Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng van een schriftelijk overleg over het ontwerpbesluit tot wijziging van het Activiteitenbesluit milieubeheer in verband met de implementatie van Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/1442 tot vaststelling van BBT-conclusies voor grote stookinstallaties (Kamerstuk 29383-306)
2018D55634 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat hebben verschillende fracties
de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Staatssecretaris van Infrastructuur
en Waterstaat over de Voorpublicatie tot wijziging van het Activiteitenbesluit milieubeheer
in verband met de implementatie van Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/1442 tot vaststelling
van BBT-conclusies voor grote stookinstallaties (Kamerstuk 29 383, nr. 306).
De voorzitter van de commissie, Agnes Mulder
De adjunct-griffier van de commissie, Schuurkamp
Inhoudsopgave
blz.
I
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
1.
Inleiding
2
2.
Algemeen
2
3.
Aanscherping bestaande emissiegrenswaarden grote stookinstallaties
3
4.
Nieuwe voorschriften afvalwater van rookgasreiniging
4
5.
Milieueffecten
4
6.
Zienswijze Tata Steel
4
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
1. Inleiding
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het ontwerpbesluit Beste Beschikbare
Technieken (BBT) voor grote stookinstallaties. Deze leden hebben daarover nog enkele
vragen.
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het genoemde ontwerpbesluit.
D66 heeft grote ambities als het gaat om decarbonisatie en verbetering van de luchtkwaliteit,
waar dit besluit positieve gevolgen op kan hebben. Om deze reden wilt de D66-fractie
de Staatssecretaris nog enkele vragen voorleggen.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van het ontwerpbesluit en
hebben enkele opmerkingen hierover.
2. Algemeen
De leden van de D66-fractie zijn verheugd om te lezen dat de implementatie van het
uitvoeringsbesluit zal leiden tot verbetering van het milieu, zoals een betere luchtkwaliteit
in Nederland. Kan de Staatssecretaris toelichten wat de verwachte luchtkwaliteitsverbetering
is?
De leden van de D66-fractie constateren na het lezen van de memorie van toelichting
(MvT) dat de nieuwe BBT-conclusies relatief weinig impact hebben op het verminderen
van CO2-emissies van de Nederlandse grote stookinstallaties. Kan de Staatssecretaris toelichten
wat de emissieprestaties/ milieuprestaties zijn van de meest recent beschikbare stookinstallaties
op de Nederlandse markt en hoe die zich verhouden tot de BBT-conclusies, zoals genoemd
in het ontwerpbesluit?
De leden van de GroenLinks-fractie zijn over het algemeen tevreden over de omzetting
van de Europese richtlijn in nationale regelgeving. Het uitgangspunt dat voor elke
milieuvervuilende activiteit telkens de best beschikbare techniek wordt gebruikt om
zo de milieu-impact te minimaliseren zonder de activiteit te moeten verbieden, kan
op steun van deze leden rekenen. Deze systematiek zorgt ervoor dat Nederland bij de
koplopers blijft behoren doordat elke keer de beste technieken ingezet worden.
De leden van de GroenLinks-fractie zijn wel van mening dat in een aantal gevallen
de «Best Beschikbare Techniek» ruimer moet worden opgevat dan nu gebruikelijk is.
Zo is de beste, schoonste en meest efficiënte kolencentrale per definitie niet de
best beschikbare techniek om elektriciteit te produceren. Er zijn immers technieken
die geheel zonder emissie hetzelfde product kunnen leveren.
Ook geldt wat de leden van de GroenLinks-fractie betreft altijd het gebod om bij de
keuze voor een techniek naar de hele keten te kijken. Dat kan betekenen dat een bepaalde
techniek misschien wel goed presteert, maar dat de factoren eromheen, zoals grondstoffenwinning,
onacceptabele effecten hebben. Dit geldt bijvoorbeeld voor veel biomassacentrales
waarvoor onvoldoende duurzame biomassa beschikbaar is. De term BBT zoals die in het
voorliggende voorstel wordt gehanteerd is dus veel te nauw om een goede keus te kunnen
maken.
3. Aanscherping bestaande emissiegrenswaarden grote stookinstallaties
De leden van de CDA-fractie vragen in hoeverre de voorgestelde normen voor stikstofdioxide-emissies
(NOx) en zwaveldioxide-emissies (SO2) rekening houden met de toename van het gebruik van hoogcalorisch gas, de reductie
van CO2-emissies en het meer stand-by staan van warmtekrachtkoppelinginstallaties (WKK-installaties).
Is het mogelijk om in de normering meer rekening te houden met deze ontwikkelingen?
Zo ja, waarom is daarvoor niet gekozen?
De leden van de CDA-fractie willen daarnaast graag weten in hoeverre de maand- en
jaarnormen na een rekenkundige exercitie onderling vergelijkbaar zijn als er gebruik
wordt gemaakt van meerdere brandstoffen.
De leden van de D66-fractie lezen in de MvT dat er voor oude stookinstallaties, onder
voorwaarden, soepeler maatwerk in de vergunningsverlening voor bedrijven mogelijk
blijft. Deze leden vragen of de Staatssecretaris kan toelichten hoe het openhouden
van oude stookinstallaties zich verhoudt tot de klimaatambities van het kabinet. Hoeveel
«maatwerk», zoals genoemd in het ontwerpbesluit, vindt op dit moment plaats in vergunningsverlening
ten behoeve van oude installaties en voor hoeveel installaties in Nederland zal er
nieuw maatwerk plaatsvinden? Deze leden vragen ook wat er bedoeld wordt met «oude»
installaties en hoe de Staatssecretaris zorgdraagt voor uiteindelijke uitfasering
van deze oude installaties? Waarom geldt er een uitzondering voor installaties met
minder dan 500 bedrijfsuren per jaar?
