een periode van ten hoogste vijf
jaren worden verlengd.
Artikel 8 Verbod
1. Het is verboden op een veehouderijlocatie in een plv-gebied landbouwhuisdieren te
houden in strijd met de krachtens artikel 3, eerste lid, onder a, gestelde regels.
2. Het is verboden een nieuwe veehouderijlocatie in een plv-gebied in gebruik te nemen
in strijd met de krachtens artikel 3, eerste lid, onder b, gestelde regels.
Artikel 9 Verstrekking gegevens dieraantallen
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat de gegevens
die door een houder van dieren worden verstrekt in het kader van de landbouwtelling
en op grond van de artikelen 4 en 96 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren,
mede kunnen worden gebruikt voor de uitvoering van artikel 3 van deze wet en kunnen
regels worden gesteld over de gegevensverstrekking door Onze Minister van Economische
Zaken aan gedeputeerde staten en over de gegevensverwerking door gedeputeerde staten.
Artikel 10 Nadeelcompensatie
1. Gedeputeerde staten kennen degene die in de vorm van een inkomensderving of een vermindering
van de waarde van een onroerende zaak schade lijdt of zal lijden als gevolg van een
krachtens deze wet door provinciale staten of gedeputeerde staten genomen, of door
hen geacht te zijn genomen besluit, op aanvraag een tegemoetkoming toe, voor zover
de schade redelijkerwijs niet voor rekening van de aanvrager behoort te blijven en
voor zover de tegemoetkoming niet voldoende anderszins is verzekerd.
2. Een aanvraag wordt ingediend binnen vijf jaar na het moment waarop het besluit, bedoeld
in het eerste lid, onherroepelijk is geworden.
3. Gedeputeerde staten kunnen een schadebeoordelingscommissie instellen en kunnen over
de aanvraag het advies van deze schadebeoordelingscommissie inwinnen.
4. Bij de beslissing op de aanvraag betrekken gedeputeerde staten gezag in ieder geval:
a. de voorzienbaarheid van het besluit, bedoeld in het eerste lid,
b. de mogelijkheden van de aanvrager om de schade te voorkomen of te beperken.
5. Binnen het normale maatschappelijke risico vallende schade blijft voor rekening van
de aanvrager.
6. Indien gedeputeerde staten een tegemoetkoming toekennen, vergoeden zij daarbij ook:
a. de redelijkerwijs gemaakte kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand
en andere deskundige bijstand,
b. de wettelijke rente, te rekenen met ingang van de datum van ontvangst van de aanvraag.
7. De kosten van de schadebeoordelingscommissie worden de verzoeker niet in rekening
gebracht.
8. Provinciale staten kunnen bij verordening regels stellen over:
a. de indiening en motivering van een aanvraag voor tegemoetkoming in de schade,
b. de procedure voor de behandeling van een aanvraag voor een tegemoetkoming in de
schade,
c. de beoordeling van een aanvraag voor een tegemoetkoming in de schade,
d. de samenstelling van een schadebeoordelingscommissie.
9. Gedeputeerde staten beslissen binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag of,
als over een verzoek om schadevergoeding advies krachtens het derde lid is ingewonnen,
binnen negen weken na ontvangst van het advies.
Artikel 11 Aanwijzing toezichthouders
1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet zijn belast
de bij besluit van gedeputeerde staten aangewezen ambtenaren.
2. Van een besluit tot aanwijzing van toezichthouders wordt mededeling gedaan door plaatsing
in het provinciaal blad.
Artikel 12 Wet op de economische delicten
In artikel 1, onder 4°, van de Wet op de economische delicten wordt in de alfabetische
rangschikking een onderdeel ingevoegd, luidende: de Interimwet veedichte gebieden,
artikel 8;.
Artikel 13 Algemene wet bestuursrecht
In artikel 1 van bijlage 2 van de Algemene wet bestuursrecht wordt in de alfabetische
volgorde een onderdeel ingevoegd, luidende:
Interimwet veedichte gebieden:
artikel 2, eerste lid
Artikel 14 Inwerkingtreding
De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen
tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan
worden vastgesteld.
Artikel 15 Citeertitel
Deze wet wordt aangehaald als: Interimwet veedichte gebieden.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries,
autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering
de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.