De leden van de D66-fractie lezen in de MvT dat de nieuw verscherpte emissiegrenswaarden
voor NOx zullen leiden tot aanpassing of vervanging van bestaande gasturbines. Er wordt aangegeven
dat gasturbines mogelijk vanaf 2021 minder bedrijfsuren gaan maken of zelfs buiten
bedrijf worden gesteld. Kan de Staatssecretaris toelichten hoeveel bestaande gasturbines
vanaf 2021 op non-actief worden gezet en kan de Staatssecretaris aangeven of zij bereid
is om de Kamer hierover te informeren?
De leden van de GroenLinks-fractie merken op dat bij het vaststellen van de emissienormen
er in Nederland altijd de meest ambitieuze norm mogelijk gekozen zou moeten worden.
Luchtvervuiling is nog steeds de meest dodelijke milieuvervuiling. Onze natuur lijdt
sterk onder de stikstofemissies en juist puntbronnen zoals stookinstallaties kunnen
vaak goed schoner worden met gebruik van betere filters. Ook zijn veel stookinstallaties
in de procesindustrie geheel overbodig omdat er overgeschakeld kan worden op elektriciteit
als energiebron. Daarmee vervalt de noodzaak om voor allerlei installaties aparte
regelingen te maken.
De leden van de GroenLinks-fractie willen ook weten hoe de voorliggende emissierichtlijn
in het ontwerpbesluit zich verhoudt tot de lijst met zeer zorgwekkende stoffen en
andere richtlijnen voor de emissie van schadelijke stoffen. Ook willen deze leden
graag weten wat er nu gebeurt om de emissies en lozing van schadelijke en schaarse
stoffen te voorkomen door ze terug te winnen, ook als dit commercieel (nog) niet aantrekkelijk
is.
4. Nieuwe voorschriften afvalwater van rookgasreiniging
De leden van de D66-fractie lezen dat stookinstallaties zo ingericht moeten worden
dat blus- en afvalwater opgevangen dient te worden om te voorkomen dat dit terecht
komt in oppervlakte- of grondwater. Deze leden maken zich zorgen over blus- en afvalwaterlozing
in het grondwater. Kan de Staatssecretaris toelichten hoe deze milieueisen mogelijk
positieve effecten hebben, in de zin dat ze lozingen tegengaan dan wel verminderen?
5. Milieueffecten
De leden van de D66-fractie vragen de Staatssecretaris of er meer bekend is over de
implementatie van de eisen in andere (naburige) landen, gezien het hier gaat om implementatie
van Europese regelgeving en alle lidstaten moeten voldoen aan de Europese milieueisen
voor grote stookinstallaties. Heeft de Staatssecretaris inzicht in de gevolgen op
het milieu en de luchtkwaliteit van deze regelgeving op het Europees energiesysteem?
De leden van de D66-fractie vragen de Staatssecretaris, gezien de grote klimaatopgave
en het Parijsakkoord, of de gestelde emissienormen in de BBT-conclusies voldoende
zijn om een emissiereductie te bewerkstelligen van 49% aan CO2-equivalenten in 2030 ten opzichte van 1990 in de Europese Unie? Is de Staatssecretaris
bereid om zich in te zetten voor een tussentijdse Europese evaluatie van deze BBT-conclusies
in het kader van de klimaatopgave?
6. Zienswijze Tata Steel
De leden van de CDA-fractie vragen de Staatssecretaris om een reactie op de zienswijze
van Tata Steel, d.d. 12 november 2018, waarin aangegeven wordt dat er in het ontwerpbesluit
gekozen wordt om strengere normen te hanteren dan in het ontwerpuitvoeringsbesluit
wordt voorgeschreven. Deze leden zien deze, volgens Tata Steel strengere invulling,
niet terug in de transponeringstabel waarin de Staatssecretaris in een aantal gevallen
motiveert wanneer en waarom er wordt afgeweken. Deze leden vragen aan de Staatssecretaris
dit toe te lichten. In de MvT staat dat bij de implementatie het optimum is gezocht
door voetnoten die relevant zijn voor installaties in Nederland wel over te nemen.
Kan de Staatssecretaris aangeven hoe deze voorstelling van zaken zich verhoudt tot
het signaal van Tata Steel dat aangeeft een andere interpretatie van tabel 5.5 Activiteitenbesluit
milieubeheer verwacht te hebben waarin maatwerk mogelijk gemaakt zou worden? Is de
Staatssecretaris bereid maatwerk mogelijk te maken, zo vragen deze leden. Zo nee,
waarom niet?
Ook willen de leden van de CDA-fractie van de Staatssecretaris weten wat zij er van
zou vinden als door het implementeren van het huidig voorliggend Activiteitenbesluit milieubeheer Tata Steel meer NOx-emissie uit gaat stoten dan momenteel het geval is. Deze leden vragen daarnaast hoe
de omgevingsvergunningverlening en het beroep van de Inspectie Leefomgeving en Transport
daartegen zich verhouden tot het voorliggende ontwerpbesluit1?
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.H. (Agnes) Mulder, voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat -
Mede ondertekenaar
B. Schuurkamp, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.